[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Richtlijn DAC7 (Directive on administrative cooperation, zevende wijziging)

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2024D16785, datum: 2024-04-23, bijgewerkt: 2024-05-01 12:21, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1377).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1377 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2024Z07315:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

31 066 Belastingdienst

Nr. 1377 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2024

Per 1 januari 2023 is er een nieuwe Europese richtlijn in werking getreden. Deze richtlijn, DAC7 (Directive on administrative cooperation, zevende wijziging), verplicht digitale platformen om (fiscale) informatie over hun gebruikers te verstrekken aan de Belastingdienst, en de uitwisseling van deze informatie tussen de belastingautoriteiten van de EU-lidstaten. Met deze brief informeer ik u over deze richtlijn. In deze brief zal eerst worden ingegaan op de achtergrond en het doel van de richtlijn. Vervolgens worden de gevolgen voor digitale platformen besproken, zoals rapportageverplichtingen en informatiedeling. Tot slot worden gevolgen voor gebruikers van de platformen besproken.

Achtergrond en doel DAC7

In antwoorden op vragen van het lid Vermeer (BBB) en de leden Idsinga, Postma en Six Dijkstra (NSC) ben ik eerder ingegaan op deze nieuwe richtlijn.1 Deze Europese richtlijn voorziet in een uniforme rapportageverplichting voor exploitanten van digitale platformen (hierna: platformexploitanten) aan de belastingautoriteit van één lidstaat en de automatische uitwisseling van die informatie door de belastingautoriteit met de belastingautoriteiten van de relevante andere lidstaten.

Zoals in antwoord op deze Kamervragen aangegeven, benadruk ik nogmaals dat DAC7 geen nieuwe fiscale verplichtingen creëert; de bepalingen van de belastingwetten zijn in dit kader dan ook niet gewijzigd. Ook is er niets gewijzigd in de uitvoerings- en handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Wel kunnen door de inwerkingtreding van DAC7 belastingautoriteiten eenvoudiger informatie verkrijgen over de voor belastingautoriteiten relevante activiteiten. De doelstelling van internationale informatie-uitwisseling in het algemeen en DAC7 in het bijzonder is om meer transparantie – over de activiteiten die via digitale platformen worden verricht en de inkomsten die daarmee worden vergaard – te krijgen. Meer transparantie bevordert de strijd tegen belastingontwijking en -ontduiking, leidt tot een juiste belastingheffing, en bevordert de belastingmoraal.

Meer eenduidigheid

Een groot deel van de inkomsten die verkopers, verhuurders en dienstverleners (hierna: verkopers) via digitale platformen verkrijgen, zijn internationale geldstromen. Transparantie is hierbij belangrijk. Transparantie werkt bevorderend als inlichtingen over inkomsten terechtkomen bij de lidstaten die deze inkomsten mogen belasten.

Vóór de ontwikkeling van DAC7 vond er regelmatig informatiewisseling plaats tussen de belastingautoriteiten van lidstaten en platformexploitanten. Voor platformexploitanten ontstonden hierdoor aanzienlijke administratieve lasten, vooral omdat de inlichtingenverzoeken door meerdere lidstaten konden worden gedaan en per lidstaat konden verschillen. Tegelijkertijd hadden sommige lidstaten een eenzijdige rapportageverplichting voor platformexploitanten ingevoerd. Ook voor de belastingautoriteiten zorgde deze werkwijze voor de nodige uitvoeringskosten.

DAC7 voorziet in een uniforme rapportageverplichting. Digitale platformen zijn verplicht te rapporteren indien een verkoper 30 (of meer) verkooptransacties verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer) per jaar ontvangt bij activiteit van verkoop van goederen. Indien een EU-platform via Nederland rapporteert hoeft hij zich niet eerst apart te registreren. Alleen voor non-EU platformen geldt dat zij zich eerst moeten registeren (in Nederland, als ze via Nederland willen rapporteren) alvorens ze kunnen rapporteren. Dit verschilt wel per land. In andere Europese landen (bijvoorbeeld België en Ierland) moeten EU-platformen die daar willen rapporteren zich ook eerst registreren in het desbetreffende land.

De belastingautoriteit van de lidstaat waaraan een platform rapporteert, is gehouden de gerapporteerde inlichtingen automatisch uit te wisselen met de belastingautoriteiten van de relevante andere lidstaten. In de uitwerking van DAC7 is opgenomen welke informatie gerapporteerd moet worden. Die informatie omvat alleen de gegevens die voor de betreffende belastingautoriteit nodig zijn om de te bepalen of behaalde inkomsten in de belastingheffing betrokken moeten worden of om te kunnen vaststellen dat er geen belastingplicht is.

Zo moet bijvoorbeeld het fiscale identificatienummer (BSN of RSIN) van de verkoper gerapporteerd worden. Dergelijke gegevens moeten uiteraard zowel bij de platformexploitant als de belastingautoriteiten goed zijn beveiligd. De European Data Protection Board, de Europese tegenhanger van de Nederlandse Autoriteit Persoonsgegevens, heeft gelet op de doelstellingen van DAC7, namelijk een eerlijkere belastingheffing en het tegengaan van belastingontwijking en -ontduiking, positief over DAC7 geadviseerd.

Gevolgen digitale platformen/rapportageverplichting

Rapportageverplichting: over wie en wanneer en welke gegevens

Voor platformexploitanten betekent de DAC7-richtlijn meer eenduidigheid in de rapportageverplichting en de automatische uitwisseling van die informatie met de belastingautoriteiten van de relevante andere lidstaten. Door die automatische uitwisseling hoeven platformexploitanten dezelfde informatie niet langer te rapporteren aan de belastingautoriteiten van meerdere lidstaten. Uitgangspunt is dat digitale platformen die hun platform ter beschikking stellen aan (te rapporteren) verkopers om activiteiten te verrichten onder de in 2023 geïntroduceerde rapportageverplichting vallen. De (internationale of binnenlandse) activiteiten waarover gerapporteerd moet worden omvatten verhuur van onroerende goederen, persoonlijke diensten, verkoop van goederen en verhuur van vervoersmiddelen. Dit geldt zowel voor digitale platformen die binnen als digitale platformen die buiten Europa zijn gevestigd.

Digitale platformen zijn in 2024 voor het eerst rapportageplichtig over het kalenderjaar 2023. Daarbij hoeft alleen gerapporteerd te worden over in 2023 nieuw op het platform geregistreerde verkopers. De deadline van het rapporteren door de platformexploitanten over 2023 was 31 januari 2024. Over verkopers die vóór 1 januari 2023 reeds op het platform actief waren (zogenoemde «bestaande verkopers»), hoeft pas voor het eerst in januari 2025 gerapporteerd te worden. Alleen als het platform bestaande verkopers eind 2023 al heeft geïdentificeerd en geverifieerd dan dienen deze ook al in de rapportage van januari 2024 te zijn opgenomen.

Om aan de rapportageverplichting te kunnen voldoen, zijn rapporterende platformexploitanten gehouden specifieke inlichtingen te verzamelen over verkopers die gebruikmaken van het digitale platform op grond van de zogenoemde verzamel- en verificatievereisten (due-diligence). Eén van de daarbij noodzakelijke gegevens is het fiscale identificatienummer (BSN of RSIN) van de verkoper.

Informatiedeling met en door de Belastingdienst

Het gevolg van DAC7 is dat de Belastingdienst de aan hem gerapporteerde gegevens van verkopers uit andere Europese belastingautoriteiten kan en moet uitwisselen met de betreffende belastingautoriteiten. De Belastingdienst gaat de ontvangen gegevens de komende periode verwerken, analyseren, beoordelen en testen hoe deze gegevens (van gerapporteerde verkopers) gebruikt kunnen worden als contra-informatie in het kader van het toezicht en handhaving van de geldende belastingwetten. De verwachting is dat dit niet eerder is dan in het laatste kwartaal 2024 is afgerond. Zodra deze gegevens gebruikt kunnen worden dan kan het zijn dat er een (hoger) inkomen/vermogen als gevolg van belastbare bijverdiensten in een aangifte wordt vermeld. Dit kan erop termijn toe leiden dat het compliante gedrag van belastingplichtigen toeneemt.

DAC7-informatie kan door de Belastingdienst specifiek worden gebruikt om toezicht op een aangifte uit te voeren. Als uit vergelijking met de ontvangen DAC7-gegevens blijkt dat een belastingplichtige mogelijk een bron van inkomen in zijn aangifte Inkomensheffing niet aangegeven heeft, kan dit er toe leiden dat de inspecteur een hoger verzamelinkomen vaststelt dan uit de aangifte blijkt. Dat kan leiden tot een hoger te betalen belastingbedrag.

De Belastingdienst heeft tot op heden geen ontvangen DAC7-gegevens met andere (overheids)diensten gedeeld. De Belastingdienst deelt gegevens over inkomen en/of vermogen met andere (overheids)diensten alleen op basis van een wettelijke grondslag. DAC7-gegevens worden niet gedeeld met andere (overheids)diensten tenzij er een expliciete wettelijke grondslag voor bestaat. Op het moment zijn deze grondslagen er nog niet.

Uitzonderingen: grote bedrijven en kleine verkopers

Er is een beperkt aantal uitzonderingen wanneer niet gerapporteerd hoeft te worden over de eerder genoemde activiteiten. Als de verkoper een beursgenoteerde onderneming of een daaraan gelieerde onderneming is, hoeft deze verkoper ook niet gerapporteerd te worden. Als de verkoper een overheidsinstantie is, hoeft deze verkoper niet gerapporteerd te worden. Voor de verhuur van onroerend goed geldt dat wanneer via een platform meer dan 2.000 verhuuractiviteiten (dat wil zeggen transacties en niet het aantal nachten) zijn verricht deze verkoper niet gerapporteerd hoeft te worden. Voor al deze categorieën is de redenering dat deze partijen vanwege hun grootte en daarmee gepaard gaande verplichtingen voldoende in beeld zijn bij de Belastingdienst. Dergelijke bedrijven zouden al op de hoogte moeten zijn van hun belastingverplichtingen en de Belastingdienst zou over het algemeen in staat moeten zijn om de naleving van de relevante fiscale verplichtingen te verifiëren op basis van andere bestaande informatiebronnen.

Ten slotte is er nog een uitzondering voor kleine verkopers van goederen. Daarvoor is in de richtlijn een drempel in het leven geroepen. Verkopers die onder deze drempel blijven, hoeven niet te worden gerapporteerd door het platform. De drempel heeft betrekking op verkopers van goederen die incidenteel actief zijn op platformen zoals Vinted of Marktplaats. Ten aanzien van deze uitgezonderde verkopers hoeven platformen op grond van de richtlijn geen persoonsgegevens te verzamelen. Van een incidentele (uitgesloten) verkoper is sprake als de verkoper in een kalenderjaar minder dan 30 transacties heeft verricht en hij niet meer dan € 2.000 met de in dat jaar verrichte transacties heeft ontvangen (hierna: de drempel). Concreet betekent dit dat platformen een rapportageverplichting hebben, indien een verkoper 30 (of meer) verkooptransacties verricht of een bedrag van € 2.000 (of meer) per jaar ontvangt. Als over een verkoper niet wordt gerapporteerd, betekent dat niet automatisch dat hij niet belastingplichtig is over de opbrengst van zijn transacties en vice versa. De rapportagedrempel staat immers los van de vraag of een verkoper belasting is verschuldigd over de opbrengst van verkoop, verhuur of dienstverlening via online platformen. De fiscale regels hiervoor zijn met de invoering van DAC7 niet veranderd.

Als de platformexploitant kan aantonen dat hij op grond van het bedrijfsmodel van het platform niet beschikt over te rapporteren verkopers, dan kan de status «uitgesloten platformexploitant» aangevraagd worden. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat op het platform alleen maar verkopers actief zijn die onder één van de hiervoor genoemde categorieën vallen van uitgesloten verkopers. De status «uitgesloten platformexploitant» kan ook worden aangevraagd wanneer alle actieve verkopers beursgenoteerde entiteiten zijn. De status «uitgesloten platformexploitant» moet uiterlijk aangevraagd zijn op 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover gerapporteerd moet worden.

Rapporteren aan één EU-lidstaat

Zoals eerder aangegeven zijn digitale platformen verplicht te rapporteren aan de belastingdienst van een EU-lidstaat. De belastingdienst in die EU-lidstaat wisselt, indien de informatie betrekking heeft op (mogelijk) belastingplichtigen uit andere EU-lidstaten, de informatie vervolgens uit met de belastingdienst in een andere EU-lidstaat. Ook zijn rapporterende platformexploitanten verplicht om de inlichtingen die zij rapporteren aan de belastingautoriteiten, te verstrekken aan de te rapporteren verkopers waarop die inlichtingen betrekking hebben. De verkopers kunnen dit overzicht van hun verkopen, indien van toepassing, gebruiken voor hun eigen belastingaangifte.

Als een platformexploitant zelf niet in de EU gevestigd is maar er wél verkopers uit de EU actief zijn op dat platform dan moet die buitenlandse platformexploitant zich in één EU-lidstaat registreren. Dat geldt ook wanneer er onroerend goed verhuurd wordt dat zich in een EU-lidstaat bevindt. Na registratie kunnen zij vervolgens net als in de EU gevestigde platformen hun rapportages indienen. Hierdoor ontstaat een zo volledig mogelijk beeld over de inkomsten van verkopers die EU ingezetene zijn en op zowel EU platformen als non-EU platformen die actief zijn. Het zorgt voor een gelijk speelveld.

Gevolgen voor de belastingheffing bij verkopers

Geen nieuwe belastingverplichting

Zoals eerder aangegeven roept DAC7 geen nieuwe fiscale verplichtingen voor verkopers in het leven. DAC7 staat ook los van de vraag of verdiensten kwalificeren als bron van inkomen, voor de belastingplichtige als ondernemer voor de IH, of als resultaat uit overige werkzaamheden. DAC7 brengt evenmin nieuwe verplichtingen voor de omzetbelasting met zich mee.

DAC7 heeft dus niet tot gevolg dat een verkoper meer of minder belasting moet betalen. De informatie die de inspecteur op grond van DAC7 ontvangt vormt voor hem informatie aan de hand waarvan kan worden gecontroleerd of aan fiscale verplichtingen wordt voldaan. Dit bevordert een juiste heffing door de lidstaten van hun nationale belastingen en daarmee ook de compliantie in bredere zin. Dat is ook precies de doelstelling van DAC7.

Belastbaar inkomen

Steeds meer mensen verkopen spullen of leveren diensten via internetplatformen. Soms om er geld mee te verdienen, en soms alleen tegen een kleine vergoeding van de kosten die ze maken. Ook verkopen steeds meer mensen via internetplatformen vanuit het perspectief van duurzaamheid.

Niet iedereen hoeft aangifte te doen van de inkomsten. Voor de inkomstenbelasting moet worden beoordeeld of er sprake is van een bron van inkomen. Bij verkopen door particulieren via internetplatformen als Marktplaats of Vinted is sprake van een bron van inkomen als het doel is voordeel te halen uit de verkoop van de producten of diensten. De verwachting dat er voordeel kan worden behaald uit de verkoop moet hierbij realistisch zijn. Als de kosten naar verwachting hoger zijn dan de vergoeding, dan is er geen sprake van een bron van inkomen en hoeft dat niet te worden aangegeven.

Ter illustratie: met de verkoop van gebruikte kleding via een platform wordt een bepaald bedrag verdiend. De kosten voor het aanschaffen van de nieuwe kleding zijn in de regel hoger dan de verkoopopbrengst van de tweedehands kleding. In zo’n geval is er geen bron van inkomen en hoeft er over deze inkomsten geen inkomstenbelasting betaald te worden.

Het kan zijn dat een persoon met de verkoop van kleding via een platform geld probeert te verdienen, omdat wordt verwacht dat deze kleding met winst verkocht kan worden. Dit doet deze persoon door structureel kleding voor een hogere prijs te verkopen dan de prijs die hij ervoor heeft betaald. In een dergelijk geval is er sprake van een bron van inkomen en moet er over deze inkomstenbelasting worden betaald.

Heffing van omzetbelasting

Voor de btw gaat het om de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep of de exploitatie van een vermogensbestanddeel. Ook als iemand geen ondernemer is voor de inkomstenbelasting, kan hij ondernemer zijn voor de btw als hij regelmatig zaken verkoopt en daarmee opbrengst behaalt. Incidentele verkopen leiden niet tot ondernemerschap voor de btw, maar bij regelmatige verkoopactiviteiten komt het ondernemerschap voor de btw in beeld, ongeacht of winst wordt gemaakt. Overigens kan daarop mogelijk een vrijstelling voor de btw, de Kleineondernemersregeling (KOR), worden toegepast.

Als iemand bijvoorbeeld eenmalig een gebruikte fiets verkoopt via een platform, dan kwalificeert deze persoon niet als btw-ondernemer. Maar als iemand via een platform gaat handelen in gebruikte fietsen, dan komt het ondernemerschap voor de btw in beeld en is over de verkopen in beginsel btw verschuldigd. Voor de btw geldt wel een registratiedrempel van € 1.800 per kalenderjaar (per 2025 wordt dit € 2.200). Ondernemers met een jaaromzet onder deze drempel, kunnen zonder aanmelding gebruik maken van de KOR en buiten verdere btw-verplichtingen blijven.

Conclusie

Met deze brief heb ik u geïnformeerd over de achtergrond en het doel van de DAC7-richtlijn. Ook omdat de afgelopen periode vanuit uw Kamer, de media en burgers er regelmatig vragen zijn gekomen over DAC7 en de gevolgen van de richtlijn voor belastingplichtigen. Ik informeer uw Kamer daarom graag nader in een volgende stand-van-zakenbrief over de ontwikkelingen met betrekking tot de invoering van de DAC7-richtlijn.

De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij


  1. Kamerstukken II, 2023/2024, 31 066, nr. 1492↩︎