[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over programma-aanpak Small Modular Reactors (Kamerstuk 32645-123)

Kernenergie

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D17670, datum: 2024-04-26, bijgewerkt: 2024-05-03 15:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D17670).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z04850:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D17670 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd over de Programma-aanpak Small Modular Reactors (Kamerstuk 32 645, nr. 123)

De fungerend voorzitter van de commissie,

Stoffer

Adjunct-griffier van de commissie,

Reinders

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie danken de Minister voor de brief over de Programma-aanpak Small Modular Reactors. Deze leden juichen de ontwikkeling van small modular reactors (SMR’s) toe. Zij hebben de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie vragen op welke manier, in welke mate en op welke termijn er in deze en andere landen essentiële praktijkervaring worden opgedaan ten behoeve van programmalijnen 1 en 2.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe groot en concreet de belangstelling voor (de toepassing van) SMR’s in het bedrijfsleden, onderzoek en lokaal bestuur momenteel is. Op welke schaal en op welke termijn verwacht de Minister simulaties (programmalijn 1) met stakeholders? Welke lokale besturen zien welke mogelijkheden ten aanzien van SMR’s?

De leden van de PVV-fractie vragen welke lokale vraagstukken momenteel spelen bij de provincies die een belemmering voor de gesimuleerde scenario’s kunnen zijn.

De leden van de PVV-fractie vragen waarom de rol van SMR’s niet eerder – ook vóór 2030 – verkend, zeker vanwege ruimtelijke vraagstukken.

De leden van de PVV-fractie vragen welke noodzakelijke randvoorwaarden aangaande ruimtelijk beleid de Minister thans voor ogen heeft. Welke ruimtelijke belemmeringen voorziet de Minister voor SMR’s door de huidige uitrol van de Regionale energiestrategieën (RES), waarin SMR’s immers niet worden verkend?

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de aangenomen motie-Kops (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 33) over het uitbreiden van de capaciteit van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming uitgevoerd. Welke versnelling in de ontwikkeling van SMR’s zou hier mogelijk zijn?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen de brief over de Programma-aanpak Small Modular Reactors. Deze leden vragen tegelijkertijd of de verwachtingen van SMR’s niet te hoog oplopen,gezien de grote risico’s en onzekerheden omtrent de technische en financiële haalbaarheid ervan.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat SMR’s nog in hun kinderschoenen staan. Klopt het dat er nog geen SMR’s, naast een enkele proefreactor, operationeel zijn? Kan er desondanks een inschatting worden gemaakt van de ontwikkeltermijn en kosten van SMR’s en de kosten per kWh in vergelijking tot bijvoorbeeld wind- en zonne-energie en waarop baseert de Minister zich hierbij? Zijn er reeds plekken vastgesteld waar een SMR moet komen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat enkele provincies de mogelijkheden voor SMR’s onderzoeken. De provincie Gelderland hoopt binnen acht jaar een draaiende SMR te hebben ten koste van nieuwe windenergieprojecten. Acht de Minister dit haalbaar? Wanneer denkt de Minister dat er een beredeneerde knoop kan worden doorgehakt over het al dan niet bouwen van een SMR? Acht de Minister het een wensbare ontwikkeling dat niet bestaande kernenergie projecten de ambities voor schone energie afremmen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat wordt afgezien van de bouw van een SMR bij Chemelot. Wat waren hiervoor de redenen? Welke lessen zijn hieruit getrokken?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat veelvuldig naar de ontwikkelingen in de Verenigde Staten wordt verwezen door partijen die enthousiast zijn over SMR’s. In 2015 werd gestart met de ontwikkeling van een SMR in Idaho die operationeel had moeten zijn in 2023. Is dat inmiddels het geval? Hoe heeft het kostenplaatje zich tijdens het project ontwikkeld? Hoeveel subsidie is daarvoor toegezegd en eraan uitgegeven?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vrezen dat er te veel ongegronde hoop wordt gevestigd op SMR’s. Deelt de Minister de mening dat provincies en Rijk in het maken van hun klimaatplannen geen rekening zouden moeten houden met SMR’s zolang de onzekerheden daaromtrent zo groot blijven?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Programma-aanpak Small Modular Reactors. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat een stabiele energiemix voor een klimaatneutraal Nederland bestaat uit meerdere vormen van energie, waarvan SMR’s een belangrijke component kunnen worden in de toekomst. Deze leden zijn dan ook erg positief dat er opvolging wordt gegeven aan de motie-Erkens /Bontenbal over het opstellen van een SMR programma-aanpak (Kamerstuk 32 813, nr. 1255). De leden van de VVD-fractie achten tijdig beleid op SMR’s cruciaal voor het realiseren van toekomstige reactoren die met name bij de verduurzaming van onze industrie een belangrijke rol kunnen spelen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij verschillende provinciale coalitieakkoorden animo blijkt voor realisatie van SMR’s. Zij vinden dit een positief signaal. Deze leden vragen om een overzicht van provincies die interesse hebben in SMR’s en welke stappen reeds zijn gezet door en met deze provincies. Deze leden vragen welke acties volgen naar aanleiding van de plannen voor SMR’s in de provinciale coalitieakkoorden. Zij vragen hoe de Minister deze provincies ondersteunt in zowel onderzoek als realisatie. Deze leden vragen of er al voorbereidende maatregelen kunnen worden genomen met deze provincies, zoals zoekgebieden, kennisdeling en versnelling van vergunningverlening. Is er ruimte voor maatwerk per provincie? Wordt er door provincies samengewerkt op dit gebied? Hoe wordt dit gefaciliteerd door de Minister? Deze leden vragen hoe lang het vergunningstraject voor een SMR zal duren. Verder lezen zij dat er simulaties zullen worden uitgevoerd. Deze leden vragen wanneer de eerste resultaten van deze simulaties beoogd zijn en waarom er pas eind 2024 wordt begonnen aan de simulatie. Ook vragen zij welke stakeholders en kennis- en onderzoeksinstellingen hierbij betrokken zijn. Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of er meerdere simulaties per provincie worden uitgevoerd. Hoe worden daarnaast de wensen van provincies en industrieclusters meegenomen in de simulaties?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de motie-Erkens de regering verzoekt om als onderdeel aan de SMR-programma-aanpak toe te voegen dat het Rijk pilotprojecten voor SMR’s faciliteert en koerst op het realiseren van minimaal één pilotproject voor 2030 (Kamerstuk 32 813, nr. 1380]. Deze leden vragen hoe de Minister van plan is deze pilotprojecten aan de programma-aanpak toe te voegen. Deze leden vragen wat er concreet wordt gedaan om deze pilotprojecten op te starten. Zij vragen tevens of er gesprekken zullen worden gevoerd met provincies voor de opzet van een dergelijk pilotproject en/of er al locaties zijn die een voorkeur hebben voor een eerste pilotproject. Deze leden vragen hoe een pilotproject eruit zal zien. Ook vragen deze leden of er dergelijke pilotprojecten al worden uitgevoerd in andere (Europese) landen. Kan de Minister hier een overzicht van geven? De leden van de VVD-fractie vragen ook of daar al lessen uit kunnen worden getrokken en of er kan worden samengewerkt met deze landen om de Nederlandse pilots sneller tot een succes te maken. Wie allemaal beoogt de Minister te betrekken bij realisatie van een pilotproject?

De leden van de VVD-fractie achten een tijdige voorbereiding op de komst van SMR’s belangrijk voor het slagen van de energietransitie en het zorgen voor leveringszekerheid op de lange duur. Deze leden vragen welke voorbereidingen al worden getroffen op het gebied van energie-infrastructuur. Deze leden vragen of er al plannen worden gemaakt voor mogelijke inpassing in het energiesysteem. Ook vragen zij of er voorkeurslocaties worden aangewezen voor het plaatsen van SMR’s bij energie-intensieve bedrijven, zoals bij industrieclusters. Deze leden vragen in hoeverre SMR’s worden meegenomen in de plannen voor de verduurzaming van de industrie. Ziet de Minister ook dat de mogelijke netkosten fors lager kunnen zijn mits een SMR dicht bij energie-intensieve industrie geplaatst wordt? Hoe wordt de industrie betrokken in de verschillende programmalijnen? Heeft er al overleg plaatsgevonden met de brancheorganisaties? Deze leden vragen of er vooral wordt ingezet zal worden op directe levering van elektriciteit of voor de productie van waterstof. Deze leden vragen hoe SMR’s kunnen worden ingepast in de waterstofbackbone.

De leden van de VVD-fractie benadrukken nogmaals het belang van een goede voorbereiding voor de komst van SMR’s. Zij verzoeken zo snel mogelijk aan de slag te gaan met onderzoek en realisatie van SMR’s. Deze leden vragen dan ook of er mogelijkheden zijn om de realisatie van SMR’s te versnellen. Zij vinden de ambitie om de eerste SMR’s rond 2040 te realiseren nogal mager, Deze leden denken dat dit sneller kan. Kan de Minister ingaan op de tijdslijnen die andere Europese landen voor zich zien rondom de realisatie van SMR’s? Welke doelen uit de programmalijnen moeten op welk moment worden gehaald om realisatie van SMR’s in 2035 mogelijk te maken? Welke aanpassingen zou dit vergen in het tempo van de huidige programmalijnen?

Deze leden vragen ook om een tijdslijn op de volgende punten. Ten eerste vragen zij om een tijdslijn van onderzoek naar pilotprojecten. Wanneer wordt beoogd om te starten met het eerste pilotproject? Wanneer wordt beoogd om de eerste SMR te realiseren? Deze leden verzoeken tevens tot tijdslijnen van de verschillende programmalijnen, met name de tijdslijn voor programmalijn 3 «Toekomstige visie en doelen» is onduidelijk. Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie een overzicht van budget en financiën die beoogd zijn en welke nodig zijn voor de realisatie van SMR’s de komende jaren. Daarbij vragen zij ook hoeveel additionele investeringen hiervoor nodig zijn bovenop het bestaande programmabudget.

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het bedrijfsleven mee wordt genomen in de voorbereiding en realisatie van SMR’s. Deze leden vragen of er een industriële waardeketen wordt opgezet. Deze leden constateren dat er de komende jaren nog veel centrales nodig zijn en daarmee onderdelen en componenten. Zij zien hier een groot potentieel voor Nederlandse bedrijven op deze potentieel grote Europese markt. De leden van de VVD-fractie vragen hoe Nederland zich zal positioneren ten opzichte van deze nieuwe markt. Hoe zal worden gestimuleerd dat deze waardeketen in Nederland wordt opgezet? Deze leden vragen of er een industriële strategie wordt opgesteld om deze waardeketen voor te bereiden en later te realiseren. Zij vragen hoe de Nederlandse maakindustrie worden betrokken bij de opzet van een waardeketen.

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat Frankrijk heeft geïnvesteerd in de Nederlandse nucleaire start-up Thorizon. Deze leden zien dit als een gemiste kans voor Nederland om te investeren in onze kennisinfrastructuur en in de nucleaire markt in Nederland. Deze leden vragen hoe het heeft kunnen gebeuren dat Nederland hier zelf geen rol inspeelt en of de Minister het risico ziet dat we hier de boot missen. Ook vragen zij hoe Nederland in de toekomst dit soort investeringen wel zal doen. De leden vragen of er ruimte wordt gemaakt dat dergelijke toekomstige start-ups ook in Nederland financiering kunnen krijgen. Deze leden vragen tevens hoe Nederland zich zal inzetten voor internationale samenwerking.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie nemen kennis van de brief over de Programma-aanpak Small Modular Reactors. Deze leden hebben geen verdere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Programma-aanpak Small Modular Reactors. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat ontwikkelaars en initiatiefnemers van SMR’s in Europa ook naar Nederland kijken als mogelijkheid voor de verwezenlijking van ontwerpen en plannen. Deze leden zijn benieuwd welke stappen ondernomen zijn om deze ontwikkelingen naar Nederland toe te trekken, waar dit goed gaat en welke obstakels er zijn. Ook zijn deze leden benieuwd hoe concreet deze plannen al zijn, en of, en zo ja hoe, deze plannen rekening houden met de bouw en vergunningverlening die als voornaamste redenen worden genoemd dat er waarschijnlijk dit decennium nog geen SMR’s op grote schaal zullen worden toegepast.

De leden van de BBB-fractie lezen dat de SMR-programma-aanpak vooral gericht wordt op het anticiperen op een mogelijke realisatie in Nederland. Deze leden vinden dit een weinig concrete richting, en zijn benieuwd of deze richting vergelijkbaar is met bijvoorbeeld een koploper als Groot-Brittannië. Daarnaast vrezen deze leden dat op het moment dat we anticiperen op een mogelijke realisatie, de komst van de SMR-technologie ons gaat overvallen op het moment dat het zich aandoet. Waarom is er in de programma-aanpak voor deze richting gekozen en niet voor een meer concrete richting waarin we in 2040 of eerder de eerste SMR willen hebben?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Programma-aanpak Small Modular Reactors (SMR’s) en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie spreken hun waardering uit voor het feit dat er nu een programma-aanpak ligt en verwachten dat deze aanpak bij zal dragen aan de realisatie van kleine modulaire kernreactoren in Nederland. Deze leden zouden graag zien dat de realisatie van SMR’s in Nederland zoveel mogelijk wordt versneld en dat Nederland daarin niet achterblijft bij andere Europese landen. Deze leden merken in dit kader op dat de Minister stelt dat realisatie van SMR’s tegen 2040 in Nederland mogelijk lijkt. Zij vragen de Minister in hoeverre de tijdspaden uit de SMR programma-aanpak en de bijbehorende programmalijnen ook op dit jaartal zijn ingericht. Welke doelen uit de drie programma lijnen moeten op welk moment worden gehaald om realisatie van SMR’s in 2040 mogelijk te maken? Kan de Minister tevens het tijdspad voor de komende vier jaar met bijbehorende investeringen schetsen, om uit te komen op realisatie in 2040? Welke aanpassingen in deze tijdspaden en bijhorende investeringen zouden er nodig zijn om te koersen op eerdere realisatie, bijvoorbeeld in 2035?

De leden van de CDA-fractie merken op dat Eurocommissaris Kadri Simson bij het aankondigen van de Europese Industriële Alliantie voor SMR’s over de eerste SMR’s heeft gezegd dat de Europese Unie heeft besloten een industriële alliantie omtrent SMR’s te vestigen, om zo de realisatie van de eerste reactors rond 2030 te stimuleren. Deze leden maken daaruit op dat de Europese Commissie de inschatting maakt dat de eerste reactoren tegen het jaar 2030 gerealiseerd kunnen worden in de lidstaten die daarop inzetten. Zij vragen de Minister welke redenen er zijn om al bij voorbaat aan te nemen dat realisatie rond 2030 niet ook in Nederland mogelijk zou zijn?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke mogelijkheden hij ziet om de realisatie van SMR’s in Nederland te versnellen indien blijkt dat SMR’s niet pas tegen 2040 maar bijvoorbeeld, zoals door sommige deskundigen wordt ingeschat wordt, al rond 2030 of 2035 beschikbaar zouden komen. Kan het tempo van de programmalijnen dan worden aangepast en versneld? Tevens vragen deze leden hoe er zal worden ingezet op onderzoek naar en de ontwikkeling van generatie vier SMR’s. Dit nieuwere type reactoren staan weliswaar qua tijd verder af van introductie op de markt maar biedt wel diverse voordelen. Welke mogelijkheden ziet de Minister om daar wel vroegtijdig op in te spelen en in te investeren?

De leden van de CDA-fractie achten het van belang dat er in de programma-aanpak ook wordt ingezet op internationale samenwerking. Deze leden zijn daarom tevreden met onder andere de Nederlandse inzet op deelname aan initiatieven, zoals Accelerating SMRs for Net Zero en de Industriële Alliantie voor SMR’s. Deze leden vragen de Minister om te schetsen hoe de ontwikkeling van SMR’s in omliggende landen momenteel plaatsvindt. Kan de Minister een overzicht geven van de plannen van Europese landen op het gebied van SMR’s, de tijdslijnen die daarbij worden gehanteerd en in hoeverre er te verwachten valt dat er daarbij ook voor de realisatie van SMR’s in Nederland relevante ontwikkelingen plaats zullen vinden?

De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat er in de programma-aanpak SMR’s ook aandacht is voor de kansen voor de Nederlandse maakindustrie, bijvoorbeeld in de Industriële Alliantie voor SMR’s. Deze leden vragen de Minister de maakindustrie en de industriële clusters concreet bij het SMR programma zullen worden betrokken. Zijn er al overleggen geweest met brancheorganisaties, zoals FME, VNO-NCW en Bouwend Nederland? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit soort partijen vroegtijdig bij het proces worden betrokken en kan hij een overzicht geven van de partijen die in ieder geval bij het SMR-programma betrokken zouden moeten zijn? Deze leden hebben vernomen dat er in ieder geval met FME onderzoek zal worden gedaan naar welke bedrijven er in de Nederlandse nucleaire maakindustrie actief zijn of willen worden. Kan de Minister aangeven op welke wijze en op welke termijn dit onderzoek zal worden opgezet en uitgevoerd?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij ermee bekend is dat in het verenigd Koninkrijk bij de bouw van reguliere kerncentrales een minimum percentage van 60% van de contractwaarde door nationale bedrijven moet worden ingevuld. Wordt in Nederland ook dergelijke maatregel overwogen om te garanderen dat het Nederlandse bedrijfsleven zoveel mogelijk kan profiteren van, en bij kan dragen aan, de ontwikkeling van kernenergie in Nederland?

De leden van de CDA-fractie zijn voorts ook benieuwd hoe kennisinstellingen, zoals onder meer TNO, NRG en de TU-Delft, worden betrokken bij de uitvoering van het SMR-programma. Kan de Minister daarop ingaan? Deelt de Minister de mening dat het van groot belang is het SMR-programma te benutten voor (verdere) opbouw van Nederlandse kennis van nucleaire technologie? In hoeverre leidt het SMR-programma tot verdere impulsen in het versterken van de nucleaire kennisinfrastructuur?

De leden van de CDA-fractie vinden het van groot belang dat ook de verschillende regio’s die kansen zien voor de realisatie van SMR’s goed zijn aangehaakt bij het SMR-programma. Zij vragen de Minister hoe de provincies betrokken zijn bij de verdere uitwerking van het SMR-programma. Kunnen provincies bijvoorbeeld specifieke wensen aangeven voor deelname aan het SMR-programma en in hoeverre is er ruimte voor maatwerk per provincie? De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat het regio’s vrij staat om de rol van SMR’s te verkennen voor periode na 2030. Wat als een regio, industriecluster of andere ontwikkelaar al voor 2030 aan de slag wil met een pilotproject? Zijn daar dan mogelijkheden voor binnen het SMR-programma? Deze leden merken op dat er simulaties van het proces van vergunningverlening en de realisatie van een SMR virtueel worden doorlopen. Zij vragen de Minister wanneer deze simulaties worden gestart, of er meerdere simulaties worden doorlopen in meerdere provincies en hoe worden de wensen van de diverse provincies daarbij worden betrokken.

De leden van de CDA-fractie lezen dat in programmalijn 2 van het SMR-programma onder andere naar de inpassing van SMR’s in het energiesysteem wordt gekeken. Zij vragen de Minister of in deze programmalijn dus ook wordt gekeken naar welke locaties het meest geschikt zijn voor het realiseren van SMR’s. Zo ja, naar welke aspecten er zal worden gekeken bij het bepalen van geschikte locaties voor SMR’s? Deelt de Minister de mening dat bijvoorbeeld de locatie Dodewaard een hele geschikte locatie zou kunnen zijn voor een SMR?

De leden van de CDA-fractie lezen dat in een latere fase zal worden besloten over de invulling van de plannen met de resterende 55 miljoen euro voor het SMR-programma. Zij vragen de Minister wat het tijdspad is voor de investeringen van de overige 55 miljoen euro. Betekent dit dat er voor het jaar 2025 en 2026 nog geen gelden beschikbaar komen totdat helder is wat uit programma lijn 3 komt? Ook vragen deze leden hoe de middelen voor het SMR-programma zich verhouden tot de middelen van het Meerjaren Missiegedreven Innovatie Programma (MMIP) van het Topsectoren beleid? Is daarbij sprake van overlap en hoe loopt het proces van het MMIP in relatie tot het SMR-programma?

Vragen en opmerkingen van het lid van de JA21-fractie

Het lid van de JA21-fractie heeft kennisgenomen van de brief over de Programma-aanpak Small Modular Reactors. Hij heeft enkele vragen en opmerkingen.

Het lid van de JA21-fractie constateert dat de ontwikkeling van SMR’s in de westerse wereld razendsnel gaat en dat een realisatie van SMR’s in Europa voor 2035/2040 niet onwaarschijnlijk is. Kan de Minister aangeven of hij bereid is om de scope van 2050 los te laten en te vervroegen naar 2035/2040? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister tevens aangeven welke investeringen er nodig zouden zijn om de doelstelling te vervroegen naar 2035/2040? De Minister stelt, op basis van onderzoek, dat realisatie van SMR’s tegen 2040 in Nederland mogelijk lijkt. De SMR-programma-aanpak is concreet gericht op het anticiperen op realisatie in Nederland. Kan de Minister aangeven welke tijdspaden hierbij worden gehanteerd, uitgaande van de drie programmalijnen? Kan de Minister concreet aangeven welke doelen uit de programmalijnen moeten worden gehaald en op welk moment dit moet gebeuren om de realisatie van SMR’s in 2040 mogelijk te maken? Kan de Minister tevens aangeven hoe het tijdspad er voor de komende jaren uitziet en welke investeringen er nodig zijn om een realisatie van SMR’s uiterlijk in 2040 mogelijk te maken?

Het lid van de JA21-fractie wil graag weten hoe provincies betrokken worden bij het uitwerken van het SMR-programma. Kunnen provincies specifieke wensen aangeven voor deelname aan het SMR-programma? In hoeverre en op welke manier stimuleert het rijk samenwerking tussen de provincies? In hoeverre blijft er per provincie ruimte voor maatwerk? Wanneer komt er voor provincies meer duidelijkheid over welke besluitvorming over bijvoorbeeld vergunningverleningen van locaties bij hen ligt? Kan de Minister concreet aangeven per provincie hoeveel aanspraak is gedaan op de 10 miljoen euro die met het amendement-Eerdmans/Stoffer (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 17) is vrijgemaakt? Waarop baseert de Minister de verwachting dat het uitgavenbedrag van 10 miljoen euro in 2024 niet volledig benut gaat worden? Is de Minister bereid om deze middelen alsnog optimaal in te zetten, mocht dit niet zijn gebeurd? Zo ja, op welke manier is de Minister dit van plan? De Minister schrijft dat over de invulling van de plannen met de 55 miljoen euro in een latere fase wordt besloten. De beschikbare 10 miljoen euro zal volgens de Minister voornamelijk worden ingezet voor onderzoek en begeleiding van de eerste twee programmalijnen. In hoeverre zijn er voor 2025 en 2026 middelen beschikbaar voor programmalijn 3? Mochten hiervoor geen middelen beschikbaar worden gesteld, wordt hiermee geen kostbare tijd verloren? En kan de Minister een inzicht geven hoe de investeringen van de overige 55 miljoen euro, die gereserveerd zijn met het amendement Eerdmans/Stoffer, worden besteed. Tot slot, kan de Minister aangeven hoe de middelen uit het Meerjaren Missiegedreven Innovatie Programma van het Topsectorenbeleid zich verhouden tot deze middelen?

Het lid van de JA21-fractie vraagt in hoeverre de Minister ziet dat SMR’s een verlichting kunnen bieden voor de huidige netcongestie-problematiek, mits ze op strategische plaatsen worden gerealiseerd. Kan de Minister aangeven aan welke (wettelijke) criteria de zoekgebieden voor SMR’s generatie 3 moeten voldoen? Het lid van de JA21-fractie vraagt of de Minister bereid is om ook MSR (Thorium) te betrekken bij de gesuggereerde ontwikkelingskaders en te investeren in de ontwikkeling en onderzoek hiervan, zoals bijvoorbeeld ook Frankrijk doet met Thorizon.

Het lid van de JA21-fractie constateert dat in de eerste programmalijn simulaties van het proces van vergunningverlening en realisatie van een SMR virtueel worden doorlopen. Het lid van de JA21-fractie wil graag weten wanneer deze simulaties worden gestart en wanneer wordt verwacht dat de eerste resultaten afgerond zijn en of er meerdere simulaties in verschillende provincies worden uitgevoerd? Worden deze resultaten ook gedeeld met de provincies en de Kamer? Verder wil het lid van de JA21-fractie graag weten welke kennisinstellingen er bij deze programmalijn betrokken worden en in welke fase dit geschiedt. Dit lid is verder benieuwd in hoeverre de wensen van provincies daarbij betrokken worden. Hij is van mening dat de tijdlijn die nu wordt aangehouden demotiverend kan werken op bedrijven die sneller van de SMR-technologie gebruik zouden willen maken en is benieuwd in hoeverre de Minister het met deze constatering eens is. Het lid van de JA21-fractie vraagt of de Minister op de hoogte is dat er SMR-ontwikkelaars zijn die van bewezen technologie gebruik maken (en die geen aanspraak maken op financiële overheidssteun) en in hoeverre de Minister bereid is deze ontwikkelaars te stimuleren om sneller projecten te realiseren dan nu beschreven in de programma-aanpak. Kan de Minister aangeven wat naar zijn mening de impact zal zijn voor de ontwikkeling van SMR’s in Nederland en zijn beleid wanneer er in andere Europese landen reeds in de tweede helft van het huidige decennium SMR’s in werking worden gebracht? Deelt de Minister de mening dat het ruimtelijk beleid en de ruimtelijke-ordeningsregelgeving op dit moment geen belemmering vormt om SMR's in Nederland te vestigen?

Het lid van de JA21-fractie wil graag weten hoe de ontwikkeling van SMR’s in andere Europese landen geschiedt en of de Minister hiertoe een overzicht kan geven welke plannen en vorderingen andere Europese landen boeken. In hoeverre kijkt de Minister naar het Verenigd Koninkrijk waar de overheid de bouw van reguliere kerncentrales stuurt op een minimumpercentage van 60% van de contractwaarde die door nationale bedrijven moet worden ingevuld? In hoeverre wordt een dergelijke benchmark ook voor Nederland overwogen, waardoor het Nederlands bedrijfsleven kan profiteren van de ontwikkeling van SMR’s en kernenergie in het algemeen in Nederland? Kan de Minister aangeven in hoeverre de maakindustrie en de industriële clusters betrokken worden bij het SMR-programma en in hoeverre de Minister de regie neemt om partijen vroegtijdig bij elkaar te brengen. Kan de Minister tevens aangeven of er reeds overleggen zijn geweest met brancheorganisaties, zoals bijvoorbeeld VNO-NCW? Kan de Minister tot slot een overzicht geven van de partijen en kennisinstellingen die van belang zijn om bij (het proces van) de ontwikkeling van SMR’s te betrekken?

II Antwoord / reactie van de Minister