[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 (Kamerstuk 21501-02-2887)

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D17692, datum: 2024-04-26, bijgewerkt: 2024-05-06 16:14, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2891).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2891 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2024Z07668:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2891 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 april 2024

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 19 april 2024 over de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken d.d. 29 en 30 april 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2887) en over de brief van 2 april 2024 over het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 19 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2865).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 april 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 26 april 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet

De adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen over de positie van het kabinet ten aanzien van het Europese Unie (EU)-perspectief van de potentiële kandidaat-lidstaten en de uitspraak dat deze landen horen bij de «Europese familie». Wordt met deze stellingname juist niet vooruitgelopen op de benodigde hervormingen die doorgevoerd moeten worden alvorens een lidstaat toe kan treden tot de EU?

1.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet steunt het EU-perspectief van de (potentiële) kandidaat-lidstaten. Het kabinet blijft evenwel benadrukken, ook richting de kandidaat-lidstaten, dat alle benodigde hervormingen conform de Kopenhagencriteria en de geldende uitbreidingsmethodologie doorgevoerd moeten worden voorafgaand aan toetreding.

De aan het woord zijnde leden vragen tevens of deze stellingname recht doet aan het proces tot ratificatie van een eventuele toetreding van een kandidaat-lidstaat dat in de nationale parlementen dient plaats te vinden.

2.

Antwoord van het kabinet:

Ratificatie van toekomstige toetredingsverdragen is een onlosmakelijk deel van het uitbreidingsproces, en staat niet ter discussie. Tevens staan de meeste kandidaat-lidstaten pas aan het begin van een lang en complex toetredingsproces waarbij hervormingen – in het bijzonder op het gebied van de rechtsstaat – leidend en in grote mate bepalend zijn voor de snelheid waarmee landen het proces doorlopen.

De voornoemde leden vragen opheldering over de onderkenning van het kabinet dat toekomstige uitbreiding van de EU geopolitiek relevant is en zouden graag een uitgebreide onderbouwing zien van deze appreciatie.

3.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat toekomstige uitbreiding van de EU, indien goed voorbereid en voortkomend uit een uitbreidingsproces gebaseerd op merites waarbij de kernwaarden van de Unie centraal staan, de invloed en het handelingsvermogen van de EU in de wereld kan vergroten. Hierbij is eensgezindheid en besluitvaardigheid in de Unie essentieel. Een groter handelingsvermogen van de EU zorgt voor een versterking van de open strategische autonomie, meer weerbaarheid en Europese economische veiligheid en een vermindering van strategische afhankelijkheden, zoals grondstoffen. Een weerbaardere EU met meer geopolitieke invloed kan zo een grotere bijdrage leveren aan de aanpak van mondiale uitdagingen, zoals migratie, klimaat, duurzame ontwikkeling, de versterking van de internationale rechtsorde en het multilaterale systeem.

De leden van de PVV-fractie steunen de vraag om verduidelijking van het kabinet over wat de Europese Commissie beoogt met het tegen het licht houden van subsidiariteit en proportionaliteit en vragen zich af of de Minister de mening deelt dat er niet getornd mag worden aan deze toetsstenen voor EU-beleid.

4.

Antwoord van het kabinet:

In de mededeling van de Europese Commissie over pre-toetredingshervormingen en beleidsevaluaties wordt gesteld dat uitbreiding een kans biedt om EU-regels te versimpelen en de principes van subsidiariteit en proportionaliteit beter toe te passen, onder andere door te identificeren wat beter op een nationaal niveau geadresseerd kunnen worden. Het kabinet zal om verduidelijking vragen om te achterhalen wat de Commissie hiermee voor ogen heeft. Subsidiariteit en proportionaliteit zijn voor Nederland belangrijke toetsstenen voor EU-beleid, zoals ook terug te vinden in de BNC-fiches.

Tenslotte vragen deze leden zich af of het belang van draagvlak in de samenleving voor uitbreiding van de EU, wat de Minister onderschrijft, ook zou kunnen betekenen dat een gebrek aan draagvlak in de samenleving voor toetreding gevolgen heeft voor de kansen van toetreding voor een kandidaat-lidstaat.

5.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet zich in om de Nederlandse burger bij de Europese Unie te betrekken en draagvlak te bevorderen. Daarbij is het van belang oog te houden voor voldoende draagvlak onder burgers, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld voor uitbreiding van de Unie. Daadwerkelijke toetreding van nieuwe lidstaten is evenwel op dit moment niet aan de orde. Wanneer de toetredingsonderhandelingen geopend worden, begint een lang en complex proces, waarbij hervormingen – in het bijzonder op het gebied van de rechtsstaat – leidend en in grote mate bepalend zijn voor de snelheid waarmee landen het proces doorlopen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Raad stil zal staan bij de versterking van de rechtsstaat in het kader van het uitbreidingsproces en dat het kabinet kandidaat-lidstaten wil steunen op hun pad richting de EU. Is de Minister van mening dat kandidaat-lidstaten op dit moment voldoende gesteund worden in het werken aan het functioneren van de rechtsstaat en het respecteren van grondrechten? De Minister noemt een aantal aspecten waarop de EU zich zal moeten richten in het voorbereidende werk. Welke instrumenten kunnen nog bijdragen aan het ondersteunen van de kandidaat-lidstaten op deze aspecten?

6.

Antwoord van het kabinet:

Zowel de EU als Nederland ondersteunen de (potentiële) kandidaat-lidstaten in de complexe hervormingen die deze landen moeten implementeren in het kader van het EU-toetredingsproces. De EU doet dit met name via programma’s gefinancierd vanuit het IPA en het NDICI-instrument. Deze programma’s richten zich onder meer op de versterking van de rechtsstaat, zoals het trainen van rechters, aanklagers en ombudsmannen, en het beschermen van rechten van burgers, maar ook op goed bestuur, en socio-economische hervormingen. Ten aanzien van Oekraïne ziet de derde pijler van de Oekraïne-faciliteit onder meer op technische bijstand en ondersteunende maatregelen ten behoeve van het EU-toetredingstraject van Oekraïne. Daarnaast moet de door Oekraïne op te stellen hervormings- en investeringsagenda (het Oekraïneplan) in lijn zijn met de hervormingsprioriteiten van het Oekraïense EU- toetredingstraject. Ook zijn verschillende andere internationale organisaties, zoals de Raad van Europa en de OVSE, actief in de kandidaat-lidstaten. Hun programma’s dragen bij aan de hervormingen die de landen door moeten voeren in het kader van hun toetredingsproces. Tevens ondersteunt Nederland de kandidaat-lidstaten via het MATRA programma op thema’s zoals rechtsstatelijkheid, economische stabiliteit, en het bevorderen van het maatschappelijk middenveld.

Oekraïne staat ook nog voor een aantal uitdagingen wat betreft hervormingen, met name als het gaat over corruptie. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie moedigen het kabinet aan om Oekraïne hierin specifiek te ondersteunen. Ziet de Minister hier kansen toe? Op welke manier wil de Minister hieraan bijdragen?

7.

Antwoord van het kabinet:

Zowel de EU als Nederland ondersteunen Oekraïne in de complexe hervormingen in het kader van het EU-toetredingsproces. De EU doet dit met name via programma’s gefinancierd vanuit het NDICI-instrument. Deze programma’s richten zich onder meer op de versterking van de rechtsstaat, waarbij corruptiepreventie en corruptiebestrijding een centrale rol innemen. Tevens ziet de derde pijler van de Oekraïne-faciliteit onder meer op technische bijstand en ondersteunende maatregelen ten behoeve van het EU-toetredingstraject van Oekraïne. Daarnaast moet de door Oekraïne op te stellen hervormings- en investeringsagenda (het Oekraïneplan) in lijn zijn met de hervormingsprioriteiten van het Oekraïense EU-toetredingstraject. Ook hier wordt veel aandacht besteed aan maatregelen gericht op het bestrijden van corruptie. Bilateraal ondersteunt Nederland via het MATRA programma’s op thema’s zoals rechtsstatelijkheid en het bevorderen van het maatschappelijk middenveld. Binnen deze programma’s is ook aandacht voor anti-corruptie.

Georgië kreeg in december 2023 de status van kandidaat-lidstaat, mits het land de nodige stappen onderneemt die de Commissie aanbeveelt. Hierin worden bijvoorbeeld de rechtsstaat en vrijheid van meningsuiting genoemd. Vorige week heeft het Georgische parlement bij een eerste lezing ingestemd met het voorstel voor een «foreign agents law». Wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft druist deze regelrecht tegen de Europese waarden in. Wat zijn de consequenties van het aannemen van deze wet voor het toetredingsproces van Georgië? Deelt de Minister de mening dat deze wet indruist tegen de waarden van de EU? De gelijkenis met een wet die eerder in Rusland is ingevoerd in 2012 is groot. Die wet heeft grote gevolgen gehad voor media en het maatschappelijk middenveld in Rusland. Op welke manier gaat de Minister in Europees verband het maatschappelijk middenveld in Georgië ondersteunen? Welke consequenties voor de media en vrijheid van meningsuiting verwacht de Minister? Heeft de Minister zich al uitgesproken tegen deze wet?

8.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt de recente ontwikkelingen in Georgië zorgelijk en rijmen niet met de uitgesproken EU-ambities van het land. Aansluitend op een bericht van de Hoge Vertegenwoordiger voor de Unie, Josep Borrell, heb ik op X mijn zorgen geuit over de wetgeving waardoor het cruciale werk van het maatschappelijk middenveld en media mogelijk belemmerd wordt. Het kabinet zal Georgië blijven aanspreken op deze zorgwekkende ontwikkelingen, zowel in bilaterale contacten als in EU-verband. Gezien de ontwikkelingen in het land ligt de volgende stap binnen het toetredingsproces, de politieke goedkeuring voor het openen van onderhandelingen, niet voor de hand. Georgië zal daarvoor eerst voortgang moeten boeken op de door de Commissie gestelde prioriteiten.

De Minister noemt in de geannoteerde agenda de EU-doelstellingen op het terrein van klimaat, energie en milieu in relatie tot EU-uitbreiding. De voornoemde leden onderschrijven het belang van deze doelstellingen en zijn van mening dat, om af te sturen op zo min mogelijk verstoring van het behalen van deze doelen door uitbreiding, zoals het kabinet in de geannoteerde agenda beschrijft, het in eerste instantie noodzakelijk is om als EU zelf ambitieus te zijn op deze doelstellingen en ze een prioriteit te maken. Het verbaast deze leden daarom dat de klimaat- en milieudoelen niet op de nieuwe concept-strategische agenda staan. Wat betreft energie staan er een aantal belangrijke punten opgenomen, maar klimaat en milieudoelstellingen missen nadrukkelijk. Het afzwakken van de Europese Green Deal nu en in de toekomst is zeer schadelijk voor de EU en Nederland, aangezien deze juist kansen biedt als nieuwe groeistrategie van Europa. Het niet opnemen van deze doelen zorgt voor versnippering in Europa wat betreft klimaat-en milieustandaarden. Deelt de Minister de mening dat het opnemen van deze doelen noodzakelijk is voor geharmoniseerd beleid op klimaat en milieu? Gaat de Minister zich inzetten om deze doelen alsnog op de strategische agenda te krijgen? Kan de Minister toezeggen dat Nederland niet akkoord gaat met een strategische agenda waarin klimaatambities, milieustandaarden en klimaatrechtvaardigheid als kernprioriteiten ontbreken?

9.

Antwoord van het kabinet:

Het bevorderen van een concurrerende economie in een duurzame en veerkrachtige Unie is wat het kabinet betreft één van de prioriteitsthema’s voor de strategische agenda van de EU. Onderdeel daarvan is het bevorderen van duurzaamheid en klimaatrechtvaardigheid, onder meer door het vervolmaken van de Green Deal en het zorgen voor een klimaatneutrale transitie van de industrie, als groeistrategie voor de EU. De implementatie van deze transitie moet rechtvaardig, gelijkwaardig en efficiënt zijn. Deze boodschap zal door Nederland worden uitgedragen in aanloop naar het opstellen van de strategische agenda door de ER in juni a.s.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene zaken van 29 en 30 april 2024. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens een informeel ontbijt stil zal worden gestaan bij rechtsstaathervormingen in het uitbreidingsproces. Deze leden zijn vergenoegd met het feit dat de rechtsstaat, conform de geldende uitbreidingsmethodologie, voor het kabinet centraal blijft staan, evenals het steunen van hervormingen bij kandidaat-lidstaten. Deelt de Minister de mening dat het een verkeerd signaal is dat een lidstaat als Georgië een paar maanden na het verkrijgen van kandidaat-lidstatus mogelijk een anti-rechtsstatelijke wet invoert? Wat zegt dit volgens het kabinet over de inzet van de Georgische regering en hoe dient hier volgens de Minister mee om te worden gegaan door Nederland en de Europese Commissie?

10.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt de recente ontwikkelingen in Georgië, waaronder de wetsvoorstellen die LHBTIQ+ en ngo’s betreffen, zorgelijk en niet te rijmen met de uitgesproken EU-ambities van het land. Aansluitend op een bericht van de Hoge Vertegenwoordiger voor de Unie, Josep Borrell, heb ik op X mijn zorgen geuit over de wetgeving waardoor het cruciale werk van het maatschappelijk middenveld en media mogelijk belemmerd wordt. Het kabinet zal in Georgië blijven aanspreken op deze zorgwekkende ontwikkelingen, zowel in bilaterale contacten als in EU-verband. Gezien de ontwikkelingen in het land ligt de volgende stap binnen het toetredingsproces, de politieke goedkeuring voor het openen van onderhandelingen, niet voor de hand. Georgië zal daarvoor eerst voortgang moeten boeken op de door de Commissie gestelde prioriteiten.

Wat is de algemene inzet van Nederland met betrekking tot kandidaat-lidstaten die, als ze eenmaal een voetje binnen de deur hebben, een beweging inzetten die indruist tegen onze waarden van rechtsstatelijkheid? Hoe moet de Europese Commissie volgens de Minister omgaan met kandidaat-lidstaten die blijven hangen in bepaalde fases van het uitbreidingsproces en zelfs rechtsstatelijk erop achteruitgaan, zoals bijvoorbeeld ook Servië?

11.

Antwoord van het kabinet:

Een reëel vooruitzicht op EU-lidmaatschap is voor veel landen een belangrijke drijfveer om hervormingen op het gebied van democratie en de rechtsstaat door te voeren. Het proces biedt daarmee een context om landen hierbij te steunen, maar ook om deze landen aan te spreken op ontwikkelingen die hier tegen indruisen. Dit doet het kabinet ook regelmatig, zowel bilateraal als in EU-verband.

Ten aanzien van de uitbreidingsmethodologie verwelkomde het kabinet de herzieningen uit 2020, waarbij mede op aandringen van Nederland rechtsstaathervormingen een nog prominentere rol in het proces kregen, en de beginselen van omkeerbaarheid en conditionaliteit steviger werden verankerd1. Het toetredingsproces kan getemporiseerd worden bij gebrek aan voortgang op de onderwerpen vallend onder de rechtsstaathoofdstukken 23 en 24. Ook kunnen «benchmarks» binnen die hoofdstukken tussentijds aangepast worden. Verder kunnen reeds afgesloten onderhandelingen op bepaalde hoofdstukken weer heropend worden wanneer er sprake is van langdurige stagnatie of terugval. De onderhandelingen kunnen ook gepauzeerd of stilgelegd worden.

Het kabinet vindt het positief dat de genoemde beginselen verankerd zijn in de uitbreidingsmethodologie maar is van mening dat beide beginselen in de praktijk consequenter toegepast dienen te worden, en roept de Commissie hiertoe ook regelmatig op.

De aan het woord zijnde leden lezen daarnaast in de geannoteerde agenda dat het Belgisch voorzitterschap een discussiestuk zal delen over het EU-rechtsstaatinstrumentarium. Deze leden benadrukken het belang van het toezien op de naleving van de waarden van de EU en zijn het eens met de inzet van het kabinet om eventuele terugval bij lidstaten te voorkomen. In dat licht zouden deze leden de Minister willen vragen naar hervormingen van één van de EU-rechtsstaatinstrumenten, de artikel 7-procedure. Deze leden zien namelijk het belang in van het kunnen inzetten van een onder lidstaten breed gedragen artikel 7-procedure, als een ander lidstaat overduidelijk een anti-rechtstatelijke beweging maakt. Deelt de Minister de mening dat, gezien de beweging in Slowakije in navolging op een eerdere beweging in Hongarije, de slagkracht van een artikel 7-procedure in het geding kan komen, aangezien de procedures tot het starten van deze procedure rigide kunnen zijn als meerdere landen deze beweging gaan maken? Is de Minister daarom voornemens om met andere lidstaten te bezien of het starten van een artikel 7-procedure aan hervorming toe is en kan daarbij bezien worden of eenparigheid van stemmen gesupprimeerd dient te worden om zo toekomstige patstellingen te voorkomen?

12.

Antwoord van het kabinet:

Politieke ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de bereidheid van lidstaten om zich uit te spreken in het kader van de Artikel 7-procedure. Het kabinet houdt het krachtenveld rond de inzet van de Artikel 7-procedure om die reden nauwlettend in de gaten. Voor aanpassing van artikel 7 van het Verdrag van de Europese Unie is verdragswijziging vereist. Er bestaat op dit moment onder lidstaten onvoldoende steun voor het starten van een proces van verdragswijziging.

In dit licht vragen de voornoemde leden zicht af of de Minister de mening deelt dat rechtsstatelijkheid en het bevorderen daarvan, direct raken aan de Europese kernwaarden van veiligheid, vrijheid en het bevorderen van welvaart? Wat is daarom de inzet van Nederland tijdens deze informele Raad Algemene Zaken op het punt van de ontwikkelingen in zowel kandidaat-lidstaten als Georgië, alsmede ook huidige lidstaten als Slowakije, waar een antirechtstatelijke beweging tractie lijkt te krijgen, en deze landen daarmee wellicht de deur openzetten voor Russische inmengingen? Deelt de Minister de mening van de leden van de VVD-fractie dat er alles aan gelegen is om de Europese kernwaarden van veiligheid, vrijheid en welvaart te waarborgen en buitenlandse inmenging, zoals door agressor Poetin, tegen te gaan?

13.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet de rechtsstaat, democratie en grondrechten als het fundament van de EU. Het waarborgen van de Europese kernwaarden van veiligheid, vrijheid en welvaart is het uitgangspunt. Zowel voor huidige lidstaten als kandidaat-lidstaten. Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd2, is het kabinet van mening dat uitbreiding de EU moet versterken en niet van binnenuit verzwakken. Daarom is het belangrijk dat kandidaat-lidstaten benodigde hervormingen doorvoeren alvorens toe te kunnen treden tot de EU. Dat is alleen mogelijk wanneer de rechtsstaat en grondrechten zijn gewaarborgd en worden beschermd. Zoals gesteld in de kabinetsappreciatie over de Mededeling van de Commissie over de toekomst van Europa3 in het licht van uitbreiding, is het (ook de facto) voldoen aan de vereiste waarborgen op het vlak van interne veiligheid een essentiële voorwaarde voor succesvolle toetreding. Dit geldt ook voor de weerbaarheid tegen ongewenste beïnvloeding door statelijke actoren. Het kabinet draagt dit uit als onderdeel van de Nederlandse inzet voor het toetredings- en uitbreidingsproces. Binnen de EU blijft het van belang onze aanpak omtrent hybride dreigingen gezamenlijk te versterken en het hoofd te bieden tegen informatiemanipulatie door statelijke actoren (FIMI). Tegengaan van deze ongewenste beïnvloeding houdt ook in dat we publiek vertrouwen in democratische instituties moeten versterken en waarborgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen over de inzet van de Minister gedurende deze informele Raad Algemene Zaken.

De aan het woord zijnde leden zien een noodzakelijk belang in Europese samenwerking, door de spanningen die op dit moment in de wereld de boventoon voeren. Alleen gezamenlijk kan de EU een tegenwicht bieden tegen de agressie van grootmachten als Rusland. Tevens is de bescherming van de economische belangen een groot goed, met het oog op het economisch patriotisme van de Verenigde Staten en de Chinese drang om marktposities te verwerven. Maar dit moet volgens deze leden wel met behoud van nationale soevereiniteit gebeuren, en ter voorkoming van een Europese transferunie.

De voornoemde leden zijn bezorgd om de conclusies van de Europese Rekenkamer over de ontwikkeling ten aanzien van het conditionaliteitsmechanisme, nadat de effectiviteit ter discussie is komen te staan door het vrijgeven van 10 miljard euro aan lidstaat Hongarije in december 2023. Hoe ziet de Minister de gebrekkige effectiviteit van de conditionaliteitsverordening?

14.

Antwoord van het kabinet:

In de bijlage van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 19 maart jl.4 is uw Kamer, mede namens de Minister van Financiën, geïnformeerd over de inhoud en kabinetsappreciatie van het speciaal verslag 03/2024 van de Europese Rekenkamer (ERK) over de rechtsstaat in de EU. De ERK concludeert in het speciaal verslag dat de MFK-rechtsstaatverordening het kader voor de rechtsstaat heeft verbeterd, maar dat risico’s voor de doeltreffende toepassing ervan blijven bestaan. In het speciaal verslag doet de ERK een aantal aanbevelingen aan de Commissie om de doeltreffendheid van het kader voor de rechtsstaat verder te versterken. De inzet van het kabinet is erop gericht dat de MFK-rechtsstaatverordening zo volledig mogelijk wordt benut. Het kabinet heeft kennisgenomen van de constateringen en aanbevelingen van de ERK. Het kabinet blijft nadenken over hoe de effectiviteit van het bestaande EU-rechtsstaatinstrumentarium, inclusief de MFK-rechtsstaatsverordening, kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld. Het speciaal verslag van de ERK is daarvoor een nuttige bijdrage.

Op 13 december 2023 heeft de Commissie geoordeeld dat Hongarije voldoet aan de eisen op het terrein van rechterlijke onafhankelijkheid en daarmee gedeeltelijk aan de horizontale randvoorwaarde uit de Common Provisions Regulation (CPR), waardoor Hongarije aanspraak maakt op circa 10,2 mld. euro van de opgeschorte 21,3 mld. euro aan EU-cohesiemiddelen. De 6,3 mld. euro bevroren uit hoofde van de MFK-rechtsstaatsverordening is evenwel niet vrijgegeven. Voor meer informatie over de inzet van het EU-rechtsstaatinstrumentarium tegen Hongarije verwijst het kabinet naar de Kamerbrief met reactie op de berichtgeving inzake de bevriezing van EU-middelen bestemd voor Hongarije van 13 juni 20235, het verslag van het schriftelijk overleg van de Raad Algemene Zaken van 12 december 20236 en het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december 2023.7

De leden van de NSC-fractie kunnen zich niet verenigen met de oproep van de Europese Commissie om de unanimiteitsbesluitvorming voor EU-uitbreiding (en eventuele andere terreinen) te wijzigen naar een gekwalificeerde meerderheid (QMV) in de Raad. De leden zien eenparigheid van stemmen als een van de belangrijkste pijlers binnen de EU. In de appreciatie geeft het kabinet aan – op dit moment – geen voorstander te zijn voor QMV-besluitvorming in de Raad op belastingen en onderdelen van sociaal beleid. Kan de Minister aangeven waarom dit standpunt niet het gehele EU-buitenlandbeleid behelst?

15.

Antwoord van het kabinet:

Het verbeteren en versnellen van de besluitvorming binnen het GBVB is van belang om het geopolitieke handelingsvermogen van de EU te vergroten en als mondiale actor effectief te kunnen opereren. Dit is niet alleen van belang voor de korte termijn maar ook voor de lange termijn, gelet op de toekomstige uitbreiding van de EU. Het kabinet is voorstander van QMV besluitvorming op onderdelen van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, namelijk sancties, civiele GVDB missies en mensenrechtenverklaringen in multilaterale fora. Om dit te bewerkstelligen kunnen reeds bestaande mogelijkheden binnen het verdrag, zoals passerelles, worden gebruikt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden delen de mening van het Nederlandse kabinet dat kandidaat-lidstaten eerst werk moeten verzetten, willen ze later toetreden tot de EU. Zij voegen hieraan toe dat EU-uitbreiding geen doel op zich moet zijn voor Nederland. Deelt de Minister deze mening?

16.

Antwoord van het kabinet:

Uitbreiding van de Unie dient de Unie te versterken en niet te verzwakken. Het kabinet zet zich ervoor in dat het EU-toetredingsproces bijdraagt aan vrede, veiligheid en stabiliteit in Europa en aan bevordering van mensenrechten, democratisering en (internationale) rechtsorde. Tevens is een reëel vooruitzicht op EU-lidmaatschap voor veel landen een belangrijke drijfveer om hervormingen op het gebied van democratie en de rechtsstaat door te voeren, wat de rechtsstaat en de stabiliteit in die landen uiteindelijk dient te versterken.

De Minister noemt een set van keiharde criteria waaraan kandidaat-lidstaten moeten voldoen. Dit zijn technische overwegingen. Hiernaast is er ook de politieke werkelijkheid of Nederlandse burgers zitten te wachten op nieuwe lidstaten bij de EU, met alle gevolgen die gepaard gaan met EU-uitbreiding: toename van arbeidsmigratie en druk op de Nederlandse huizenmarkt, dumping van goedkope producten, braindrain in nieuwe lidstaten, en verdere druk op Nederland om extra bij te dragen aan een nog duurder Meerjarig Financieel Kader (MFK) en minder cohesie- en landbouwfondsen voor Nederland. Gelet op de geannoteerde agenda over social dumping en braindrain, vragen de aan het woord zijnde leden zich af in hoeverre bovenstaande negatieve gevolgen van EU-uitbreiding werkelijk bijdragen aan een eventueel akkoord van Nederland op EU-uitbreiding?

17.

Antwoord van het kabinet:

Een goed werkende en eerlijke interne markt voor personen, goederen, kapitaal en diensten is het belangrijkste middel van de EU om in de Lidstaten welvaart en banen te creëren en opwaartse sociaaleconomische convergentie te stimuleren. Arbeidsmigranten leveren een bijdrage aan de Nederlandse (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie. Arbeidsmobiliteit in de context van het vrij verkeer van werknemers en diensten kent echter ook keerzijden. Zo kunnen herkomstlanden met leegloop en braindrain kampen, zijn arbeidsmigranten kwetsbaar voor uitbuiting, en heeft arbeidsmigratie ook korte- en langetermijneffecten op tal van beleidsterreinen en publieke voorzieningen. Het kabinet zet zich ervoor in om de kansen zoveel mogelijk te benutten en de keerzijden van arbeidsmobiliteit te mitigeren. Het kabinet zal de komende tijd onderzoeken welke maatregelen hierin van nut kunnen zijn. Daarbij zal het kabinet in het kader van de toetredingsonderhandelingen in ieder geval aandacht hebben voor solide overgangsregelingen om het vrij verkeer uit nieuwe lidstaten fasegewijs te kunnen invoeren.

De Minister «erkent dat de huidige uitbreidingsmethodologie ruimte biedt voor een dynamischer proces, waarbij hervormingsresultaten kunnen leiden tot versnelling in het toetredingsproces». Kan de Minister verder toelichting geven wat zij hiermee bedoelt? Betekent een «dynamischer proces» en «versnelling in het toetredingsproces» dat Nederland wil dat Oekraïne versneld toetreedt tot de EU? Of andere kandidaat-lidstaten?

18.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet steunt het EU-perspectief van de (potentiële) kandidaat-lidstaten, maar is tegen versnelde toetreding van kandidaat-lidstaten. Toetreding is op dit moment voor geen van de kandidaat-lidstaten op korte termijn aan de aan de orde. Het kabinet blijft inzetten op een toetredingsproces gebaseerd op merites. Iedere kandidaat-lidstaat bepaalt zelf de snelheid van het eigen toetredingsproces door het doorvoeren van de benodigde hervormingen, en wordt op basis van de eigen merites beoordeeld.

De leden van de BBB-fractie vragen graag aandacht van de Minister voor de motie van de leden Tuinman (BBB) en Van Campen (VVD) over geen onderhandelingsgesprekken openen indien Bosnië en Herzegovina niet voldoet aan de in december 2023 opgestelde acht criteria (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2055). Gelet op het gegeven dat er door de Minister ruimte geboden wordt voor versnelling in het toetredingsproces, hoe wordt de motie Tuinman-Van Campen uitgevoerd die juist toeziet op strikt beleid op toetredingen?

19.

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 12 maart jl. heeft de Minister-President, in lijn met de motie van de leden Tuinman en Van Campen8 gepleit voor een strikt en fair beleid en heeft benadrukt dat Bosnië en Herzegovina eerst aan alle acht criteria van de Commissieaanbeveling van 12 oktober 20229 moet voldoen voordat onderhandelingsgesprekken kunnen worden gestart. Andere leden van de ER pleitten voor een meer ruimhartige benadering richting Bosnië en Herzegovina. Uiteindelijk kwam de ER overeen het signaal af te geven de onderhandelingen met Bosnië en Herzegovina te openen. De ER verzocht de Commissie het technische werk ter voorbereiding van het toekomstige onderhandelingsraamwerk te starten. Alle lidstaten zullen akkoord moeten geven op de vaststelling van het onderhandelingsraamwerk. De vaststelling kan plaatsvinden als aan de stappen uit de Commissieaanbeveling van 12 oktober 2022 is voldaan. Daarna zal besloten moeten worden over het daadwerkelijk starten van de onderhandelingen over onderwerpen vallend onder Cluster 1. Conform de uitbreidingsmethodologie en de Nederlandse inzet is versnelling van het toetredingsproces alleen mogelijk op basis van positieve hervormingsresultaten. Daar is op dit moment geen sprake van.

De Minister schrijft in de geannoteerde agenda: «toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU betekent ook uitbreiding van de interne markt en een grotere afzetmarkt voor intra-Europese handel en grotere EU-marktmacht mondiaal, wat gunstig kan zijn voor de geopolitieke positie van de EU als economische speler. Mogelijke economische groei kan uiteindelijk bijdragen aan meer koopkracht in toegetreden lidstaten.»

Heeft de Minister ook oog voor de negatieve effecten van toetreding zoals braindrain en vergrijzing in toegetreden lidstaten, zoals bij eerdere kandidaat-lidstaten gebeurde?10 De Minister is positief dat de Europese Commissie aandacht geeft aan negatieve effecten, zoals social dumping of braindrain, maar de Minister noch de Commissie geeft enige vorm van beleid om dit negatieve effect ook mogelijk tegen te gaan. Aandacht hebben voor iets, helpt braindrain niet verdwijnen. Het lijkt er volgens deze leden op dat de Minister enkel de positieve effecten van EU-uitbreiding belicht. Klopt deze analyse? Zo nee, wat voor beleid geeft de Minister mee aan de Europese Commissie om braindrain effectief, betaalbaar en aantoonbaar tegen te gaan en heeft de Minister ook onderzoeken die aantonen dat braindrain met Europees beleid ook tegen kan worden gegaan?

20.

Antwoord van het kabinet:

In algemene zin is het kabinet van mening dat de Commissie in haar mededeling over pre-toetredingshervormingen en beleidsevaluaties zowel de door de Commissie verwachte positieve effecten, als ook de verschillende uitdagingen gekoppeld aan uitbreiding weergeeft. Het kabinet heeft oog voor beide aspecten van EU-uitbreiding. Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 13, zet het kabinet zich ervoor in om de keerzijden van arbeidsmobiliteit te mitigeren. Het kabinet zal de komende tijd onderzoeken welke maatregelen hierin van nut kunnen zijn.

De leden van de BBB-fractie zijn ontstemd dat «het kabinet voorstander [is] van een overstap naar QMV op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (sancties, mensenrechtenverklaringen in internationale fora en civiele missies),» zoals is te lezen in de geannoteerde agenda. Buitenlandbeleid is een nationale aangelegenheid van de lidstaten. Ons «vetorecht» geeft Nederland kracht binnen de Raad. Kan de Minister momenten noemen waarin Nederland zijn vetorecht binnen de Raad succesvol heeft ingezet? Zo nee, waarom doet Nederland dit te weinig?

21.

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in vraag 15 is het verbeteren en versnellen van besluitvorming binnen het GBVB van belang om het EU buitenland beleid te versterken en om het handelingsvermogen van de EU te borgen, ook na uitbreiding. Dat is ook in het belang van Nederland. Mede in het licht van het beginsel van loyale samenwerking zoeken lidstaten vaak naar compromissen11. Het gebruik van een vetorecht gaat gepaard met hoge politieke kosten en wordt vaak door andere lidstaten alleen begrepen als een lidstaat op overtuigende wijze uiteen kan zetten dat het voorstel waartegen een veto wordt ingezet, een vitaal nationaal belang raakt.

En heeft de Minister het idee dat voor een overstap naar QMV (opgeven van vetorecht) politiek en democratisch draagvlak is? Zo ja, welk draagvlak? Zo nee, waarom wordt er zonder draagvlak zulk ingrijpend Europees beleid gevoerd?

22.

Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft belang bij een slagvaardige en weerbare EU van waarden, zeker in het huidige geopolitieke tijdsgewricht. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 15, is de invoering van QMV op onderdelen van het gemeenschappelijk buitenlandbeleid volgens het kabinet een instrument om het handelingsvermogen van de EU te waarborgen, ook na uitbreiding. Een overstap naar QMV op onderdelen van het gemeenschappelijk buitenlandbeleid is op dit moment niet aan de orde, omdat hierover geen overeenstemming bestaat onder lidstaten. Mocht dit wijzigen, dan verwacht het kabinet dat GBVB-besluiten over sancties, civiele GVDB missies en mensenrechtenverklaringen in multilaterale fora die met QMV worden genomen, op breed draagvlak kunnen rekenen. Dit omdat de huidige praktijk laat zien dat 80% van de besluiten waarvoor QMV geldt, wordt vastgesteld met consensus.

De voornoemde leden zijn tevreden dat Nederland niet «te ver» meegaat in de financiële veranderingen die de Commissie voorstelt op de begroting van de EU. Het roept de vraag op: waarom zet Nederland zijn financiële positie niet sterker in om juist een Verdragswijziging aan te moedigen om voor Nederland opt-outs binnen andere beleidsterreinen te bedingen?

23.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet haar positie en invloed volledig in om de Nederlandse belangen binnen de EU te dienen. Dat doet het kabinet ook bij de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en de volle breedte aan beleidsterreinen die gefinancierd worden vanuit de EU-begroting. Voor het verkrijgen van een Nederlandse opt-out op een beleidsterrein is verdragswijziging nodig. Op dit moment bestaat er onvoldoende steun onder lidstaten om een proces van verdragswijziging te starten.

Gelet ook op de motie van de leden Heinen en Grinwis (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1927), over niet instemmen met nieuwe structurele Europese fondsen gefinancierd door nieuwe gezamenlijke schulduitgiften en meer nationale garanties, hoe wordt deze kritische houding ten opzichte van gezamenlijke leningen voldoende neergezet in de Nederlandse appreciatie richting de begroting van de EU? Zou een expliciete uitspraak van Nederland tegen gezamenlijke leningen binnen deze appreciatie geen goede toevoeging zijn die recht doet aan de eerder ingediende motie van de leden Heinen en Grinwis?

24.

Antwoord van het kabinet:

Zoals eerder onder andere aangegeven in de brief van het kabinet over eurobonds en gemeenschappelijke schuld van 30 maart 202212 en de beantwoording van schriftelijke vragen voorafgaand aan de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 januari 202313 en 23 en 24 februari 202414 is het kabinet geen voorstander van de uitgifte van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe permanente Europese fondsen. De in het EU-werkingsverdrag overeengekomen principes dat de ontvangsten en uitgaven van de EU-begroting in evenwicht moeten zijn en dat de begroting onverminderd overige ontvangsten volledig uit eigen middelen gefinancierd worden, zijn voor het kabinet leidend. Een belangrijke overweging daarbij is dat het niet wenselijk is om de kosten van beleid door te schuiven naar toekomstige generaties. Een uitzondering op deze principes, zoals die eenmalig ten behoeve van het Europese herstelfonds is gemaakt, is in de huidige context in de ogen van het kabinet niet aan de orde.

Tijdens het werkbezoek van de Tweede Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Europese Zaken aan Oekraïne viel het één van de leden van de BBB-fractie op dat het verwachtingspatroon van Oekraïne is om binnen afzienbare tijd (binnen twee jaar) lid van de EU te kunnen worden. Ook viel het één van deze leden op dat Oekraïne verwacht dat lidmaatschap van de EU en NAVO parallel aan elkaar lopen. Heeft de Minister hetzelfde idee wat betreft de signalen die ontvangen worden vanuit (de regering van) Zelensky, en deelt de Minister de mening dat dit verwachtingspatroon (binnen twee jaar lid worden én NAVO/EU-lidmaatschap onlosmakelijk verbinden met elkaar), niet gestoeld is op realisme? Hoe kunnen wij Oekraïne een realistisch verwachtingspatroon bieden?

25.

Antwoord van het kabinet:

Net zoals voor alle kandidaat-lidstaten, geldt ook voor Oekraïne dat een datum van toetreding tot de EU niet vooraf bepaald wordt. Het doorvoeren van hervormingen – in het bijzonder op het gebied van de rechtsstaat – is voor Oekraïne net als voor alle andere kandidaat-lidstaten leidend en in grote mate bepalend voor de snelheid waarmee deze landen het toetredingsproces doorlopen. Deze boodschap is meermaals overgebracht aan Oekraïne. Het land is zich hiervan bewust.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 en de appreciatie van de Commissiemededeling «pre-toetredingshervormingen en -beleidsevaluaties» en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie in zijn mededeling op een aantal deelgebieden voorstelt om over te stappen op besluitvorming op basis van QMV in plaats van unanimiteit. Deze leden vragen of de Minister een algemene appreciatie wil geven van de beweging naar meer besluitvorming op basis van QMV. Deze leden constateren dat het kabinet hier op sommige onderdelen wel voorstander van is, maar op andere onderdelen niet. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister een overzicht wil geven bij welke onderwerpen zij hier wel voor is en bij welke niet en wat bij elk onderwerp de afwegingen zijn.

26.

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 22, is het kabinet van mening dat de EU ook bij uitbreiding slagvaardig moet blijven. Uitbreiding dient het handelingsvermogen van de EU niet te verzwakken. Het omzetten van unanimiteitbesluitvorming naar QMV-besluitvorming in de Raad kan daaraan bijdragen. Door uitbreiding kan het krachtenveld in de Raad veranderen, met meer en andere deelbelangen en schuivende stemverhoudingen, waardoor er meer opties ontstaan om een blokkerende minderheid of een gekwalificeerde meerderheid te vormen. De Nederlandse inzet t.a.v. een overstap naar QMV zal de komende tijd vorm krijgen tegen de achtergrond van deze veranderende context. Op dit moment is het kabinet geen voorstander van de invoering van QMV voor bepaalde tussenstappen in het uitbreidingsproces, bepaalde deelterreinen van het sociale beleid en belastingen. Het kabinet is wel voorstander voor invoering van QMV op bepaalde deelterreinen van het GBVB, namelijk sancties, civiele GVDB missies en mensenrechtenverklaringen.

De voornoemde leden lezen dat de Minister geïnteresseerd is in strategische partnerschappen met kandidaat-lidstaten, bijvoorbeeld op het gebied van grondstoffen. Deze leden vragen of de Minister wil toelichten hoe zij deze samenwerking voor zich ziet en om welke kandidaat-lidstaten en welke grondstoffen het bijvoorbeeld gaat. Deze leden vragen in dit kader ook naar strategische partnerschappen op het gebied van de defensie-industrie. Zij vragen of dit volgens de Minister ook onderdeel kan zijn van geleidelijke toetreding en zo ja, hoe het kabinet hier in Europees verband vorm aan geeft.

27.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is geïnteresseerd in de mogelijke samenwerkingsverbanden met kandidaat-lidstaten die de Commissie benoemt in de mededeling, als voorbeelden van geleidelijke integratie, zoals het vormgeven van strategische partnerschappen op het gebied van grondstoffen. Zo heeft sinds 2021 de EU een MoU met Oekraïne op gebied van kritieke grondstoffen, waarin de EU en Oekraïne samenwerken om 1) regulering 2) integratie van waardeketens van kritieke grondstoffen en batterijen 3) onderzoek en innovatie. Ook tekende de Commissie in 2023 een intentieovereenkomst met Servië dat moet leiden tot een grondstofpartnerschap. Het kabinet kijkt uit naar de verdere voorstellen die de Commissie hiertoe zal doen. In algemene zin is het kabinet voorstander van het vormgeven van strategische partnerschappen op het gebied van grondstoffen met derde landen.

Wat betreft samenwerking met kandidaat-lidstaten op het gebied van defensie-industrie, heeft de Commissie recent een voorstel gepubliceerd voor een Europees Defensie-industrie Programma (EDIP). Uw Kamer is hierover per BNC-fiche geïnformeerd15. In het voorstel voor het EDIP zijn een aantal onderdelen hiervan ook opengesteld voor deelname door Oekraïne. Nederland zal zich er in de onderhandelingen hard voor maken dat ook Moldavië aan de betreffende onderdelen deel kan nemen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voorstander is van het moderniseren van het cohesiebeleid en dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om het cohesiebeleid meer vorm te geven op basis van conditionaliteit. Deze leden signaleren een bredere beweging in Europa waarin budget wordt gekoppeld aan prestaties. Deze leden vragen of het kabinet deze beweging herkent en hebben hierover de volgende vragen. Wat zijn de gevolgen van deze beweging voor de machtsverhouding tussen de lidstaten en de Europese Commissie? Wat zijn de specifieke gevolgen voor Nederland?

28.

Antwoord van het kabinet:

Onder de bestaande Herstel- en Veerkracht Faciliteit (HVF) is de uitkering van middelen aan lidstaten gekoppeld aan het behalen van mijlpalen en doelstellingen voor zowel investeringen als hervormingen, gebaseerd op de landspecifieke aanbevelingen die de Raad jaarlijks aanneemt in het kader van het Europees Semester. De Commissie ziet een dergelijk performance-based karakter van de HVF als mogelijk referentiepunt voor toekomstige programma’s onder de EU-begroting. Wat de gevolgen voor Nederland zouden zijn is afhankelijk van de invulling van de voorwaarden, mocht de Commissie overgaan tot dergelijke voorstellen. De positiebepaling ten aanzien van het toekomstige MFK is aan het volgende kabinet.

Wat zijn de voor- en nadelen van meer conditionaliteit met betrekking tot EU-budgetten? In hoeverre leidt meer conditionaliteit tot meer regeldruk in de vorm van rapportages en audits van lidstaten over de prestaties? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de Kamer voldoende zeggenschap houdt over afspraken over condities aan EU-budgetten en wat is daar volgens het kabinet voor nodig?

29.

Antwoord van het kabinet:

De voordelen van meer conditionaliteit bij EU-budgetten hebben betrekking op de prikkel die lidstaten vanuit het EU-budget krijgen om integrale plannen te maken met uitgaven en structurele hervormingen, en deze plannen ook daadwerkelijk uit te voeren. Mogelijke nadelen hebben betrekking op het feit dat uitkering van middelen afhankelijk wordt van voldoende voortgang op structurele hervormingen; dat de coördinatie van het nationale economische beleid binnen de EU als gevolg hiervan een dwingender karakter kunnen krijgen; en dat de administratieve lasten zwaarder kunnen worden door een stapeling van verantwoordingseisen. Eventuele afspraken over condities aan EU-budgetten vormen onderdeel van de discussie over het volgende MFK. De standpuntbepaling daarover is aan het volgende kabinet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april met belangstelling gelezen en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

Nederland benadrukt het onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren. Wat is het humanitair staakt-het-vuren dat een ander staakt het vuren niet is, zo vragen de leden van de SGP-fractie. En hoe wil de Minister voorkomen dat een eventueel staakt-het-vuren een adempauze en herbewapening voor Hamas betekent?

30.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet roept op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren dat zal leiden tot een beëindiging van de vijandigheden. Nederland is zeer bezorgd over de zeer schrijnende en almaar verslechterende humanitaire situatie in Gaza. Een onmiddellijk staakt-het-vuren dient niet als «adempauze» voor Hamas, maar is absoluut noodzakelijk voor zowel de vrijlating van de gegijzelden als het toelaten van grote hoeveelheden humanitaire hulp in Gaza.

De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe reëel het EU-lidmaatschapsperspectief voor Turkije is, en hoe dit functioneert als drijfveer voor hervormingen?

31.

Antwoord van het kabinet:

De EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije liggen sinds 2018 feitelijk stil vanwege de verslechterde situatie op het gebied van de rechtsstaat en mensenrechten. In de meest recente voortgangsrapportage16 concludeert de Commissie dat Turkije deze negatieve trend niet heeft omgekeerd en dat toetredingsgerelateerde hervormingen in beperkte mate zijn voortgezet. Mogelijk ligt het ontbreken van een reëel lidmaatschapsperspectief op dit moment daaraan ten grondslag. Het kabinet hecht evenwel aan een constructieve relatie tussen de EU en Turkije, naast het toetredingstraject voor Turkije.

De voornoemde leden vragen wat de Minister voor gevolgen voor draagvlak verwacht indien er in het GBVB per gekwalificeerde meerderheid wordt besloten?

32.

Antwoord van het kabinet:

De EU-verdragen leggen vast hoe besluiten worden genomen (welke instelling(en) in welke rol, welke stemregel). Het doorlopen van de voorgeschreven procedure zorgt voor rechtsgeldigheid en draagt bij aan de uitvoering en naleving ervan. In de geest van loyale samenwerking zoeken lidstaten naar breed draagvlak voor besluiten. De huidige praktijk laat zien dat 80% van de besluiten waarvoor QMV geldt, wordt vastgesteld met consensus. Het kabinet verwacht daarom dat GBVB-besluiten die met QMV worden genomen over sancties, civiele GVDB missies en mensenrechtenverklaringen in multilaterale fora op breed draagvlak kunnen rekenen.

De leden van de SGP-fractie vragen zich bovendien af of de Minister ergens ziet dat handelingsvermogen en legitimiteit van de EU tegen elkaar worden afgewogen?

33.

Antwoord van het kabinet:

De besluitvormingsprocedures zijn zo ingericht dat een evenwichtige balans wordt geslagen tussen de individuele belangen van lidstaten en de collectieve belangen van de Unie. Daarmee weerspiegelen de besluitvormingsprocedures eveneens een balans tussen effectiviteit en doelmatigheid van besluitvorming enerzijds (handelingsvermogen) en de borging van nationale belangen (legitimiteit) anderzijds.

Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden of er een verdragsbepaling is die gedeeltelijke QMV-besluitvorming op een terrein toestaat? Is er een voorziening dat dit echt afgebakend kan blijven, of is dat nu alles of niets?

34.

Antwoord van het kabinet:

De EU-verdragen bieden de mogelijkheid om besluitvorming bij unanimiteit in de Raad om te zetten naar QMV. Dit kan door het activeren van een zogenaamde (algemene of bijzondere) passerelle-clausule. Daarover moet, in de meeste gevallen door de Europese Raad, met unanimiteit worden besloten. De Europese Raad kan een passerelle-clausule voor een aantal beleidsterreinen gezamenlijk inzetten, maar ook voor één enkel beleidsterrein. Ook kan (binnen een beleidsterrein) worden besloten enkel voor bepaalde gevallen/onderdelen waarvoor unanimiteit geldt, over te stappen naar QMV. De EU-verdragen kennen geen verplichting om in één keer, voor alle unanimiteitsdossiers tegelijkertijd, een passerelle-clausule te activeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de Volt-fractie lezen dat tijdens de informele Raad Algemene zal worden gesproken over de rol van de rechtsstaat in het uitbreidingsproces, het instrumentarium van de EU in het licht van uitbreiding en de toekomst van Europa. Deze leden lezen ook dat de versterking van de rechtsstaat, in overeenstemming met de huidige uitbreidingsmethodologie, een belangrijk onderdeel blijft van het uitbreidingsproces voor Nederland. Hierbij aansluitend lezen deze leden dat Nederland kandidaat-lidstaten blijft ondersteunen bij het implementeren van nodige hervormingen. Aan welke hervormingen wordt er gedacht? Waar ziet Nederland kansen voor verdere versterking van steun? Op welke manier ondersteunt Nederland de hervormingen? Ziet de Minister mogelijkheden tot uitbreiding of versterking? Welke resultaten zijn er tot nu toe geboekt?

35.

Antwoord van het kabinet:

Zowel de EU als Nederland ondersteunen de (potentiële) kandidaat-lidstaten in de complexe hervormingen die deze landen moeten implementeren in het kader van het EU-toetredingsproces. De EU doet dit met name via programma’s gefinancierd vanuit het IPA en het NDICI-instrument. Deze programma’s richten zich onder meer op de versterking van de rechtsstaat, zoals het trainen van rechters, aanklagers en ombudsmannen, en het beschermen van rechten van burgers, maar ook op goed bestuur, en socio-economische hervormingen. Ten aanzien van Oekraïne ziet de derde pijler van de Oekraïne-faciliteit onder meer op technische bijstand en ondersteunende maatregelen ten behoeve van het EU-toetredingstraject van Oekraïne. Daarnaast moet de door Oekraïne op te stellen hervormings- en investeringsagenda (het Oekraïneplan) in lijn zijn met de hervormingsprioriteiten van het Oekraïense EU- toetredingstraject. Tevens ondersteunt Nederland de kandidaat-lidstaten via het MATRA programma op thema’s zoals rechtsstatelijkheid, economische stabiliteit, en het bevorderen van het maatschappelijk middenveld.

De aan het woord zijnde leden lezen dat ook het EU-rechtsstaatinstrumentarium in de context van uitbreiding op de agenda van de informele Raad Algemene Zaken staat. Deze leden lezen dat waarborging en bescherming van de rechtsstaat en grondrechten fundamenteel is voor een sterke en legitieme EU. Zij onderschrijven dit volledig. Voldoet het EU-rechtstaatinstrumentarium aan de behoeften van kandidaat-lidstaten? Op welke manier kan het CERV-programma gebruikt worden voor kandidaat-lidstaten?

36.

Antwoord van het kabinet:

Het volledige EU-rechtsstaatinstrumentarium van de EU zal pas van toepassing zijn op landen wanneer ze volwaardig lid zijn van de EU. Onderdelen daarvan zijn of worden onder voorwaarden opengesteld voor kandidaat-lidstaten. Zo zullen vanaf dit jaar kandidaat-lidstaten Albanië, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië meegenomen worden door de Commissie in de jaarlijkse rechtsstaatrapporten, en in aangepaste vorm de bijbehorende bespreking daarvan. Ook staat het CERV-programma open voor deelname van kandidaat-lidstaten. Bosnië en Herzegovina, Kosovo en Servië nemen deel, overige kandidaat-lidstaten hebben interesse getoond. Het kabinet verwelkomt beide ontwikkelingen.

De voornoemde leden lezen dat tijdens de voorbereiding van de Europese Raad van 21 en 22 maart jongstleden, Nederland verklaarde dat zij Oekraïne zal blijven ondersteunen zo lang nodig is. Zo was Nederland een van de vele lidstaten die een uitgebreid veertiende sanctiepakket steunde, waaronder sectorale maatregelen en maatregelen tegen omzeiling van sancties vielen. Wat voor maatregelen tegen omzeiling van sancties betreft het veertiende sanctiepakket? Welke maatregelen liggen er momenteel om de Russische schaduwvloot aan banden te leggen? Kan de Minister aangeven hoe Nederland sanctiepakketten monitort en er toezicht op houdt? Hoe wordt voorkomen dat LNG uit Rusland de EU binnenkomt? Zal dit ook worden betrokken in het veertiende sanctiepakket?

37.

Antwoord van het kabinet:

Onder het elfde, twaalfde en dertiende sanctiepakket is het instrumentarium uitgebreid en zijn individuele maatregelen aangenomen gericht tegen omzeiling. Zo zijn er exportbeperkingen opgelegd aan bedrijven uit meer dan 10 verschillende landen van waaruit omzeiling plaatsvindt. Onder het twaalfde pakket is een verplichting opgenomen tot een «No Russia» clausule om de herexport van EU-gesanctioneerde gevoelige goederen naar Rusland via entiteiten in derde landen te beperken. Het kabinet onderzoekt voortdurend de noodzaak van aanvullende maatregelen tegen sanctie-omzeiling in het kader van de Ruslandsancties en levert hier een actieve bijdrage aan, zowel als het gaat om de ontwikkeling van nieuw instrumentarium als om de verdere inzet van reeds bestaande instrumenten. Dit is ook een belangrijke pijler onder de Nederlandse inzet voor het veertiende pakket.

Welke maatregelen liggen er momenteel om de Russische schaduwvloot aan banden te leggen?

38.

Antwoord van het kabinet:

De aanpak van de Russische schaduwvloot is één van de voornaamste beleidsprioriteiten van het kabinet voor het veertiende pakket in lijn met de gewijzigde motie-Koekkoek/Dassen over een pakket aan maatregelen teneinde de situatie omtrent de Russische schaduwvloot in Zeeland aan te pakken17. Het kabinet levert op dit vlak een actieve bijdrage aan de uitbreiding van het sanctie-instrument. Het is niet in het belang van de lopende onderhandelingen en de Nederlandse inzet daarin om daar op verder detailniveau uitspraken over te doen.

Kan de Minister aangeven hoe Nederland sanctiepakketten monitort en er toezicht op houdt?

39.

Antwoord van het kabinet:

In Nederland is de Minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de coördinatie van het sanctiebeleid, waaronder de implementatie van de verschillende pakketten. De uitvoering en het toezicht op de verschillende maatregelen zijn echter belegd bij andere departementen en organisaties. Zo houdt de Douane bijvoorbeeld toezicht op grensoverschrijdend goederenverkeer en De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten houden toezicht op financiële instellingen die tegoeden moeten bevriezen van gesanctioneerde partijen. Meer uitgebreide informatie hierover is eerder met u gedeeld18.

Hoe wordt voorkomen dat LNG uit Rusland de EU binnenkomt? Zal dit ook worden betrokken in het veertiende sanctiepakket?

40.

Antwoord van het kabinet:

In Nederland is bij de veiling van de nieuwe LNG-importcapaciteit die in 2022 is gerealiseerd (Eemshaven) en in 2026 wordt gerealiseerd (uitbreiding Gate) als voorwaarde gesteld dat geen Russisch LNG mag worden geïmporteerd. Voor import op basis van contracten uit het verleden geldt echter, dat er nog geen Europees importverbod op Russisch LNG is, waardoor import naar de EU op basis van deze contracten nog mogelijk is. Dit neemt niet weg dat de EU Russisch gas zo spoedig mogelijk geheel wil uitfaseren. Daarom heeft de Raad tijdens de Energieraad van 3 maart 2024 een oproep gedaan aan de Europese Commissie om een gezamenlijk afbouwpad op te stellen. Het kabinet geeft in dit verband ook uitvoering aan de motie Paternotte c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2024) om zich in Europees verband in te zetten voor het afbouwen van de import van LNG uit Rusland, daarbij in acht nemend dat dit niet mag leiden tot onaanvaardbare negatieve effecten voor de EU-gasleveringszekerheid. Ten slotte treedt later dit jaar een bepaling in werking in het kader van het decarbonisatiepakket die individuele Lidstaten de bevoegdheid geeft, onder zeer strikte voorwaarden (onder meer op gebied van EU leveringszekerheid), om maatregelen te treffen om tijdelijk Russisch gas of LNG te weren indien dat noodzakelijk is in het nationale veiligheidsbelang van de betreffende lidstaat (bijv. het belang van Lidstaten grenzend aan Rusland), na overleg met de betrokken buurlanden en de Europese Commissie. In hoeverre deze mogelijkheid door de betreffende Lidstaten kan worden benut, vergt nog nadere analyse en afstemming.

Het kabinet steunt het uitgangspunt dat de inkomsten van Rusland zo veel mogelijk moeten worden beperkt en benadert alle sanctievoorstellen die bijdragen aan deze doelstelling constructief. Randvoorwaarde hierbij is dat eventuele sancties geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de EU-leveringszekerheid. Ook in verband met het draagvlak onder de Lidstaten is dit van belang.

Verder stond het Midden-Oosten op de agenda van de voorbereiding van de Europese Raad van 21 en 22 maart. Hierbij heeft Nederland opgeroepen tot het komen tot nieuwe conclusies over het conflict tussen Israël en Hamas en de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Welke conclusies kunnen er momenteel getrokken worden met betrekking tot het conflict tussen Israël en Hamas en de situatie in Gaza en de Westelijke Jordaanoever?

41.

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Europese Raad van 17 en 18 april jl. kwamen regeringsleiders gemeenschappelijke conclusies overeen over de situatie in het Midden-Oosten. De Europese Unie zal zich met partners onder andere blijven inzetten voor een onmiddellijk staakt-het-vuren en vrijlating van gijzelaars; bescherming van alle burgers in Gaza; volledige, snelle, veilige en ongehinderde humanitaire toegang en de-escalatie van regionale spanningen.

Ook onderstreepte Nederland het belang van een onmiddellijk humanitair staakt-het-vuren, wat uiteindelijk moet leiden tot een duurzame staking van de gewelddadigheden. Wat is momenteel de status van de onderhandelingen tussen Israël en Hamas? Wordt er op korte termijn een staakt-het-vuren verwacht?

42.

Antwoord van het kabinet:

Momenteel lijken de gesprekken te zijn gepauzeerd. De faciliterende partijen streven ernaar de onderhandelingen spoedig te hervatten. Het is van belang dat onderhandelingen snel leiden tot een onmiddellijk staakt-het-vuren dat moet leiden tot het duurzaam neerleggen van de wapens. Nederland is geen onderdeel van deze onderhandelingen. Ik kan u daarom geen verdere details geven.

De leden van Volt lezen ook dat een grootschalig grondoffensief in Rafah voorkomen moet worden. Hoe kijkt het kabinet naar de herhaaldelijke luchtaanvallen op Rafah, die meerdere mensen, voornamelijk kinderen, het leven heeft gekost? Wanneer spreekt het kabinet van een grootschalig grondoffensief?

43.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is zeer bezorgd over de situatie in Rafah, waar zich ongeveer anderhalf miljoen Gazanen bevinden. Er zijn veel te veel onschuldige burgers slachtoffer geworden van de geweldsspiraal sinds 7 oktober, onder wie veel kinderen. Daarom blijft het kabinet in al zijn contacten met Israël oproepen tot terughoudendheid en zeer precies militair optreden; Israël moet er alles aan doen om nog meer slachtoffers te voorkomen. Ook in Rafah.

Het kabinet is richting Israël eveneens zeer duidelijk geweest over een grootschalig grondoffensief in Rafah: doe het niet. Het is immers moeilijk te zien hoe grootscheeps militair optreden in een gebied met zoveel mensen niet zal leiden tot vele burgerslachtoffers en een grotere humanitaire catastrofe. Dat is niet te rechtvaardigen en zal politieke gevolgen hebben. De manier waarop en timing van de door Israël aangekondigde grondoperaties in Rafah zijn niet te voorspellen, het kabinet wil daarom niet voorop lopen op wanneer er sprake is van een grootschalig grondoffensief.

Wat is de eerste reactie van het kabinet over het rapport van Colonna over UNRWA?

44.

Antwoord van het kabinet:

Op dit moment bestudeert het kabinet het rapport van Colonna, waarop de vervolgstappen bepaald kunnen worden. Zoals bekend zal uw Kamer hier apart over geïnformeerd worden.


  1. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1511.↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1511.↩︎

  3. Idem.↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2860.↩︎

  5. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1970.↩︎

  6. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2792.↩︎

  7. Kamerstuknr. 21 501-07, nr. 1995.↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2065.↩︎

  9. 12.10.2022, «2022 Communication on EU Enlargement Policy», 2022 Communication on EU Enlargement Policy - European Commission (europa.eu).↩︎

  10. Euractiv, 14 april 2017, «Recent EU enlargement led to brain drain in new members» (https://www.euractiv.com/section/enlargement/news/recent-eu-enlargement-led-to-brain-drain-in-new-members/)↩︎

  11. In de afgelopen jaren zijn in toenemende mate situaties waarneembaar waarin Iidstaten in de ogen van andere lidstaten niet handelen in de geest van het beginsel van loyale samenwerking (zoals vastgelegd in artikel 4 lid 3 VEU). De Adviesraad Internationale Vraagstukken doet op dit moment, in opdracht van het kabinet, onderzoek naar dit vraagstuk. https://www.adviesraadinternationalevraagstukken.nl/adviestrajecten/documenten/adviesaanvragen/2023/08/25/adviesaanvraag-bevorderen-loyale-samenwerking↩︎

  12. Kamerstuk 35 925, nr. 170.↩︎

  13. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1921.↩︎

  14. Kamerstuk 21 501-07, nr. 2008.↩︎

  15. Kamerstuk 22 112, nr. 3919.↩︎

  16. Türkiye Report 2023 - European Commission (europa.eu)↩︎

  17. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2045.↩︎

  18. Kamerstukken 36 045, nrs. 61, 104, 120 en 158.↩︎