Verslag informele Telecomraad van 11 en 12 april 2024 Louvain-la-Neuve
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Brief regering
Nummer: 2024D18058, datum: 2024-05-06, bijgewerkt: 2024-05-16 09:38, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-33-1067).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Mede ondertekenaar: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-1067 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.
Onderdeel van zaak 2024Z07806:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-05-14 14:00: Telecomraad (Formeel) d.d. 21 mei 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-05-14 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-05-15 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1067 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2024
Hierbij bieden wij uw Kamer het verslag aan van de informele Telecomraad van 11 en 12 april 2024 in Louvain-la-Neuve. In dit verslag worden tevens enkele nog openstaande vragen uit het Schriftelijk Overleg beantwoord (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064). Ook wordt uw Kamer via dit verslag geïnformeerd over de voorziene publicatie van de definitieve tekst van de herziening van de eIDAS-verordening in het officiële publicatieblad van de Europese Unie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties
A.C. Van Huffelen
Verslag informele Telecomraad 11 en 12 april 2024
Het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke, en betrouwbare online omgeving
Beleidsdebat
Het Belgisch voorzitterschap organiseerde tijdens de informele Telecomraad een beleidsdebat over het onderwerp «het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke, en betrouwbare online omgeving». Tijdens het debat is gediscussieerd over een aantal vragen gerelateerd aan de «Louvain-la-Neuve Verklaring over het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke en betrouwbare online omgeving», die is aangenomen na afloop van de Raad.
De Europese Commissie gaf tijdens het debat aan dat een veilige online omgeving onmisbaar is voor de Europese samenleving. De nadruk werd gelegd op het beschermen van minderjarigen, wiens rechten onder druk staan door bepaalde, grote online dienstverleners. De Commissie benadrukte dat de periode in de aanloop naar de Europese verkiezingen een test zal zijn voor de betrouwbaarheid van onze online omgeving. De Commissie stelde dan ook dat het belangrijk is om werk te maken van de implementatie en handhaving van al bestaande Europese wetgeving in het digitale domein, zoals de Digital Services Act (DSA). De Commissie riep de lidstaten op tot samenwerking op dit dossier. In het bijzonder werd leeftijdsverificatie door middel van de Europese Digitale Identiteit (EDI-)wallet genoemd als mogelijke use-case die in samenwerking met de lidstaten snel opgestart zou kunnen worden.
Nederland heeft tijdens het debat ingebracht dat het beschermen van publieke waarden en digitale rechten een belangrijke pijler vormt van het Nederlandse digitaliseringsbeleid. Nederland heeft aangegeven in die context de Verklaring te steunen. Nederland benadrukte dat een integrale benadering nodig is voor het beschermen van digitale rechten, met name voor minderjarigen. Hierbij kan worden gedacht aan onderwijs voor gebruikers, het delen van expertise en het ondersteunen van online dienstverleners. Nederland benoemde daarnaast enkele instrumenten zoals de Kinderrechten Impact Assessment. Nederland benadrukte dat leeftijdsverificatie door middel van de wallet één mogelijkheid zou kunnen zijn, maar dat alternatieve systemen van verificatie altijd beschikbaar moeten zijn en dat een one-size-fits-all benadering niet past.
Een groot aantal lidstaten benadrukte het belang van het geven van uitvoering aan de bestaande Europese wetgeving in het digitale domein, alvorens nieuw beleid gemaakt wordt om digitale rechten te beschermen. Veel lidstaten benadrukten het belang van het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke, en betrouwbare digitale omgeving. Een aantal lidstaten sprak steun uit voor de Nederlandse positie dat leeftijdsverificatie door middel van de EDI-wallet optioneel moet zijn en alternatieven beschikbaar moeten zijn. Tevens gaven veel lidstaten aan dat de privacy goed beschermd moet worden bij het gebruik van verificatiemiddelen.
In de beantwoording van het Schriftelijk Overleg voor deze informele Telecomraad (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064) is aangegeven in het verslag terug te komen op de volgende vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA:
De leden van de voornoemde fractie ontvangen na de informele Telecomraad graag een terugkoppeling over hoe de verklaring na afloop van het beleidsdebat tot stand is gekomen. Ook horen deze leden graag welke standpunten andere lidstaten innemen op het gebied van privacyvriendelijke leeftijdsverificatie en het initiatiefrapport van het EP over verslavend ontwerp.
Antwoord kabinet:
Kort voorafgaand aan de informele Telecomraad is op ambtelijk niveau een conceptverklaring gedeeld door het Belgisch voorzitterschap waar lidstaten op konden reageren. De Nederlandse inbreng was in lijn met het Nederlandse beleid en is verwerkt in de definitieve versie van de verklaring. In lijn met de Nederlandse inbreng gaat de verklaring in op onder meer de noodzaak van een integrale aanpak voor het beschermen van kinderrechten en de noodzakelijke vrijwilligheid van het gebruik van de wallet voor leeftijdsverificatie. De dag voor de informele Telecomraad is een definitieve versie van de verklaring gedeeld met de lidstaten. Nederland heeft na afloop van de informele Telecomraad aan het Belgisch voorzitterschap te kennen gegeven deze verklaring te ondersteunen, net als alle andere EU-lidstaten.
Een groot aantal lidstaten gaf aan dat het beschermen van de privacy van gebruikers van leeftijdsverificatiemechanismen een prioriteit is. Enkele lidstaten benadrukten het belang van data minimalisatie en privacy-by-design bij leeftijdsverificatiemechanismen. Nederland heeft in het beleidsdebat aangegeven de boodschap van het rapport van het Europees Parlement te delen, namelijk dat louter leeftijdsverificatiemechanismen niet genoeg zijn om online rechten te verdedigen, maar dat de kwaliteit van online diensten in den brede verbeterd dient worden. Het rapport van het Europees Parlement omtrent verslavend ontwerp is verder niet expliciet aan bod gekomen tijdens het beleidsdebat.
Digitale infrastructuur en connectiviteit
Beleidsdebat
Het Belgisch voorzitterschap organiseerde tijdens de informele Telecomraad een beleidsdebat over het onderwerp «digitale infrastructuur en connectiviteit». Het debat was een vervolg op discussies tijdens de Telecomraden van afgelopen jaar en was gerelateerd aan het recent gepubliceerde witboek van de Europese Commissie over mogelijke richtingen voor het Europese connectiviteitsbeleid.
De Europese Commissie gaf tijdens het debat aan dat de Europese telecommarkt in haar ogen te gefragmenteerd is. Volgens de lijnen van het witboek pleitte de Commissie voor het creëren van een aantrekkelijk investeringsklimaat voor een snellere uitrol van digitale connectiviteit. Volgens de Commissie is dat cruciaal voor het versterken van het concurrentievermogen en de weerbaarheid van de Europese economie.
Nederland gaf tijdens het debat aan dat het van belang is dat EU-beleid op het gebied van digitale connectiviteit concurrentie bevordert, nieuwe technologische ontwikkelingen omarmt en investeringsprikkels bevordert. De belangen van Europese eindgebruikers dienen daarbij centraal te staan.1 Nederland heeft aangegeven dat een te eenzijdige focus op de positie van grote telecombedrijven ten koste kan gaan van Europese innovatie en concurrentiekracht. De huidige geopolitieke context onderstreept daarnaast het belang van een veilig en divers leveranciersaanbod in de Europese telecomsector. Nederland heeft benadrukt dat nieuwe wetgevende voorstellen op het gebied van digitale connectiviteit moeten worden onderbouwd met een gedegen impact assessment.
Tijdens de Telecomraad onderstreepten de lidstaten het doel om de Europese connectiviteit te versterken vanwege het belang hiervan voor het Europese concurrentievermogen en de Europese economische weerbaarheid. Er waren echter wel verschillende opvattingen over de instrumenten om dit te bereiken. Een groot aantal lidstaten toonde zich net als Nederland kritisch over een verdere consolidatie van de Europese telecomsector en de mogelijk nadelige gevolgen hiervan voor Europese eindgebruikers. Veel lidstaten onderstreepten dat voorstellen voor nieuwe wetgeving op het gebied van digitale connectiviteit op feiten gebaseerd moeten zijn en voorafgegaan moeten worden door een impact assessment. Enkele lidstaten spraken zorgen uit over harmonisering van spectrumbeleid. Een aantal lidstaten acht een aanpassing van het regelgevend kader noodzakelijk en sprak zich daarbij uit voor schaalvergroting en consolidatie van Europese telecomspelers, waarbij wel de rechten van eindgebruikers in het oog gehouden zouden moeten worden. Veel lidstaten spraken in hun interventie steun uit voor de toegenomen aandacht voor het duurzaamheidsaspect van digitalisering.
Economische veiligheid in het digitale domein en telecommunicatie
Lunchdebat
Tijdens de informele Telecomraad is een besloten lunchdebat gevoerd over het verzekeren van economische veiligheid door strategische autonomie in het digitale domein en de telecommunicatie. Nederland heeft daarbij aangegeven dat open strategische autonomie een noodzakelijke voorwaarde is om bepaalde fundamentele nationale en Europese publieke belangen veilig te stellen: nationale en Europese veiligheid, concurrentie- en verdienvermogen en andere maatschappelijke belangen zoals fundamentele rechten, digitale samenleving en bescherming van de democratische rechtsstaat.
Lidstaten waren het erover eens dat de Europese economische weerbaarheid in het digitale domein versterkt moet worden en noemden daarbij onder meer de volgende aandachtsgebieden: 5G-veiligheid, cyberveiligheid en ruimtevaart, datalekken, (investeringen in) zeekabels, effectieve implementatie en handhaving van digitale wet- en regelgeving, vaardigheden en defensie en dual use.
Overig
Opvolging Schriftelijk Overleg
In de beantwoording van het Schriftelijk Overleg voor deze informele Telecomraad (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064) is aangegeven in het verslag terug te komen op vragen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en BBB over de verordening gigabit infrastructuur en de vragen van de leden van de VVD-fractie over de AI-verordening.
Verordening gigabit infrastructuur
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen en opmerkingen over de verordening gigabit infrastructuur. Zij erkennen het belang van een stevig digitaal netwerk, maar benadrukken ook dat hierin een grote rol is weggelegd bij nationale medeoverheden. Kunnen de bewindspersonen haar inzet op de verordening nader toelichten?
Antwoord kabinet:
De inzet is conform de gesignaleerde aandachtspunten uit het BNC-fiche uitgevoerd, waarbij gestreefd is te komen tot een proportioneel wetgevend instrument en waarbij de lasten in verhouding staan tot het doel. Tijdens de onderhandelingen in de Raad en later in de triloog, ging de aandacht daarbij met name uit naar de voorgestelde maatregelen rond automatische vergunningverlening, de uitvoeringshandeling om categorieën van netwerken met zeer hoge snelheid en bijbehorende faciliteiten vergunningsvrij te verklaren en de nieuwe maatregelen rond het aanleveren en digitaliseren van informatie en bijbehorende systemen. Deze voor Nederland belangrijke aspecten zijn gerealiseerd in het voorlopige politieke akkoord.
Welke nationale invulling wordt er nog aan de verordening gegeven zodra deze van kracht is? Hoeveel zeggenschap krijgen lidstaten daarin?
Antwoord kabinet:
Aangezien het een Europese verordening is die na inwerkingtreding rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten, is de nationale invulling voor lidstaten beperkt. Bij deze verordening betreft het een minimale harmonisatie van wetgeving, waarbij lidstaten de vrijheid behouden om strengere en gedetailleerdere regels uit te vaardigen op verschillende onderdelen van de verordening. Bijvoorbeeld door het hanteren van kortere termijnen voor respectievelijk vergunningverlening en het verstrekken van informatie over bestaande fysieke infrastructuur. Ook zijn er diverse bepalingen opgenomen met een optioneel karakter, waarbij lidstaten kunnen bepalen deze wel of niet van kracht te laten zijn, zoals het introduceren van een glasvezel-klaar label voor woningen. Nederland heeft als uitgangspunt dat in beginsel wordt gekozen voor de implementatiewijze die de minste lasten oplegt. Dat betekent dat Nederland in beginsel geen gebruik zal maken van de hiervoor genoemde bepalingen met een optioneel karakter.
Wat zijn de gevolgen van de verordening op de vergunningverlening vanuit lokale en regionale overheden? Is hierover overleg geweest met vertegenwoordigers van medeoverheden? Wat zijn hun wensen ten aanzien van deze verordening en zijn deze ingewilligd?
Antwoord kabinet:
In aanloop naar het opstellen van het BNC-fiche, maar ook gedurende de onderhandelingen in de Raad is er contact geweest met enkele (grootstedelijke) gemeenten, het Gemeentelijk Platform Kabels en Leidingen (GPKL) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over de verordening. Daarbij zijn de voor hen belangrijkste aandachtspunten rond vergunningverlening meegewogen bij het opstellen van het fiche en de inzet in de onderhandelingen. Uitkomst van het voorlopige politieke akkoord, is dat de verplichtingen rond vergunningverlening door medeoverheden beter aansluiten op de bestaande Nederlandse systemen en wetgeving. Op de website van de VNG is te lezen dat gemeenten blij zijn met dit resultaat.2
In de brief lezen de leden van de BBB-fractie dat er tijdens de Telecomraad unaniem een algemene oriëntatie is aangenomen over het voorstel voor de verordening gigabit infrastructuur. Deze leden hebben hierbij vragen over het verbeteren van EU-brede toegang tot hoge capaciteitsnetwerken. Kan nader worden toegelicht waarom het verwijderen van maatregelen omtrent automatische vergunningverlening door Nederland is onderstreept, en waar de amendering van de procedures en vereisten omtrent de Single Information Points exact betrekking op hadden?
Antwoord kabinet:
Het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening inzake gigabit infrastructuur bevatte onder andere een voorstel om vergunningsaanvragen voor uitrol van netwerken met zeer hoge capaciteit en bijhorende faciliteiten automatisch ontvankelijk te verklaren en te verlenen wanneer respectievelijk niet binnen 15 dagen en 4 maanden een besluit van de bevoegde instantie volgt. In het BNC-fiche3 horend bij dit Commissievoorstel heeft het kabinet zich kritisch geuit tegenover dit principe van automatische vergunningsverlening. Met name vanwege de grote inbreuk hiervan op belangrijke (gemeentelijke) taken op het gebied van ruimtelijke en ondergrondse ordening. Conform het BNC-fiche heeft het kabinet, samen met andere lidstaten, zich in de onderhandelingen binnen de Raad ingezet om deze maatregel te laten vervallen of in te perken.
Tijdens de Telecomraad van 5 december jl. is deze positie van Nederland bekrachtigd in een Raadspositie (algemene oriëntatie). Aan de hand van deze Raadspositie heeft de voorzitter van de Raad in de triloog onderhandeld met het Europees Parlement en de Commissie. Dit heeft op 6 februari jl. geleid tot een voorlopig politiek akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement. Het kabinet is tevreden met het bereikte onderhandelingsresultaat in de triloog. Hierin is namelijk onder andere de voorgestelde maatregel ten aanzien van automatische vergunningsverlening zo geformuleerd dat deze niet van toepassing is in Nederland, maar er tegelijkertijd wel andere mogelijkheden zijn om de naleving van beslissingstermijnen voor vergunningverlening te waarborgen.
De Single Information Points hebben als doel om vergunningsprocessen voor de aanleg van telecomnetwerken beter te stroomlijnen en om informatie over fysieke infrastructuur en geplande civiele werken beter beschikbaar te maken. De amendering had, conform de inzet uit het BNC-fiche, betrekking op het behouden van voldoende flexibiliteit om bestaande goedwerkende systemen en registraties die de functies van de Single Information Points vervullen in hun huidige vormen te kunnen continueren. De maatregelen in de verordening inzake de Single Information Points, zijn in de algemene oriëntatie en het voorlopige politieke akkoord zodanig aangepast dat bestaande informatie uitwisselingssystemen in Nederland grotendeels gehandhaafd kunnen worden, maar nog steeds bijdragen aan het verwezenlijken van achterliggende doelstellingen.
AI-verordening
Naar aanleiding van de genoemde stappen die worden gezet in Nederland met betrekking tot de implementatie van de AI-verordening, vragen de leden van de VVD-fractie hoe het toezicht op de verordening ingericht zal worden in Nederland en hoe dit bijdraagt aan de helderheid voor (mkb-) bedrijven die willen weten hoe ze kunnen of moeten voldoen aan de verordening, zonder hen meer kosten en administratie op te leveren.
Antwoord kabinet:
Het kabinet werkt aan de implementatie van de AI-verordening, waar de inrichting van toezicht op de AI-verordening in Nederland onderdeel van uitmaakt. Momenteel werken de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) en de Directie Coördinatie Algoritmen (DCA) van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) samen met andere betrokken toezichthouders aan een advies over hoe het toezicht op AI-systemen vorm te geven. Dit advies wordt gebruikt in de besluitvorming over hoe het toezicht op de naleving van de AI-verordening wordt ingericht. Dat moet uiteindelijk vastgelegd worden in de uitvoeringswet die voor deze verordening gemaakt wordt.
Het kabinet onderschrijft het belang van het informeren en ondersteunen van (mkb-) bedrijven met betrekking tot de AI-verordening. Meerdere toezichthouders zullen hier een belangrijke rol in spelen vanuit de eigen sectorale expertise. Ook zal het mogelijk zijn voor bedrijven, en andere organisaties, om deel te nemen aan regulatory sandboxes. Hierbinnen kunnen toezichthouders samen met de aanbieders van AI werken aan oplossingen voor compliance-vraagstukken. De AI-verordening schrijft daarbij voor dat MKB-bedrijven prioritaire toegang moeten krijgen tot de regulatory sandboxes, voor zover ze voldoen aan de toelatingsvoorwaarden en selectiecriteria. AI-aanbieders kunnen hier hulp krijgen bij het beantwoorden van lastige vragen over de regelgeving, en toezichthouders kunnen de uitkomsten hiervan vervolgens gebruiken voor duidelijkere en effectievere toelichting over de regelgeving.
Daarnaast gaat het kabinet zich vanaf het moment van inwerkingtreding van de AI-verordening actief inzetten voor de bewustwording en duidelijke voorlichting over de regels richting aanbieders en gebruiksverantwoordelijken van AI. Zo kunnen deze partijen zich zo goed mogelijk voorbereiden op het van toepassing worden van de bepalingen uit de AI-verordening komende jaren.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet probeert te voorkomen dat toezicht op AI wordt verenigd tot persoonsgegevens en data en hoe wordt voorkomen dat bedrijven te maken krijgen met AI toezichthouders die elkaar tegenspreken?
Antwoord kabinet:
De AI-verordening stelt eisen aan de ontwikkeling van verschillende soorten AI-systemen. Deze eisen gaan over goede kwaliteit datasets en goed databeheer zodat onder meer bias wordt voorkomen, maar ook risicomanagement, het mogelijk maken van menselijk ingrijpen, het opstellen van gebruikershandleidingen en waarborgen van cyberveiligheid. Dat zijn eisen die aanvullend zijn op wat het bestaande gegevensbeschermingsrecht en de AWB voor de overheid al vragen. De toezichthouders zullen er op moeten toezien dat ontwikkelaars van hoog-risico AI aan deze eisen voldoen.
Het kabinet betrekt meerdere (sectorale) toezichthouders bij het toezicht op de AI-verordening, aangezien deze over de ontwikkeling en gebruik van AI in uiteenlopende gebieden gaat. Kennis van een sector is cruciaal om bijvoorbeeld een risicomanagementsysteem voor AI voor gebruik in die sector te kunnen beoordelen. Om te voorkomen dat organisaties te maken krijgen met tegensprekende geluiden, is goede samenwerking tussen toezichthouders cruciaal. Die samenwerking is ook van belang voor toezichthouders om gebruik te kunnen maken van elkaars expertise, gezamenlijk risico’s te kunnen signaleren en analyseren, en aan normuitleg te kunnen doen. Het kabinet heeft afgelopen jaar een overleg met alle digitale toezichthouders geïnitieerd om te zorgen voor afstemming tussen deze toezichthouders. In dit verband wordt ook gewerkt aan het bij de beantwoording van vraag 13 genoemde advies vanuit de toezichthouders over hoe het toezicht op AI-systemen vormgegeven dient te worden.
Raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit (Revisie eIDAS-verordening)
Op 26 maart 2024 heeft de Raad van de Europese Unie formeel ingestemd met de herziening van de eIDAS-verordening. De verordening is op 30 april gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. De verordening treedt 20 dagen hierna in werking en daarmee kan het traject van de totstandkoming van de Europese uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen van start gaan.