Antwoord op vragen van de leden Ouwehand en Kostic over ‘het onder druk zetten van de minister van LNV om glyfosaat niet te verbieden’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D18689, datum: 2024-05-13, bijgewerkt: 2024-05-14 10:01, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-1709).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z07014:
- Gericht aan: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Indiener: E. Ouwehand, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I. Kostic, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1709
Vragen van de leden Ouwehand en Kostić (beiden PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het onder druk zetten van de Minister van LNV om glyfosaat niet te verbieden (ingezonden 19 april 2024).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 13 mei 2024).
Vraag 1
Kunt u de berichtgeving van Zembla bevestigen waaruit blijkt dat u zich tijdens een ministerraad heeft verzet tegen het voornemen van Minister Adema om tegen de verlenging van de toelating van glyfosaat te stemmen?1
Antwoord 1
Ik kan bevestigen dat in de ministerraad is gesproken over de hernieuwing van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat en dat daar verschillende invalshoeken zijn uitgewisseld.
Vraag 2
Bent u ermee bekend dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen die de regering verzocht om tegen deze toelating te stemmen?2
Antwoord 2
Ja, uw Kamer heeft een motie aangenomen om tegen de nieuwe Europese goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat te stemmen.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat de Minister van LNV er in het kabinet voor heeft gepleit om glyfosaat te verbieden, in lijn met de wens van de Tweede Kamer?
Antwoord 3
Voor mijn reactie verwijs ik naar antwoord 1.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de onderbouwde wens van de Tweede Kamer en de onderbouwde wens van de verantwoordelijke Minister zeer zwaar wegen?
Antwoord 4
Ja, de wens van de Kamer weegt altijd zwaar, evenals de opvattingen van de betrokken bewindspersonen.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat, door uw verzet, de zorgen van de Minister van LNV, onder meer door gesprekken met het RIVM en andere wetenschappers, en de wens van de Kamer zijn genegeerd?
Antwoord 5
Verordening (EG) 1107/2009 gaat uit van de wetenschappelijke beoordeling van de risico’s van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen voor mens, dier en milieu. Het is dan ook een vaste lijn van de lidstaat Nederland om zich te baseren op de onafhankelijke, wetenschappelijk onderbouwde adviezen van de daartoe aangestelde wetenschappelijke instituten. Dit betrof in dit geval de Assessment Group on Glyphosate (het consortium van vier bevoegde toelatingsautoriteiten, waaronder het Ctgb), EFSA en ECHA. EFSA concludeert dat er geen kritische zorgpunten zijn geconstateerd ten aanzien van de werkzame stof glyfosaat. Het besluit van de EC om glyfosaat opnieuw 10 jaar goed te keuren is hiermee voldoende onderbouwd.
Ik wil benadrukken dat een beoordeling op basis van wetenschappelijk onderbouwde adviezen van daartoe ingestelde wetenschappelijke instituten uitgangspunt is van de geharmoniseerde Europese regelgeving op het gebied van stoffen, niet alleen voor gewasbeschermingsmiddelen maar ook voor biociden, medicijnen, voedselcontactmaterialen en het generieke stoffenbeleid.
Met de Minister van LNV en de Minister van VWS neem ik de wetenschappelijke en maatschappelijke zorgen over glyfosaat en de wens van uw Kamer zeer serieus. In de brief van 29 januari 2024 (Kamerstuk 27 858, nr. 646) worden acties door de Minister van LNV benoemd en heeft de Ministers van LNV en VWS aangekondigd specifiek wetenschappelijk onderzoek te starten naar de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen (waaronder glyfosaat) en het ontstaan van de ziekte van Parkinson.
Vraag 6
Hoe bent u erop gekomen om u te verzetten tegen de keuze van de Minister van LNV?
Antwoord 6
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Welke gesprekken heeft u tussen de stemming over de betreffende motie in de Tweede Kamer (op 7 september 2023) en de betreffende ministerraad in oktober 2023 gevoerd over dit onderwerp?
Antwoord 7
Ik heb in deze periode geen gesprekken over dit onderwerp gevoerd met externe bedrijven, instellingen of organisaties. Ik heb over dit onderwerp uitsluitend gesproken met collega-bewindspersonen, in onderraden en ministerraden en intern daarop voorbereidende overleggen (zie antwoord vraag 10).
Vraag 8
Welke mails of andere communicatievormen heeft u gedurende deze periode ontvangen of verstuurd over dit onderwerp?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Kunt u een lijst van bedrijven, instellingen en organisaties sturen waarmee gedurende deze periode is gesproken of waarvan input is verkregen over dit onderwerp?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Is er gedurende deze periode contact geweest tussen u (of uw ambtenaren) en de Staatssecretaris van IenW (of haar ambtenaren) over dit onderwerp? Zo ja, op wiens initiatief vond dit contact plaats en wat is er hierbij besproken?
Antwoord 10
Dit onderwerp raakt verschillende onderdelen van het Ministerie van IenW, met inbegrip van onderdelen die vallen onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris, dus vanzelfsprekend is daar contact mee geweest.
Vraag 11
Heeft u gedurende deze periode over dit onderwerp gesproken met (Kamerleden van) de VVD-fractie? Zo ja, op wiens initiatief vond dit contact plaats en wat is er hierbij besproken?
Antwoord 11
Nee.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden, in ieder geval vóór het commissiedebat over landbouwgif (het zogeheten «commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen»)?
Antwoord 12
Ja.