Amendement van het lid Michon-Derkzen over een verbod op kindersekspoppen
Regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal (Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal)
Amendement
Nummer: 2024D18952, datum: 2024-05-14, bijgewerkt: 2024-05-17 09:39, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36377-14).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, Tweede Kamerlid (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 36377 -14 Regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal (Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal).
Onderdeel van zaak 2024Z08153:
- Indiener: I.J.M. Michon-Derkzen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2024-05-21 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 377 Regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal (Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal)
Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID MICHON-DERKZEN
Ontvangen 14 mei 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, subonderdeel 3, worden aan het voorgestelde artikel 14 twee onderdelen toegevoegd, luidende:
4. Na artikel 253 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 253a
Degene die een voorwerp met een uiterlijke verschijningsvorm van een kind of van een lichaamsdeel van een kind dat de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, dat bestemd is om seksuele handelingen mee te verrichten, verspreidt, aanbiedt, openlijk tentoonstelt, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert, verwerft of in bezit heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. In artikel 254, eerste lid, onderdeel c, wordt «253» vervangen door «253a».
Toelichting
Indiener stelt voor in lijn met het hoofddoel van het wetsvoorstel om kinderen te beschermen een verbod voor op kindersekspoppen. Verschijnen van kindersekspoppen op de Nederlandse markt zijn al jaren een zorgelijke ontwikkeling en het bezit en het in omloop brengen van kindersekspoppen normaliseert een subcultuur van seksueel misbruik van kinderen. Uit de quickscan van het WODC naar een verbod op kindersekspoppen bleek dat het niet uitgesloten is dat kindersekspoppen voor een bepaalde groep gebruikers het risico op kindermisbruik vergroot. In Engeland trof de douane in 75% van de doorzoekingen naar aanleiding van kindersekspoppen tevens kinderpornografisch materiaal aan.
Indiener meent om die reden dat het nog langer toestaan van kindersekspoppen conflicteert met de verantwoordelijkheid die de overheid draagt om kinderen te beschermen. Dit grote belang compenseert enige mate van empirische onzekerheid ten aanzien van het verband tussen kindersekspoppen en kindermisbruik.
Er is gekozen voor een leeftijdgrens van zestien jaar in plaats van achttien jaar, omdat een kindersekspop voldoende onderscheidend dient te zijn van een sekspop met de uiterlijke vertoning van een meerderjarige. Hierbij wordt aangesloten bij de leeftijdsgrens in artikel 240c Sr. Het gekozen strafmaximum van vier jaar komt eveneens overeen met het strafmaximum van het artikel 240c Sr, waarin voorbereidingshandelingen voor seksueel misbruik met kinderen zelfstandig strafbaar is gesteld. Het strafmaximum is minder hoog dan het vergelijkbare delict inzake bezit, verspreiden en vervaardigen van kinderpornografie (het huidige artikel 240b Sr, nieuwe artikel 252 Sr vanaf 1 juli 2024) waar een strafmaximum van zes jaar op is gesteld.
Aanvankelijk maakte een verbod op kindersekspoppen deel uit van de Wet seksuele misdrijven.1
In juni 2023 werd echter om procedurele redenen besloten het verbod uit het wetsvoorstel te halen en werd een separaat wetsvoorstel aangekondigd. Sindsdien is niets meer vernomen, terwijl kindersekspoppen nog altijd legaal in Nederland kunnen worden ingevoerd en verkrijgbaar zijn.
In de voorlichting van de Raad van State werd geadviseerd het verbod op kindersekspoppen te notificeren, omdat het verbod een mogelijke inperking is op het vrije verkeer van Diensten. Indiener onderschrijft in beginsel deze interpretatie van de Dienstenrichtlijn. Naast landen zoals Australië, Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, hebben inmiddels ook een aantal Europese lidstaten een verbod op kindersekspoppen ingevoerd. Een aantal landen, waaronder Denemarken, hebben het verbod niet genotificeerd. Daarop is geen inbreukprocedure van de Europese Commissie gestart. Duitsland heeft het verbod op kindersekspoppen wel genotificeerd. In onder andere Tsjechië en Portugal worden de strafbepalingen die zien op het bezit en verspreiden van kinderpornografisch materiaal op zo’n manier geïnterpreteerd dat kindersekspoppen hier ook onder vallen. Deze vormen van verboden op kindersekspoppen zijn voor zover bekend niet gestuit op bezwaren van de Europese Commissie. Indiener vindt het belangrijk dat het Nederlandse verbod op kindersekspoppen ook juridisch houdbaar is en niet op (procedurele) bezwaren stuit van de Europese Commissie. Als het verbod wordt genotificeerd, geldt een standstill periode van drie maanden vanaf het moment van notificatie.
Het onderhavige wetsvoorstel maakt het mogelijk onderdelen van het wetsvoorstel op verschillende momenten in werking te laten treden. Indiener kan zich goed voorstellen dat wanneer dit amendement wordt aangenomen, de regering aankondigt dat het verbod pas in werking zal treden nadat de notificatieprocedure succesvol is afgerond. Mocht blijken dat de Europese Commissie wijzigingen eist, dan kan de regering besluiten het verbod niet in werking te laten treden, voordat een reparatiewetsvoorstel door beide Kamers is behandeld.
Michon-Derkzen
Kamerstukken 36 222↩︎