[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda formele OJCS-Raad 13 en 14 mei 2024 en het Informeel werkdiner van Europese Cultuurministers 13 mei 2024 (Kamerstuk 21501-34-418)

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D19031, datum: 2024-05-14, bijgewerkt: 2024-05-27 13:08, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-34-419).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-419 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2024Z08192:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 419 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de van 22 april 2024 inzake de geannoteerde agenda formele OJCS-Raad van13 en 14 mei 2024 en het informeel werkdiner van Europese Cultuurministers van 13 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 418); 22 april 2024 inzake het verslag van de informele bijeenkomst van onderwijs Ministers van 29 februari en 1 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 417); 16 april 2024 inzake de geannoteerde Agenda Sportraad van 14 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 415); 15 april 2024 inzake de geannoteerde agenda Europese Jeugdraad van 13 mei 2024 en het verslag Jeugdraad van 23 november 2023 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 416).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 april 2024 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 14 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Uitkomst politiek akkoord EMFA met de verzenddatum 19 januari 2024. Deze leden vragen de Staatssecretaris of er naast periodieke rechterlijke toetsing van de inzet van binnendringingssoftware betreffende journalisten er ook periodieke toetsing is door bijvoorbeeld een onafhankelijke «privacywaakhond». Hoe worden «periodiek» en «toetsing» gedefinieerd? Zij zouden tevens een uitgebreide toelichting van de Staatssecretaris willen hebben waarin staat beschreven hoe gewaarborgd wordt dat zaken als «nationale veiligheid» en «ernstige criminaliteit» geen «verzamelbakken» worden waar steeds meer zaken onder kunnen vallen, teneinde binnendringingssoftware te rechtvaardigen.Zij vragen de Staatssecretaris hoe wordt bepaald of de inzet van surveillancemethodes «proportioneel» is? Daarnaast vragen zij of zij een uitgebreide toelichting van de Staatssecretaris kunnen ontvangen of bij de standpuntbepaling van het kabinet, op welke manier dan ook, rekening is gehouden met adviezen (bijvoorbeeld van organisaties uit het mediaveld) die heel kritisch waren inzake (onderdelen van) deze Europese mediawet.

De leden van de PVV-fractie hebben tevens met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda ten behoeve van de formele OJCS-Raad op 13 en 14 mei 2024, alsmede het informeel werkdiner van Europese Cultuurministers op 13 mei 2024. Met betrekking tot het informele werkdiner valt te lezen dat tijdens het diner een beleidsdebat staat gepland over de manier waarop cultuur en identiteit kunnen helpen om geopolitieke spanningen te adresseren. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal hieraan deelnemen. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de definitie is van «geopolitieke spanningen», waarom cultuur en identiteit gebruikt zouden moeten worden om geopolitieke spanningen te adresseren en wat hiervan de meerwaarde is voor behoud en versterken van de Nederlandse cultuur en identiteit. Zij zouden daarnaast een uitgebreid verslag willen inzake wat er is besproken en/of besloten tijdens het werkdiner.

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda formele OJCS-Raad en de brieven van de Ministers.

De geannoteerde agenda kondigt een lunchdebat over het lerarentekort aan. De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te zien dat het probleem van het lerarentekort tijdens de OJCS-Raad besproken zal worden. Deze leden zouden graag van de Minister horen welke succesvolle maatregelen er reeds in de andere EU-lidstaten zijn genomen en hoe deze eventueel toegepast zouden kunnen worden in Nederland.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in het actieplan «Digital Education Plan 2021–2027» van de Europese Commissie en onderstrepen het belang van het verbeteren van de digitale vaardigheden en competenties. Graag zouden deze leden van de Minister horen op welke manier de Europese initiatieven op het gebied van AI1, data en technologische innovatie aansluiten op het huidige beleid in Nederland. Wordt er reeds gewerkt aan wetgeving of andere instrumenten die docenten zullen ondersteunen op het gebied van de digitale transformatie? Daarnaast zouden zij de Minister willen vragen op welke manier er ruimte is voor samenwerking met andere EU-lidstaten op het gebied van AI en onderwijs.

De leden van de VVD-fractie willen de Minister bedanken voor het opbrengen van het belang van gebalanceerde studentmobiliteit. Deze leden zijn van mening dat de Europese Unie zeer terughoudend moet zijn met voorstellen die leermobiliteit verder vergroten, omdat dit waarschijnlijk leidt tot meer ongerichte studiemigratie. Hoe duidt de Minister de raadsaanbeveling «Europa in beweging» in huidige vorm? Gaat dit voorstel inkomende studiemigratie verder vergroten? Zo ja, hoe verhoudt deze aanbeveling zich tot het verdere beleid van de Minister? En is de Minister van mening dat hij de raadsaanbeveling in huidige vorm daarmee kan onderschrijven?

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de rondgezonden informatie omtrent de formele OJCS-Raad van 13 en 14 mei 2024. Naar aanleiding van deze informatie hebben deze leden een aantal vragen aan de betrokken bewindspersonen. Deze leden merken op dat jongerenwerk in Nederland vooral op een preventieve wijze wordt ingezet. Zij willen weten of er naast deze preventieve wijze nog een andere rol is weggelegd voor de inzet van jongerenwerk. Daarnaast willen zij weten of er al een uitwerking in grote lijnen is over hoe de jongerenparticipatie in beleidsvorming eruit moet gaan zien. Is er zicht op welk instrumentarium voor de uitwerking kan worden ingezet? Of is de uitwerking van het beleid over jongerenparticipatie nog in ontwikkeling?

De leden van de NSC-fractie hebben gelezen dat er samen met de Nationale Jeugdraad (NJR) wordt gewerkt aan een nationale jeugdstrategie. Hoe verloopt het proces van deze samenwerking en wat is de vordering in het proces naar een dergelijke strategie? Daarnaast willen deze leden graag uitleg krijgen waarom er slechts wordt samengewerkt met één partij (de NJR) en waarom er niet is gekozen voor het betrekken van meerdere partijen.

De leden van de NSC-fractie willen graag weten op welke wijze een generatietoets en een kinderrechtentoets momenteel bijdragen aan de verankering van de positie van jongeren. Hoe wordt er rekening gehouden met de effecten die op dit moment nog niet meetbaar zijn, aan de hand van bovengenoemde toetsen? Daarnaast willen deze leden weten op welke wijze jongeren betrokken gaan worden in het proces van vormgeving van de Europese Jongerentoets.

De leden van de NSC-fractie hebben in de Resolutie van de Raad van Europa over de EU-strategie voor Jongeren 2019–2027 gelezen over de Europese jeugddoelstellingen. Doelstelling nummer vijf gaat over de geestelijke gezondheid en het geestelijk welzijn van jongeren.2 Deze leden zijn benieuwd hoe deze doelstelling wordt afgezet tegen de huidige staat van het jeugdzorgstelsel. Is er daarnaast bereidheid tot uitwisseling van kennis tussen de Europese lidstaten over de verschillen in systematiek ten aanzien van jeugdzorg? Zij willen graag weten wat de visie van de Staatssecretaris is ten aanzien van de ideeën over een kinder- of jongerenkabinet.

De leden van de NSC-fractie hebben ook kennisgenomen van het onderdeel «Sport» van de agenda. Er is met belangstelling kennisgenomen van de Raadsconclusies over zelfgeorganiseerde sport en deze leden ondersteunen de inzet van Nederland om hiermee in te stemmen. In het bijzonder vragen zij het belang te benadrukken van beleid dat de aanleg van toegankelijke infrastructuur mogelijk maakt om (hard)lopen en fietsen te bevorderen. Denk aan de ontwikkeling van fietspaden en voetgangersvriendelijke routes. Waarbij kan worden aangeboden dat Nederland als fietsland graag best practices deelt hoe dit te doen.

De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet voor het Beleidsdebat over het thema «vrijwilligers in de sport». Deze leden waarderen de agendering van het thema regeldruk voor sportverenigingen, en vragen daarbij ook aandacht voor mogelijk onderscheid tussen kleine en grote verenigingen. Ook de ontwikkeling van de ondersteunende sport- en beweegloketten kan vanuit de Nederlandse situatie worden ingebracht. Zij missen in de Nederlandse inzet nog het benoemen van de fiscaal onbelaste vrijwilligersvergoeding, en hoe dat de drempels voor vrijwilligersinzet kan verlagen.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brieven omtrent de Formele OJCS-Raad op 13 en 14 mei 2024. Deze leden hebben vragen en opmerkingen over de agenda Sportraad, de agenda Europese Jeugdraad en het akkoord over de definitieve tekst van de Europese verordening inzake mediavrijheid.

De leden van de BBB-fractie lezen in de Geannoteerde agenda Sportraad van 14 mei 2024 dat de Raad wordt gevraagd in te stemmen met het EU-werkplan voor sport voor de komende drie jaar. Dit plan richt zich met name op integriteit en waarden binnen de sport. Kan nader toegelicht worden wat er hier precies bedoeld wordt met integriteit en waarden?

De leden van de BBB-fractie lezen dat de voorgestelde focus bij het, in de nasleep van de coronapandemie, uitroepen van 2022 tot het Europees Jaar van de Jeugd laten zien hoe de groene transitie jongeren kansen biedt. Deze leden vragen waarom nu juist deze focus werd gekozen om jongeren in de samenleving te erkennen en hen aan te moedigen om hierin te participeren. Zij lezen dat vanwege het Europees Jaar van de Jeugd de Raad diverse aanbevelingen doet aan de Europese Commissie en de lidstaten. Tot de inzet voor Nederland behoren onder andere dat Nederland het belang van inclusie erkent. Kan dit nader worden toegelicht? Daarnaast vragen zij wat wordt bedoeld met het feit dan Nederland ervoor pleit dat de Raadsconclusies rekening houden met diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel.

Verder lezen zij in het stuk dat Nederland het belang erkent van diversiteitsensitief jeugdbeleid en zich blijvend inzet om het bewustzijn en bewustwording hieromtrent te benadrukken. Ook hier vragen zij een toelichting wat exact bedoeld wordt met diversiteitsensitief jeugdbeleid. Zij kunnen zich met betrekking tot het Beleidsdebat over de EU Jongerenconferentie vinden in de inzet van Nederland dat het belangrijk is dat de lidstaten vrije keuze behouden bij de implementatie van de uitkomsten in lijn met de nationale situatie of behoeften en dat Nederland geen voorstander van een verplicht monitoringssysteem is vanuit de EU, mede in verband met de subsidiariteit en proportionaliteit.

De leden van de BBB-fractie hebben over de onderhandelingen tussen het Voorzitterschap van de Raad en het Europees Parlement over de Europese verordening inzake mediavrijheid twee vragen. In hoeverre past een Europese Raad voor mediadiensten binnen de diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel? En hoe verhoudt het instellen van een beoordeling op pluriformiteit van de media zich met de huidige discussie in Nederland over dit thema?

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Wij willen de leden van de fracties bedanken voor hun inbreng.

Europese mediavrijheidsverordening

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben gevraagd naar periodieke toetsing van de inzet van binnendringingssoftware betreffende journalisten zoals omschreven in artikel 4, lid 6 van de EMFA.

De EMFA beoogt het recht op persvrijheid te versterken. De bescherming van journalistieke bronnen en vertrouwelijke communicatie wordt op Unieniveau geharmoniseerd en verder versterkt, zonder afbreuk te doen aan eventueel aanvullende bescherming op nationaal niveau. In de Nederlandse regelgeving is de inzet van dwangmiddelen reeds met voldoende wettelijke kaders omkleed.

In artikel 126nba van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering en in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) is geregeld hoe, onder welke omstandigheden en met welke waarborgen geautomatiseerde werken zoals computers heimelijk en op afstand kunnen worden betreden. De bevoegdheid in het Wetboek van Strafvordering kan alleen onder strikte voorwaarden worden ingezet. Het moet in dergelijke gevallen gaan om gevallen waarin verdenking bestaat van een ernstig misdrijf. Ook moet het onderzoek naar dit misdrijf vereisen dat de inzet van dit dwangmiddel dringend noodzakelijk is. Om het dwangmiddel te kunnen inzetten, moet de rechter-commissaris hiervoor een machtiging verlenen. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid en uitvoering van de inzet van dit strafvorderlijk dwangmiddel is voorzien in een stelsel van toetsing ex ante, ex durante en ex post.

De Wiv 2017 bevat het wettelijk kader voor de taakuitvoering van de AIVD en de MIVD. Op grond van deze wet vindt voorafgaand aan de inzet van een bevoegdheid, als één van de wettelijke waarborgen, een proportionaliteitsafweging plaats door de betreffende dienst. Indien de uitoefening van de bevoegdheid jegens een journalist kan leiden tot verwerving van gegevens inzake de bron van de journalist, geldt een strengere voorafgaande proportionaliteitsafweging. In die gevallen vindt voorafgaand aan de inzet van die bevoegdheid een rechterlijke toets plaats door de rechtbank Den Haag. Zo worden de belangen van de betreffende journalist en zijn bron(nen) onafhankelijk gewogen ten opzichte van de nationale veiligheid.

Daarnaast houdt de CTIVD (Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) regulier toezicht op de taakuitvoering van de AIVD en de MIVD, waaronder de eventuele inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten.

Daarnaast hebben de leden van de PVV-fractie gevraagd naar waarborgen om te voorkomen dat «nationale veiligheid» en «ernstige criminaliteit» «verzamelbakken» worden waar steeds meer zaken onder kunnen vallen, teneinde binnendringingssoftware te rechtvaardigen.

Het kabinet onderschrijft de doelstelling van de EMFA dat het in beginsel ongeoorloofd is om tegen een journalist dwangmiddelen in te zetten om de identiteit van een bron te achterhalen. Alleen uitzonderlijke omstandigheden kunnen de inzet van een dwangmiddel in een dergelijk geval rechtvaardigen. De inzet van dergelijke bevoegdheden is met procedurele waarborgen omkleed, waaronder voorafgaande rechterlijke toetsing. De EMFA zelf geeft al aan dat er in bepaalde gevallen, binnen de grenzen van het EU-recht, een gerechtvaardigd belang kan zijn om een dwangmiddel in te zetten. Gezien het belang van persvrijheid mag dit alleen in zeer uitzonderlijke gevallen worden ingezet.

Zoals bij de beantwoording van de voorgaande vraag is toegelicht, kent het Nederlandse wettelijk kader uitgebreide waarborgen voor het, al dan niet heimelijk, verzamelen van gegevens. Zo wordt elke inzet van een bevoegdheid jegens een journalist voorafgaand getoetst door een rechter. Het is derhalve niet zo dat een enkel beroep op de nationale veiligheid op zichzelf voldoende gerechtvaardigd belang biedt voor de inzet van bevoegdheden tot gegevensverwerving. Er vindt zo altijd een uitvoerige belangenafweging plaats.

De leden van de PVV-fractie hebben verder gevraagd naar hoe wordt bepaald of de inzet van surveillancemethodes «proportioneel» is.

Bij de inzet van de bevoegdheid op grond van artikel 126nba van het Wetboek van Strafvordering brengt het beginsel dat het onderzoek de inzet hiervan dringend vordert tot uitdrukking dat moet worden voldaan aan de vereisten van proportionaliteit. Het belang dat wordt gediend met het inzetten van de bevoegdheid moet in verhouding staan tot de omvang van de beperking van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daartoe wordt allereerst gekeken of de gezochte gegevens niet op een minder ingrijpende manier kunnen worden verkregen. Er moet bij het beantwoorden van de vraag rekening worden gehouden met de gevolgen van de toepassing van de bevoegdheid voor het betreffende geautomatiseerde werk en de betrokken persoon, in dit geval een journalist. De afwegingen over proportionaliteit vinden plaats binnen de toetsing vooraf door de officier van justitie, en in dit geval na een advies van de Centrale toetsingscommissie (CTC), toestemming van het College van procureurs-generaal en vervolgens bij de rechter-commissaris.

De Wiv 2017 bevat het wettelijk kader voor de taakuitvoering van de AIVD en de MIVD. Op grond van deze wet vindt voorafgaand aan de inzet van een bevoegdheid, als één van de wettelijke waarborgen, een proportionaliteitsafweging plaats door de betreffende dienst. Deze wordt, waar het een inzet jegens een journalist betreft en waarbij de uitoefening van de bevoegdheid kan leiden tot verwerving van gegevens inzake de bron van de journalist, voorafgaand getoetst door de rechtbank Den Haag. De rechtbank beoordeelt hierbij of de concrete omstandigheden voldoende aanleiding bieden voor de verwachting dat met de inzet van een bevoegdheid de nationale veiligheid gediend is én dat dit opweegt tegen het zwaarwegende belang van vrije nieuwsgaring door journalisten, waaronder de bescherming van hun bronnen.

In relatie tot binnendringingssoftware hebben de leden van de PVV-fractie nog gevraagd hoe door het kabinet rekening is gehouden met adviezen (bijvoorbeeld van organisaties uit het mediaveld) die heel kritisch waren.

De leden van de PVV-fractie vragen naar de mate waarin rekening is gehouden met standpunten van kritische organisaties. Sommige organisaties, nationale en Europese, hebben een schriftelijk standpunt aangeleverd, waarna in enkele gevallen nog verhelderende vragen zijn gesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de vorm van een gesprek. Ook de betrokken medewerkers van de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU hebben veel contacten gehad met Europese koepels van nationale organisaties om die standpunten te kunnen betrekken bij het maken van een afweging.Het kabinet is van mening dat het bereikte akkoord een afgewogen resultaat is, waarmee de mediavrijheid in de gehele EU wordt beschermd en bevorderd. Het bereikte compromis doet, in de ogen van het kabinet, dan ook zo goed mogelijk recht aan de zorgen en wensen die door deze organisaties zijn geuit. Ook is, naar het oordeel van het kabinet, in de verordening de balans gevonden in de bevoegdhedenverdeling tussen de EU en de lidstaten zonder hierbij afbreuk te doen aan strenge waarborgen om onrechtmatige inzet van binnendringingssoftware tegen journalisten te voorkomen.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben over de onderhandelingen tussen het Voorzitterschap van de Raad en het Europees Parlement over de Europese verordening inzake mediavrijheid twee vragen. In hoeverre past een Europese Raad voor mediadiensten binnen de diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel? En hoe verhoudt het instellen van een beoordeling op pluriformiteit van de media zich met de huidige discussie in Nederland over dit thema?

De Europese Raad voor mediadiensten (ERvM) zal, zodra de Europese verordening van toepassing is geworden, de reeds bestaande samenwerking van mediatoezichthouders binnen de EU opvolgen. Deze Raad heeft zelf geen toezichthoudende bevoegdheden maar is gericht op het faciliteren van de samenwerking tussen en het werk van de (nationale) toezichthouders. De samenwerking tussen de nationale toezichthouders is van groot belang voor de consistente toepassing van deze verordening en andere mediawetgeving van de Unie. De toezichthoudende bevoegdheden, in Nederland belegd bij het Commissariaat voor de Media, blijven op nationaal niveau geregeld. Daarmee blijft het subsidiariteitsbeginsel gehandhaafd.

Ten aanzien van de tweede vraag over de discussie over pluriformiteit, is het van belang op te merken dat dit een veelzijdige discussie is. In de nieuwe verordening gaat het om het instellen van een beoordeling van de gevolgen voor pluriformiteit van de media bij voorgenomen concentraties (fusies en overnames) op de mediamarkt.

Het gaat hierbij dus om een beoordeling die de mogelijke gevolgen voor de pluriformiteit van de media van een specifieke concentratie op de mediamarkt in kaart brengt. De beoordeling komt naast de reeds bestaande beoordeling van fusies en overnames in het kader van het mededingingstoezicht.

Het begrip «pluriformiteit van de media» moet in de verordening worden opgevat als «de mogelijkheid [voor het publiek] om toegang te verkrijgen tot diverse mediadiensten en media-inhoud die uiteenlopende meningen, stemmen en analyses weerspiegelen» (zie overweging 64 bij Verordening 2024/1083/EU). Het gaat bij die beoordeling dus niet om een beoordeling van de inhoud van perspublicaties, dat zou niet passen bij het censuurverbod uit artikel 7 van de Nederlandse Grondwet (zie ook overweging 77 bij de voornoemde Verordening). In de verordening is opgenomen dat nationaal constitutioneel recht (dat in lijn is met het Europees grondrechtenhandvest) op dit punt wordt geëerbiedigd.

Geopolitieke spanningen en cultuur/identiteit

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de definitie is van «geopolitieke spanningen», waarom cultuur en identiteit gebruikt zouden moeten worden om geopolitieke spanningen te adresseren en wat hiervan de meerwaarde is voor behoud en versterken van de Nederlandse cultuur en identiteit. Zij zouden daarnaast een uitgebreid verslag willen inzake wat er is besproken en/of besloten tijdens het werkdiner.

Het Belgische voorzitterschap geeft in zijn achtergronddocument voor het informeel werkdiner aan dat het spanningen ziet in gebieden waarin weerstand bestaat tegen pogingen van gemeenschappen om culturele onafhankelijkheid te bewerkstelligen en een eigen nationale identiteit naar voren te brengen. Het is daarmee mogelijk dat het voorzitterschap onder «geopolitieke spanningen» situaties verstaat waarin deze weerstand tot (politieke) maatregelen leidt.

Het voorzitterschap geeft aan dat cultuur benut zou kunnen worden om deze spanningen te adresseren omdat cultuur gemeenschappen die weerstand ervaren zou kunnen versterken en zou kunnen helpen om de communicatie, solidariteit en tolerantie te bevorderen.

Nederland zal tijdens het informeel werkdiner benadrukken dat de diversiteit aan culturen en identiteiten van belang is. Daarbij zal het belang van nationale en regionale cultuur en identiteit naar voren gebracht worden en het belang daarvan voor Europa. Meerwaarde voor Nederland is dat wij er baat bij hebben om geopolitieke spanningen te verminderen.

U zult een verslag ontvangen van de bespreking tijdens het informeel werkdiner. Vanwege de informele aard van het werkdiner zullen tijdens deze bijeenkomst geen besluiten genomen worden.

Lerarentekort

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Deze leden zouden graag van de Minister horen welke succesvolle maatregelen er reeds in de andere EU-lidstaten zijn genomen om het lerarentekort tegen te gaan en hoe deze eventueel toegepast zouden kunnen worden in Nederland.

In een voorgaand Europees beleidsdebat dat eveneens de aanpak van het lerarentekort betrof, toonden veel lidstaten dezelfde visie.3 Loopbaanontwikkeling werd genoemd als belangrijke manier om de aantrekkelijkheid van het beroep te vergroten. Sommige lidstaten belonen daarom leraren die extra bijscholing volgen met extra loonschalen. Het wegnemen van werkdruk, bevorderen van zij-instroom, de autonomie van leraren en kennisuitwisseling kwamen ook vaak terug in de inbreng van lidstaten. Daarnaast krijgen leraren in sommige landen voorrang bij de zoektocht naar een woning.4 Verschillende lidstaten hebben aangegeven dat zij inmiddels de samenwerking met sociale partners en het bedrijfsleven opzoeken in de aanpak van het lerarentekort. In Nederland gebeurt dit al met de onderwijsregio’s.

Tenslotte zijn ook initiatieven van de Europese Commissie belangrijk om te noemen, zoals de aanbeveling «Europa in beweging». Hierin moedigt de Commissie lidstaten aan om leraren de mogelijkheid te bieden tot een internationale ervaring tijdens of na hun opleiding om zo het beroep aantrekkelijker te maken. Dit kan bijvoorbeeld via de Erasmus+ Teacher Academies.5 Veel lidstaten gaven blijk dit idee te steunen.

Aan veel van deze initiatieven wordt reeds door Nederland uitvoering gegeven. In het bijzonder kan de Nederlandse inzet op «onderwijsregio’s», met een meer geïntegreerde aanpak tussen onderwijspartners, op de interesse van veel lidstaten rekenen. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs heeft in een eerdere geannoteerde agenda al aan uw Kamer aangegeven dat Nederland ook de ontwikkeling naar meer internationale mobiliteit voor leraren met interesse volgt. Deze nieuwe initiatieven van de Commissie, zoals de Teacher Academies kunnen een rol spelen om het beroep aantrekkelijker te maken en worden ook binnen Nederland onder de aandacht gebracht.

AI en onderwijs

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Graag zouden de leden van de VVD-fractie van de Minister horen op welke manier de Europese initiatieven op het gebied van AI6, data en technologische innovatie aansluiten op het huidige beleid in Nederland. Wordt er reeds gewerkt aan wetgeving of andere instrumenten die docenten zullen ondersteunen op het gebied van de digitale transformatie?

Daarnaast zouden zij de Minister willen vragen op welke manier er ruimte is voor samenwerking met andere EU-lidstaten op het gebied van AI en onderwijs.

In antwoord op de eerste vraag van deze fractie kan ik aangeven dat de Nederlandse initiatieven zeer goed aansluiten op de Europese agenda en de ontwikkelingen in andere lidstaten. Het kabinet heeft op het gebied van digitalisering en AI in het Nederlandse onderwijs recent verschillende visies gedeeld met uw Kamer, zoals aangegeven in mijn brief. Er wordt niet gewerkt aan wetgeving, daar is op dit moment geen aanleiding voor. Wel blijft het Ministerie van OCW de ontwikkelingen rondom digitalisering volgen, en indien nodig zal er worden gekeken naar wetswijzigingen. De eerste prioriteit zal de toepassing van de Europese wetgeving in Nederland hebben zoals de genoemde AI Verordening. De herziening van het onderwijscurriculum en de opleiding en professionalisering van leerkrachten in het funderend onderwijs zal ook op de komst van AI inspelen. Zo gaat conceptkerndoel 5 van het leergebied digitale geletterdheid expliciet over het verkennen van de mogelijkheden en beperkingen van AI. Mijn ministerie zal dit jaar in samenwerking met het Vlaamse onderwijsministerie met ondersteuning van de EU een project gericht op docentenprofessionalisering in het funderend onderwijs starten. Binnenkort zult u ook een brief van mij ontvangen waarin ik zal ingaan op de (aankomende) uitdagingen rondom digitalisering, AI en cyberweerbaarheid in het mbo, hbo en wo. We werken als Nederlandse overheid samen met het onderwijsveld aan ondersteuning en professionalisering van onderwijsprofessionals via eerdergenoemde projecten in het kader van het Nationaal Groeifonds. Met Npuls hebben we bijvoorbeeld een instrument dat bijdraagt aan het ondersteunen van docenten bij de digitale transformatie. Met de Centers for Teaching and Learning, moet iedere docent laagdrempelig ondersteund worden bij het betrekken van digitalisering in het onderwijs. NOLAI werkt o.a. met «teachers in residence». Veel kennis is aanwezig binnen SURF, Kennisnet, SIVON en MBO Digitaal, die kennisoverdracht en handreikingen bieden aan individuele onderwijsinstellingen in alle onderwijssectoren.

Wat betreft de tweede vraag van deze fractie kan aangegeven worden dat in het kader van het lopende EU Actieplan digitaal onderwijs 2021–2027 er aandacht was voor de ethische kanten van het gebruik van data en AI in het onderwijs. Ook vond uitwisseling van beleidspraktijken tussen nationale onderwijsministeries uit andere Europese landen plaats. In maart jl. is in dit kader ook het Nederlandse beleid gepresenteerd, en de Nederlandse programma’s waaronder NOLAI en Npuls, en de ondersteunende organisaties Kennisnet en SURF zich gepresenteerd. In het kader van de EU Digital Education Hub en het Erasmus+ programma vindt uitwisseling en samenwerking tussen onderwijsprofessionals plaats. De komst van generatieve AI en meer specifiek ChatGPT eind 2022 en de (potentiële) impact op het onderwijs wat betreft beoordeling, examinering en leerondersteuning maakt deze vormen van uitwisseling extra belangrijk. Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda voor deze Raad, wil ik in de Raad pleiten voor voortzetting en zelfs intensivering van deze vormen van samenwerking specifiek gericht op de toekomstige, blijvende uitdagingen van (generatieve) AI in het onderwijs. Juist gezien de groeiende invloed van Big Tech ondernemingen in AI-toepassingen in het onderwijs zal Nederland bepleiten dat ook meer aandacht wordt besteed aan het waarborgen van publieke waarden, standaardisatie en interoperabiliteit, en voor meer Europese samenwerking gericht op de ontwikkeling en ondersteuning van een Europees ecosysteem dat AI-technologie ontwikkelt voor het onderwijs waarin Europese waarden worden gerespecteerd.

Leermobiliteit

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie willen de Minister bedanken voor het opbrengen van het belang van gebalanceerde studentmobiliteit. Deze leden zijn van mening dat de Europese Unie zeer terughoudend moet zijn met voorstellen die leermobiliteit verder vergroten, omdat dit waarschijnlijk leidt tot meer ongerichte studiemigratie. Hoe duidt de Minister de raadsaanbeveling «Europa in beweging» in huidige vorm? Gaat dit voorstel inkomende studiemigratie verder vergroten? Zo ja, hoe verhoudt deze aanbeveling zich tot het verdere beleid van de Minister? En is de Minister van mening dat hij de raadsaanbeveling in huidige vorm daarmee kan onderschrijven?

De beantwoording van de vragen van de VVD-fractie wordt gezamenlijk met de vraag van de PVV-fractie hieronder beantwoord omdat de vragen dezelfde strekking hebben.

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie vragen hoe OCW de raadsaanbeveling «Europa in beweging» in huidige vorm duidt en hoe deze raadsaanbeveling zich tot het verdere beleid van OCW verhoudt. De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet de raadsaanbeveling in huidige vorm daarmee kan onderschrijven. De leden van de PVV-fractie vragen of het voorstel inkomende studiemigratie verder vergroot.

Het kabinet kan de raadsaanbeveling «Europa in Beweging» steunen. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland een pleidooi gehouden om als Europa als geheel te streven naar betere brain circulation, als antwoord op de discussie over brain drain versus brain gain, en de diversiteit van Europa juist te benutten om de kwaliteit van het Europese hbo en wo te versterken en beter te kunnen concurreren met de rest van de wereld. Het kabinet heeft zich daarbij ingezet om – naast de toegevoegde waarde van internationalisering in het hbo en wo voor de student, de samenleving en (kennis)economie – ook de negatieve gevolgen van ongebalanceerde mobiliteitsstromen explicieter te benoemen in de tekst. Ondanks dat er ambitieuze doelstellingen worden geformuleerd voor Europa als geheel, is het de inschatting dat de raadsaanbeveling juist een impuls kan bieden aan meer balans in Europese studentstromen.

In de hele EU had in 2020, de meest recente cijfers, 14% van alle hbo en wo studenten een leermobiliteitservaring. Nederland heeft zich in de onderhandelingen hard gemaakt voor een haalbare EU-ambitie voor 2030 die recht doet aan zowel de positieve als de negatieve effecten van leermobiliteit. Hoewel de doelstelling dat 23% van hbo en wo studenten een leermobiliteitservaring opdoet ambitieus is, laat Nederland met een gemiddelde van 25% hbo- en wo-studenten met een uitgaande leermobiliteitservaring zien dat dit haalbaar is. Er is in veel EU-lidstaten nog veel te winnen en dat biedt ook kansen voor nog meer Nederlandse studenten die elders in de EU een leermobiliteitservaring willen opdoen. Voor de inkomende leermobiliteit, in het bijzonder de ongebalanceerde diplomamobiliteit, biedt de raadsaanbeveling voldoende ruimte voor nationale maatregelen. De voorgestelde maatregelen in de Wet Internationalisering in Balans zijn echter wel nodig om te kunnen sturen op de inkomende mobiliteit.

Jeugd

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie vragen of er naast de preventieve functie van jongerenwerk nog een andere rol weggelegd voor de inzet van jongerenwerk.

Jongerenwerk in Nederland heeft veelal een preventieve functie, vaak gericht op jongeren uit minder kansrijke situaties. Het jongerenwerk is daarmee een instrument om kwetsbare jongeren de kans te geven op te groeien tot betrokken, actieve en zelfstandige volwassenen.7 Dit doet ze onder andere door het stimuleren van ontmoeting en een sociaal netwerk, bevorderen van (jongeren)participatie en helpen bij persoonlijke uitdagingen.

Daarnaast kan het jongerenwerk ook een signalerende functie hebben. Door hun laagdrempelige werkwijze en hun aanwezigheid in alle leefwerelden van de jongeren – in de buurt, op school en online – zijn jongerenwerkers vaak vroeg op de hoogte van bepaalde ontwikkelingen en kunnen ze zorgelijke signalen snel oppikken.8

Jongerenwerk in Nederland betreft een laagdrempelige voorziening die in principe toegankelijk is voor alle jongeren (ongeveer tussen 12–25 jaar). Jongerenwerkers bieden bijvoorbeeld ook activiteiten voor vrijetijdsbesteding.

De leden van de NSC-fractie vragen of er al een uitwerking in grote lijnen is over hoe de jongerenparticipatie in beleidsvorming eruit moet gaan zien. Is er zicht op welk instrumentarium voor de uitwerking kan worden ingezet? Of is de uitwerking van het beleid over jongerenparticipatie nog in ontwikkeling? Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie om een verduidelijking van het proces omtrent de Nationale Jeugdstrategie. Hoe verloopt het proces van deze samenwerking en wat is de vordering in het proces naar een dergelijke strategie? Daarnaast willen deze leden graag uitleg krijgen waarom er slechts wordt samengewerkt met één partij (de NJR) en waarom er niet is gekozen voor het betrekken van meerdere partijen.

Het kabinet onderschrijft de meerwaarde van structurele jongerenparticipatie en streeft naar het beter vormgeven van beleid dat aansluit bij jongeren en toekomstige generaties. Daarom heeft het Ministerie van VWS het besluit genomen om een nationale jeugdstrategie te gaan ontwikkelen, waarmee het beleid over jongerenparticipatie uitgewerkt wordt. Met een nationale jeugdstrategie geeft het Ministerie van VWS gehoor aan de oproep van vele jongeren(organisaties) en aanbevelingen vanuit internationale verdragen zoals de Europese Kinderrechtenstrategie, het IVRK en de Youth Goals.

Een nationale jeugdstrategie is een domein overstijgende langetermijnvisie van het kabinet op thema's die voor jongeren tussen de 12 en 29 belangrijk zijn, waarin ook afspraken worden gemaakt op welke manier jongeren duurzaam en structureel kunnen participeren. De uitwerking ervan wil de Staatssecretaris van VWS samen met jongeren vormgeven. Hiervoor heeft de Staatssecretaris van VWS de Nationale Jeugdraad (NJR) gevraagd die als koepel van 35 landelijke jongerenorganisaties het grootste jongerennetwerk in Nederland is. Dit betekent dat via de NJR vele jongerenorganisaties betrokken zullen worden bij de nationale jeugdstrategie. Ook zal de NJR jongeren die niet aangesloten zijn bij een jongerenorganisaties betrekken bij de nationale jeugdstrategie.

Op korte termijn ontvangt uw Kamer een brief over het ontwikkelen van de nationale jeugdstrategie.

De leden van de NSC-fractie willen graag weten op welke wijze een generatietoets en een kinderrechtentoets momenteel bijdragen aan de verankering van de positie van jongeren. Hoe wordt er rekening gehouden met de effecten die op dit moment nog niet meetbaar zijn, aan de hand van bovengenoemde toetsen? Daarnaast willen deze leden weten op welke wijze jongeren betrokken gaan worden in het proces van vormgeving van de Europese Jongerentoets.

Conform de motie Segers/Jetten (Kamerstuk 35 300, nr. 24) zijn er verschillende pilots uitgevoerd met een generatietoets methodiek die beleidsambtenaren en wetgevingsjuristen inzicht geeft in de (kwantitatieve en kwalitatieve) effecten van nieuw beleid en nieuwe wetgeving op verschillende generatiegroepen. Het betrekken van doelgroepen waarop het beleid betrekking heeft, met specifieke focus op de doelgroep jeugd en toekomstige generaties, is een randvoorwaarde in deze generatietoets methodiek, waardoor de positie van jongeren verstevigd wordt. Mede op basis van de inzichten uit de pilots wordt momenteel gewerkt aan een analysekader en handreiking voor de generatietoets die goed kunnen worden ingepast in het Beleidskompas. Over hoe (en of) inzichtelijk gemaakt kan worden wat toekomstige effecten kunnen zijn, die nu nog lastig meetbaar zijn, worden gesprekken gevoerd met onder andere de planbureaus.

De Kinderombudsman heeft onlangs een eerste conceptversie van een kinderrechtentoets (kinderrechten impactanalyse) gepresenteerd. Het doel van de kinderrechtentoets is om inzichtelijk te maken hoe kinderrechten geraakt worden door (bestaand en nieuw) beleid en wetgeving. Ook in deze toets is het betrekken van de mening van het kind een randvoorwaarde, waardoor de positie van kinderen en jongeren verstevigd kan worden.

Het Europees Jeugdforum, het platform van jongerenorganisaties in Europa, denkt mee over de vormgeving van een Europese Jongerentoets. Ook wordt tijdens EU Jongerenconferenties gevraagd naar de ideeën van jongerenvertegenwoordigers uit alle lidstaten.

De leden van de NSC-fractie hebben in de Resolutie van de Raad van Europa over de EU-strategie voor Jongeren 2019–2027 gelezen over de Europese jeugddoelstellingen. Doelstelling nummer vijf gaat over de geestelijke gezondheid en het geestelijk welzijn van jongeren.9 Deze leden zijn benieuwd hoe deze doelstelling wordt afgezet tegen de huidige staat van het jeugdzorgstelsel. Is er daarnaast bereidheid tot uitwisseling van kennis tussen de Europese lidstaten over de verschillen in systematiek ten aanzien van jeugdzorg?

De Nederlandse jeugd is één van de gelukkigste van de wereld, al laat onderzoek zien dat ook de mentale gezondheid van jongeren in Nederland onder druk staat.

Ons jeugdzorgstelsel kent uitdagingen en op een aantal punten is verbetering nodig. Daarom zijn er afspraken in de Hervormingsagenda en Toekomstscenario ter verbetering. Hiermee wordt een beweging naar voren ingezet; meer inzet over domeinen heen op de preventie van mentale problemen door het bespreekbaar maken van (het belang van) mentale gezondheid en het bieden van handvatten om met mentale gezondheid aan de slag te gaan. Als eerste stap in het realiseren van de doelstellingen uit de Hervormingsagenda om de beschikbaarheid van zorg voor de meest kwetsbare jeugdigen te verbeteren heeft de Staatssecretaris van VWS deze maand het wetsvoorstel Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg naar uw kamer gestuurd. Daarin staan onder andere bepalingen over verplichte regionale samenwerking bij de inkoop van specialistische jeugdhulp, alsmede bepalingen over governance van aanbieders en de signalerende en toezichthoudende taken van de NZa.

Een dalende mentale gezondheid van jongeren is niet uniek voor Nederland. Over de hele wereld kampen jongeren met vergelijkbare problemen. Kennisuitwisseling tussen Europese lidstaten over (preventieve) aanpakken gericht op het bevorderen van mentaal welzijn van jongeren kan mogelijk helpen om tot nieuwe inzichten te komen. Nederland draagt hieraan bij door het delen van de inzichten van het kabinetsbrede programma «Mentale gezondheid: van ons allemaal». Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat het niet alleen gaat om de passende zorg en ondersteuning die individuele jongeren moeten krijgen wanneer zij mentale problemen ervaren, maar ook om het zorgen voor een pedagogisch en maatschappelijk klimaat dat bijdraagt aan de positieve ontwikkeling van kinderen en jongeren.

EU jeugddoel vijf is gebaseerd op de eerder aangegeven wens van jongeren en jongerenvertegenwoordigers uit alle EU lidstaten om aandacht te besteden aan hun mentale gezondheid en welzijn, en als bijlage toegevoegd aan de EU Jeugdstrategie.

De leden van de NSC-fractie willen graag weten wat de visie van de Staatssecretaris is ten aanzien van de ideeën over een kinder- of jongerenkabinet.

In 2020 is door de toenmalige bewindspersonen van het Ministerie van VWS teruggekoppeld over de activiteiten en adviezen gegeven door de kinderbewindspersonen uit 2019. Alhoewel de adviezen gegeven door de kinderbewindspersonen zeer waardevol waren voor het ministerie, heeft de Staatssecretaris van VWS besloten zich te richten op de verankering van duurzame jongerenparticipatie middels een nationale jeugdstrategie. Een nationale jeugdstrategie is een domeinoverstijgende langetermijnvisie van het kabinet op thema's die voor jongeren tussen de 12 en 29 belangrijk zijn, waarin ook afspraken worden gemaakt op welke manier jongeren duurzaam en structureel kunnen participeren.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie lezen dat de voorgestelde focus bij het, in de nasleep van de coronapandemie, uitroepen van 2022 tot het Europees Jaar van de Jeugd laten zien hoe de groene transitie jongeren kansen biedt. Deze leden vragen waarom nu juist deze focus werd gekozen om jongeren in de samenleving te erkennen en hen aan te moedigen om hierin te participeren. Zij lezen dat vanwege het Europees Jaar van de Jeugd de Raad diverse aanbevelingen doet aan de Europese Commissie en de lidstaten. Tot de inzet voor Nederland behoren onder andere dat Nederland het belang van inclusie erkent. Kan dit nader worden toegelicht?

Inclusiviteit gaat over de mogelijkheid van alle jongeren volwaardig mee te kunnen doen. Het creëren van een inclusieve samenleving vloeit voort uit het Handvest van Grondrechten van de Europese Unie. Nederland erkent het belang van inclusie en jongerenparticipatie (zie ook de antwoorden aan de leden van de NSC-fractie), en daarmee ook het belang om hen bij besluitvorming te betrekken.

In reactie op de vraag van de BBB-fractie over waarom juist de groene transitie en inclusie genoemd worden in relatie tot het Europees Jaar van de Jeugd 2022 kan gesteld worden dat onderwerpen als de groene- en digitale transitie en inclusiviteit door de Europese Commissie werden uitgeroepen tot speerpunten.

Nederland vindt het belangrijk dat de stem van jongeren gehoord wordt en dat jongeren bij besluitvormingsprocessen worden betrokken. Derhalve werden de meeste activiteiten die in Nederland tijdens het Jaar van de Jeugd plaatsvonden, voor en door jongeren georganiseerd en konden zij dus ook grotendeels bepalen wat zij het belangrijkste vonden.

Daarnaast vragen de leden van de BBB-fractie wat wordt bedoeld met het feit dan Nederland ervoor pleit dat de Raadsconclusies rekening houden met diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel.

Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat de Europese Unie terughoudend optreedt in haar regelgevende bevoegdheid. De Europese Unie kan alleen maatregelen nemen indien een aangelegenheid niet doelmatiger op nationaal, regionaal of lokaal niveau kan worden geregeld. De diversiteit in bevoegdheden ziet toe op de exclusieve bevoegdheden van de lidstaten op het sociaal domein, waaronder jeugd. De Europese Unie kan op dit terrein geen voor de lidstaten bindende maatregelen nemen. Met de zinssnede waar de leden aan refereren wordt bedoeld dat Nederland binnen de Raad ervoor pleit dat de Raad in het doen van haar aanbevelingen deze beginselen in acht neemt.

Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie wat er bedoeld wordt met diversiteitsensitief jeugdbeleid.

Ieder kind heeft het recht om gezond, veilig, kansrijk en zo thuis mogelijk op te groeien. Om dat te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat er aandacht is voor de diverse achtergronden van jeugdigen. We leven in Nederland in een diverse samenleving. Het is daarom van belang dat we daar in jeugdbeleid en jeugdzorg bewust van zijn en optimaal kunnen aansluiten bij de (hulp)vragen van onze jongeren. Kennisplatform Inclusief Samenleving (KIS) verstaat onder diversiteitsensitieve jeugdzorg de competenties van jeugd(zorg)professionals om verschillen in referentiekaders te kunnen overbruggen, waarbij aanwezige organisatorische randvoorwaarden het mogelijk maken om passende zorg te bieden aan cliënten met diverse achtergronden.10 Binnen het begrip staat dus de aandacht voor en het kunnen omgaan met diversiteitsaspecten van jongeren in jeugdbeleid centraal. Het kabinet vindt het belangrijk om toe te werken naar een meer inclusief jeugd(zorg)beleid, waarbij bijvoorbeeld aandacht is voor cultuur- en gendersensitiviteit en lage sociaal economische status. Daarbij is geen ruimte voor (onbewuste) discriminatie en worden gelijkwaardige kansen gecreëerd.

Sport

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben ook kennisgenomen van het onderdeel «Sport» van de agenda. Er is met belangstelling kennisgenomen van de Raadsconclusies over zelfgeorganiseerde sport en deze leden ondersteunen de inzet van Nederland om hiermee in te stemmen. In het bijzonder vragen zij het belang te benadrukken van beleid dat de aanleg van toegankelijke infrastructuur mogelijk maakt om (hard)lopen en fietsen te bevorderen. Denk aan de ontwikkeling van fietspaden en voetgangersvriendelijke routes. Waarbij kan worden aangeboden dat Nederland als fietsland graag best practices deelt hoe dit te doen.

Het is goed om te zien dat er toenemende aandacht is voor een duurzame en toegankelijke infrastructuur. Onderdeel van het nieuwe werkplan 2024–2027 is het uitwisselen van best practices rond het bouwen en onderhouden van duurzame en toegankelijke sportfaciliteiten. Tijdens de Sportraad zullen wij uw suggesties met betrekking tot het delen van deze best practices meenemen.

De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet voor het Beleidsdebat over het thema «vrijwilligers in de sport». Deze leden waarderen de agendering van het thema regeldruk voor sportverenigingen, en vragen daarbij ook aandacht voor mogelijk onderscheid tussen kleine en grote verenigingen. Ook de ontwikkeling van de ondersteunende sport- en beweegloketten kan vanuit de Nederlandse situatie worden ingebracht.

Zij missen in de Nederlandse inzet nog het benoemen van de fiscaal onbelaste vrijwilligersvergoeding, en hoe dat de drempels voor vrijwilligersinzet kan verlagen.

Net als in Nederland zijn ook andere landen bezig met het thema vrijwilligers in de sport. Nederland kent een unieke verenigingsstructuur en het verschil tussen kleine en grote verenigingen verdient daarbij aandacht. Het wegnemen van zoveel mogelijk obstakels, om de daling in het aantal vrijwilligers te stoppen, is essentieel. Nederland wil het zo aantrekkelijk mogelijk maken voor vrijwilligers om zich in te zetten voor sportverenigingen en zal tijdens de Sportraad het verlagen van deze drempels benadrukken.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie lezen in de Geannoteerde agenda Sportraad van 14 mei 2024 dat de Raad wordt gevraagd in te stemmen met het EU-werkplan voor sport voor de komende drie jaar. Dit plan richt zich met name op integriteit en waarden binnen de sport. Kan nader toegelicht worden wat er hier precies bedoeld wordt met integriteit en waarden?

Wat betreft integriteit en waarden in de sport wordt er binnen het EU-werkplan voor Sport gefocust op de volgende onderwerpen en thema’s:

Veilig sportomgeving Preventie van intimidatie, misbruik en geweld, met inbegrip van seksueel geweld en alle vormen van discriminatie
Bestrijding van haat zaaiende uitlatingen Invloed van sociale media en preventie van online verbaal misbruik. Uitingen van verbaal en fysiek geweld tijdens sportevenementen
Dopingbestrijding Zorgen voor coördinatie en informatie-uitwisseling, met name in het kader van de bijeenkomsten van het WADA en het Cahama.
Sport en onderwijs

Een nieuwe aanpak van de rol van sport in het onderwijsstelsel

Sport als kader voor persoonlijke, sociale en leervaardigheden, en bevordering van tolerantie, solidariteit en inclusiviteit, andere sportieve waarden en EU-waarden

Competenties en kwalificaties in de sport: sporters en personeel, met name coaches

Duale sportcarrières (toegang tot onderwijs en banen, combinatie met sportcarrière)

Gendergelijkheid

Vergroten van de participatie van vrouwen, met name onder coaches en in leidinggevende functies in sportorganisaties en sportclubs

Gelijke voorwaarden (waaronder bezoldiging) voor vrouwelijke en mannelijke sporters, coaches, bestuursleden, personeel enz.

Meer media-aandacht voor sportcompetities voor vrouwen, de strijd tegen stereotypen enz.

Traditionele sporten Traditionele sporten benadrukken de rol van sport als onderdeel van de Europese cultuur, geschiedenis en tradities, en ondersteunen sociale cohesie, integratie, vrijwilligerswerk en actief burgerschap
Europees sportmodel Open competities, sportieve verdienste, integriteit, solidariteit en waarden in de sport
Rechten van sporters Rechten en arbeidsomstandigheden van sporters, meer bepaald met betrekking tot deelname aan sportevenementen (bv. marketingrechten, vrijheid van meningsuiting, rechtsbescherming, non-discriminatie)
Ontwikkeling en bevordering goed bestuur in sportwereld Analyse aan te pakken bestuursgerelateerde belemmeringen in de sportwereld
Strijd tegen de beïnvloeding van sportwedstrijden

Verdrag van de Raad van Europa inzake het manipuleren van sportwedstrijden («Macolin-verdrag»)

Versterking van de samenwerking tussen de lidstaten in de strijd tegen de manipulatie van sportwedstrijden


  1. AI: artificial intelligence.↩︎

  2. Publicatieblad van de Europese Unie, Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019–2027, Bijlage 3.↩︎

  3. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2023/12/15/kamerbrief-lerarenstrategie-december-2023↩︎

  4. In december 2023 heeft de Kamer de wijzigingswet Huisvestingswet 2014 aangenomen, waardoor gemeenten voorrang kunnen geven aan bepaalde cruciale beroepsgroepen, zoals docenten en leraren.↩︎

  5. Erasmus+ Teacher Acadamies, European Education Area. Link.↩︎

  6. AI: artificial intelligence.↩︎

  7. https://www.nji.nl/jongerenwerk/wat-is-het↩︎

  8. https://www.nji.nl/jongerenwerk/de-rol-van-jongerenwerk-in-gemeenten↩︎

  9. Publicatieblad van de Europese Unie, Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: De EU-strategie voor jongeren 2019–2027, Bijlage 3.↩︎

  10. https://www.kis.nl/tools/toolboxen-diversiteitsensitief-werken-de-jeugdzorg↩︎