Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 23-24 mei 2024 (Kamerstuk 21501-30-603)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D19331, datum: 2024-05-15, bijgewerkt: 2024-05-23 15:53, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D19331).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (SGP)
- Mede ondertekenaar: D.S. Nava, griffier
Onderdeel van zaak 2024Z07942:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-05-14 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-05-15 12:00: Raad voor Concurrentievermogen / Ruimtevaart, Onderzoek & Innovatie / Interne markt & Industrie (formeel) d.d. 23 & 24 mei 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-05-21 17:00: Procedurevergadering Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
Preview document (🔗 origineel)
2024D19331 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 23 en 24 mei 19 april 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 603), het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen 7 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 597), het verslag informele Toerismeraad op 19 en 20 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 598), het verslag informele Raad voor Concurrentievermogen 8-9 februari en 14-15 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 599), het verslag Raad voor Concurrentievermogen 7 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 600), verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen van 19 april 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 602), Fiche: Herziening verordening screening buitenlandse directe investeringen (Kamerstuk 22 112, nr. 3905) en Fiche: Mededeling geavanceerde materialen (Kamerstuk 22 112, nr. 3926).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Stoffer
De griffier van de commissie,
Nava
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 mei en de kabinetsappreciatie van het Letta-rapport.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Letta-rapport specifieke aandacht geeft aan het belang van een Europees spoornetwerk. Deze leden concluderen dat het erg ingewikkeld is om internationale treintickets te kopen, wat een drempel is om internationaal met de trein te reizen. Daarom pleiten leden de GroenLinks-PvdA-fractie voor een Europees ticketsysteem, zoals dat bij vliegtickets bestaat, zodat het makkelijker wordt om internationale treintickets te kopen en er flexibeler gereisd kan worden. Om dit te bewerkstelligen is er actie nodig vanuit de Europese Unie (EU). Erkent de Minister dat er drempels bestaan om internationaal met de trein te reizen en een Europees ticketsysteem bijdraagt aan de oplossing hiervan? Hoe staat de Minister tegenover dit voorstel? Wil de Minister zich hier bij de Raad van Concurrentievermogen hard voor maken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich zorgen over de versoepelde regels betreffende staatssteun en de grote hoeveelheden staatssteun die verschillende landen binnen de EU aan hun nationale industrie geeft. Dit werkt een oneerlijk speelveld in de hand, waarbij alleen nationale belangen worden behartigd in plaats van het collectieve Europese belang. Om een ware vuist te maken tegen de staatssteunpakketten uit de Verenigde Staten en China vinden deze leden het van groot belang dat er Europese industriepolitiek wordt gevoerd. Naast dit geopolitieke belang is Europese coördinatie ook van belang voor het tegengaan van klimaatverandering. Echter, is er dan wel noodzakelijk strategisch Europees industriebeleid gepaard gaat met gemeenschappelijke financiële middelen? Onderstreept de Minister dit belang? Deelt de Minister de mening van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat een soevereiniteitsfonds in de EU dan noodzakelijk is om echt strategisch Europees industriebeleid van de grond te krijgen? Gaat de Minister stappen ondernemen om de subsidierace tussen onderlinge lidstaten tegen te gaan? Heel veel industriebeleid gaat over clusters 1 tot en met 6, terwijl weinig gaat over de cluster 7, de groene bedrijven van de toekomst. Gaat de Minister stappen ondernemen om nieuwe bedrijven van de toekomst ruimte te bieden in plaats van enkel focussen op bestaande bedrijven?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderstrepen het essentiële belang van een circulaire economie voor de toekomstig welzijn en welvaart. In het Letta-rapport lezen zij dat het bewegen naar een circulaire interne markt een van de belangrijkste aanbevelingen is. Circulariteit is zowel goed voor strategische autonomie, het klimaat als ons concurrentievoordeel. Echter concluderen deze leden dat er weinig concreet beleid wordt gevoerd betreft circulariteit in Europa. Onderstreept de Minister deze conclusie? Welke concrete stappen gaat de Minister ondernemen om circulariteit de norm te maken in Europa?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderstrepen de conclusie uit de geannoteerde agenda dat circulariteit en economische veiligheid bij aanbestedingen een prioriteit dient te zijn. Zij vinden echter dat dit dient te worden ingezet als een krachtig instrument voor de economie van de toekomst. Is de Minister hier met mee-eens? Zo ja, is de Minister bereid om zich in te zetten om de conclusies aan te scherpen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de grenswaarden voor chemische stoffen in speelgoed worden aangescherpt. Waarop zijn die grenswaarden gebaseerd? Welke stoffen vallen hieronder? Deze leden vinden het goed dat de speelgoedrichtlijn wordt aangescherpt. Zij vinden echter dat het voorzorgprincipe zo strikt mogelijk dient te worden toegepast, aangezien het hier om kinderen gaat en chemische stoffen grote impact kunnen hebben op de ontwikkeling. Is de Minister bereid om zich in te zetten om het voorzorgprincipe strikter toe te passen in de speelgoedverordening?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderstrepen het streven om de regeldruk met 25% te verlagen. Zij vinden het goed dat onnodige regeldruk wordt geschrapt. Aangescherpte regels zijn echter soms ook essentieel om de groene transitie door te maken. Kan de Minister garanderen dat het verlagen van de regeldruk niet de groene transitie in de weg staat?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gelezen dat commissie het in handen hebben van voldoende betaalbare energie essentieel vindt en dat daar in de commissie over gesproken gaat worden. Daarnaast lezen zij dat Nederland pleit voor een gelijk speelveld betreft energie in de EU. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderstrepen dit belang. Wordt er in dat gesprek ook gesproken over het Europees afbouwen van fossiele subsidies? Zo nee, wil de Minister dit agenderen?
Vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en wensen hierover nog enkele vragen te stellen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad naar verwachting conclusies over aanbesteden zal aannemen naar aanleiding van een rapport van de Europese Rekenkamer. De algemene conclusie van dit rapport is dat het concurrentieniveau voor overheidsopdrachten de afgelopen tien jaar is gedaald. Wat zijn hiervan de oorzaken, maar nog belangrijk is wat hiervan de gevolgen zijn. Hoe kan het dat de doelstellingen van de aanbestedingsrichtlijnen nog niet zijn behaald?
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat aanbesteden een centraal element is van de interne markt. Zo zorgt het ervoor dat ondernemers een gelijke toegang hebben tot de Europese markt van overheidsopdrachten. Deze leden vragen of het Europese speelveld rondom aanbesteden op dit moment gunstig is voor Nederlandse bedrijven. Hoe vaak worden Europese aanbestedingsprocedures aan Nederlandse bedrijven gegund? Hoe verhoudt dit zich tot andere landen? Zijn de aanbestedingsregels op dit moment gunstig genoeg voor het midden- en kleinbedrijf?
De leden van de VVD-fractie vernemen via de geannoteerde agenda dat Nederland een gewijzigd standpunt inneemt met betrekking tot de verordening inzake bestrijding van late betalingen in handelstransacties. Ten tijde van het verzenden van het BNC-fiche achtte het kabinet een verordening een geschikt instrument om de doelstellingen uit het voorstel te bereiken, maar door het krachtenveld in de Raad wil het kabinet dit standpunt herzien en het standpunt dat een verordening het beste instrument is wijzigen naar het pleiten voor een richtlijn als beste instrument. Deze leden vragen hoe deze standpuntwijziging zich verhoudt tot het pleidooi van Nederland voor een EU-brede invoering van het Nederlandse model. Vergroot het kiezen voor een richtlijn in plaats van een verordening niet alleen maar de fragmentatie, daar lidstaten meer vrijheid en ruimte krijgen dit te implementeren?
De leden van de VVD-fractie hebben via de geannoteerde agenda voor de Raad van Concurrentievermogen kennisgenomen van de position paper over territoriale leveringsbeperkingen, die door Nederland als diversenpunt is geagendeerd. Deze leden lezen dat via het position paper de Commissie wordt opgeroepen om oneerlijke praktijken in Business-to-Business relaties, waarbij een retailer wordt gediscrimineerd op grond van vestigingsplaats te adresseren. Wat zou volgens de Minister idealiter de uitkomst zijn van het agenderen van dit position paper? Bestaat de mogelijkheid om verder te gaan dan alleen de problematiek te adresseren, bijvoorbeeld door het overeenkomen van concrete oplossingen voor het tegengaan van territoriale leveringsbeperkingen?
Vragen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken met betrekking tot de Raad voor Concurrentievermogen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben meermaals aandacht gevraagd voor territoriale leveringsbeperkingen die ervoor zorgen dat consumenten in Europa gezamenlijk zo’n 14 miljard euro per jaar meer betalen voor hun boodschappen, bijvoorbeeld door in een motie in juni 2023 te verzoeken om in kaart te brengen welke wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld taaleisen, het vrije verkeer van goederen tussen lidstaten momenteel in de weg staat. Ook hebben deze leden de Minister verzocht om in Europa een kopgroep te vormen om dit probleem aan te pakken. Zij waarderen het dan ook zeer dat de Minister hun verzoeken heeft op gevolgd en samen met eensgezinde lidstaten een position paper heeft opgesteld waarin aandacht voor dit belangrijke onderwerp wordt gevraagd en er ook twee oplossingsrichtingen worden voorgesteld. De leden van de D66-fractie vragen de Minister het proces hiervan verder te schetsen. Welke stappen worden er gezet na aanbieding van deze position paper? Heeft de Minister meerdere medestanders dan de lidstaten die op dit moment de position paper insturen? Zijn er ook tegenstanders? Zo ja, wat zijn hun beweegredenen? Wanneer kan een verbod op B2B-discriminatie worden gerealiseerd?
Daarnaast hebben deze leden kennisgenomen van de conferentie over Consumentenbescherming die in april is georganiseerd door het Belgisch EU-voorzitterschap. Is de invloed van territoriale leveringsbeperkingen op de consument hierbij ook besproken? Welke verdere uitdagingen zijn er geïdentificeerd en wat zijn daar de vervolgstappen van?
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse het rapport van Enrico Letta over de toekomst van de interne markt gelezen. Deze leden hebben daarbij nog vervolgvragen over de «vijfde vrijheid» die Letta voorstelt toe te voegen aan de bestaande vrijheden; onderzoek, innovatie, kennis en onderwijs.
Het rapport-Letta stelt dat vrij verkeer hiervan kansen biedt voor groei, innovatie en inclusiviteit. Deze leden kennen de al bestaande initiatieven die hieraan bijdragen, zoals Horizon. De Minister geeft aan dat zij de ambities van Letta ondersteunt, gezien de huidige initiatieven nog niet aansluiten bij de ambities zoals eerder vastgelegd. Kan de Minister haar standpunt hierop verduidelijken? Wat is de visie van de Minister op het aflopende Horizon programma? De leden van de D66-fractie zijn zeer te spreken over de positieve uitkomsten van de evaluatie, zoals bijvoorbeeld de toegevoegde waarde van de investeringen die worden geschat op een jaarlijkse groei van 15,9 miljard euro van het Europees bruto binnenlands product (bbp), en het feit dat Horizon een belangrijke bijdrage geleverd aan innovatie en het aantrekken van private investeringen. Is de Minister het met deze leden eens dat er in navolging van Horizon een ambitieus Europees onderzoeksprogramma naar nieuwe technologieën die bijdragen aan een duurzaam, gezond en veilig Europa moet worden opgezet? Zo ja, kan zij hiervoor pleiten tijdens de verdere behandeling van het Letta rapport? Hoe ziet de voorbereidingsfase van een dergelijk initiatief eruit? De D66-leden vinden het van groot belang dat kansen die we met Horizon hebben gepakt om bij te dragen aan een toekomstbestendige economie ook navolging zullen krijgen in de vorm van een vervolginitiatief met toekomstgerichte doelen. Deze leden willen daarnaast van de Minister weten of zij net als hen een voorstander blijft van de Lissabondoelstelling, waarbij iedere lidstaat 3% van het bbp investeert in onderzoek en innovatie. Wat is het aandeel van het wetenschapsfonds en het Nationaal Groeifonds binnen deze 3%? Wat betekent het verminderen of niet verder toekennen van de nog bestaande Groeifondsmiddelen voor deze doelstelling vanuit Nederland?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de verdere behandeling van het Letta-rapport. Ligt deze in diverse Raden voor? Zo ja, welke? Wat is de rol van de Raad voor Concurrentievermogen in verdere behandeling van het rapport? Op welke manier worden de suggesties en aanbevelingen die worden gedaan in het rapport opgevolgd? De reactie van de Minister op het rapport lijkt overwegend positief. Op welke manier staan andere lidstaten hierin? Zijn er ook overwegend negatievere reacties op het rapport gekomen? Zo ja, wat zijn daarbij de bezwaren?
De leden van de D66-fractie vinden de rol die het midden- en kleinbedrijf (mkb) speelt binnen de interne markt van groot belang. Het mkb heeft onder andere een grote rol om ketens krachtig en duurzaam vorm te geven. Deze leden vinden het van belang dat het mkb ook goed meekomt in stappen richting een toekomstbestendige economie. Zij zouden bedrijven graag bijstaan, bijvoorbeeld met een Europees fonds om de productie van groene en circulaire producten te stimuleren. Hoe waardeert de Minister een dergelijk fonds? Wil zij zich hier verder hard voor maken? Kan Nederland hier ook op nationaal niveau extra maatregelen voor nemen? Daarnaast is de toegang tot kapitaal van groot belang voor het mkb. Deze leden zouden graag zien dat het makkelijker wordt voor bedrijven om financiering aan te trekken door het voltooien van de Europese kapitaalmarktunie. Kan de Minister verder ingaan op de aanbevelingen die Letta doet voor het mkb, zoals bijvoorbeeld toegang tot financiering en het verminderen van regeldruk?
Vragen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de fractie BBB hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen. Deze leden hebben een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie merken op dat in de brief staat dat conform de Nederlandse inzet benadrukt wordt dat de samenwerking tussen de ESA en de EU de positie op de Europese economie op het wereldtoneel versterkt en de Europese strategische autonomie. Hoe verhoudt dit zich tot de Nederlandse economie op wereldtoneel en de Nederlandse autonomie? Er wordt gewerkt aan de EU-Ruimtewet, omdat de zorgen voor een veilige en duurzame ruimtevaart toenemen. De leden van de fractie BBB zijn benieuwd wat een duurzame ruimtevaart omvat en wat hier de werkdefinitie van is. Ook zijn deze leden benieuwd in welke mate er elders op de wereld wordt gewerkt aan soortgelijke initiatieven en hoe de EU-Ruimtewet hierop inspeelt en wat de risico’s zijn die geconstateerd worden.
Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het rapport van Enrico Letta over de toekomst van de interne markt. Daarover hebben de leden nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de vaststelling van het kabinet dat onderwijs een nationale competentie is en de inrichting van het curriculum bij de lidstaten zelf ligt. Het kabinet stelt, zo lezen deze leden, dat een verdragswijziging nodig zou zijn om sommige van de voorstellen op onderwijsgebied te realiseren. Deelt de Minister het standpunt van de leden van de ChristenUnie-fractie dat het onderwijs, waaronder het inrichten van het curriculum, een nationale competentie moet blijven en van een verdragswijziging geen sprake kan zijn? Kan de Minister toezeggen dit standpunt aankomende Raad, als het ter sprake komt, uit te dragen en zich in Europees verband ervoor in te zetten dat onderwijs een nationale competentie blijft?