[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (Kamerstuk 22112-3930)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D19416, datum: 2024-05-15, bijgewerkt: 2024-05-23 16:07, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D19416).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z07058:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D19416 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het fiche: Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (Kamerstuk 22 112, nr. 3930),

De fungerend voorzitter van de commissie,

Postma

Adjunct-griffier van de commissie,

Wiendels

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

NSC-fractie

BBB-fractie

Partij voor de Dieren-fractie

Inleiding

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over de Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (hierna: het fiche) van de Europese Commissie (EC). Deze leden onderschrijven het belang van klimaatadaptatie en achten een brede inzet op verschillende beleidsterreinen daarbij essentieel. Naar aanleiding van het fiche hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het fiche en hebben hierover nog enkele vragen.

NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris positief tegenover de mededeling staat en daarbij ook wijst op een sterke samenhang met bestaand regeringsbeleid. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waar het Nederlandse beleid schuurt met de inzet van de voorliggende mededeling? Zijn er daarnaast onderwerpen waarop zij specifieke risico’s identificeert? En welke extra inzet verwacht de Staatssecretaris te moeten doen naar aanleiding van deze mededeling?

De leden van de NSC-fractie hebben met instemming gelezen dat de Staatssecretaris aangeeft dat zij «het van belang [acht] dat nationale methoden en maatregelen, zoals de stresstesten en nationale klimaatscenario’s, ook in de toekomst kunnen worden gebruikt.» Deze leden vinden het goed dat zij opkomt voor het kunnen hanteren van landelijke werkwijzen. Deze leden hechten er in die context aan te benadrukken dat in de Nederlandse klimaatadaptatie-opgave voor waterschappen een essentiële rol weggelegd is. Dit is de manier waarop Nederland werkt en volgens deze leden is het ook van groot belang om op deze manier te blijven werken. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris om in haar inzet op deze mededeling de rol van de waterschappen in Nederland te benadrukken en aan te geven dat het voor Nederland belangrijk is dat waterschappen deze rol blijvend kunnen vervullen.

De leden van de NSC-fractie lezen dat «Nederland wil voorkomen dat in de visserijonderhandelingen met andere kuststaten in de Atlantische wateren, het wijzigen van distributie-patronen van vissoorten door opwarmend water als argument wordt gebruikt om verdeelsleutels tussen de betreffende kuststaten ter discussie te stellen.» Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom zij dit standpunt inneemt? Hoe staan de Nederlandse vissers hier in? Gaat het hierbij ook om het quotum van Noordzeevis, of alleen over Atlantische quota? Worden er ook quota afgesproken voor vissoorten die niet commercieel gevangen worden, maar nog geen quota hebben zoals de sepia?

De leden van de NSC-fractie hebben ook enkele vragen over de Nederlandse inzet op klimaatadaptatiegebied in bredere zin. Klimaatverandering is onvoorspelbaar en desalniettemin moet er op geanticipeerd worden. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris omgaat met minder waarschijnlijke scenario’s. Wordt er bijvoorbeeld ook rekening gehouden met de optie dat het in Nederland juist heel koud gaat worden als de Golfstroom uitvalt?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris in deze context nog niet vooruit wil lopen op het Meerjarig Financieel Kader 2028–2035 (MFK), ook al is klimaatadaptatie een langdurig proces en zal het veel kosten met zich meebrengen. Deze leden roepen in herinnering dat de onderhandelingen over het nieuwe MFK al medio 2025 starten. Kan de Staatssecretaris toch aangeven of, wat en op welke manier ze dit onderwerp in wil brengen in de onderhandelingen over het MFK?

De leden van de NSC-fractie merken op dat de EC in haar mededeling enkele nieuwe richtsnoeren aankondigt. Eén over de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen en een tweede over «nature-based solutions». Ook geeft de EC aan dat zij voornemens is het richtsnoer over Trans-European Transport Network (TEN-T) aan te passen. Deze leden merken op dat zij «nature-based solutions» een mooie manier vinden om klimaatadaptatie aan te gaan. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij van deze richtsnoeren verwacht en daarbij ook aangeven of zij verwacht of dit tot extra Nederlandse inspanning zal leiden? Kan de Staatssecretaris hierbij ook aangeven hoe deze richtsnoeren zich verhouden tot de European Green Deal?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris schrijft dat haar grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit positief is en dat zij concludeert dat voorgenomen optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is. Deze leden vragen zich af in hoeverre de EC met deze mededeling stappen zet op terreinen waarop zij tot nu toe niet actief was. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke onderdelen dit fiche ingaat waar de Europese Unie nog niet eerder actief was en daarbij ook per onderwerp aangeven waarom de Staatssecretaris denkt dat Europese inzet gepast is? En, indien er geen sprake is van nieuwe Europese inzet, kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij alsnog een subsidiariteitsoordeel uitspreekt?

BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie lezen dat de EC de EU-instellingen oproept om na te gaan of de verdeling in verantwoordelijkheden tussen de EU en de lidstaten voor klimaatrisico’s in EU-wetgeving duidelijk is belegd. Deze leden vragen zich af wanneer duidelijk zal worden of deze verdeling in balans is volgens de EC en of de Staatssecretaris bereid is om Nederland als lidstaat te behoeden voor extra regeldruk, als blijkt dat de EC de verantwoordelijkheid meer bij lidstaten zal gaan leggen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat de klimaatrisico’s dienen te worden meegenomen in het beleid voor ruimtelijke ordening en bij planning en onderhoud van kritieke infrastructuur. Deze leden vragen zich af hoe zwaar deze klimaatrisico’s gewogen zullen worden en in hoeverre dit het onderhoud van kritieke infrastructuur zal beïnvloeden.

De leden van de BBB-fractie lezen dat de EC een studie over de aanpassing in de landbouw zal uitvoeren. Deze leden lezen tevens dat wij als lidstaat al veel lopende projecten hebben om voedselproductie toekomstbestendig te maken (AP KAL, NPLG en verschillende aanpakken). Deze leden zijn benieuwd naar in hoeverre de Staatssecretaris denkt dat verdere aanpassingen vanuit de EC nodig zijn op het gebied van landbouw.

Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen benadrukken dat voor het beperken van klimaatrisico’s het in eerste instantie belangrijk is om de omvang van de klimaatcrisis te beperken door mitigerende maatregelen te nemen. Deze leden vinden het goed om te lezen dat de Staatssecretaris dit ook onderschrijft. Echter, wat deze leden betreft heeft de Staatssecretaris nog vele stappen te zetten om daadwerkelijk tot ambitieus mitigatiebeleid te komen. Gezien de verwachting dat het Nederlandse emissiereductiedoel voor 2030 alleen nog binnen bereik is als werkelijk alles meezit, vragen deze leden zich af welke additionele maatregelen de Staatssecretaris van plan is te nemen als blijkt dat de gerealiseerde reductie deze hoge verwachtingen niet haalt?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC klimaatbestendigheid zal meenemen als criterium bij EU-uitgaven en lidstaten verzoekt hetzelfde te doen. Deze leden vragen zich af of Nederland dit al doet met betrekking tot Europese en nationale uitgaven. Zo ja, heeft dit voornemen van de EC nog effect op hoe Nederland dit nu aanpakt? Zo nee, waarom doet Nederland dit nog niet en is de Staatssecretaris het ermee eens dat Nederland dit wél zou moeten doen, ongeacht of dit vanuit Europa wordt opgelegd?

Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft moeten landen een eerlijke bijdrage betalen aan mondiale klimaatfinanciering ten behoeve van de transitie, adaptatie en herstel van schade als gevolg van de klimaatcrisis. Deze leden lezen in het fiche dat de Staatssecretaris solidair is met lidstaten die te maken hebben met noodsituaties. Hiervoor bestaat op EU-niveau onder meer de Solidariteits- en Noodhulpreserve. Maar de Staatssecretaris wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen voor het volgende MFK (2028–2035). Waarom wil de Staatssecretaris hier niet op vooruitlopen? Deze leden willen de Staatssecretaris erop wijzen dat klimaatadaptatie een langdurig proces is en veel kosten met zich mee zal brengen. Duidelijkheid over adequate financiering is daarom cruciaal. Deelt de Staatssecretaris deze visie? Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris voor het volgende MFK? En wat is het krachtenveld omtrent de nieuwe MFK? Hoe staat de Staatssecretaris daarnaast tegenover het invoeren van een schade- en herstelheffing voor fossiele bedrijven?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) het koolstofbudget in 2020 heeft bepaald op 400.000 Mton CO2-equivalenten (CO2-eq.) om 67 procent zekerheid te geven om binnen de 1,5 graad opwarming te blijven. Rekening houdend met historische emissies en draagkracht (full fair share) van elk land zou Nederland in 2030 netto negatieve emissies moeten realiseren. Uitgaande van emissies per persoon (aandeel in de wereldbevolking) zou Nederland in 2030 tot 94 procent reductie ten opzichte van 1990 moeten komen. Vanuit het aandeel in de huidige mondiale uitstoot zou Nederland een reductie van 64 procent moeten behalen in 2030, en richting 100 procent in 2037. Met het huidige klimaatbeleid van Nederland en de EU zal geen van deze drie scenario’s worden gehaald. Door de uitstoot boven haar «fair share» levert Nederland dus in alle gevallen een onrechtvaardige bijdrage aan additionele klimaatschade in andere landen. In hoeverre wordt er bij de beheersing van klimaatrisico’s ook rekening gehouden met de klimaatrisico’s buiten de EU die worden toegebracht als gevolg van het handelen van landen binnen de EU? Hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak dat de Staatssecretaris klimaatrechtvaardigheid als prioriteit stelt?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen over de verwachting dat het Bruto Binnenlands Procent (BBP) van de EU tegen het einde van de eeuw ongeveer zeven procent zou dalen door extremere weersomstandigheden. Deze leden vragen zich af of de Staatssecretaris kennis heeft genomen van het recent verschenen onderzoek, waaruit blijkt dat de impact van klimaatopwarming significant groter is dan eerder gedacht en dat zelfs één graad opwarming al leidt tot een verlaging van 12 procent van het BBP? Zij vragen zich af hoe de mitigatiestrategie van de Staatssecretaris hierdoor wordt beïnvloed.

In het fiche lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de EC bij beoordeling van de effecten van beleid het laagste aanvaardbare klimaatreferentiescenario (het tussenscenario voor emissies van het IPCC) wil gebruiken, n alleen bij stresstesten en voor het vergelijken van aanpassingsopties zal de EC ongunstigere scenario’s gebruiken. In hoeverre worden deze scenario’s aangepast naar aanleiding van voortschrijdend inzicht over de mate waarmee de aarde opwarmt? Er zijn veel recente voorbeelden van onderzoek waaruit blijkt dat de opwarming van de aarde nog sneller gaat, zoals bijvoorbeeld door gerenommeerd klimaatwetenschapper Hansen, die verwacht dat de gemiddelde temperatuur zal stijgen met 0,27 graden per tien jaar, waardoor we al in 2030 boven de 1,5 graad opwarming zitten en in 2050 boven de 2 graden opwarming. Welke aanpassingen worden door de Staatssecretaris gedaan aan het klimaatbeleid op basis van deze onderzoeken?

Daarnaast zien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie in het fiche dat de EC toekomstbestendige, op de natuur-gebaseerde, oplossingen wil stimuleren. De Staatssecretaris geeft aan dit te onderschrijven en dit al in een aantal nationale programma’s te hebben toegepast. Deze leden zijn ook groot voorstander van op de natuur gebaseerde oplossingen. Is de Staatssecretaris van mening dat er genoeg wordt gedaan om op de natuur gebaseerde oplossingen in Nederland te stimuleren? Welke mogelijkheden ziet zij om het beleid hieromtrent te intensiveren? Wordt altijd eerst gekeken of er een op de natuur gebaseerde oplossing mogelijk is, voordat er naar andere oplossingen wordt gekeken? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om dit voortaan wel te doen? Welke input zal de Staatssecretaris op dit punt leveren in Europa, gezien de EC samen met lidstaten richtsnoeren wil opstellen voor de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen die de gevolgen van klimaatverandering kunnen opvangen?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat internationale wetenschappers van het IPPC en Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) aan overheden adviseerden om eerder de klimaatcrisis én natuurcrisis te erkennen en in samenhang op te lossen. Ze lieten zien dat de crises niet afzonderlijk kunnen worden opgelost. Dat betekent dat maatregelen om de klimaatcrisis aan te pakken, ook moeten bijdragen aan het oplossen van de natuurcrisis. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris graag had gezien dat in het EC meer aandacht zou zijn voor het bepalen van de effectiviteit van adaptatiebeleid, als ook voor de wisselwerking en samenhang met andere beleidsopgaven zoals biodiversiteit. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit beter te waarborgen? Welke stappen worden daar nu verder in genomen? Gaat de Staatssecretaris er in Europa voor pleiten dat deze samenhang alsnog in het voorstel wordt aangebracht? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans dat deze samenhang alsnog in het voorstel wordt opgenomen? IPCC en IPBES wijzen ook op de belangrijke rol hierin van de transitie van minder dierlijke naar meer plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie, omdat de veehouderij niet alleen meer broeikassen uitstoot, maar ook vele malen meer grond in beslag neemt wat de natuurcrisis verergert. Hier is ook internationaal wetenschappelijk consensus over. Is de Staatssecretaris bereid om aandacht te vragen in Europa voor de voordelen van een meer plantaardig (biologisch) voedselsysteem om de klimaat- en natuurcrisis in samenhang op te lossen?

De leden van de Partij van de Dieren-fractie merken op dat deze week het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een nieuw rapport heeft gepubliceerd, waarmee de belangrijkste klimaatrisico’s voor Nederland in beeld worden gebracht. Uit dit rapport blijkt dat vooral waterschaarste dreigt, waar ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor waarschuwt. De Staatssecretaris reageerde op dit rapport door te verwijzen naar de herziening van de Nationale Klimaat-adaptatiestrategie en de Deltabeslissingen, beiden voorzien voor 2026. Deze leden willen graag weten wat de Staatssecretaris nú gaat doen naar aanleiding van dit PBL-rapport. Het PBL geeft namelijk aan dat, om verslechtering door toename in klimaatverandering te voorkomen, het aan te raden is adaptatiebeleid te versnellen en keuzes en uitvoering naar voren te halen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop? Ook zijn deze leden benieuwd naar wat de status is van het nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing. Wanneer wordt dit naar de Kamer gestuurd?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC een studie over aanpassing in de landbouw zal uitvoeren, die eind 2025 moet zijn afgerond. Welke aanpassingen worden er precies onderzocht? Wordt in dit onderzoek gekeken naar de gevolgen van een forse krimp van het aantal dieren dat we in Europa fokken, gebruiken en doden? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om dit dan alsnog in te brengen? Zo ja, welke krimpscenario’s worden er precies onderzocht? Deze leden vragen zich af of de Staatssecretaris kennis heeft genomen van het recent uitgevoerde ontwerpend onderzoek «Nederland Veganland». Deze leden vragen zich af in hoeverre de transitie naar een meer plantaardig dieet expliciet wordt meegenomen in de studie die wordt uitgevoerd naar aanpassingen in de landbouw. Zij vragen zich ook af of dit onderzoek zal worden meegenomen in de Nota Ruimte aangezien het een oplossing kan bieden voor veel van het ruimtegebrek in Nederland.

Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid klimaateffecten worden opgenomen. Nederland wil hierbij voorkomen dat in de visserijonderhandelingen met andere kuststaten in de Atlantische wateren, het wijzigen van distributiepatronen van vissoorten door opwarmend water als argument wordt gebruikt om verdeelsleutels tussen de betreffende kuststaten ter discussie te stellen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het beschermen van vissoorten en ecosystemen centraal staat bij deze inzet, en niet het beschermen van de Nederlandse visserijbelangen? Deelt de Staatssecretaris het inzicht dat klimaateffecten een negatieve impact zullen hebben op verschillende vispopulaties en dat overige drukfactoren bij kwetsbare populaties zo veel mogelijk moeten worden weggenomen? Is de Staatssecretaris bereid dit aspect nadrukkelijk naar voren te brengen bij de onderhandelingen?

Tot slot lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Staatssecretaris, naar eigen zeggen, toewerkt naar een bredere integrale benadering waarbij rekening wordt gehouden met zowel klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en vervuiling, om voorbereid te zijn op de toekomstige gezondheidsrisico’s die klimaatverandering met zich meebrengen. Met betrekking tot vervuiling: hoe duidt de Staatssecretaris in dit kader dan het beleid van haar eigen ministerie? is de Staatssecretaris bereid om toe te werken naar een toekomst waarin bedrijven niet langer milieuvreemde stoffen in het water mogen lozen of naar de lucht mogen uitstoten, gezien het feit dat haar ministerie vergunningen voor het lozen van schadelijke stoffen in water en naar de lucht mogelijk maakt? Is de Staatssecretaris bereid om als eerste stap in ieder geval geen nieuwe lozingsvergunningen af te geven?