Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde agenda formele Telecomraad 21 mei 2024 (Kamerstuk 21501-33-1068)
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D19866, datum: 2024-05-17, bijgewerkt: 2024-07-12 15:24, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-33-1069).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.C. Kathmann, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: S.R. Muller, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 33-1069 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie.
Onderdeel van zaak 2024Z08491:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-05-22 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-05-29 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2024-11-27 15:00: Commissiedebat Telecomraad (formeel) d.d. 6 december 2024 (Commissiedebat), vaste commissie voor Digitale Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1069 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 mei 2024
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 8 mei 2024 over de brieven «Fiche:Aanbeveling onderzeese communicatiekabels» (Kamerstuk 22 112, nr. 3925), «Appreciatie EU-Witboek «How to master Europe’s digitalinfrastructure needs»» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064), «Antwoorden opvragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 11 en 12 april 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1062) en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1055)» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064), «Verslag informele Telecomraad van 11en 12 april 2024 Louvain-la-Neuve» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1067), «Geannoteerde agenda formele Telecomraad 21 mei 2024» (Kamerstuk21 501-33, nr. 1068), ««Antwoorden op vragen commissie over o.a. het Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI» (Kamerstuk 22 112, nr. 3908)» (Kamerstuk 22 112, nr. 3943).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 mei 2024 aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 17 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Kathmann
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorende bij het in een schriftelijk overleg omgezet commissiedebat van 14 mei 2024.
De leden van de PVV-fractie lezen in de stukken behorende bij Kamerstuk 21 501-33, nr. 64 «Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 11 en 12 april 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1062) en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1055)» dat de Digital Services Act (DSA) wel ruimte biedt om doelgroepen op basis van leeftijdscategorie te benaderen. Hiermee kunnen initiatieven, zoals de Kindertelefoon, doelgroepen op basis van leeftijdscategorie benaderen. Deze leden vrezen dat hiermee dat de doelgroep niet benaderd kan worden op het moment dat dergelijke handreiking cruciaal is, ofwel dat middelen niet voorhanden zijn op het moment dat de nood het hoogst is. Wanneer kinderen zich in een zeer penibele situatie begeven waardoor zij ernstig geschaad kunnen worden maar waarvan zij het lastig vinden om er met iemand over te praten, dan zoeken zij vaak naar blogs of vlogs over hoe anderen, wellicht lotgenoten, ermee omgaan. Wanneer een kind dat structureel doet, dan is dat een zeer sterk signaal dat er iets niet in de haak is. Een signaal dat nu dus niet gebruikt kan worden om gericht hulp bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een advertentie van de Kindertelefoon. Door die handreiking op het juiste moment aan te bieden, kun je slachtoffers stimuleren om toch die stap te zetten die ze normaal niet durven te zetten. Dat baart deze leden zorgen. Door profilering lukraak te verbieden hebben we geen oog meer voor de mogelijkheden die worden geboden in het kader van hulpverlening. Dit lijkt toch echt een onwenselijk neveneffect van het artikel 28, tweede lid van de DSA, waaraan bij eerdere beantwoording gerefereerd werd. Deelt het kabinet de opvatting hieromtrent en is zij voornemens dit aanhangig te maken bij de Telecomraad? Wat gaat het kabinet aanvullend doen om op voorhand te voorkomen dat dergelijk onwenselijk neveneffect kan optreden?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie of het kabinet een toelichting kan geven op haar rol inzake het kinderrechten impact assessment. In de brief «Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 11 en 12 april 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1062) en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1055)» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064) werd daarover gesteld dat deze «zien, heel specifiek, op kinderrechten in de ontwikkelingsfase van een digitale dienst. Ze helpen mee uitvoering te geven aan de verplichtingen uit het EU-recht. De instrumenten zijn dus nuttig voor alle ontwikkelaars van digitale diensten.» Tijdens het notaoverleg Digitalisering d.d. 22 april jl. werd door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangehaald dat in de komende tijd ook IKA’s uitgevoerd worden op Snapchat, Instagram en TikTok om te bekijken in hoeverre die diensten voldoen aan wat zij verantwoord vindt voor kinderen. Het wordt hierdoor onduidelijk wie nu de rol vervult als toezichthouder. Daarnaast zijn, conform de DSA, platforms verplicht een IKA uit te voeren. Is het kabinet het met deze leden eens dat deze exercitie daarmee redundant is?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de beantwoording van bovenstaande vraag worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
De leden van de PVV-fractie lezen voorts bij de stukken behorende bij Kamerstuk 22 112, nr. 3924 «Appreciatie EU-Witboek: How to master Europe’s digital infrastructure needs» onder het onderdeel «Toegang tot netwerken voor concurrenten» dat het kabinet niet onwelwillend staat tegenover het afschaffen van bestaande wetgeving die dominante telecomaanbieders of aanbieders met een aanmerkelijke marktmacht verplicht om concurrenten toe te laten op hun netwerk. Deze leden achten het positief dat het kabinet hierin terughoudend wil zijn, maar vragen wat het kabinet verstaat onder de term «verkenning». Zij vragen of het kabinet toelichting kan verschaffen of hier alleen een onderzoek mee wordt bedoeld, of betekent dit ook dat er een eerste proef mee wordt gedaan. Tevens vragen zij of het kabinet de mening leden deelt dat het passend is om harder aan de rem trekken en aan te dringen op een deugdelijk onderzoek, maar ook zelf goed laten onderzoeken wat dit nu betekent voor onze eigen Nederlandse markt.
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
1. «Fiche: Aanbeveling onderzeese communicatiekabels»
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen bij de aanbeveling over onderzeese communicatiekabels. Deze leden zijn positief over een actief en strategisch beleid op onderzeese kabelinfrastructuur. Kan het kabinet uiteenzetten hoe de Europese deskundigengroep die wordt opgericht eruit zal zien? Wie nemen hier zitting in en wat is precies haar functie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Europese Commissie bovendien vraagt om een nationale autoriteit aan te wijzen die toeziet op het vergunnen van zeekabelprojecten. Voldoet de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) momenteel aan de rol die de Commissie beoogt voor de nationale autoriteit? Zo niet, hoe moeten haar taken anders ingevuld worden om hier beter aan te voldoen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke aanbevelingen de Commissie ten aanzien van de gewenste financieringsmodellen voor zeekabelprojecten doet? Wat is de voorkeur van het kabinet en hoe verschilt deze van andere lidstaten? Kan het kabinet verder uiteenzetten welke zeekabelprojecten zij met interesse volgt, waar zij mogelijkheden ziet voor strategische aanlandingen in Nederland, en op welke termijn zij verwacht dat de Kamer geïnformeerd wordt over deze mogelijkheden?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
2. Appreciatie EU-Witboek «How to master Europe’s digital infrastructure needs»
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de appreciatie op het EU-Witboek. Deze leden vinden het van groot belang dat de Europese digitale infrastructuur zoveel mogelijk in publieke handen is. Zij zien echter veel aandacht voor telecombedrijven en nog te weinig reflectie op het strategisch inzetten van de marktmacht die de Europese Commissie en de EU-lidstaten hebben als grote afnemers van ICT-diensten. Welke aanbevelingen doet de Commissie voor haar eigen organisatie en lidstaten als opdrachtgevers? Ziet het kabinet ook de noodzaak voor het sterker prioriteren van strategische autonomie bij de ICT-aanbestedingen door Europese overheden? Hoe is de Commissie van plan haar marktmacht te gebruiken om ook zelf een afzetmarkt te creëren voor Europese clouddiensten? Wat doen andere lidstaten in hun nationale ICT-inkoopbeleid om nationale en Europese leveranciers de kans te geven?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien het bevorderen van de digitale soevereiniteit als een belangrijke en grensoverstijgende taak. Deze leden achten een gezonde voedingsbodem voor Europese ICT-leveranciers noodzakelijk om de afhankelijkheid van niet-Europese grootmachten te verkleinen. Is het kabinet bereid om advies in te winnen bij lidstaten die nationaal beleid voeren om de afhankelijkheid van niet-Europese ICT-leveranciers bij overheden te verkleinen, en kan zij de Kamer informeren over de bevindingen? Is het kabinet bereid om blijvend op te trekken met gelijkgestemde lidstaten en met hen een strategie uit te werken over hoe de marktmacht van nationale overheden, de organisatie van de Europese Commissie, het Europees Parlement, en Europese publieke organisaties kan worden ingezet om de positie van Europese ICT- en cloudleveranciers te versterken?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
3. Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 11 en 12 april 2024 en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben geen vervolgvragen naar aanleiding van het verslag.
4. Verslag informele Telecomraad van 11 en 12 april 2024 Louvain-la-Neuve
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het initiatiefrapport van het Europees Parlement niet is besproken bij de informele raad in april. Deze leden steunen de blijvende aandacht van het kabinet voor het bestrijden van verslavend ontwerp. Zij vragen nogmaals of het kabinet deze onder de aandacht wil brengen bij het de sessie «De toekomst van digitaal beleid» zodat de nieuwe Commissie voortvarend aan de slag kan met het aanpakken van verslavend ontwerp. Indien dit agendapunt daar geen mogelijkheid toe biedt, vragen de leden om deze wens op een ander gepast moment kenbaar te maken.
Antwoord
Het kabinet is voorstander van verdere Europese aanpak van verslavende ontwerptechnieken in onlinediensten en producten en zet zich hier in Europees verband ook actief voor in. Nederland heeft een tekstvoorstel gedaan voor de Raadsconclusies «De toekomst van digitaal beleid» om het belang van de aanpak van verslavend ontwerp te benadrukken. Dit tekstvoorstel is opgenomen in de laatste versie van de Raadsconclusies. Als de mogelijkheid zich voordoet, zal Nederland tijdens de formele Telecomraad wijzen op het belang van het tegengaan van dergelijke technieken. Hierbij zij wel opgemerkt dat het Belgische voorzitterschap heeft aangegeven niet voornemens te zijn de lidstaten spreektijd toe te kennen bij het agendapunt «Raadsconclusies De toekomst van digitaal beleid».
Als Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) brengen we dit onderwerp daarnaast geregeld bij de Commissie onder de aandacht, bijvoorbeeld bij de informele Raad over Concurrentievermogen over consumentenbescherming op 19 april jl.1 Daarnaast wordt gewerkt aan een non-paper waarin het belang van de bescherming van kinderrechten in de digitale wereld wordt benadrukt. Hierin zal ook worden ingegaan op het belang van het tegengaan van verslavend ontwerptechnieken in onlinediensten en producten. Wanneer gereed, wordt uw Kamer volgens de geldende EU-informatieafspraken over dit non-paper geïnformeerd.
5. Geannoteerde agenda formele Telecomraad 21 mei 2024
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie juichen het voornemen van de Belgische voorzitter om van gedachten te wisselen over de implementatie van digitale regelgeving over de agenda van de nieuwe commissie toe. Europa is een voorloper op het gebied van regulering van het digitale domein en dient als voorbeeld voor de rest van de wereld. Dat wil niet zeggen dat deze leden geen ruimte voor nog verdere verbetering zien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderstrepen het door de bewindspersonen genoemde belang van evaluatieclausules en evaluatieprocedures. Wel zijn deze leden benieuwd naar welke termijn de bewindspersonen in gedachten hebben voor het uitvoeren van deze tussentijdse analyses. Moeten de verschillende wetten een jaar van kracht zijn? Twee jaar? Tien jaar? Kunnen de bewindspersonen aangeven op welke termijn zij zelf wensen in te zetten tijdens het beleidsdebat en kunnen de bewindspersonen de keuze voor dit termijn beargumenteren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn voorts benieuwd vanaf welk moment deze termijn dan volgens de bewindspersonen moet gaan gelden. Lidstaten kennen immers verschillende implementatietempo’s, waarbij Nederland zelf ook niet altijd vooroploopt met de implementatie. Verder zijn er verschillende regelgevende maatregelen in het digitale domein waarvan al bekend is dat deze eraan zitten te komen en zullen er ongetwijfeld meer – tot op heden onbekende – regelgevende maatregelen in het digitale domein aankomen. Kunnen de bewindspersonen hierop reflecteren? Kunnen zij tevens aangeven hoe zij kijken naar het loslaten van een bepaalde termijn om in plaats daarvan te kiezen voor een specifiek jaar om deze tussentijdse analyse uit te voeren – zoals 2027? Wat zouden de voor- en nadelen zijn voor de keuze voor een specifiek jaar in plaats van een termijn voor een tussentijdse evaluatie? Kunnen de bewindspersonen aangeven wat hun voorkeur heeft?
Antwoord
Evaluaties van Europese wetgeving worden gewoonlijk uitgevoerd door de Europese Commissie op een termijn die is afgesproken en vastgelegd in de desbetreffende wetgeving of op initiatief van de Commissie. In veel gevallen gaat het om de evaluatie van één Europese verordening of richtlijn.
De Europese Commissie beschikt ook over de mogelijkheid om een brede set van Europese beleid en wetgeving binnen een bepaald domein als geheel te evalueren. Omdat het pakket aan nieuwe Europese maatregelen en wetgeving op digitaal vlak omvangrijk en met elkaar verbonden is, acht het kabinet het van belang dat het digitale wetgevingspakket als geheel wordt geëvalueerd. Hiermee wordt voorkomen dat individuele wetgeving apart van elkaar wordt geëvalueerd en kansen voor betere afstemming en versimpeling van het gehele pakket worden gemist.
Het kabinet vindt dat de Europese Commissie niet te lang moet wachten met een dergelijke evaluatie. Het is belangrijk dat belanghebbenden perspectief krijgen om hun ervaringen met de praktische uitwerking van het wetgevingspakket kunnen delen en om eventuele kansen voor verbeteringen zo snel mogelijk een vervolg te geven. Anderzijds acht het kabinet het niet wenselijk dat een dergelijke evaluatie te vroeg wordt uitgevoerd wanneer de effecten van nieuwe wetgeving in de praktijk nog onvoldoende zichtbaar zijn. Het kabinet is daarom van mening dat het jaar 2027, wanneer de Europese Commissie zich halverwege haar nieuwe termijn bevindt, een geschikt jaar is om een tussentijdse evaluatie van het wetgevingspakket uit te voeren. Hiermee heeft de Europese Commissie voldoende tijd om de evaluatie grondig uit te voeren en om eventuele vervolgacties te formuleren vóór het aflopen van de nieuwe mandaat periode van de Europese Commissie.
Tijdens de onderhandelingen voor de Raadsconclusies «De toekomst van digitaal beleid» heeft het kabinet steun gekregen van de andere lidstaten om de oproep richting Europese Commissie voor een tussentijdse evaluatie van het digitale wetgevingspakket op te nemen in de Raadsconclusies.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij om te lezen dat Nederland verdere afstemming van regelgeving in de dubbele transitie van duurzaamheid en digitalisering stimuleert. De gekozen bewoordingen maken hen echter ook nieuwsgierig. Op welke manier wenst Nederland deze verdere afstemming te stimuleren? Wat wordt de inzet van de bewindspersonen voor verdere stimulering tijdens het beleidsdebat?
Antwoord
Het kabinet ziet mogelijkheden in de hierboven genoemde evaluatieprocedures om deze synergie te bereiken. Zowel bij evaluaties van individuele wetgeving als bij de tussentijdse evaluatie van het digitale wetgevingspakket kan worden bekeken in hoeverre deze wetgeving ook bijdraagt aan de duurzame transitie. Aan de hand van de uitkomsten kunnen voorstellen worden gedaan om dit te verbeteren.
Het kabinet heeft op meerdere manieren ingezet op deze evaluaties en zal dit ook opbrengen bij het beleidsdebat. Tevens heeft het kabinet zich ingezet voor dit thema bij de onderhandelingen over de Raadsconclusies over «De toekomst van digitaal beleid». Deze Raadsconclusies onderschrijven de noodzaak om de digitale en duurzame transformatie hand in hand te laten gaan. Ze moedigen aan om digitalisering optimaal in te zetten voor de verduurzaming van andere sectoren maar benadrukken ook de noodzaak om de digitale sector te verduurzamen. Daartoe roepen ze op om bewustwording te bevorderen, eisen te stellen op het gebied van transparantie en data-uitwisseling te bevorderen.
Het kabinet zal zich blijven inzetten om de samenhang tussen de digitale en de groene transitie te bevorderen en om concrete invulling te geven aan de gestelde doelen. Daarnaast maakt de verdere afstemming van beide Europese regelgevingskaders deel uit van de inzet van het door de Minister van EZK aangekondigde Actieplan Duurzame Digitalisering, dat voor de zomer met uw Kamer gedeeld zal worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet vraagtekens heeft bij de noodzaak om de pakket- en bezorgmarkt te reguleren. Ook lezen deze leden dat het kabinet de publicatie van het onderzoek van de Commissie over de toekomst van de postmarkt afwacht voordat zij de Kamer hierover verder informeert. Deze leden steunen de lijn van het kabinet om het onderzoek af te wachten voordat zij een definitief standpunt inneemt. Toch zijn zij ook benieuwd waarom het kabinet al vraagtekens heeft bij de noodzaak tot regulering voordat het onderzoek is afgerond. Kunnen de bewindspersonen alvast toelichten wat hun vraagtekens bij de noodzaak tot regulering zijn? Zij kijken ernaar uit om deze bevestigd dan wel weerlegd te zien in het rapport van de Europese Commissie over dit onderzoek.
Antwoord
De vraagtekens van het kabinet vloeien voort uit de huidige situatie op de pakketmarkt. Deze markt voorziet in kwalitatief goede diensten tegen concurrerende prijzen. Het kabinet heeft zodoende de indruk dat er geen sprake is van enig marktfalen dat eventuele regulering van de markt zou rechtvaardigen.
6. Antwoorden op vragen commissie over o.a. het «Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI»
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het antwoord van de bewindspersonen dat omringende landen beleidsmatig fors inzetten op het aanlanden van een nieuwere generatie zeekabels om meer dataverkeer via hun land te leiden. Ook lezen deze leden dat in sommige landen middelen beschikbaar zijn voor (directe of indirecte) publieke financiering of garantstelling voor zeekabelprojecten, zoals Denemarken, Ierland, Frankrijk en Spanje, die de laatste jaren de aanleg van nieuwe trans-Atlantische kabels hebben gestimuleerd. Ook voeren sommige landen proactief beleid om de digitale infrastructuur uit te breiden, bijvoorbeeld door met stimulerend beleid lokale datacentercapaciteit uit te breiden. Dit kan invloed hebben op de relatieve positie van Nederland op de middellange termijn. Ten slotte lezen zij dat met de Zeekabelcoalitie in Nederland beleidsmatig strategisch wordt samengewerkt om nieuwe zeekabels te realiseren en dat deze inzet van de coalitie positief kan bijdragen aan de relatieve positie van Nederland.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dat dit echter wel vragen oproept. Deze leden onderkennen dat de Zeekabelcoalitie een positieve bijdrage kan leveren aan de relatieve positie van Nederland, maar zij vragen of dit voldoende is. Hoe bezien de bewindspersonen de relatieve positie van landen die directe of indirecte publieke financiering of garantstelling voor zeekabelprojecten beschikbaar stellen? Delen zij de mening dat de Nederlandse relatieve positie nog verder zou verbeteren als Nederland soortgelijke regelingen treft?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie bedanken de bewindslieden en de betrokken ambtenaren voor de beantwoording.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken aanhangig de Telecomraad d.d. 21 mei 2024. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie stellen dat het hen positief stemt om te lezen over het voorstel voor een gecoördineerde zeekabel aanpak en zij steunen de kabinetslijn hierop. Deze leden zijn tevens tevreden over de kabinetsinzet bij het AI verdrag, waarin zij pleit voor een hoog beschermingsniveau.
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de implementatie van alle digitale wetgeving. Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is om te voorkomen dat er tegenstrijdige regels komen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de regels van de verschillende wetgeving niet in strijd zijn met elkaar?
Antwoord
Het kabinet deelt het belang om tegenstrijdige regels te voorkomen. Daarom heeft het kabinet tijdens de onderhandelingen over Europese wetgeving aandacht voor artikelen die in verschillende wetten met elkaar kunnen botsen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de Europese Commissie en andere lidstaten. Ook zijn consultaties met belanghebbenden van belang om mogelijke tegenstrijdigheden te voorkomen. De tussentijdse evaluatie van het digitale wetgevingspakket als geheel die het kabinet heeft voorgesteld aan de Europese Commissie is volgens het kabinet een goed instrument om over de hele linie coherentie van wetgeving te bestuderen en te verbeteren. In bredere zin is het kabinet actief pleitbezorger van de Betere Regelgeving agenda van de Europese Commissie en roept het de Europese Commissie op om bij nieuwe voorstellen met een gedegen impact assessment te komen waarbij nadrukkelijk aandacht is voor cumulatieve regeldruk.
De leden van de VVD-fractie willen tevens niet dat bedrijven door alle verschillende wet- en regelgeving het overzicht verliezen. Op welke manier krijgt het mkb hulp bij begrip en implementatie van de wet- en regelgeving?
Antwoord
Het kabinet ondersteunt het mkb op meerdere manieren. Tijdens de implementatie van individuele wetten voert het kabinet gesprekken met koepelverenigingen van het bedrijfsleven om te zorgen voor aansluiting bij de praktijk. Daarnaast wordt voor elke nieuwe regel geïnventariseerd wat de informatiebehoefte van het bedrijfsleven is. Op basis daarvan wordt een communicatieplan gemaakt. Bij de implementatie van wetten wordt in veel gevallen een toezichthouder aangewezen, die ook een rol heeft in de voorlichting van bedrijven. Een specifiek voorbeeld zijn de regulatory sandboxes op grond van de AI-verordening. Hierin bieden toezichthouders advies aan aanbieders van AI-systemen bij complexe vraagstukken over de regels uit de AI-verordening.
Deze leden pleiten voor een coulance voor het mkb om een vergissing te mogen maken bij de invoering van de wet- en regelgeving, gezien de complexiteit ervan. Zij willen graag dat de invoering goed verloopt en niet gehaast, mede om eventuele boetes te voorkomen. Is de Minister bereid om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken en coulant te zijn tegenover het mkb?
Antwoord
Het kabinet heeft nadrukkelijk aandacht voor de uitvoeringslast voor het mkb tijdens de onderhandelingen over Europese wetgeving. Het kabinet zet zich in voor minder strenge regels voor mkb waar opportuun en proportioneel, voor specifieke op mkb toegeschreven richtsnoeren en andere maatregelen die mkb ondersteunen. Zo bevat de AI-verordening een verplichting om een lagere prijs te rekenen voor mkb voor deelname aan bovengenoemde AI-sandbox. Het kabinet zet zich in voor begrijpelijke en goed uitvoerbare wetgeving. De uitoefening van toezicht en specifiek het opleggen van boetes is een onafhankelijke taak van toezichthouders.
De leden van de VVD-fractie willen ook voorkomen dat toezichthouders tegenstrijdige adviezen gaan geven. Hoe kan hiervoor worden gezorgd? Zijn de toezichthouders goed voorbereid op de nieuwe wet- en regelgeving? Wat is er nog nodig om de toezichthouders hun werk goed te kunnen laten uitvoeren? Deze leden vinden het verder belangrijk dat er bij de in- en uitvoering van alle digitale wet- en regelgeving en de besluiten die naar aanleiding daarvan genomen worden goed geëvalueerd worden.
Antwoord
Het kabinet hecht aan effectief toezicht in het digitale domein. In de fase waarin wordt onderhandeld over wetgeving in Brussel en tijdens het opstellen van implementatiewetgeving worden beoogde toezichthouders voor zover mogelijk al betrokken. Vervolgens is goede samenwerking tussen de verschillende toezichthouders in Nederland van groot belang, waarbij het kabinet een faciliterende rol heeft. Bijvoorbeeld om te komen tot gezamenlijke, heldere normuitleg, om bedrijven, burgers en overheden zekerheid te bieden over waaraan zij moeten voldoen. Samenwerking met toezichthouders in andere EU-lidstaten wordt meestal via Europese boards gefaciliteerd door de Europese Commissie. Verder zijn voldoende middelen voor het uitoefenen van toezicht belangrijk, bijvoorbeeld voor het opbouwen van kennis en in dienst nemen van de juiste experts, ook al voorafgaand aan het daadwerkelijk houden van toezicht.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda onder het kopje «de toekomst van digitaal beleid» dat de Nederlandse inzet zich focust op het in lijn brengen van het beleid van de Europese Commissie met het Nederlandse beleid, waarna er vervolgens specifieke onderwerpen genoemd worden. Hiertussen zien deze leden niets staan over de ondersteuning van het bedrijfsleven bij de digitaliseringstransitie. Zij vragen waarom dit het geval is en of de Minister bereid is deze alsnog toe te voegen/in te brengen.
Antwoord
In de Raadsconclusies «De toekomst van digitaal beleid» wordt een breed scala aan onderwerpen in het digitale domein benoemd. Omdat de Tweede Kamer zelf beschikking heeft over het stuk via de gebruikelijke kanalen, heeft het kabinet zich beperkt tot het delen van de specifieke inzet van Nederland in deze onderhandelingen. De oproep voor een gelijk speelveld en ondersteuning voor alle betrokken actoren, inclusief startups en het mkb, was al opgenomen in de eerste versie van de tekst. Daarom heeft het kabinet zich gericht op andere prioriteiten die nog geen onderdeel waren van het document. Wel heeft het kabinet zicht gehouden op het handhaven van deze passages in de tekst van de Raadsconclusies. Het faciliteren van ondersteuning van het bedrijfsleven bij de implementatie van het digitale wetboek is geborgd in deze Raadsconclusies.
De leden van de VVD-fractie zijn het met het kabinet eens dat er voor digitaal leiderschap meer EU-inzet nodig is op AI en kwantum. De TU Delft is zeer vooruitstrevend op het thema van kwantum. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat Nederland een prominente rol krijgt als het gaat om kwantum en tegelijkertijd Delft beschermt en ondersteunt zodat wij onze soevereiniteit en sterke positie op het gebied van kwantum op het internationale speelveld kunnen behouden.
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de beantwoording van bovenstaande vraag worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Telecomraden van 11 en 12 april 2024 en van 21 mei 2024. Daarbij hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie zien dat steeds meer Nederlandse bedrijven en organisaties gebruik maken van Amerikaanse clouddiensten. Er lijkt ook alle reden te zijn om te verwachten dat deze trend zich doorzet. De Minister heeft in het commissiedebat over de Digitale Infrastructuur ook aangegeven zich hierbij zorgen te maken over de Nederlandse afhankelijkheid van deze clouddiensten. Daarom vragen deze leden welke stappen de Minister voornemens is te nemen om in de komende periode in Europees verband aan te sturen op de vermindering van deze afhankelijkheid.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister zich kritisch toont tegenover de positionering van grote telecombedrijven in het soevereine cloudvraagstuk, zoals geopperd door de Europese Commissie. Zo vraagt de Minister zich af of we dan niet te veel ingrijpen in de «geliberaliseerde telecommarkt» (Kamerstuk 22 112, nr. 3924 ). Deze leden vragen aan de Minister hoe zij in het kader van de strategische autonomie wel voornemens is om op de lange termijn tegenwicht te kunnen bieden aan deze grote Amerikaanse marktpartijen.
De leden van de NSC-fractie zien dat onze samenleving elke dag een stukje digitaler wordt. Dit digitale verkeer vindt voor een groot deel plaats over zeekabels. Daarom vinden deze leden dat we zeekabels als een belangrijk stukje soevereiniteit moeten zien. Zonder deze datakabels stort onze digitale leefomgeving namelijk volledig in. De Minister heeft in haar reactie op het witboek al aangegeven dat zij het belang van zeekabels onderschrijft. Daarom vragen deze leden of de Minister het met de leden van de NSC-fractie eens is dat Nederland zich vol moet inzetten om een belangrijke geopolitieke en strategische rol te vervullen als data-verbindingspunt tussen Europa en Engeland, de VS en Zuid-Amerika. En zo ja, hoe wil de Minister dit dan bereiken en welke stappen wil zij hiervoor zetten in Europees verband?
Antwoord
Aangezien deze onderwerpen niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Uw Kamer zal binnenkort een verslag van deze bijeenkomst ontvangen.↩︎