[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de Ontwerpregeling evacués uit het Midden-Oosten (Kamerstuk 23432-514)

De situatie in het Midden-Oosten

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D19885, datum: 2024-05-17, bijgewerkt: 2024-06-07 15:10, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-23432-531).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 23432 -531 De situatie in het Midden-Oosten.

Onderdeel van zaak 2024Z08498:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

23 432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 531 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 mei 2024

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 29 maart 2024 over de Ontwerpregeling evacués uit het Midden-Oosten (Kamerstuk 23 432, nr. 514).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 april 2024 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 17 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
P. de Groot

Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Ik heb kennisgenomen van de inbreng van de leden van de PVV- en BBB-fractie.

Voorafgaand wil ik graag opmerken dat op grond van artikel 31 van de Huisvestingswet 2014 bij ministeriele regeling categorieën van woningzoekenden kunnen worden aangewezen wiens huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft. Vanwege de bestaande crisissituatie in het Midden-Oosten heb ik ervoor gekozen om van deze bevoegdheid gebruik te maken, zoals ik ook eerder heb gedaan voor evacuees uit Afghanistan en Soedan. Hierbij wil ik benadrukken dat dit type regeling zich richt op evacuees die de Nederlandse nationaliteit of een Nederlandse verblijfsvergunning hebben en die niet zelf in een vorm van huisvesting in Nederland kunnen voorzien.

Beantwoording vragen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief Ontwerpregeling evacués uit het Midden-Oosten en hebben daar een aantal vragen over. Geldt de regeling alleen voor evacués die zich bevinden of bevonden in Israël en Gaza, of ook voor evacués die zich vanuit genoemde gebieden al eerder verplaatst hadden naar bijvoorbeeld buurland Egypte? Hebben de evacués nog meer nationaliteiten en/of verblijfsvergunningen naast de Nederlandse? Zo ja, welke? Hebben de evacués meer dan één geregistreerde partner? Zo ja, hoeveel? Hoeveel gezinnen worden er nog meer verwacht naar aanleiding van deze regeling? Hoe zorgt de Minister ervoor dat er geen misbruik wordt gemaakt van deze regeling? Worden de evacués allemaal grondig gescreend alvorens zij naar Nederland worden gehaald? Kan de Minister verzekeren dat er zich geen onwelwillende figuren onder de evacués bevinden, bijvoorbeeld terroristen? Waarom wordt er gekozen om het doorstromen naar een reguliere woning te bevorderen, maar niet ingezet op een gemakkelijke terugkeer mocht de situatie zich daar weer voordoen?

De ministeriële regeling heeft momenteel betrekking op evacués uit Gaza. Mocht het conflict in het Midden-Oosten op een manier escaleren dat ook wordt besloten tot een evacuatie van Nederlanders uit andere gebieden dan is de regeling ook van toepassing op de groep onder hen die niet op eigen kracht in huisvesting kan voorzien.

De huidige evacués zijn eerst vanuit Gaza naar een plek in de regio gebracht. In de meeste gevallen was dit Cyprus. Hierna heeft vervoer naar Nederland plaatsgevonden. De regeling heeft geen betrekking op personen die op eigen gelegenheid naar Nederland zijn gekomen. Er is geen algemene uitspraak te doen over het aantal gezinnen dat naar aanleiding van deze regeling naar Nederland zal komen of over evacuees meer nationaliteiten of verblijfsvergunningen hebben naast de Nederlandse nationaliteit. Voorafgaand aan de evacuatie wordt gecontroleerd of de potentiële evacuees beschikken over een Nederlands paspoort of een Nederlandse verblijfsvergunning. Deze screening voorafgaand aan de evacuatie wordt verzorgd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

In ieder kerngezin heeft in ieder geval één van de volwassenen de Nederlandse nationaliteit en tot nu gaat het in alle gevallen om maximaal één volwassene met partner en eventuele kinderen. De inschatting is dat terugkeer op korte termijn naar de gebieden waar de evacués vandaan kwamen geen reële optie is. Zoals aangegeven in mijn brief van 29 maart 2024 bleken uiteindelijk vier gezinnen onvoldoende zelfredzaam te zijn, waarvan uiteindelijk voor drie gezinnen een beroep op huisvesting bij een gemeente is gedaan.

Beantwoording vragen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie merken op dat de Minister in de brief schrijft «Een dergelijke regeling kan slechts worden vastgesteld, indien omstandigheden van bijzondere aard naar mijn oordeel daartoe aanleiding geven». Kan de Minister puntsgewijs uitleggen wat de omstandigheden precies zijn, en hoe hij tot zijn oordeel is gekomen? Kan de Minister van de vorige vragen ook puntsgewijs uitwerken wat de omstandigheden van jongeren en ouderen zijn, of er parallellen zijn te trekken met de casus van de evacués uit het Midden-Oosten, en hoe hij over deze twee groepen zou oordelen?

Gezien de situatie in het Midden-Oosten heeft de Nederlandse overheid besloten om personen met de Nederlandse nationaliteit of met een Nederlandse verblijfsstatus die in Gaza verbleven naar Nederland te evacueren. In bepaalde gevallen gaat het daarbij om mensen die niet op eigen kracht huisvesting kunnen regelen. Uitsluitend op deze mensen ziet deze regeling.

Ik zie dat jongeren en ouderen moeite hebben om een passende woonruimte te vinden. Om deze reden heb ik specifiek aandacht voor deze groepen in mijn verschillende programma’s die onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda zijn.

Echter, de situatie van jongeren en ouderen die al in Nederland verblijven is onvergelijkbaar met die van personen met de Nederlandse nationaliteit of met een verblijfsvergunning die vanwege oorlogsomstandigheden naar Nederland worden geëvacueerd.

De leden van de BBB-fractie merken op dat de Minister in de brief schrijft «Onder deze evacueés bevindt zich een aantal gezinnen dat niet zelfredzaam is bij het vinden van woonruimte». Kan de Minister puntsgewijs uitwerken wat de term «zelfredzaam» is in de context van het kunnen vinden van een woonruimte, en wat daar de kwalificaties voor zijn? Kan de Minister beargumenteren waarom een huidige starter of oudere wel of niet onder deze term «zelfredzaam» valt bij het kunnen vinden van een woonruimte?

Hiermee bedoel ik dat deze personen niet over een sociaal netwerk in Nederland of over voldoende financiële middelen beschikken die hen in staat stellen om zelf aan een woonruimte te komen. Ik vind de situatie die u beschrijft en de situatie waarin de betreffende evacueés zich bevinden van een andere orde en daardoor onvergelijkbaar.

De leden van de BBB-fractie merken op dat de Minister in de brief schrijft «Dat betekent dat zij niet over een sociaal netwerk of voldoende financiële middelen beschikken om zelf aan woonruimte te komen». Wat ziet de Minister als een «woonruimte»? Valt een slaapkamer bij vrienden, kennissen, familie en of ouders ook onder een geschikte woonruimte?

Hier bedoel ik zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte. De betreffende evacueés hebben huis en haard achtergelaten en beschikken niet over een relevant onderdak om zelf huisvesting te organiseren.

Kan de Minister wederom aangeven of hij van mening is dat een huidige starter of oudere wel of niet beschikt over een geschikte woonruimte? Ziet de Minister een slaapkamer bij de ouders op volwassen leeftijd (rond 30 jaar) als een geschikte woonruimte? Zo niet, vallen jongeren en ouderen dan ook binnen dit criterium, en zouden ze ook kunnen vallen onder een ministeriële regeling, aangezien ze in vrijwel dezelfde situatie kunnen verkeren? De leden van de BBB-fractie merken op dat de Minister schrijft «Om ervoor te zorgen dat deze groep niet op straat terecht komt dan wel langdurig is aangewezen op een relatief dure tijdelijke vorm van huisvesting door de overheid acht ik de regeling de enige en beste oplossing». Kan de Minister in het licht van deze opmerking aangeven of hij voor verschillende jongeren en ouderen die vrijwel in dezelfde situatie zitten, eenzelfde regeling kan treffen?

Zoals eerder aangegeven zie ik dat ook een aantal jongeren en ouderen moeite hebben om een passende woonruimte te vinden, maar vind ik dat de situatie van jongeren en ouderen die al in Nederland verblijven onvergelijkbaar is met de betreffende evacuees die vanwege een oorlogssituatie naar Nederland zijn geëvacueerd en omdat ze zelf niet in huisvesting kunnen voorzien dus geen dak boven hun hoofd hebben.

Deze leden vragen of de Minister kan aangeven hoe het gerechtvaardigd is dat je bijvoorbeeld als Nederlandse burger alleen in de categorie «urgent» valt (en recht krijgt op huisvesting door middel van de overheid) wanneer je op straat staat, terwijl bij de werkwijze die hiervoor beschreven wordt, de Minister op anticipatie van dakloosheid de betreffende categorie evacués recht geeft op huisvesting door middel van overheidsinterventie. Zou de Minister aan kunnen geven hoe de categorie burgers die dakloos worden op eenzelfde behandeling van de Minister kunnen rekenen? Is de Minister voornemens voor deze categorie burgers ook een dwingende bepaling te maken?

Een gemeenteraad heeft de mogelijkheid om in de huisvestingsverordening te bepalen dat bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is1. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen

welke criteria worden gebruikt om te bepalen welke woningzoekenden in aanmerking komen voor urgentie2. Indien een gemeenteraad van bovenstaande mogelijkheid gebruik maakt behoren woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten of die mantelzorg verlenen of ontvangen in ieder geval tot de urgent woningzoekenden3. De verantwoordelijkheid voor de vormgeving van de overige categorieën van de urgentieregeling ligt nu volledig bij gemeenten. Onderdeel van het wetsvoorstel versterking regie volkshuisvesting is de verplichting voor gemeenten om regionale afspraken te maken over een evenwichtige verdeling van urgenten.


  1. Artikel 12, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014↩︎

  2. Artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014↩︎

  3. Artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet 2014↩︎