Verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 28 mei 2024 (Kamerstuk 21501-28-265)
Defensieraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D20874, datum: 2024-05-23, bijgewerkt: 2024-06-12 17:33, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-266).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (PVV)
- Mede ondertekenaar: N.E. Manten, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-266 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2024Z08895:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2024-05-28 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-13 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2024-06-20 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-28 Defensieraad
Nr. 266 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 mei 2024
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 8 mei 2024 over de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 28 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 265).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 mei 2024 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 23 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
De Roon
Adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de bewindspersoon
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie onderstrepen het belang van een sterke krijgsmacht. Deze leden lezen dat er 40.000 Oekraïense militairen zijn getraind en dat dit aantal deze zomer zal stijgen naar 60.000. De leden van de VVD-fractie vragen wat er nodig is om de training van Oekraïense militairen verder uit te breiden en welke rol Nederland daarbij kan spelen. Deze leden vragen wat er nodig is om de training van Oekraïense militairen verder te verbeteren. Daarnaast benadrukken de leden van de VVD-fractie dat onze eigen krijgsmacht voortdurend moet blijven leren van het conflict in Oekraïne en dat deze lessen worden doorgevoerd in de training van onze eigen militairen.
Antwoord
Er worden in EU-verband via EUMAM en via andere trainingsinitiatieven zoals het VK-geleide Interflex, zo veel mogelijk Oekraïense militairen opgeleid. Nederland hecht groot belang aan deze trainingen en levert hier een substantiële bijdrage aan. Daarnaast verzorgt Nederland trainingen en opleidingen op (wapen-)systemen die door Nederland aan de Oekraïense krijgsmacht zijn geleverd. Het betreft zowel gebruikers- als onderhoudsopleidingen met als doel de operationele inzetbaarheid van de geleverde systemen te versterken. Dit gebeurt ook op kwalitatief hoogwaardige en complexe systemen. Zo draagt Nederland onder andere actief bij aan de F-16 vlieger- en onderhoudsopleidingen. De onderhoudsopleidingen worden veelal opgezet als een Train-the-Trainercursus, waarmee de Oekraïense krijgsmacht op termijn zelfstandig haar personeel kan opleiden en trainen. Het aanbod van trainingen wordt voortdurend aangepast op basis van de directe behoefte van Oekraïne en door lessen te trekken uit eerdere trainingsactiviteiten. De training van onze eigen militairen wordt ook aangepast op basis van de ervaringen in Oekraïne, bijvoorbeeld als het gaat om de inzet van en verdediging tegen drones. Deze lessen worden ook toegepast in NAVO-oefeningen en dit zal de komende periode verder geïntensiveerd worden.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de publicatie van de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS). Deze leden kijken positief naar meer standaardisatie, gezamenlijke inkoop en meer sturing op Europese productie. Dit helpt voor het vergroten van onafhankelijkheid op het gebied van de defensie-industrie. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog wel enkele vragen. De leden van de VVD-fractie vinden het bizar dat een bondgenoot zoals het Verenigd Koninkrijk geen toegang heeft tot het programma. Dat zou volgens deze leden slecht uitpakken voor Nederland gezien de nauwe samenwerking en zou onze veiligheid schaden. Erkent het kabinet dit risico? De leden van de VVD-fractie pleiten ervoor dat het Verenigd Koninkrijk betrokken wordt als partner in dit programma. Deze leden vragen of het kabinet deze inzet kan toezeggen. Deze leden zijn daarnaast positief dat de Europese Unie (EU) lidstaten gaat helpen om zelf meer te gaan produceren. De leden van de VVD-fractie vragen daarbij om te borgen dat niet-EU NAVO-partners afdoende betrokken worden bij de plannen voor de Europese Defensie Industrie.
Antwoord
De door de Commissie voorgestelde maatregelen in EDIS en EDIP hebben grote meerwaarde voor de Nederlandse en Europese defensie-industrie. Ze versterken het vermogen van de Unie en lidstaten om zelfstandig te voorzien in de militaire capaciteitsbehoeften en daarmee minder afhankelijk te zijn van internationale partners, en dragen dus bij aan het vermogen van de EU om autonomer te opereren in een geopolitieke fragiele wereld. Dit is ook in het belang van NAVO partners, want een sterkere EU betekent een sterkere NAVO. Het streven naar meer samenwerking binnen de EU laat onverlet dat ook samenwerking met niet geassocieerde partnerlanden, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, van belang blijft. Het kabinet zet zich in voor samenwerking met niet-EU NAVO-partners binnen de mogelijkheden die EDIP hiervoor biedt. Hierbij denkt het kabinet bijvoorbeeld aan het verwerven van productielicenties van entiteiten afkomstig uit niet-geassocieerde derde landen, waardoor licentieproductie in de EU mogelijk wordt gemaakt. Het kabinet is van mening dat ook hiermee de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB) wordt versterkt. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten tijdens de onderhandelingen. Daarnaast stelt de Commissie in EDIP voor dat bedrijven die een moederbedrijf hebben in een derde land, maar gevestigd zijn in de EU, onder voorwaarden en met garanties ook een gunning kunnen krijgen, net als in het EDF. Volgens het kabinet wordt op deze manier geborgd dat ook industrie van niet-EU NAVO partners voldoende betrokken kan zijn bij de plannen voor de Europese Defensie Industrie en tegelijkertijd hiermee de EDTIB wordt versterkt.
Vraag 3
De leden van de VVD-fractie benadrukken daarnaast dat belemmeringen op het gebied van procedures voor vergunningverlening moeten worden verminderd. Het krijgen van een vergunning voor een fabriek duurt vaak vijf à acht jaar in een gemiddeld Europees land. De leden van de VVD-fractie geven aan eerder al gevraagd te hebben naar noodwetgeving uit Brussel. Deze leden vragen om een stand van zaken van het kabinet.
Antwoord
In aanloop naar het wetgevende voorstel Europese Defensie-Industrie Programma (EDIP) heeft Nederland in Brussel gepleit om hier het versnellen van vergunningprocedures in op te nemen. In het voorgestelde EDIP doet de Europese Commissie concrete voorstellen ten aanzien van vergunningverlening voor mogelijke productiefaciliteiten ten behoeve van defensieproducten. Zo moeten lidstaten ervoor zorgen dat vergunningaanvragen ten behoeve van onder andere bouw en exploitatie van productiefaciliteiten voor defensieproducten versneld in behandeling worden genomen. Bovendien moet bij het afwegen van juridische belangen in het kader van vergunningverlening, prioriteit wordt gegeven aan deze faciliteiten. Het kabinet staat positief tegenover dit voorstel en is benieuwd naar de verdere uitwerking van de Commissie. Verwacht wordt dat hier gedurende de onderhandelingen voor de totstandkoming van het EDIP meer duidelijk over zal worden. Voor zover bekend wordt er vanuit Brussel niet gewerkt aan een aparte noodwet ter vereenvoudiging van de vergunningverlening.
Vraag 4
Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet gebruik zal maken van het Structure for European Armament Programme (SEAP) om materieelsamenwerking aantrekkelijker te maken voor lidstaten indien dit instrument er komt. Het betreft hier onder andere een btw-vrijstelling en toegang tot cohesiemiddelen. De leden van de VVD-fractie vragen op welke nationale specialisaties Nederland nu gaat inzetten en welk concreet beleid daarvoor komt.
Antwoord
Materieelsamenwerking is belangrijk voor de interoperabiliteit van nationale krijgsmachten en draagt bij aan standaardisatie van wapensystemen. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover specifieke maatregelen zoals voorgesteld binnen het voorstel voor vaststelling van een juridisch raamwerk (SEAP) om materieelsamenwerking te stimuleren. Aangezien het voor lidstaten reeds mogelijk is om met andere landen samen te werken op gebied van materieel, zal het kabinet aan de Commissie verduidelijking vragen op welke wijze een SEAP materieelsamenwerking aantrekkelijker maakt. Of Nederland gebruik zal gaan maken van SEAP zal onder andere afhangen van de voor en nadelen van het uiteindelijke SEAP-instrument in vergelijking met andere reeds bestaande mogelijkheden voor internationale materieelsamenwerking (bijv. via MoU, NSPA, OCCAR, EDA). De nationale specialismen waar Defensie in investeert zijn de inlichtingencapaciteit, capaciteiten in het cyberdomein, special operations forces en de geïntegreerde lucht- en raketverdediging, waaronder versterking van de fregatten, onderzeeboten, jachtvliegtuigen en grondgebonden luchtverdedigingssystemen.1
Defensienota 2022, Actielijn 3 (p. 27–29) (bijlage bij Kamerstuk 36 124, nr. 1, dd. 1 juni 2022).↩︎