Leefbaarheid in Nederland 2022
Integrale visie op de woningmarkt
Brief regering
Nummer: 2024D21193, datum: 2024-05-24, bijgewerkt: 2024-06-12 11:21, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32847-1181).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Leefbaarheid onder de loep 2022. Analyse en verdieping Leefbaarometer meting 2022
- Beslisnota bij Leefbaarheid in Nederland 2022
Onderdeel van kamerstukdossier 32847 -1181 Integrale visie op de woningmarkt.
Onderdeel van zaak 2024Z09010:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-05-28 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-13 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-04-09 14:00: Leefbaarheid en Veiligheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
30 995 Aanpak Wijken
Nr. 1181 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het rapport «Leefbaarheid onder de loep; analyse en verdieping Leefbaarometer meting 2022». Met de toezending van bijgaand analyserapport kom ik tegemoet aan de wens van uw Kamer om u tweejaarlijks over de stand van zaken te informeren met betrekking tot de leefbaarheid in Nederland.
De Leefbaarometer is een monitor- en signaleringsinstrument waarmee een inschatting wordt gegeven van de leefbaarheid in Nederland, zoals bewoners die ervaren in hun buurt of wijk. Dit gebeurt aan de hand van 94 indicatoren binnen vijf dimensies, te weten: «fysieke leefomgeving», «woningvoorraad», «voorzieningen», «sociale samenhang» en «overlast en onveiligheid». Met de onderscheiden dimensies worden handvatten geboden voor de richting waarin maatregelen voor verbetering van de leefbaarheid gezocht kunnen worden.
Het analyserapport gaat in op het algemene beeld van de leefbaarheidssituatie en -ontwikkeling in de afgelopen jaren en met name de periode 2020–2022. In aanvulling daarop hebben de externe onderzoeksbureaus, na consultatie van de begeleidingsgroep die betrokken is geweest bij dit rapport, ook drie thema’s nader geanalyseerd. Het betreft de volgende verdiepende analyses: «Stijgers en dalers», «Leefbaarheid en gezondheid», en «Nieuwbouw; uitbreiding en verdichting». De analyses zijn verkennend van aard en bedoeld om de kennis van de leefbaarheidsproblematiek te vergroten en om te signaleren welke samenhang er is tussen de leefbaarheid en andere opgaven in een gebied. De analyses geven geen inzicht in de oorzakelijkheid van de gevonden relaties; dat vergt lokaal altijd nader onderzoek.
Voordat ik uitgebreider in ga op het algemene beeld van de leefbaarheidssituatie en -ontwikkeling (cijfers en gebieden), deel ik met u eerst een aantal opvallende uitkomsten uit het rapport die de noodzaak onderstrepen om het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid, dat medio 2022 is gestart, stevig voort te zetten en inhoudelijk te verdiepen. In dat verband zie ik uit naar het commissiedebat Leefbaarheid en Veiligheid op 13 juni a.s.
− Verbetering leefbaarheid zet door, maar niet voor iedereen en overal
De leefbaarheid in Nederland verbeterde gemiddeld genomen tussen 2020 en 2022. De verbeteringen zijn echter vooral te vinden in gebieden waar de leefbaarheid al goed was. De gunstige ontwikkeling bij de vorige meting tussen 2018 en 2020 in de gebieden met een score «zwak» of «(zeer) onvoldoende» heeft zich niet doorgezet en is daarmee in die gebieden min of meer tot stilstand gekomen tussen 2020 en 2022. De onderzoekers concluderen dat de verschillen daardoor weer wat groter zijn geworden.
Over een langere periode van twintig jaar is dit ook te zien. In veel gebieden, ook waar de leefbaarheid in 2002 nog onvoldoende was, is de leefbaarheid verbeterd. Dit geldt echter niet voor de gebieden die anno 2022 nog steeds een (zeer) onvoldoende leefbaarheid hebben en zo steeds verder achteropraken; in de laatste periode tussen 2020 en 2022 is zelfs een terugval te zien. Of dat een tijdelijke dip is zal blijken bij de meting 2024.
− Leefbaarheid structureel onder druk, vooral in stedelijke gebieden
Er wonen anno 2022 nog steeds ongeveer 528 duizend huishoudens (ca. 1,1 miljoen mensen) in een gebied waar de leefbaarheid structureel onder druk staat. Veel van die gebieden zijn te vinden in de grotere steden en niet alleen in de Randstad. In alle provincies (uitgezonderd Zeeland) zijn gebieden te vinden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat; zie de lijst met gemeenten, wijken en buurten in bijlage 2 in het rapport. In de G4 zijn de problemen wel het hardnekkigst en verdwijnen er weinig gebieden uit de lijst. De gebieden die uit de lijst zijn verdwenen hebben dat vooral te danken aan een gunstige ontwikkeling op de dimensie «overlast en onveiligheid» tussen 2020 en 2022. En omgekeerd geldt bij de nieuwkomers dat een verslechtering van overlast en onveiligheid in die periode de belangrijkste reden hiervan is.
− Stijgers en dalers; dimensie «overlast en onveiligheid» speelt sleutelrol
In gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score flink verbeterde (de «stijgers») tussen 2020 en 2022 woonden in 2022 zo’n 60 duizend huishoudens; zie de lijst met gemeenten, wijken en buurten in bijlage 3 in het rapport. «Overlast en onveiligheid» had ook hier de grootste bijdrage aan de totale verbetering, gevolgd door «woningvoorraad». In de gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score nog verder daalde (de «dalers») tussen 2020 en 2022 woonden in 2022 ruim 125 duizend huishoudens (dat zijn er meer dan over de periode 2014–2020 werden gerapporteerd, namelijk 75 duizend); zie de lijst met gemeenten, wijken en buurten in bijlage 4 in het rapport. De daling had ook hier vooral te maken met een verslechtering op «overlast en onveiligheid», maar ook op alle andere dimensies.
− Zeer sterke samenhang tussen leefbaarheid en gezondheid
Van de bewoners in gebieden met een zeer goede of uitstekende leefbaarheid ervoer in 2022 net iets minder dan 4% een (zeer) slechte gezondheid. In gebieden met een onvoldoende leefbaarheid was dat bijna 14% en daarmee 3,5 keer meer. Er is een zeer sterke samenhang (correlatie) tussen leefbaarheid en (aspecten van) gezondheid. Deze vallen vrijwel allemaal uit in het nadeel van de gebieden met een slechtere leefbaarheid en in het voordeel van gebieden met een gunstiger leefbaarheid. Waar de leefbaarheid «onvoldoende» scoort wonen relatief meer mensen met een ernstige beperking als gevolg van langdurige aandoeningen (factor 2,8) dan waar die «uitstekend» is. Dat geldt ook voor het aandeel bewoners dat kampt met mentale gezondheidsproblemen (factor 3,5), het aandeel bewoners dat de eigen veerkracht als zeer laag beoordeelt en onvoldoende regie ervaart over het eigen leven (15% tegen 4%). Ook is het aandeel bewoners dat veel stress ervaart in gebieden met onvoldoende leefbaarheid groter, missen zij steun van anderen (16% om 3,6%) en zijn er relatief meer mensen met een ongezonde leefstijl.
De onderzoekers merken hierbij op dat de (causale) relatie tussen omgevingsfactoren en gezondheid ingewikkeld is. Dat in gebieden met een mindere leefbaarheid relatief meer mensen wonen met gezondheidsproblemen, betekent niet dat die gebieden deze problemen veroorzaken. Het is waarschijnlijk dat ze er voor een deel aan bijdragen, bijvoorbeeld doordat er meer stressfactoren in de woonomgeving zijn (denk aan overlast en onveiligheid) of doordat de sociale samenhang en steun er minder groot zijn. Maar voor een ander en (veel) groter deel wordt de slechtere gezondheid van de bewoners in deze buurten beïnvloed door meer persoonlijke factoren, zoals moeite hebben om rond te komen, leefstijl, veerkracht, inkomen en opleiding. Daarmee zijn de buurten met een mindere leefbaarheid de plekken waar veel problemen samenkomen: overlast en onveiligheid, sociaaleconomische problematiek én gezondheidsproblemen.
− Nieuwbouw heeft een positief effect op de leefbaarheid
In het afgelopen decennium is Nederland op de schop gegaan. In bijna 10% van woonomgevingen anno 2022 is flink bijgebouwd of een compleet nieuwe wijk verrezen tussen 2010–2019. De nieuwbouw vond met name plaats in verdichtingsgebieden, ofwel reeds bestaande gebieden. De onderzoekers concluderen dat het over het algemeen goed gaat met de leefbaarheid in nieuwbouwgebieden.
De leefbaarheid in uitbreidingsgebieden steekt over het algemeen gunstig af tegen de leefbaarheid in verdichtingsgebieden en overige delen van het land. Met name gebieden die zeer recent zijn gebouwd (2015–2019) scoren (meer dan) goed. De leefbaarheid in uitbreidingsgebieden wijkt positief af door een grotere sociale samenhang en minder overlast en onveiligheid; het voorzieningenniveau is echter minder gunstig dan gemiddeld in overig Nederland.
De leefbaarheid in verdichtingsgebieden wijkt ook gunstig af, maar verschilt minder sterk van overig Nederland dan uitbreidingsgebieden. Ook hier steken de sociale samenhang en overlast en onveiligheid positief af, maar de verschillen zijn kleiner. Onderzoekers zien dat er duidelijk positieve verbeteringen van de leefbaarheid optreden bij met name zeer recente verdichtingsgebieden die aanvankelijk zwak of lager scoren. Verder blijkt er sprake van enige positieve uitstraling naar nabijgelegen gebieden (binnen een straal van 200 meter); ook zij vertonen een positieve trend die sterker is naarmate de aanvangssituatie lager was, al is het effect minder sterk dan in de verdichtingsgebieden zelf.
Ten slotte blijkt uit de resultaten dat er geen sterke verschillen zijn in de ontwikkeling van de leefbaarheid van buurten naarmate er in de directe omgeving (in een straal van vijf kilometer rond een buurt) meer of minder nieuwbouw gereedkomt. De onderzoekers hebben vooralsnog dus geen aanwijzingen gevonden voor waterbedeffecten van nieuwbouw.
Nadere duiding; de leefbaarheid 2022 onder de loep – cijfers en gebieden
Zoals hierboven is aangegeven blijkt uit het analyserapport dat de score op de leefbaarheid gemiddeld in Nederland tussen 2020 en 2022 verbeterde. Hiermee wordt de positieve ontwikkeling van 2018–2020 doorgezet. Deze verbetering kwam doordat in meer gebieden de leefbaarheid verbeterde dan verslechterde. Tegelijkertijd is de ontwikkeling van de leefbaarheid in de gebieden met een (zeer) onvoldoende leefbaarheid tussen 2020 en 2022 minder gunstig dan in de gebieden met een betere leefbaarheid. De verschillen zijn daardoor weer wat toegenomen en zijn er zorgen over buurten en wijken waar de leefbaarheid langdurig onder druk staat en de problematiek hardnekkig is.
Het aantal huishoudens in gebieden met een mindere leefbaarheid bleef min of meer constant; per saldo is er een daling van 2% geweest van het aantal huishoudens dat woont in gebieden met een score «onvoldoende» of lager. Er wonen anno 2022 nog zo’n 276 duizend huishoudens (iets minder dan 590 duizend inwoners) in de «onvoldoende» gebieden. In 2020 waren dat er ruim 280 duizend (600 duizend inwoners). In de «onvoldoende» en «zwakke» gebieden samen, wonen anno 2022 bijna 920 duizend huishoudens (ruim 1,9 miljoen inwoners), terwijl dat er in 2020 nog 930 duizend waren (circa 2,0 miljoen inwoners). De sterke vermindering van 180 duizend huishoudens in gebieden met een zwakke of onvoldoende leefbaarheid die bij de vorige meting tussen 2018 en 2020 werd geconstateerd, heeft zich niet doorgezet tussen 2020 en 2022 en is daarmee min of meer tot stilstand gekomen.
De gemiddelde verbetering van de scores op de Leefbaarometer was te zien in alle landsdelen en zowel in stedelijke als niet-stedelijke gemeenten. De dimensies waarop de verbeteringen werden gerealiseerd verschillen wel. Gemiddeld verbeterden de dimensies «fysieke omgeving» en «woningvoorraad». De dimensie «overlast en onveiligheid» bleef gemiddeld ongeveer gelijk, maar op deze dimensie was er bijvoorbeeld wel een (verdere) verslechtering in de G4 en een (verdere) verbetering in de niet-stedelijke gemeenten en in de G40. Omgekeerd verslechterde de score op de dimensie «voorzieningen» in de weinig stedelijke gemeenten, terwijl die score daar al laag was. De dimensie «voorzieningen» ging ook in de G40 achteruit. Dit bleek vooral te worden veroorzaakt doordat de nabijheid van horeca afnam. Dit kan volgens de onderzoekers mogelijk een effect van de coronaperiode zijn geweest. Anderzijds verbeterde in de G4 de score op de dimensie «voorzieningen» juist, terwijl die daar al hoog was.
Het aantal gebieden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat, is tussen 2020 en 2022 iets afgenomen. Hiermee worden grotere gebieden bedoeld waar de leefbaarheid al langere tijd «zwak» en in ieder geval in een deel «onvoldoende» is. Er staan in 2022 nog 488 buurten in 46 gemeenten in de lijst (zie Tabel 3–1 en Bijlage 2 in het rapport), waar dit er in 2020 nog 513 waren. Gemeten naar het aantal inwoners gaat het om een daling van 2%. Er wonen daardoor anno 2022 nog steeds ongeveer 528 duizend huishoudens (ca. 1,1 miljoen inwoners) in een gebied waar de leefbaarheid structureel onder druk staat.
Veel van de gebieden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat, zijn te vinden in de grote steden. Het zwaartepunt van deze gebieden ligt dan ook in de Randstad. In de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn de problemen het meest hardnekkig en verdwijnen er maar weinig gebieden die structureel onder druk staan uit de lijst. Dat de leefbaarheid in gebieden structureel onder druk staat is zeker niet alleen een probleem van de grote steden in de Randstad. De gebieden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat, zijn in alle provincies te vinden (met uitzondering van Zeeland), zie Figuur 3–3 en de Figuren B2.1 tot en met B2.11 in het rapport.
In de Randstad gaat het ook deels om gemeenten zoals Zaanstad of gemeenten in de regio IJmond (Beverwijk, Velsen en Heemskerk), de Drechtsteden en de zuidvleugel van de Randstad (Vlaardingen, Schiedam, Maassluis, Nissewaard en Capelle aan den IJssel). In het noorden van het land gaat het om de gemeenten Groningen, Leeuwarden, Eemsdelta, Midden-Groningen en Emmen en om Den Helder in Noord-Holland. In Overijssel liggen deze gebieden in Almelo en Enschede. Verder zijn gebieden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat te vinden in Gelderland (Arnhem, Nijmegen, Tiel), in Noord-Brabant (Tilburg, Eindhoven, Helmond, Breda, Roosendaal, Bergen op Zoom en ’s-Hertogenbosch), in Limburg (Parkstad Limburg, Sittard-Geleen, Maastricht, Venlo) en in Flevoland (Almere, Lelystad).
In de gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score flink verbeterde tussen 2020 en 2022 (de «stijgers»), waren de verbeteringen te zien op alle dimensies. «Overlast en onveiligheid» had de grootste bijdrage aan de totale verbetering (52%), gevolgd door «woningvoorraad» (29%). In Bijlage 3 in het rapport is een overzicht opgenomen van gemeenten, wijken en buurten waar deze verbeteringen tussen 2020 en 2022 hebben plaatsgevonden. In deze lijst zijn 258 buurten in 65 gemeenten te vinden. De gemeente met de meeste verbeteringen vanuit «onvoldoende» is Den Haag, gevolgd door de gemeenten Rotterdam, Tilburg, Amsterdam, Leeuwarden en Utrecht.
In de gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score nog verder daalde tussen 2020 en 2022 (de «dalers»), had de daling voor 60% te maken met een verslechtering op «overlast en onveiligheid», maar ook op alle andere dimensies was een verslechtering te zien in deze gebieden. In Bijlage 4 in het rapport is een overzicht opgenomen van gemeenten, wijken en buurten waar deze verslechteringen tussen 2020 en 2022 hebben plaatsgevonden. In deze lijst zijn 419 buurten in 111 gemeenten te vinden. In aantallen huishoudens komen de meeste van deze gebieden voor in Amsterdam (ruim 17 duizend huishoudens in Zuidoost, West en Noord), Rotterdam (ruim 20 duizend huishoudens, vooral in Zuid, maar ook in onder andere Delfshaven, Hoogvliet en Prins Alexander) en Den Haag (ruim 7.000 huishoudens, vooral in Zuidwest). In vrijwel alle gevallen gaat het – net als bij de stijgers – over het algemeen om delen van buurten die achteruitgaan en niet om de gehele buurt (stijgers en dalers kunnen ook binnen eenzelfde buurt liggen). In een enkel geval (Riekerhaven in Amsterdam bijvoorbeeld) gaat de verslechtering wel om de gehele buurt en in een beperkt aantal gevallen om het grootste deel van een buurt. Carnisse in Rotterdam, Gildenbuurt in Velsen (Noord) en Tuikwerd in Eemsdelta zijn daar voorbeelden van.
Veel stijgers en dalers liggen in de G4. Dat is begrijpelijk omdat in de G4 nu eenmaal de meeste gebieden te vinden zijn met een (zeer) onvoldoende tot zwakke leefbaarheid. Hoewel de meeste van die gebieden in de G4 liggen, zijn leefbaarheidsproblemen zeker niet voorbehouden aan deze grotere gemeenten. Ook in gemeenten buiten de G4 en G40 waren er in een substantieel deel van de gebieden relevante ontwikkelingen. De uiteenlopende ontwikkelingen zijn geregeld binnen dezelfde buurten te vinden. In sommige delen gaat het dan goed, terwijl andere erop achteruitgaan. De kaartbeelden op www.leefbaarometer.nl geven inzicht in welke delen van buurten het betreft.
De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge