Verhouding scenario 3 Berenschot en huidige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven
Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Brief regering
Nummer: 2024D21920, datum: 2024-05-29, bijgewerkt: 2024-06-19 13:15, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34352-315).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 34352 -315 Uitvoering en evaluatie Participatiewet.
Onderdeel van zaak 2024Z09290:
- Indiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-06-04 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-04 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-06-04 16:30: Debat over de voorjaarsnota 2024 (36550) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-06-20 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-16 10:00: Participatiewet (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 315 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2024
Tijdens het commissiedebat Participatiewet op 14 mei jl. is gesproken over de financiering van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Daarbij ging het onder andere over scenario drie uit het rapport «onderzoek infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven» van Berenschot over dit onderwerp. In het debat heb ik aangegeven dat de extra kosten voor dit scenario € 2,5 miljard bedragen. Dit was abuis. De € 2,5 miljard betreft niet de extra kosten maar de totaal door Berenschot becijferde kosten voor scenario 3. Ik heb toen aan het lid Palmen (NSC) toegezegd schriftelijk een nadere specificering te geven van de middelen die nodig zijn voor de financiering van dit scenario. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
In deze brief schets ik eerst de inhoud van scenario 3. Vervolgens geef ik een overzicht van de door Berenschot ingeschatte kosten voor dit scenario en het verschil met scenario 1 van Berenschot, waarin de huidige koers wordt doorgezet. Tot slot ga ik in op investeringen die het huidige demissionaire kabinet doet om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven te versterken.
Scenario’s Berenschot
Op 6 juli 2023 stuurde ik uw Kamer de brief: «Sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk»1. Hierbij heb ik uw Kamer ook een onderzoeksrapport van bureau Berenschot meegestuurd. Dit rapport biedt een actueel inzicht in de bestaande infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en verbindt deze ontwikkelingen met het bredere arbeidsmarktlandschap in verschillende regio’s. Daarnaast schetst het drie mogelijke scenario’s voor de toekomst van deze infrastructuur.
Stelselwijziging in scenario 3
Eén van de scenario’s in het rapport van Berenschot gaat ervan uit dat sociaal ontwikkelbedrijven – in overeenstemming met de initiatiefnota «Aan de Slag in het Sociaal Ontwikkelbedrijf» van de SP en het CDA2 – een aanzienlijk grotere rol gaan spelen. Binnen dit scenario participeren alle gemeenten verplicht in een sociaal ontwikkelbedrijf en moeten alle sociaal ontwikkelbedrijven aan dezelfde kenmerken voldoen voor wat betreft de begeleiding van mensen naar betaald werk. Dit betekent dat de uitvoering van bijvoorbeeld begeleiding, beschut werk en jobcoaching wordt geharmoniseerd. Daarnaast wordt in dit scenario een recht op werk en ondersteuning ingevoerd en worden alle werk- en re-integratietaken geïntegreerd in één sociaal ontwikkelbedrijf. Hiermee worden sociaal ontwikkelbedrijven integraal verantwoordelijk voor het overgrote deel van de ondersteuning en begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij gemeenten.
Het Rijk legt in dit scenario door middel van wettelijke verankeringen en taakstellingen aanzienlijke beperkingen op aan de beleidsvrijheid van gemeenten. Bovendien wordt er een andere financiële verhouding tussen gemeenten en de rijksoverheid gehanteerd. De financiering van gemeenten gebeurt op basis van vaste budgetten, die gekoppeld zijn aan taakstellende ondergrenzen. Bij onderrealisatie van de taakstellingen volgt terugvordering van verstrekte middelen.
In scenario 3 is de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven vooral gericht op de uitvoering van de Wsw, beschut werk, en ondersteuning van andere gemeentelijke doelgroepen, zoals mensen die vallen onder de banenafspraak. Het aantal mensen dat in dienst is bij of via sociaal ontwikkelbedrijven daalt van 75.000 in 2021 naar 59.000 in 2028. Daarna stijgt het aantal banen naar 60.000 in de structurele situatie. Het gaat hierbij om 30.000 beschutte banen en 30.000 banen voor andere doelgroepen. In de structurele situatie is de Wsw volledig uitgefaseerd. Verder gaat Berenschot er in scenario 3 van uit dat ongeveer 60.000 mensen met verminderde loonwaarde aan de slag zijn bij reguliere werkgevers. Deze banen bestaan naast de banen via de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven.
Kosten scenario 3 en het verschil met scenario 1
Naast scenario 3, beschrijft Berenschot in haar rapport twee andere scenario’s, waarbij scenario 1 uitgaat van voorzetting van de huidige koers bij sociaal ontwikkelbedrijven. Voor een uitgebreide toelichting op de scenario’s een verwijs ik uw Kamer graag naar het rapport van Berenschot, dat ik de Kamer op 6 juli 2023 heb doen toekomen3.
Berenschot heeft berekend dat de totale kosten van scenario 3 structureel neerkomen op € 2,479 miljard per jaar. Dit bedrag is volgens Berenschot structureel € 716 miljoen per jaar hoger dan de totale kosten die Berenshot heeft berekend voor scenario 1, dat de voortzetting van de huidige koers betekent. In het rapport van Berenschot kunt u terugvinden met welke kostencomponenten Berenschot rekening heeft gehouden en per kostencomponent het verschil zien tussen scenario 3 en scenario 1.
De omvang van de bijkomende eenmalige (transitie-)kosten van scenario 3 is door Berenschot niet in te schatten. Gezien de aard van de fundamentele veranderingen die dit scenario met zich meebrengt, kan worden verwacht dat de incidentele (transitie)kosten binnen dit specifieke scenario aanzienlijk zullen zijn.
In onderstaande tabel worden de scenario’s van Berenschot tegen elkaar afgezet:
Beschrijving scenario 3 Berenschot | Stelselwijziging |
Totale kosten scenario 11 | 1.763 |
Totale kosten scenario 31 | 2.479 |
Meerkosten scenario 3 t.o.v. scenario 11 | 716 |
1 Betreft de totale structurele kosten per jaar (vanaf 2048) in miljoenen euro's |
Relatie tussen meerkosten Berenschot en aangekondigde extra investeringen
Ik heb een forse investering aangekondigd van € 1 miljard in de komende tien jaar en structureel € 100 miljoen per jaar. De effecten van deze investeringen zijn niet meegenomen in het rapport en de scenario’s van Berenschot.
Een vergelijking maken tussen scenario 3 van Berenschot en de financiële situatie waar het Rijk van uitgaat met de extra middelen die beschikbaar worden gesteld, is niet goed mogelijk.
Berenschot berekent de totale kosten voor de verschillende scenario's, maar gaat beperkt in op de verdeling van deze kosten tussen de partijen die nu verantwoordelijk zijn voor de financiering van sociaal ontwikkelbedrijven en arbeidsvoorwaarden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In scenario 3 gaat het bijvoorbeeld om de financiering van de cao Aan de Slag. Zoals ik in het commissiedebat heb aangegeven, ligt de verantwoordelijkheid voor deze cao bij de sociale partners. Daarnaast dragen gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven nu een deel van de kosten die gemaakt worden voor de netto toegevoegde waarde binnen sociaal ontwikkelbedrijven.
Stappen om de sociale infrastructuur te versterken
Zoals eerder met uw Kamer besproken, vind ik het belangrijk dat iedereen gelijke kansen heeft om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Sociaal ontwikkelbedrijven spelen hierin een belangrijke rol. Zij bieden kansen aan mensen die niet of niet direct bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen. Daarom wil ik dat sociaal ontwikkelbedrijven ook in de toekomst beschikbaar blijven voor mensen die niet bij reguliere werkgevers kunnen werken. Als opstap naar werk, als een plek waar je in een beschutte omgeving kunt werken en als een plek waarop je kunt terugvallen als het even niet lukt bij een reguliere werkgever.
Om dit te waarborgen, heb ik de afgelopen tijd verschillende maatregelen aangekondigd die de infrastructuur toekomstbestendiger moeten maken. Met deze maatregelen wil ik meer baankansen creëren voor mensen voor wie het hebben van een baan niet vanzelfsprekend is. Bij elkaar opgeteld komen deze maatregelen neer op een investering van € 1 miljard in de komende tien jaar en structureel € 100 miljoen per jaar. Voor een uitgebreide toelichting van maatregelen die ik op dit moment uitvoer, verwijs ik u graag naar de maatregelen zoals beschreven onder variant twee in de brief van 21 december 2023 «Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven»4.
Momenteel werken we samen met onder andere de VNG, Cedris, Divosa, en met zowel gemeenten als sociaal ontwikkelbedrijven zelf, aan de verdere uitwerking van de genoemde maatregelen. Het voornemen is om in het derde kwartaal van dit jaar uw Kamer een volgende voortgangsbrief over de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk te doen toekomen.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten