[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake o.a. Onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen (Kamerstuk 36410-XV-81)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D21924, datum: 2024-05-29, bijgewerkt: 2024-06-07 12:17, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D21924).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z07511:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D21924 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de volgende brieven:

− Kabinetsreactie beleidsdoorlichting artikel 10 Tegemoetkoming ouders en evaluatie Wet hervorming kindregelingen (Kamerstuk 30 982, nr. 46);

− Aanpak herstelactie kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 17);

− Reactie op verzoek commissie over het rapport «Kind van de rekening?» van de Nationale ombudsman (Kamerstuk 26 448, nr. 628);

− Vervolg activiteiten beleidsdoorlichting artikel 10 Tegemoetkoming Ouders (Kamerstuk 30 982, nr. 52);

− Maatregelen naar aanleiding van het rapport «Kind van de rekening» van de Nationale ombudsman (Kamerstuk 26 448, nr. 631);

− Voortgang herstelactie kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 25);

− Voortgang hersteloperatie kindgebonden budget (Kamerstuk 31 066, nr. 785);

− Kabinetsreactie inzake onderzoeken dubbele kinderbijslag onderwijsredenen en intensieve zorg (Kamerstuk 34 104, nr. 332);

− Reactie op verzoek commissie over een afschrift van de brief aan de Nationale ombudsman en de Kinderombudsvrouw over knelpunten in de Kindgebonden budget en de Kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 35 574, nr. 23);

− Afronding hersteloperatie kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 26);

− Brief houdende intrekking van het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 845, nr. 25);

− Fout in uitbetaling kingebonden budget – herstelactie (Kamerstuk 35 010, nr. 27);

− Fout in uitbetaling kindgebonden budget – opvolging brief 13 juli inzake herstelactie (Kamerstuk 35 010, nr. 28);

− Gerichte mailing CIZ om niet-gebruik te bestrijden (Kamerstuk 26 448, nr. 694);

− Indexatie kinderbijslag per 1 juli 2023 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 94);

− Onderzoek Doelen en effectiviteit alleenstaande ouderkop (ALO-kop) (Kamerstuk 35 574, nr. 28);

− Uitkomsten verkenning toekomst kindregelingen (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 65);

− Onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 68).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Léon de Jong

Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Broek

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

II Antwoord/Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de kabinetsbrieven en toegezonden documenten met interesse gelezen. Deze leden hebben hierover enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de budgettaire effecten van verschillende varianten van een samengevoegde kindregeling die zowel de kinderbijslag als het kindgebonden budget zou vervangen. Kan de Minister een overzicht geven van de kosten van: (1) een inkomensonafhankelijke regeling ter hoogte van de kinderbijslag plus het maximale kindgebonden budget in 2024; (2) een inkomensonafhankelijke regeling ter hoogte van de kinderbijslag plus het maximale kindgebonden budget zoals dat gold in 2023; (3) een inkomensonafhankelijke regeling ter hoogte van de kinderbijslag plus het kindgebonden budget dat een koppel met een gezamenlijk inkomen van 60.000 euro per jaar ontvangt; (4) een inkomensafhankelijke regeling ter hoogte van maximaal de kinderbijslag plus het maximale kindgebonden budget, met een afbouwpad van 5% vanaf een gezamenlijk inkomen van 50.000 euro per jaar; (5) hetzelfde als (4), maar dan met een afbouwpad dat start vanaf een gezamenlijk inkomen van 100.000 euro per jaar; (6) hetzelfde als (4), maar dan met een afbouwpad dat start vanaf een gezamenlijk inkomen van 150.000 euro per jaar; (7) hetzelfde als (6), maar dan met een afbouwpercentage van 10 procent?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister voorts om een overzicht van situaties waarin het partnerbegrip knellend is en (mogelijk) tot problemen leidt bij het uitkeren van het kindgebonden budget. Kan de Minister hierbij ook cijfers meesturen hoe vaak deze situaties voorkomen? In hoeverre komen deze knelpunten ook voor bij andere regelingen in de sociale zekerheid (bijvoorbeeld de Algemene Ouderdomswet (AOW)) en is er sprake van overlap?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat een negatieve indexatie van de kinderbijslag, zoals vorig jaar voorkwam, onwenselijk is vanuit het oogpunt van zekerheid en betrouwbaarheid voor ouders. Deze leden vragen de Minister dan ook of zij het hiermee eens is. Klopt het dat het mogelijk is om de indexatie zo vorm te geven dat nul procent als ondergrens wordt gehanteerd, waarbij eventuele negatieve inflatie als correctie wordt verrekend bij een volgend indexatiemoment, om te voorkomen dat inflatie en indexatie uit de pas gaan lopen? En zo ja, is de Minister bereid dit mee te nemen in de Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) 2024?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoek van theRevolution dat middeninkomens soms minder te besteden hebben dan lagere inkomens omdat zij net buiten regelingen vallen.1 De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat het onwenselijk is dat middeninkomens er door het wegvallen van een regeling op achteruitgaan, zeker als zij meer zijn gaan verdienen omdat zij meer uren zijn gaan werken. De leden van de VVD-fractie vragen of en hoe het kabinet het voorkomen van deze armoedeval meeneemt in het uitwerken van toekomstige (kind)regelingen. In navolging op de vorige vraag vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet een kindregeling naar Vlaams model, waarbij het te ontvangen bedrag samenhangt met de levensfase van het kind, beoordeelt. Deze leden vragen welke voor- en nadelen het kabinet bij een dergelijke variant ziet.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport Toekomst Toeslagenstelsel en de brief van de Minister, waarin knelpunten worden benoemd waar ouders tegenaan lopen. De ambtelijke verkenning leidt onder andere tot de conclusie dat er één vereenvoudigde regeling moet komen met één wettelijk kader. Deze leden zijn het hier van harte mee eens. Voor het nieuwe kabinet ligt hier een belangrijke taak. Het is goed te vernemen dat er ondertussen wordt onderzocht hoe terugvorderingen voorkomen kunnen worden binnen het huidige stelsel. Zo wordt aangegeven dat met de Dienst Toeslagen de mogelijkheid wordt onderzocht om na afloop van het toeslagjaar ouders te benaderen die geen kindgebonden budget hebben ontvangen maar daar mogelijk wel recht op hadden. Kan de Minister aangeven wat de uitkomsten van dit onderzoek zijn en hoe en wanneer deze ouders actief worden benaderd?

De leden van de NSC-fractie lezen dat bij scheidende ouders veelal niet bekend is dat zij zelf moeten regelen wie van beide ouders kinderbijslag aanvraagt, omdat het te ontvangen kindgebonden budget hieraan is gekoppeld. Welke maatregelen neemt de Minister om deze ouders beter voor te lichten?

De leden van de NSC-fractie zijn voorts benieuwd naar de resultaten van het integrale onderzoek dat naar aanleiding van de motie Palland/Ceder2 wordt uitgevoerd naar de situatie van gezinnen in Nederland. Wat is de stand van zaken van dit onderzoek? Kan het kabinet aangeven wanneer de uitkomsten van dit onderzoek worden verwacht?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie constateren dat de kindregelingen veel voorwaarden en grensgevallen kennen. Zo is recht op kindgebonden budget voorwaardelijk aan dat een ouder een geldige verblijfsvergunning heeft, ook als de andere ouder dat niet heeft. Daarnaast moet het kind ook rechtmatig in Nederland verblijven. Kan de Minister ingaan op hoeveel kinderen van rechtmatig in Nederland verblijvende ouders, zelf niet rechtmatig in Nederland verblijven? Hoeveel controles voert de Dienst Toeslagen jaarlijks uit op de verblijfsstatus van kinderen en hoeveel uitvoeringskosten zijn hiermee gemoeid? Wat zouden de kosten zijn van het toekennen van kindgebonden budget aan de ouders van deze kinderen en wat zouden de kosten zijn van het schrappen van de controle? Zijn deze kosten in kaart gebracht en aan de Kamer gecommuniceerd bij de behandeling van de Verzamelwet SZW 2022?

De leden van de D66-fractie hechten er waarde aan dat geld eerder terechtkomt bij ouders die het zelf kunnen gebruiken dan dat het geld uitgegeven wordt aan apparaatskosten, waarbij een beroep gedaan wordt op een toch al schaarse arbeidsmarkt en waarmee bijgedragen wordt aan een grote, complexe overheid. Is de Minister bereid om opdracht te geven om een grondige doorlichting te organiseren van de uitvoeringskosten van de kindregelingen en bij grensgevallen en uitzonderingen telkens de uitvoeringskosten naast de kosten van het schrappen van de uitzondering te wegen?

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of nu in alle gevallen dat er sprake is van een huwelijkspartner in het buitenland de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) niet wordt toegekend aan statushouders. Is de Minister bereid in de situatie dat de gezinsherenigingsprocedure van statushouders nog loopt, de toekenning van de ALO-kop mogelijk te maken? Op welke wijze voorkomt de Minister hoge terugvorderingen van de ALO-kop bij statushouders met een huwelijkspartner in het buitenland? Hoe zorgt de Minister ervoor dat het inkomen van deze gezinnen toch toereikend is om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien? Klopt het dat nu gevraagd wordt aan gemeenten om ambtshalve maatwerkondersteuning te leveren in de bijstand? Vindt de Minister dat de meest eenvoudige manier om het bestaansminimum voor deze groepen te garanderen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agendapunten voor het oorspronkelijke commissiedebat Kinderbijslag en kindgebonden budget dat om is gezet in dit schriftelijk overleg

De leden van de BBB-fractie zien dat op de agenda voor het commissiedebat het onderzoek naar de ALO-kop stond van SEO economische onderzoek (SEO)3, een relevant onderwerp ook naar aanleiding van het regeerakkoord. De overgrote meerderheid van ouders die gebruikmaken van de ALO-kop zit flink onder het sociaal minimum en de ALO-kop moet ervoor zorgen dat het voor deze groep lonender is om meer te gaan werken. Is volgens de Minister de ALO-kop de manier om koopkracht op te krikken aangezien niet iedereen binnen deze regeling valt? Ouders die er niet binnen vallen, onder andere door een afwijkende definitie van «alleenstaanden», moeten dan weer terugvallen op bijzondere bijstand, waarvoor zij het loket dikwijls niet weten te vinden. Iets wat het onderzoek van SEO ook bevestigt. Wat zegt dat over de doelmatigheid van deze regeling volgens de Minister?

De leden van de BBB-fractie lezen dat het aantal alleenstaande ouders dat participeert op de arbeidsmarkt is gestegen van halverwege 60 procent naar 75 procent. Het onderzoek van SEO legt geen direct verband tussen de invoering van de ALO-kop en de hogere participatie van ouders, schrijft de Minister dit toe aan de invoering van de ALO-kop, aangezien deze de marginale druk voor werkenden verlaagt?

Voorts hebben de leden van de BBB-fractie een vraag over de bijstellingen rond het kindgebonden budget in de Voorjaarsnota. Het totale bedrag aan kindgebonden budget is 3,3 miljard euro en de bijstelling gaat om 240 miljoen euro, dat is toch 7 procent van het totaal. Een behoorlijke slok op een borrel. Kan de Minister nadere uitleg verschaffen hoe dit zo uit de pas loopt? Deze leden vinden de uitleg in de Voorjaarsnota wat summier.

Tenslotte willen de leden van de BBB-fractie ingaan op de verkenning toekomst kindregelingen. De verdere vormgeving van deze toekomst is uiteraard aan een nieuw kabinet maar de Minister maakt in haar brief een verwijzing naar het Vlaamse Groeipakket. Dit systeem hanteert speciale toeslagen voor speciale gebeurtenissen. Is er ook verder onderzoek naar dit soort systemen verricht waarbij is gekeken welke speciale toepassingen geschikt zijn om over te nemen en hoe koopkrachteffecten zich verder zouden ontwikkelen indien elementen uit dit pakket zouden worden toegepast?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitwerking van opties voor herziening van de kindregelingen en het meer recente onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen. Vooral dat laatste onderzoek vinden deze leden interessant, omdat dat zich richt op het perspectief van ouders.

De leden van de CDA-fractie lezen als een van de signalen dat voor veel mensen kinderbijslag goed werkt: het is bekend, simpel en duidelijk want wat iemand krijgt, mag diegene ook houden. Deze leden onderschrijven het belang van deze elementen. Ook gaat kinderbijslag met name naar de categorie «kind», terwijl kindgebonden budget vaker wordt gebruikt voor vaste lasten en levensonderhoud. Het onderzoek stelt dat dit komt door de frequentie, maar deze leden vragen of dit volgens de Minister ook niet komt door de categorie ontvangers, omdat hoe lager iemands inkomen is, hoe meer kindgebonden budget diegene krijgt.

De leden van de CDA-fractie vinden dat in elk van de ideeën voor vormgeving van de regelingen van de ouders interessante elementen zitten. Vooral de elementen van vaste bedragen en «hebben is houden» vinden deze leden belangrijk. Het is duidelijk dat iedereen terugvorderingen ongewenst vindt. Deze leden vinden idee 4 interessant, voor één vaste kinderbijlage met één naam, met een vast bedrag per maand onafhankelijk van inkomen. Dat sluit ook aan bij de observatie uit het onderzoek dat sommige mensen het fijner zouden vinden als de kinderbijslag maandelijks komt, om aan te sluiten bij de uitgaven. Echter dit wordt niet als optimaal ervaren omdat het bedrag dan kleiner is. Daarnaast vinden ouders het oneerlijk als er volledige inkomensonafhankelijkheid is, dus «de armen armer worden en de rijken rijker».

De leden van de CDA-fractie zien fiche 3c daarom als kansrijk voor één regeling met een vast en een inkomensafhankelijk deel, maandelijks uitgekeerd, op basis van inkomen van voorgaand jaar en met een noodknop bij inkomensterugval. Deze leden vragen de Minister in hoeverre dit fiche aansluit bij maatregel 2b in het onderzoek naar Stelselherziening kindregelingen, namelijk het samenvoegen vam de Wet op het kindgebonden budget (WKB) met de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) in één nieuwe kindregeling met basisbedrag en inkomensafhankelijk bedrag.

Ook zien de leden van de CDA-fractie duidelijke paralellen tussen fiche 3c en maatregel 2b en het Duitse systeem, waar er één kindregeling is, met een vast bedrag van 250 euro per kind per maand, en een variabel bedrag van maximaal 292 euro voor lage inkomens. Hoe kijkt de Minister naar het Duitse systeem en denkt zij dat dit systeem tegemoet kan komen aan de wensen van de ouders in het onderzoek en mogelijkheden binnen het Nederlandse systeem? Kan de Minister een analyse maken van de vormgeving van het Duitse systeem en hoe dit voor Nederland zou uitpakken? Kan de Minister daarbij ook een budgettaire inschatting maken wat de bedragen in het Duitse systeem voor Nederland zouden betekenen, en hoe dit zich verhoudt tot het budgettair beslag van kinderbijslag en kindgebonden budget? Kan de Minister ook een voorzichtig voorstel voor passende maatvoering doen die aansluit bij de huidige WKB en AKW? Kan de Minister ook uitzoeken op welk inkomen het Duitse systeem zich baseert en hoe daarin wordt omgegaan met terugvorderingen?

In het onderzoek lezen de leden van de CDA-fractie ook dat ouders verschillen in gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderen als verwarrend en oneerlijk ervaren. Is het volgens de Minister nodig verschillen (enigszins) gelijk te trekken, en zo ja, wat is daarvoor nodig?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrieven. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Indexatie kinderbijslag per 1 juli 2023

De leden van de SGP-fractie herinneren de Minister eraan dat de Minister zou nagaan hoe negatieve indexatie van de kinderbijslag in de toekomst kan worden voorkomen. Wat heeft dit opgeleverd, en welke mogelijkheden ziet het kabinet hiervoor?

Onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen

De leden van de SGP-fractie constateren dat ouders een simpel en voorspelbaar stelsel van kindregelingen zonder terugvorderingen willen. Hoe wil het kabinet dit realiseren? En neemt de Minister deze conclusies ook als uitgangspunten voor een nieuw stelsel?

Uitkomsten verkenning toekomst kindregelingen

De leden van de SGP-fractie zouden graag zien dat toegewerkt wordt naar één portaal en één uitvoerder voor alle kindregelingen. Ook de Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft daar in een knelpuntenbrief reeds op aangedrongen en verwijst daarbij naar het Vlaamse Groeipakket, waarbij tegemoetkomingen voor ouders worden gebundeld. Zo wordt het stelsel eenvoudiger en overzichtelijker, bestaanszekerheid van ouders wordt vergroot, niet-gebruik tegengegaan en hoge terugvorderingen worden voorkomen. Hoe beoordeelt de Minister deze stip op de horizon? Is zij bereid hierover met SVB in gesprek te gaan en het Vlaamse voorbeeld te betrekken bij de verdere uitwerking van een toekomstig stelsel?

II Antwoord/Reactie van de Minister


  1. Bijlage van Kamerstuk 36 410 XV, nr. 68, theRevolution voor het Ministerie van SZW, 29 februari 2024, «Met de burger aan de tekentafel».↩︎

  2. Kamerstuk 35 925-XV, nr. 59.↩︎

  3. Bijlage van Kamerstuk 35 574, nr. 28, SEO, mei 2023, «Doelen en effectiviteit van de alleenstaande ouderkop in het kindgebonden budget».↩︎