Verslag van een schriftelijk overleg over de uitkomst van het advies van de landsadvocaat over geautomatiseerde selectietechnieken (Kamerstuk 32761-294)
Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D22355, datum: 2024-05-31, bijgewerkt: 2024-07-10 11:45, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32761-302).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: A.H.M. Weeber, griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over de uitkomst van het advies van de landsadvocaat over geautomatiseerde selectietechnieken (Kamerstuk 32761-294)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 32761 -302 Verwerking en bescherming persoonsgegevens.
Onderdeel van zaak 2024Z09482:
- Indiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Medeindiener: A. (Aukje) de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-06-04 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-13 09:45: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-02-20 13:00: Belastingdienst (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 302 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 5 juni 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretarissen van Financiën over de brief van 13 maart 2024 over de uitkomst van het advies van de landsadvocaat over geautomatiseerde selectietechnieken (Kamerstuk 32 761, nr. 294).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 april 2024 aan de Staatssecretarissen van Financiën voorgelegd. Bij brief van 31 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Weeber
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Volgens de landsadvocaat kan het profileringsbegrip in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) ruim worden uitgelegd en volgens de Staatssecretaris «een stuk ruimer» dan eerder werd aangenomen. Kan de Staatssecretaris een overzicht verstrekken van de interpretatie zoals toegepast door de Staatssecretaris en de interpretatie van de landsadvocaat?
In het kader van een analyse van grondslagen voor diverse gegevensverwerkingen is de vraag opgekomen hoe geautomatiseerde selectie door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen zich verhouden tot de AVG en de Uitvoeringswet AVG (UAVG).Dit betreft een complex vraagstuk waarin ontwikkelingen in de wetenschap en jurisprudentie een rol spelen. Aan de landsadvocaat is gevraagd om, mede aan de hand van dat advies en in relatie tot de processen bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen, tot definities te komen van begrippen als «geautomatiseerde besluitvorming», «profilering» of «in aanmerkelijke mate treffen».
In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 40 UAVG wordt de kerngedachte aangehaald dat niemand mag worden onderworpen aan de gevolgen van een besluit enkel en alleen op basis van kenmerken van een bepaalde groep waartoe hij of zij behoort.1 Het zou namelijk bijzonder kwetsbaar zijn om besluitvorming te baseren op enkele persoonskenmerken zonder menselijke tussenkomst. De kenmerken van een bepaalde groep worden op deze wijze immers tegengeworpen aan een individu, die deze kenmerken helemaal niet hoeft te hebben.2
Het advies van de landsadvocaat lijkt een ruimere invulling te geven aan het begrip profilering, waardoor selectieprocessen die voorheen niet als profilerend werden ingeschat, daar nu wel onder vallen. De landsadvocaat geeft aan dat van profilering kan worden gesproken bij vrijwel elke gebruikmaking van subjectieve criteria, indien persoonlijke aspecten daarvan deel uitmaken en daaraan een zekere verwachting of voorspelling wordt ontleend. Verder wordt aangegeven dat uit de richtsnoeren van het Europees onafhankelijk adviesorgaan, de WG 29, thans EDPB kan worden afgeleid dat onder persoonlijke aspecten in ieder geval leeftijd, geslacht en lengte moeten worden begrepen. De landsadvocaat leidt daaruit af dat «persoonlijke aspecten» in de zin van het profileringsbegrip ruim moet worden opgevat en dat daaronder ook bijvoorbeeld financiële informatie valt (inkomen, aftrekposten, etc.) en andere voor de belastingheffing c.q. toekenning van toeslagen relevante gegevens over het individu. Na bespreking van enkele rechterlijke uitspraken stelt de landsadvocaat concluderend vast dat de wettelijke definitie van profilering ruim is bedoeld. Het gaat volgens de landsadvocaat om elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waarbij bepaalde persoonlijke aspecten van een individu worden geëvalueerd. Profilering moet dus een evaluatie van persoonlijke aspecten omvatten. Dit veronderstelt een zeker subjectief aspect in de evaluatie, en een zekere mate van beoordeling van een betrokkene. De conclusies van de landsadvocaat zijn echter nog met onzekerheid omgeven. Derhalve is de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gevraagd om onder andere duiding te geven aan het profileringsbegrip.
En zijn er ook potentiële gevolgen van deze ruimte in de AVG buiten de domeinen Belastingen en Toeslagen om, bijvoorbeeld voor het bedrijfsleven?
Geautomatiseerde risicoselectie wordt in tal van situaties in de publieke en private sector toegepast. Het advies van de landsadvocaat brengt ten aanzien van de processen van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen nieuwe nuances aan, zoals wanneer een selectiemethode geclassificeerd kan worden als een profilerende selectiemethode en wanneer sprake kan zijn van geautomatiseerde besluitvorming. Het advies van de landsadvocaat heeft in potentie verregaande impact. Het is niet uit te sluiten dat de conclusies die de landsadvocaat trekt ook voor andere (overheids)organisaties gevolgen kunnen hebben. Derhalve worden andere departementen nauw betrokken bij de vervolgstappen in dit traject.
De leden van de PVV-fractie menen te lezen dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen «selectieregels» en al dan niet aanwezige «geautomatiseerde besluitvorming». Klopt dit? En is de Staatssecretaris van mening dat er voor het gebruik van «geautomatiseerde besluitvorming» striktere eisen en voorwaarden moeten gelden dan bij «geautomatiseerde selectieregels»?
Zoals in het vorige antwoord aangegeven, is geautomatiseerde risicoselectie een gebruikelijke en noodzakelijke methode die in tal van situaties in de publieke en private sector wordt toegepast. Aan de landsadvocaat is advies gevraagd omdat de vraag speelt of bepaalde selectieregels als profilerend kunnen worden aangemerkt en of dan sprake kan zijn van geautomatiseerde besluitvorming op basis van profilering. Indien een geautomatiseerde selectie voor een betrokkene rechtsgevolgen heeft of hem anderszins in aanmerkelijke mate treft, en hierbij ook wordt geprofileerd, zal hiervoor op basis van artikel 22, tweede lid, onder b, AVG een wettelijke grondslag moeten bestaan, die ook voorziet in passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtsvaardigde belangen van de betrokkene. Geautomatiseerde besluitvorming, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van profilering, is mogelijk op basis van artikel 40 UAVG. Hierbij moet de verwerkingsverantwoordelijke passende maatregelen nemen die strekken tot bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene.
Deze leden constateren dat de Staatssecretaris het advies van de landsadvocaat met betrekking tot «geautomatiseerde besluitvorming» als volgt duidt:
«Verder bespreekt de landsadvocaat in het advies wat moet worden verstaan onder geautomatiseerde besluitvorming, waarbij in de context van de geschetste werkwijzen met name van belang is wanneer sprake is van een besluit dat de betrokkene anders dan een besluit met rechtsgevolgen in aanmerkelijke mate treft.»
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris om toe te lichten of hiermee een differentiatie in type besluit wordt beoogd. Of, en zo ja, hoe moeten deze besluiten bestuursrechtelijk geduid worden in het kader van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht? Kan de Staatssecretaris in dit verband nader duiden op basis waarvan «aanmerkelijke mate» zonder jurisprudentie, naar de mening van de landsadvocaat, toch wordt meegewogen in de beoordeling van het besluit? En welke invulling geeft de Staatssecretaris aan het begrip «aanmerkelijke mate»?
Het besluitbegrip in de AVG is ruimer dan dat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De selectie op zichzelf valt niet binnen het kader van de Awb, waar het gaat om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De richtsnoeren van het Europees onafhankelijk adviesorgaan, de WG 29, thans EDPB, waar ook de landsadvocaat naar verwijst, zijn altijd leidend geweest voor de invulling van de begrippen «profileren» en «in aanmerkelijke mate treffen». Het advies aan de landsadvocaat is gevraagd om, mede aan de hand van dat advies, tot definities te komen van begrippen als «geautomatiseerde besluitvorming», «profilering» of «in aanmerkelijke mate treffen». Met de ruime interpretatie van de landsadvocaat is een selectie mogelijk een besluit in de zin van de AVG, omdat de selectie de betrokkene anderszins in aanmerkelijke mate treft. De conclusies van de landsadvocaat zijn echter nog met onzekerheid omgeven. Dit vergt nader onderzoek waarbij ook het advies van de AP zal worden betrokken.
In de brief wordt aangegeven dat de conclusies van de landsadvocaat in potentie een vergaande impact hebben. De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris nader toe te lichten waaruit die impact exact bestaat en wat in dit kader onder «vergaand» moet worden verstaan.
Omdat geautomatiseerde risicoselectie in tal van situaties in de publieke en private sector wordt toegepast, zijn de conclusies van de landsadvocaat niet alleen van toepassing op de Belastingdienst en Dienst Toeslagen, maar ook op andere (overheids)organisaties. Bij strikte toepassing van het advies van de landsadvocaat zou het gebruik hiervan door overheidsorganisaties alleen mogelijk zijn met een specifieke wettelijke grondslag.
Voor wat betreft de processen bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen zou de consequentie van het advies in het extreme uiterste kunnen zijn dat ten aanzien van de handhaving, zonder expliciete grondslag, geen gerichte controle meer kan worden uitgevoerd waarin gebruik gemaakt wordt van profilerende selecties. Dit betekent dat de uitvoeringsorganisaties alleenniet-profilerende selectietechnieken kunnen gebruiken, zoals aselecte steekproeven. Deze steekproeven zijn minder efficiënt omdat hiermee maar een fractie van wat normaliter wordt gecorrigeerd kan worden gerealiseerd. Het resultaat zou dus een veel minder efficiënte inzet van middelen en medewerkers en daarmee een minder efficiënt en mogelijk ook effectief toezicht zijn. Met de juiste waarborgen is de toepassing van gerichte controle daarbij goed verdedigbaar.
Ook kunnen burgers in het kader van dienstverlening dan minder goed geattendeerd worden op fouten in bijvoorbeeld de aftrekbaarheid van de hypotheekrente in de situatie dat men voor de eerste keer een huis koopt, zorgkostenaftrek, het verwerken van gegevens van een directeur-grootaandeelhouder in box 2 of op een mogelijke wijziging in het recht op toeslag.Deze voorbeelden zijn uiteraard niet uitputtend, maar geven een beeld bij de mogelijke impact van het niet meer gericht kunnen controleren.
De conclusies van de landsadvocaat zijn echter met onzekerheid omgeven, mede omdat bij selectiesystemen zoals deze in gebruik zijn bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen in beginsel sprake is van menselijke tussenkomst na de selectie en omdat, zoals de landsadvocaat ook aangeeft, de rechtspraak op dit punt nog niet is uitgekristalliseerd. Hierom is de AP gevraagd advies uit te brengen. Gelet op voorgaande is het op dit moment onmogelijk om de exacte impact van het advies te voorspellen.
Kan de Staatssecretaris nader toelichten welke wetenschappers zijn gevraagd om te onderzoeken welke ruimte de overheid heeft om geautomatiseerde selectietechnieken toe te passen, welke onderzoeksvraag exact voor ligt, wat de reikwijdte van het onderzoek is en wanneer het onderzoek opgeleverd gaat worden?
De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, heeft de beoogde wetenschappers gesproken over het uitbrengen van een advies. Aangezien zij niet eerder dan augustus of september advies konden uitbrengen, is besloten om af te zien van een wetenschappelijk advies.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) inmiddels om advies is gevraagd. Inzake welke «relevante vraagpunten» is advies gevraagd en wanneer verwacht de AP dit advies te vertrekken?
Op 11 april jl. is een brief naar de AP gestuurd met het verzoek om uiterlijk eind mei advies te geven. In de brief is de volgende vraag aan de AP gesteld: «Voordat wij vervolgstappen zetten willen wij uw advies vragen over de processen bij de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en Douane. Meer specifiek vragen wij of u van oordeel bent dat een wettelijke grondslag in de zin van artikel 22, tweede lid, onderdeel b, AVG nodig is voor het proces van de belastingaangifte tot de aanslag, zoals beschreven in de bijlage en zo ja, voor welke fase in dit proces een grondslag nodig is? Kunt u in dat verband ook aangeven hoe dit proces zich verhoudt tot artikel 40 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming? Kunt u in uw advies ook duiding van «een besluit waaraan rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hem anderszins in aanmerkelijke mate treft» en «profilering» in de zin van de AVG betrekken?».
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Uitkomst van het advies van de landsadvocaat over geautomatiseerde selectietechnieken». Zij hebben nog meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het verbod op geautomatiseerde besluitvorming niet de gevallen omvat waarin er sprake is van een menselijke tussenkomst. Er is sprake van een menselijke tussenkomst wanneer het menselijke toezicht zinvol is en niet slechts symbolisch. Is er in alle gevallen van besluitvorming sprake van menselijke tussenkomst? Hoe wordt bepaald wat wel en niet symbolisch is? Hoe wordt er gecontroleerd of er wel of geen sprake is van symbolisch menselijk toezicht?
In het algemeen kan worden gesteld dat in het grootste deel van de besluitvorming bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen geen sprake is van menselijke tussenkomst. Het overgrote gedeelte van de aanslagen wordt conform de door de belastingplichtige ingediende aangifte geautomatiseerd opgelegd. Ook het grootste gedeelte van de aangevraagde toeslagen wordt conform verzoek geautomatiseerd toegekend.
In het geval wel van de aangifte of verzoek wordt afgeweken dan is er veelal sprake van een vorm van menselijke tussenkomst. Om te bepalen of sprake is van daadwerkelijke menselijke tussenkomst (en niet slechts symbolische) moet volgens jurisprudentie worden beoordeeld in hoeverre er ruimte bestaat om in die tussenkomst af te wijken van de geautomatiseerd gegenereerde reden voor uitworp. Voor een groot deel van de selectiemethodes kan de menselijke tussenkomst niet symbolisch zijn, omdat de gevolgen die aan een selectie kunnen worden gegeven niet vaststaan. Vervolgstappen op de selectie kunnen dus alleen plaatsvinden als de behandelaar hier een afweging in heeft gemaakt.
Door middel van behandelvoorschriften wordt handmatige behandeling genormeerd en wordt gezorgd dat deze correct en zonder willekeur plaats vindt. Hieruit kan bijvoorbeeld voortkomen dat een behandelaar pas een vraagbrief stuurt, wanneer de aannemelijkheid van een opgevoerde post niet op basis van andere beschikbare bronnen vastgesteld kan worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de kans groter is dat eventuele (andere) onregelmatigheden aan het licht komen, met als mogelijk gevolg dat de aangifte of aanvraag inhoudelijk negatiever wordt beoordeeld. Dit kan uiteraard ook negatieve gevolgen hebben voor de betrokkenen. Welke andere gevolgen kan deze negatieve beoordeling nog meer hebben? Voor welke doelgroepen is deze negatieve beoordeling het meest ingrijpend? Worden deze groepen na een aantal onregelmatigheden collectief handmatig beoordeeld? Zorgen deze handmatige beoordelingen voor grote groepen voor een extra werkdruk bij de diensten?
In het advies van de landsadvocaat wordt aangegeven dat de kans groter is dat eventuele andere onregelmatigheden aan het licht komen in het geval van een handmatige controle die volgt op de geautomatiseerde selectie. Het is mogelijk dat een aangifte of aanvraag op een ander onderdeel wordt gecorrigeerd, dan de specifieke reden waarvoor deze aanvankelijk is geselecteerd.
Het gaat hierbij niet om een negatief oordeel ten aanzien van bepaalde groepen die hierdoor collectief (anders) behandeld zullen worden. Wel kan een afwijking in de aangifte gevolgen hebben voor de selectie in het volgende jaar. Er zijn namelijk selectieregels die een relatie leggen met de aangifte van het voorafgaande jaar. Dit gebeurt bijvoorbeeld als een rubriek op een vergelijkbarewijze is ingevuld en in het voorafgaande jaar een correctie is aangebracht. De reden voor de behandeling is vast te stellen dat dezelfde fout niet nogmaals is gemaakt.
Een handmatige beoordeling is arbeidsintensief. Juist daarom is het van belang dat automatisch geselecteerd kan worden op de aangiften en aanvragen waar naar verwachting de meeste onregelmatigheden in zijn te onderkennen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat één profilerend criterium binnen een combinatie met ook niet-profilerende criteria al kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van profilering. Hoe kan de effectiviteit en doeltreffendheid gewaarborgd blijven wanneer profilerende criteria worden verwijderd? Zorgt het verwijderen van profilerende criteria voor minder negatieve beoordelingen?
Geautomatiseerde selectie draagt bij aan het effectief en doeltreffend kunnen handhaven door onze uitvoeringsorganisaties. Ook kan op basis van geautomatiseerde selectie betere dienstverlening worden geboden. De ruime uitleg van de landsadvocaat aan het begrip profileren kan gevolgen hebben voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van de handhaving door de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen. Het verwijderen van profilerende criteria zou zorgen voor minder correcties en zou zorgen voor een minder gerichte dienstverlening. Voor de vraag hoe dit zich verhoudt tot negatieve beoordelingen wordt verwezen naar het antwoord op de vorige vraag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief en het advies van de landsadvocaat en zijn benieuwd naar de uitkomst van het nader (juridisch) advies.
De leden van de NSC-fractie vragen of de Staatssecretaris de opvatting van deze leden deelt dat ongeacht dit advies, het in de vervolgstappen überhaupt van belang is dat de wettelijke basis onder wat in Nederland al dan niet via algoritmische profilering is toegestaan, flink verstevigd wordt. Ook vragen zij of de Staatssecretaris het ermee eens is dat er duidelijkere kaders moeten komen omtrent hoe burgers over de uit algoritmes volgende besluitvorming op de hoogte gesteld worden.
Wanneer het gebruik van een algoritme leidt tot een besluit in de zin van de Awb geldt nu dat op basis van die wet sprake dient te zijn van een draagkrachtige en kenbare motivering van dat besluit. Om te bezien of, en zo ja, in hoeverre hierover aanvullende normen nodig zijn heeft tot 1 mei jl. het reflectiedocument «Algoritmische besluitvorming en de Awb» ter (internet)consultatie voorgelegen. Naar verwachting zullen er nog enkele reacties worden ingediend. Op basis van de reacties worden vervolgstappen gezet.
De leden van de NSC-fractie vragen of het advies aan de in de brief van 13 maart 2024 aangeduide wetenschappers en de AP reeds is gevraagd. Wanneer worden deze adviezen verwacht? Kan de Staatssecretaris die zo spoedig mogelijk met de Kamer delen?
Op 11 april jl. is een brief naar de AP gestuurd met de adviesaanvraag. Onze intentie is om uw Kamer op basis van dit advies voor het zomerreces een voorstel te doen voor vervolgstappen.Aangezien de beoogde wetenschappers niet eerder dan augustus of september advies konden uitbrengen, is besloten om af te zien van een wetenschappelijk advies.
De leden van de NSC-fractie vragen wat in het licht van privacyaspecten de verschillen zijn tussen Heidi I en Heidi II. Waarin voldeed Heidi I niet aan de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens? Wanneer en waarom zijn de eerdere aangekoppelde functies en aanvullingen in Heidi II verwijderd, waardoor een afgeslankte versie is ontstaan? Welke functies zijn, naast de aanvullende voorziening rondom mijnbelastingdienst.nl en een dataset van de Fraude Signalering Voorziening (FSV), niet meer opgenomen?
Bij brief van 4 april jl.3 is uw Kamer geïnformeerd over hoe onderdelen van de Belastingdienst gebruik hebben gemaakt van Heidi, voor welke doeleinden en welke gegevens hierbij verwerkt werden. Daarnaast is in deze brief opgenomen dat op basis van de tot dan toe voorhanden documentatie niet exact kon worden aangegeven welke gegevens gebruikt zijn in Heidi I, met welk doeleinde(n) en door welk dienstonderdeel. Inmiddels is informatie beschikbaar gekomen over Heidi I die ten aanzien van processen binnen de Belastingdienst mogelijk een aanvulling is op de informatie die eerder met uw Kamer is gedeeld. Op dit moment wordt deze informatie gewogen en geverifieerd, om te beoordelen in hoeverre deze tot een aanpassing van het eerder geschetste beeld leidt. Hieruit moet blijken of met deze informatie nader kan worden toegelicht op welke punten Heidi I niet zou hebben voldaan aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Uw Kamer wordt hierover daarom door mij, de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, in de eerstvolgende Stand van Zakenbrief van de Belastingdienst nader geïnformeerd.
De leden van de NSC-fractie vragen tevens wanneer het externe onderzoek rondom het Risico Analyse Model (RAM) is afgerond. Waarom is Heidi II niet eerder dan december 2023 feitelijk afgesloten voor informatieverstrekking aan de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD)? Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over het toekomstige gebruik van portaldata door Dienst Toeslagen?
Bij brief van 19 december 20234 is de Kamer geïnformeerd over de onderzoeksvragen voor het externe onderzoek Risico Analyse Model (RAM) en de start van de aanbesteding. Vervolgens is het onderzoek in maart 2024 gestart en inmiddels zijn de voorbereidende werkzaamheden afgerond. Het onderzoek wordt naar verwachting na de zomer afgerond en met uw Kamer gedeeld. Mocht hiervoor een stand-van-zakenbrief van de Belastingdienst aan uw Kamer worden gezonden dan zal de stand van zaken van het onderzoek naar RAM hierin uiteraard worden opgenomen.
In december 2023 is het gebruik van portaldata stilgezet door Dienst Toeslagen, omdat de gegevensverwerking in de brede context niet voldoende in beeld is. Geconstateerd is dat niet alle gegevens die nu verwerkt worden noodzakelijk zijn voor de effectmetingen van Dienst Toeslagen. Op dit moment wordt geïnventariseerd welke gegevens uit de portaldata precies geleverd en verwerkt worden, welke noodzakelijk zijn voor het doen van effectmetingen en of de benodigde privacy-waarborgen hierbij wel voldoende zijn geïmplementeerd. Daarom is besloten om deze gegevensverwerking te stoppen, totdat het proces met de daarbij behorende waarborgen volledig helder is. Door deze stopzetting kan de FIOD geen gebruik meer maken van gegevens vanuit Heidi II.
Zoals in de Kamerbrief van 4 april jl. aangegeven heeft de FIOD eigenstandig geen gebruik gemaakt en/of toegang tot Heidi. De FIOD kon van de gegevens van Heidi gebruik maken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Dit is mogelijk als het Openbaar Ministerie op basis van het wetboek van strafvordering gegevens vordert van respectievelijk Toeslagen en/of de Belastingdienst. Daarnaast kan de FIOD in het kader van de strafrechtelijke handhaving met artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in verbinding met artikel 43c lid 1 onderdeel H Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen (UAWR) zonder vordering gegevens bij de Belastingdienst opvragen. De FIOD kan data vorderen over de periode tot en met 21 december 2023.
Bij brief van 4 april5 is kenbaar gemaakt dat het volledige proces van gegevensverwerking rondom gebruik van portaldata met de daarbij behorende waarborgen in beeld wordt gebracht. U wordt hierover in de eerstvolgende Stand van Zakenbrief van Dienst Toeslagen nader geïnformeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken omtrent de uitkomst van het advies van de landsadvocaat over geautomatiseerde selectietechnieken.
Deze leden constateren dat de Staatssecretaris in zijn brief het volgende heeft geschreven:
«In dit laatste arrest is sprake van profilering bij een scoringssysteem voor de kredietwaardigheid van personen. Bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen worden de gebruikte selectietechnieken overigens zo ingezet dat er geen sprake kan zijn van ongerechtvaardigd onderscheid of discriminatie op basis van bijvoorbeeld religie of etniciteit. Het advies van de landsadvocaat heeft daar dan ook geen betrekking op.»
De leden van de BBB-fractie vragen of hieruit kan worden opgemaakt dat problematische selectietechnieken zich altijd fixeren op religie en/of etniciteit. Zijn er geen andere selectietechnieken denkbaar die als discriminerend kunnen worden aangemerkt buiten deze criteria?
De Grondwet verbiedt het maken van ongerechtvaardigd onderscheid. Een problematisch selectiecriterium is uiteraard niet slechts problematisch wanneer ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt op grond van religie of etniciteit. Het discriminatieverbod dient te allen tijde in acht te worden genomen, ook bij geautomatiseerde besluitvorming. Het advies van de landsadvocaat heeft echter geen betrekking op discriminerende selectiecriteria. Ook zonder dit advies zijn deze immers ontoelaatbaar.
Selectie-instrumenten maken onderscheid met selectiecriteria op grond waarvan aangiften en aanvragen geselecteerd worden voor behandeling. Hiervoor geldt dat onderscheid op rechtmatige gronden gemaakt moet worden.
Voorts schrijft de Staatssecretaris het volgende:
«De Belastingdienst en Dienst Toeslagen verzorgen met het heffen en innen van belastingen en uitkeren van toeslagen een cruciale overheidstaak. Gezien de enorme aantallen aangiften en aanvragen kan dit niet zonder gebruik van geautomatiseerde selectietechnieken en geautomatiseerde individuele besluitvorming om de dienstverlening en het toezicht efficiënt vorm te geven.»
De leden van de BBB-fractie vragen welke selectietechnieken en criteria het meest cruciaal zijn volgens de Staatssecretaris.
Binnen de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen bestaan vele processen waarin geautomatiseerde selectie wordt toegepast op aangiften, aanvragen, aanvullingen, bezwaarschriften boetebesluiten, rentebeschikkingen en inning. Tevens vindt er geautomatiseerde selectie plaats voor dienstverlening zoals met betrekking tot de «Geldteruggaafbrief», «Bellen bij aanmaning», «Dynamisch monitoren»en attendering bij waarschijnlijke verandering op recht toeslag. Het is niet goed mogelijk om hierin een rangorde van meest cruciale processen aan te geven of daarbij gebruikte selectietechnieken of -criteria.