[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D22423, datum: 2024-06-03, bijgewerkt: 2024-07-09 10:02, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36550-XV-4).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36550 XV-4 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).

Onderdeel van zaak 2024Z06210:

Onderdeel van zaak 2024Z09506:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 550 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 juni 2024

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Bij brief van 31 mei 2024 zijn ze door de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,
L. de Jong

Adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap

Vraag 1

Hoe ziet het ingroeipad naar 96% vergoeding van de kinderopvang eruit tot 2029?

Antwoord 1

De eerste tranche van het ingroeipad wordt in 2025 ingezet. Hiervoor is € 429 miljoen gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Met het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag bepaalt het kabinet hoe deze middelen precies worden ingezet. Dit besluit wordt begin juni aan het parlement voorgelegd voor de voorhangprocedure. Het voornemen is dat de vergoedingspercentages in de komende jaren worden verhoogd. Maar hoe het ingroeipad er in opvolgende jaren precies uitziet, is ter besluitvorming aan het nieuwe kabinet.

Vraag 2

Wat is het inkomenseffect voor ouders indien de maximumuurprijs voor de vergoeding van de kinderopvang voor één jaar niet wordt geïndexeerd in 2026? Hoeveel kost dit gemiddeld per ouder?

Antwoord 2

Voor de beantwoording van deze vraag is uitgegaan van een tarief op de huidige maximum uurprijs (€ 10,25 in de dagopvang) en de vergoedingspercentages in 2024. Het inkomenseffect en de kosten per jaar zijn afhankelijk van het indexeringspercentage in 2026, dat momenteel nog niet bekend is. Op basis van de meest recente CPB-prognose (Centraal Economisch Plan 2024) is het verwachte indexeringspercentage voor 2026 3,76%.

Naast het indexeringspercentage zijn de effecten sterk afhankelijk van het gebruik van kinderopvang, alsmede van het ontwikkeling van het tarief van de opvanginstelling. In onderstaande tabel is een berekening van de jaarlijkse netto-opvangkosten (ofwel de eigen bijdrage) gemaakt voor huishoudens met twee kinderen die beiden twee dagen per week gebruikmaken van dagopvang. Dit is gedaan voor verschillende inkomensniveaus.

Tot € 28.298 € 938 € 1.754 € 816 (+87%)
130% Wml € 1.548 € 2.342 € 794 (+51%)
1 x modaal € 2.134 € 2.907 € 773 (+36%)
1,5 x modaal € 3.260 € 3.992 € 732 (+22%)
2 x modaal € 5.242 € 5.901 € 660 (+13%)
3 x modaal € 9.310 € 9.823 € 512 (+6%)

1 Bij 2 kinderen en een totale afname van 1.144 uur dagopvang per kind per jaar (52 weken à 2 dagen van 11 uur) en een instellingstarief van € 10,25.

2 Maximum uurprijs

Het voornemen is dat de vergoedingspercentages in de komende jaren, in aanloop naar het nieuwe kinderopvangstelsel, worden verhoogd. Hoe het ingroeipad er precies uitziet, is ter besluitvorming aan het nieuwe kabinet. Met ingang van 2027 zullen alle werkende ouders 96% van de opvangkosten tot aan de maximum uurprijs vergoed krijgen. Vanaf dat jaar is de stijging van de nettokosten (bij het eerder in het antwoord genoemde gebruik van kinderopvang) € 816 per jaar, ongeacht de hoogte van het inkomen.

Vraag 3

Wat is de in- en uitstroom van personeel in de kinderopvang in 2023? Hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren?

Antwoord 3

De instroom van medewerkers is nog altijd hoger dan de uitstroom. De instroom in de kinderopvang bedroeg in het derde kwartaal van 2023 in totaal 18.910 personen. Daartegenover stroomden 13.930 personen uit ten opzichte van het jaar daarvoor. Het netto instroomsaldo was daarmee 4.980 medewerkers. Het verloop van medewerkers in de kinderopvang was in de periode 2020–2022 circa 11 procent. Dit is vergelijkbaar met het verloopcijfer van de brede zorg en welzijn sector. Het percentage is vrij stabiel gebleven over de jaren (2010–2022, Bron: CBS, Statline, geraadpleegd op 21-05-2024). Er zijn dus geen signalen dat de uitstroom momenteel zorgwekkend hoog is, ook niet ten opzichte van andere zorgsectoren of voorgaande jaren.

Vraag 4

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom maatregelen om werken in de kinderopvang te stimuleren en aantrekkelijker te maken?

Antwoord 4

De Minister van SZW heeft uw Kamer op 4 april jl. geïnformeerd over de laatste stand van zaken op de aanpak van het personeelstekort in de kinderopvang (Kamerstukken II, 2023–2024, 31 322, nr. 529). Eerder heeft de Minister van SZW uw Kamer geïnformeerd op 26 april 2023 en 5 september 2022 (Kamerstukken II, 2022–2023, 31 322, nr. 488; Kamerstukken II, 2021–2022, 31 322, nr. 463). De voormalig Staatssecretaris van SZW heeft uw Kamer op 29 november 2021 geïnformeerd over het personeelstekort in de kinderopvang (Kamerstukken II, 2021–2022, 31 322, nr. 437).

Vraag 5

Hoeveel uur per week werkt een gemiddelde pedagogisch (beleids)medewerker?

Antwoord 5

In het vierde kwartaal van 2023 was de deeltijdfactor in de kinderopvang 0,68 (Bron: CBS, Statline, geraadpleegd op 21-05-2024). Omgerekend naar uren werkten medewerkers in de kinderopvang gemiddeld 24,5 uur per week (36 uur (1 fte) x 0,68).

Vraag 6

Wat doet u om voltijd werken in de kinderopvang te stimuleren en te belonen?

Antwoord 6

De Minister van SZW heeft vorig jaar subsidie gegeven voor een «proeftuin» om contractuitbreiding in de kinderopvang te stimuleren. De resultaten van de proeftuin waren veelbelovend. 1 op de 5 medewerkers die meededen aan het onderzoek ging meer uren werken, gemiddeld 5,4 uur per week extra. Bijvoorbeeld om meer geld te verdienen, meer ontwikkelkansen te krijgen en meer te kunnen doen voor de kinderen op de groep. De resultaten komen overeen met het vooronderzoek van Kinderopvang werkt!, waaruit bleek dat 1 op de 5 medewerkers in de kinderdagopvang en zelfs 1 op de 3 in de buitenschoolse opvang, meer uren zou willen werken.

Met de kennis en ervaringen van de proeftuin hebben Stichting Het Potentieel Pakken en Kinderopvang werkt! een aanpak voor de kinderopvang ontwikkeld in de vorm van een routekaart met stappenplan. Kinderopvangorganisaties kunnen met behulp van deze aanpak aan de slag om het gesprek over contractuitbreiding te voeren met hun medewerkers. De Minister van SZW vindt het van groot belang dat werkgevers en werknemers dit gesprek gezamenlijk voeren als onderdeel van goed werkgeverschap. Goed werkgeverschap richt zich daarnaast onder meer op aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en professionele zeggenschap.

Een combinatiebaan is een van de mogelijkheden om medewerkers in de kinderopvang doorgroei en contractuitbreiding te bieden. Eind 2023 heeft Kinderopvang werkt! visuals uitgewerkt van vier persona’s van medewerkers die uiteenlopende behoeften en motivaties hebben voor een combinatiebaan. Hier heeft de Minister van SZW subsidie voor gegeven. Deze visuals van persona’s ondersteunen het gesprek tussen werkgevers en werknemers over de verschillende mogelijkheden voor combinatiebanen.

Ook gaat dit jaar het Nationaal Groeifondsproject «Meer uren werkt!» van start, onder meer in de kinderopvang. Dit project heeft als doel om het aantal gewerkte uren in Nederland te verhogen, door zichtbare en onzichtbare drempels weg te nemen in de sociale omgeving, bij werkgevers en bij deeltijders zelf. Dit kan resulteren in een structureel hoger bbp, betere kwaliteit van maatschappelijke sectoren en meer economisch zelfstandige burgers. Het programma kent een integrale aanpak over een langere termijn, met aandacht voor verschillende groepen deeltijders. De kinderopvang is een van de sectoren die aan de slag gaat met interventies.

Vraag 7

Naar welke sectoren vertrekken medewerkers uit de kinderopvang?

Antwoord 7

Uit onderzoek van Kinderopvang werkt! blijkt dat medewerkers uit de kinderopvang het vaakst uitstromen naar de sector primair en speciaal onderwijs (circa 17 procent van de uitstroom), meer dan de instroom vanuit het primair onderwijs. Naar de zorg en welzijn sector en uitzendbranche stromen ook medewerkers uit, maar dit staat meer in verhouding met de instroom uit deze sectoren.

Vraag 8

Hoeveel mensen gebruiken de app Toeslagen voor kinderopvangtoeslag?

Antwoord 8

De Kinderopvangtoeslag-app is recentelijk, op 28 februari 2024, uitgebreid naar een app voor álle toeslagen. Op 1 maart waren er 377.884 unieke actieve app gebruikers. Dit waren mensen die al van de Kinderopvangtoeslag-app gebruik maakten. Na de lancering van de app Toeslagen is het aantal gebruikers fors toegenomen. Het aantal unieke actieve gebruikers lag op 1 mei op 500.787.

Vraag 9

Hoe tevreden zijn mensen die de app Toeslagen gebruiken voor kinderopvangtoeslag?

Antwoord 9

De beoordeling van de app in de app stores is hoog: 4,7 van 5 voor Apple en 4,3 van 5 voor Android. Dit betreft de huidige algemene beoordeling van de brede app Toeslagen en betreft dus ook de mensen die hem gebruiken voor andere toeslagen dan de kinderopvangtoeslag.

Vraag 10

Hoeveel mensen maken er in 2024 gebruik van de bijstand?

Antwoord 10

Volgens de meest recente voorlopige cijfers van het CBS maakten in februari 2024 403.000 mensen tot de AOW-leeftijd gebruik van de bijstand.

Vraag 11

Wat was de instroom in de bijstand in 2023? Wat was de uitstroom?

Antwoord 11

Het CBS levert per kwartaal gegevens over de instroom in en uitstroom uit de bijstand. Op dit moment zijn gegevens over de eerste drie kwartalen van 2023 beschikbaar. Onderstaande tabel toont de aantallen in- en uitstroommomenten van personen per kwartaal.

1e kwartaal 2023 21.450 18.180
2e kwartaal 2023 19.450 17.370
3e kwartaal 2023 20.940 20.240
Bron: CBS

Vraag 12

Hoeveel mensen die gebruik maken van de bijstand in 2024 zijn in staat om op korte termijn te werken?

Antwoord 12

Voor mensen die in 2024 gebruik maken van de bijstand is niet bekend op welke termijn zij in staat zijn om te werken. In de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 rapporteert de Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitkomsten van een enquête onder bijstandsgerechtigden. In deze enquête is mensen gevraagd of zij denken nu of in de toekomst betaald werk te kunnen verrichten. Circa 13% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu al betaald werk te verrichten en nog eens 13% heeft nog geen betaald werk maar geeft aan dit wel te kunnen.

Circa 37% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu geen betaald werk te kunnen verrichten, maar in de toekomst wel. De overige 38% zegt ook in de toekomst geen betaald werk te kunnen verrichten. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt naar korte, middellange en lange termijn in deze enquête.

Vraag 13

Hoeveel mensen die gebruik maken van de bijstand in 2024 zijn in staat om op middellange termijn te werken?

Antwoord 13

Voor mensen die in 2024 gebruik maken van de bijstand is niet bekend op welke termijn zij in staat zijn om te werken. In de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 rapporteert de Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitkomsten van een enquête onder bijstandsgerechtigden. In deze enquête is mensen gevraagd of zij denken nu of in de toekomst betaald werk te kunnen verrichten. Circa 13% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu al betaald werk te verrichten en nog eens 13% heeft nog geen betaald werk maar geeft aan dit wel te kunnen. Circa 37% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu geen betaald werk te kunnen verrichten, maar in de toekomst wel. De overige 38% zegt ook in de toekomst geen betaald werk te kunnen verrichten. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt naar korte, middellange en lange termijn in deze enquête.

Vraag 14

Hoeveel mensen die gebruik maken van de bijstand in 2024 zijn in staat om op lange termijn te werken?

Antwoord 14

Voor mensen die in 2024 gebruik maken van de bijstand is niet bekend op welke termijn zij in staat zijn om te werken. In de Spiegel Bestaanszekerheid 2022 rapporteert de Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitkomsten van een enquête onder bijstandsgerechtigden. In deze enquête is mensen gevraagd of zij denken nu of in de toekomst betaald werk te kunnen verrichten. Circa 13% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu al betaald werk te verrichten en nog eens 13% heeft nog geen betaald werk maar geeft aan dit wel te kunnen. Circa 37% van de bijstandsgerechtigden geeft aan nu geen betaald werk te kunnen verrichten, maar in de toekomst wel. De overige 38% zegt ook in de toekomst geen betaald werk te kunnen verrichten. Er wordt verder geen onderscheid gemaakt naar korte, middellange en lange termijn in deze enquête.

Vraag 15

Hoeveel bijstandsgerechtigden zijn in 2023 gesanctioneerd omwille van een verplichting uit de Participatiewet?

Antwoord 15

De Participatiewet bevat verplichtingen om mee te werken aan een arbeidsinschakeling en een inlichtingenplicht. Niet of onvoldoende naleven van deze verplichtingen kan aanleiding zijn tot vermindering van de uitkering, tot terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkering al dan niet met oplegging van een boete.

Op dit moment zijn gegevens over de eerste drie kwartalen van 2023 beschikbaar. Het eerste deel van onderstaande tabel toont per kwartaal het aantal bijstandsgerechtigden van wie de uitkering verminderd is en de reden van deze vermindering. Het tweede deel toont het aantal debiteuren met een nieuwe vordering naar aard van de overtreding en opgelegde boetes (met en zonder benadelingsbedrag) wegens overtreding van de inlichtingenplicht.

Op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling 450 480 450
Agressie 10 10 10
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid 50 50 60
Niet nakomen tegenprestatie 10 10 10
Niet nakomen verplichtingen plan van aanpak 40 30 40
Niet (voldoende) zoeken naar werk in zoekperiode van 4 weken 0 0 0
Niet (voldoende) zoeken naar scholing in zoekperiode van 4 weken 0 0 0
Niet (voldoende) nakomen van afspraken m.b.t. beheersing van de Nederlandse taal (art. 18b Participatiewet) 0 0 0
Vorderingen wegens overtreden inlichtingenplicht naar aard overtreding
verzwijgen witte inkomsten 1.160 1.080 1.070
verzwijgen zwarte inkomsten 270 230 190
verzwijgen vermogen en/of inkomsten uit vermogen 60 40 60
onjuiste opgave woonadres 170 160 130
onjuiste opgave samenstelling huishouden 160 140 120
Andere overtreding inlichtingenplicht 580 530 520
Opgelegde boetes wegens overtreden inlichtingenplicht
Met benadelingsbedrag 1.140 1.040 910
Zonder benadelingsbedrag 60 50 70
Bron: CBS

Vraag 16

Zijn uitzendbureaus betrokken bij alle op te richten Werkcentra? Zo ja, op welke manier zijn uitzendbureaus betrokken? Wat is het plan om interventies die bij Werkcentra verricht worden om cliënten naar werk te begeleiden te toetsen op effectiviteit?

Antwoord 16

Iedere partner die een rol speelt in de arbeidsmarktregio wordt betrokken bij het Werkcentrum, dit geldt ook voor de uitzendbureaus. Het is aan het Regionaal Beraad (kernpartners: (centrum)gemeenten, UWV, SBB, sociale partners en onderwijspartijen) op welke wijze deze samenwerking wordt georganiseerd en welke partijen in de regio van belang zijn om goed te betrekken in het Werkcentrum. Een goede samenwerking met (private) uitvoerders, opleidingsinstituten en uitzendorganisaties in de arbeidsmarktregio is belangrijk. Veel mensen zetten via deze organisaties hun eerste stap op de arbeidsmarkt.

De effectiviteit van de inzet van instrumenten in een Werkcentrum is een verantwoordelijkheid van de organisatie die het instrument inzet. Het Werkcentrum is een netwerkorganisatie, wanneer iemand met een ondersteuningsbehoefte via het Werkcentrum wordt doorverwezen naar een organisaties in dit netwerk (bijvoorbeeld UWV of gemeenten). Voor het organiseren en inzetten van (gezamenlijke) dienstverlening en instrumenten ontvangen arbeidsmarktregio’s via de centrumgemeenten impulsmiddelen vanaf 1 januari 2025 door middel van een decentralisatie-uitkering. In 2027 bekijken gemeenten en Rijk gezamenlijk of de vormgeving van dit financieringsinstrument bijdraagt aan het beoogde doel van het beleid.

Vraag 17

Wat is de stand van zaken omtrent het amendement De Kort c.s. inzake inclusiviteitstechnologie (Kamerstuk 36 410-XV, nr. 28)?

Antwoord 17

Samen met het veld en de uitvoering wordt verkend hoe het best uitvoering kan worden gegeven aan het amendement. Hierbij wordt ingezet op het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van mensen met een functionele beperking en ligt de focus op het ondersteunen van MKB-werkgevers die willen investeren in zogeheten inclusiviteitstechnologie. Om tot een doelmatige en effectieve besteding van genoemde middelen te komen is tijd nodig.

Naar verwachting is er aan het einde van de zomer een voorstel. Daarom is in ieder geval € 2,5 miljoen van de in totaal beschikbare € 5 miljoen via deze eerste suppletoire begroting doorgeschoven naar 2025.

Vraag 18

Welke wettelijke bezwaren zijn er momenteel voor gemeenten om de gegevens en competenties van mensen die de Participatiewet instromen aan de voorkant van hun re-integratietraject op basis van vrijwilligheid en instemming van de cliënt geanonimiseerd te delen met uitzendbureaus en/of werkgevers als alternatief, parallel traject op een traject vanuit de overheid of Werkcentrum?

Antwoord 18

Indien er sprake is van een (gepercipieerde) afhankelijkheidsrelatie van de burger ten opzichte van de overheid, is het niet toegestaan om op basis van toestemming persoonsgegevens uit te wisselen. De kans is aanwezig dat mensen in dit soort gevallen de toestemming niet in volledige vrijheid kunnen geven. In algemene zin geldt dat geanonimiseerde gegevens geen persoonsgegevens zijn en gelden er geen bezwaren om dit soort gegevens te delen. Wel moet de overheid waakzaam zijn dat persoonsgegevens die zijn geanonimiseerd, later niet alsnog aan individuen gekoppeld kunnen worden en er alsnog privacyrisico’s ontstaan. In het betreffend geval kunnen de risico’s op het gebied van privacy onvoldoende beheerst worden.

Met de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur werken we aan een wettelijke grondslag om de beoogde gegevensuitwisseling op zorgvuldige wijze mogelijk te maken waarbij de privacy van betrokkenen beter wordt geborgd én mensen aan werk geholpen worden.

Binnen het programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM), als onderdeel van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, zijn extra waarborgen ingebouwd in de techniek en worden aanvullende waarborgen getroffen via een afsprakenstelsel om de privacy van betrokkenen te beschermen bij het uitwisselen van gegevens.

Vraag 19

Wat is er nodig om één landelijk doelgroepenregister te maken voor alle mensen die bij verscheidene instanties of overheden geregistreerd staan als kandidaat voor werk of re-integratie? Welke wettelijke bezwaren of privacy technische bezwaren staan er nu in de weg om tot een dergelijk register te komen? Welke gelijksoortige bezwaren staan er aanvullend in de weg om werkgevers toegang te geven tot (geanonimiseerde) gegevens van kandidaten?

Antwoord 19

Om tot één landelijk doelgroepenregister te komen is het nodig dat een partij wordt aangewezen als verantwoordelijke voor het register. Daarnaast zal dit register beheerd en doorontwikkeld moeten worden op een wijze die uitvoerbaar is voor de verschillende partijen die gebruik zullen maken van het register. Ook zullen alle betrokken instanties en overheden die vanuit hun wettelijke taak zicht hebben op kandidaten voor werk of re-integratie dit register moeten vullen en bijhouden. Ten slotte moet het register kunnen voldoen aan de verschillende gebruikerswensen van de op het register aangesloten partijen.

Er zijn geen principiële wettelijke of privacy technische bezwaren: het inrichten van dit register zou wettelijk mogelijk moeten worden gemaakt en de verschillende risico’s op gebied van informatiebeveiliging en privacy moeten voldoende gemitigeerd worden. Een praktisch bezwaar is dat een dergelijk register afwijkt van het informatiebeleid dat gehanteerd wordt door SZW en onze partners. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat alleen de gegevens uitgewisseld worden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van taken. Ook het programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM) hanteert dit uitgangspunt en ondersteunt de verschillende betrokken partijen in deze werkwijze van gegevensdeling in plaats van applicatiedeling.

In het kader van VUM, als onderdeel van de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur, wordt gewerkt aan een wettelijke grondslag die het mogelijk maakt om gepseudonimiseerde gegevens van werkzoekenden die geregistreerd zijn bij het UWV en gemeenten uit te wisselen met werkgevers. De beoogde inwerkingtreding van de betreffende wetswijziging is 1 januari 2026. Bij de verdere uitwerking van de wettelijke kaders en de gegevensuitwisseling is expliciet aandacht voor het borgen van de privacy van betrokkenen én betere mogelijkheden om mensen aan werk te helpen.

Vraag 20

Hoeveel mensen worden er in 2024 geholpen door gemeentelijke schuldhulpverlening? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de afgelopen jaren?

Antwoord 20

Er is geen compleet overzicht van hoeveel mensen door gemeentelijke schuldhulpverlening worden geholpen. Uit het jaarverslag van de NVVK 2023 blijkt dat zich in 2023 79.514 mensen met een financiële hulpvraag hebben gemeld. In 2022 waren dat 75.531 mensen. Een financiële hulpvraag kan een verzoek tot informatie, advies of een hulpvraag gericht aan een lid van de NVVK zijn. Het antwoord op een hulpvraag is dus niet per se een schuldregeling, maar kan ook een andere vorm van hulpverlening zijn, zoals budgetadvies of -beheer en begeleiding. Van alle mensen met een hulpvraag werden in 2023 15.203 mensen geholpen met een betalings- of schuldregeling. In 2022 waren dit 16.423 mensen1.

Vraag 21

Hoeveel mensen maken gebruik van een particuliere schuldhulpverlener?

Antwoord 21

Gemeenten hebben een wettelijke taak om schuldhulpverlening aan te bieden aan hun inwoners. Zij mogen de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening door derden/private organisaties laten verrichten. Het Ministerie van SZW beschikt niet over cijfers in welke mate gemeenten daarvan gebruik maken en hoeveel mensen door particuliere schuldhulpverleners worden geholpen.

Vraag 22

Hoeveel mensen zitten er in een Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)-traject in 2024?

Antwoord 22

Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Cijfers van het CBS laten zien dat op 1 januari 2023 er in totaal 6.160 huishoudens waren waar ten minste 1 persoon een Wsnp-traject volgt (er kunnen in één huishouden meerdere mensen in een Wsnp-traject zitten). In 2023 zijn daarnaast door de rechter in totaal 1.884 schuldsaneringen uitgesproken. Tot en met april 2024 waren er 761 toelatingen tot een Wsnp-traject.

Vraag 23

Hoeveel mensen ontvingen de afgelopen jaren een sanctie voor het schenden van de taaleis in de Participatiewet?

Antwoord 23

Voor zover blijkt uit CBS-gegevens leggen gemeenten zeer zelden een sanctie op, in de vorm van vermindering van de uitkering, vanwege het schenden van de taaleis in de Participatiewet. Zie hiervoor ook de tabel bij het antwoord op vraag 15.

Vraag 24

Welk percentage van de jongeren die een bijstandsuitkering aanvraagt vindt een baan of studie binnen de verplichte zoektermijn van vier weken? Indien dit gegeven niet bekend is: welk percentage van de jongeren meldt zich na vier weken niet om de uitkering aan te vragen?

Antwoord 24

Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal of percentage van de jongeren dat na aanvraag van een bijstandsuitkering gedurende de vier weken zoektermijn een baan of studie vindt. Ook is niet bekend welk aandeel van de jongeren na vier weken geen uitkering aanvraagt.

Vraag 25

Welk percentage van de bijstandsgerechtigden heeft een migratieachtergrond? Hoe verhoudt dit percentage zich tot het percentage van de Nederlandse bevolking?

Antwoord 25

In de bevolkings- en bijstandsstatistiek wordt geleidelijk het kenmerk «migratieachtergrond» vervangen door het kenmerk «herkomstland». Ook de begrippen «eerste en tweede generatie» worden vervangen door respectievelijk het geboorteland van de persoon zelf dan wel van een van diens ouders. «Herkomstland» wordt daarmee het kenmerk dat weergeeft in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. In de bijstandsstatistiek over verslagjaar 2023 wordt in een aantal tabellen nog het oude kenmerk «migratieachtergrond» gehanteerd. Vanaf verslagjaar 2024 zullen alle tabellen het nieuwe kenmerk «herkomstland» weergeven. We onderscheiden de hoofdgroepen Nederland, Europa (exclusief Nederland) en buiten Europa. Onderstaande tabel toont de verdeling naar deze hoofdgroepen binnen de bijstandsgerechtigden en de gehele bevolking in de leeftijd 15 – 65 jaar.

Nederland 35,3% 69,7%
Europa (exclusief Nederland) 6,4% 9,9%
Buiten Europa 58,2% 20,4%
Bron: CBS

Vraag 26

Welke re-integratiemiddelen staan er allemaal op de SZW-begroting in 2024?

Antwoord 26

Het re-integratiebudget UWV voor de doelgroep arbeidsgehandicapten (onderdeel van begrotingsartikel 3 en 4) is beschikbaar voor de inkoop van re-integratietrajecten en scholing voor mensen met een WIA-, ZW-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering en is gericht op begeleiding naar werk. Dit budget wordt ook ingezet voor inkoop van re-integratietrajecten en scholing voor mensen met een WW-uitkering die vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% niet in het tweede jaar ZW of WIA instromen.

Daarnaast zet UWV het re-integratiebudget in voor werkvoorzieningen voor werkenden met een structurele functionele beperking (onder meer: jobcoaching, gebarentolk, vervoersvoorzieningen en werkplekaanpassing) en financiert UWV de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Voor het re-integratiebudget is in 2024 € 193 miljoen beschikbaar en voor de ESB-regeling is jaarlijks € 14 miljoen beschikbaar.

Individuele Plaatsing en Steun (IPS, onderdeel van artikel 3) is een re-integratiemethode die is ontwikkeld voor mensen met een (ernstige) psychische aandoening. Het doel van de tijdelijke regeling voor Individuele Plaatsing en Steun voor de gemeentelijke doelgroep is om door middel van subsidie de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep te bevorderen. Voor IPS is in 2024 € 8,4 miljoen gereserveerd.

Daarnaast lopen de middelen die gemeenten ontvangen voor re-integratie van de doelgroep Participatiewet via het Gemeentefonds. Voor middelen die onderdeel zijn van de Algemene Uitkering in het Gemeentefonds, kan niet per beleidsdoel geïdentificeerd worden hoe hoog het budget is. De middelen voor gemeentelijke re-integratie staan niet op de SZW-begroting maar hebben wel het doel om mensen duurzaam aan werk te helpen.

Vraag 27

Was er onderbesteding op re-integratiemiddelen op de SZW-begroting van de afgelopen vijf jaar? Zo ja, hoeveel per jaar? Waardoor ontstond die onderbesteding?

Antwoord 27

UWV heeft de beschikking over een taakstellend re-integratiebudget. Onderstaande tabel geeft inzicht in de besteding van dit taakstellende budget. UWV zet dit budget in voor de inkoop van re-integratietrajecten en scholing voor mensen met een WIA-, ZW-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering. Dit budget wordt ook ingezet voor inkoop van re-integratietrajecten en scholing voor mensen met een WW-uitkering die vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% niet in het tweede jaar ZW of WIA instromen.

Daarnaast zet UWV het taakstellende re-integratiebudget in voor de inkoop van werkvoorzieningen voor werkenden met een structurele functionele beperking (onder meer: jobcoaching, gebarentolk, vervoersvoorzieningen en werkplekaanpassing). Daarnaast is jaarlijks circa € 13,3 miljoen uitgegeven aan de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling).

Begroting1 197.855 194.350 193.318 192.373 188.753
Realisatie2 157.575 156.714 154.101 165.321 173.321
Verschil (realisatie-begroting) – 40.280 – 37.636 – 39.217 – 27.052 – 15.432
Incidentele inkomsten ESF-subsidie 0 0 17.900 0 9.300
Verschil na correctie ESF middelen – 40.280 – 37.636 – 21.317 – 27.052 – 6.132

1 Deze bedragen zijn exclusief de middelen voor de ESB-regeling van jaarlijks circa € 13,3 miljoen.

2 In 2021 en 2023 sluiten de beschikbare budgetten niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2021 en 2023 ESF-gelden heeft ontvangen.

Bron: SZW Jaarverslag 2023

• Een deel van de onderbesteding wordt veroorzaakt door onderbesteding op het budget dat gealloceerd wordt voor de inkoop van voorzieningen. Mensen met een beperking hebben recht op voorzieningen, ook als het re-integratiebudget volledig is uitgeput. Om te voorkomen dat UWV meer uitgeeft dan het taakstellende budget dat zij ter beschikking krijgt, wordt de inzet voor voorzieningen geraamd. Het budget dat overblijft kan UWV inzetten voor de inkoop van re-integratietrajecten en scholing. De raming voor inkoop van voorzieningen wordt steeds beter, waardoor de onderbesteding van middelen afneemt.

• Voorwaarde voor het kunnen inkopen van re-integratietrajecten en scholing is voldoende capaciteit voor persoonlijke ondersteuning van mensen met een ZW-, WAO-, WAZ-, WIA- of Wajong-uitkering. Inkoop van re-integratie is maatwerk en vraagt om persoonlijk contact met uitkeringsgerechtigden. Sinds 2019 heeft SZW in overleg met UWV ingezet op het versterken van de persoonlijke dienstverlening aan mensen met een WIA- en Wajong-uitkering. Mensen komen daardoor beter in beeld, waardoor UWV ook gericht re-integratie kan inkopen om mensen te ondersteunen naar werk. Dit heeft geresulteerd in een toename van ingekochte trajecten en een afname van de onderbesteding.

• Daarnaast is op basis van verwachtingen van het UWV met de eerste suppletoire begroting het budget voor de jaren 2024–2029 aflopend naar beneden bijgesteld (€ 16,6 miljoen in 2024 aflopend tot € 0 in 2050).

Wat betreft de tijdelijke subsidieregeling IPS voor de gemeentelijke doelgroep zijn niet alle middelen uitgeput ten opzichte van de beginstand van de begroting 2023. Deze middelen zijn doorgeschoven naar latere jaren. De oorzaak hiervan is dat deze regeling later is gestart dan werd beoogd bij het opstellen van de begroting. De complexiteit van deze regeling zorgde dat het langer duurde om op te starten.

Begroting 0 0 0 0 9.137
Realisatie 0 0 0 0 4.801
Verschil (realisatie-begroting) 0 0 0 0 – 4.336
Bron: SZW jaarverslag 2023

Vraag 28

Worden de activiteiten die gefinancierd worden van re-integratiemiddelen getoetst op effectiviteit? Zo ja, kan een lijst worden opgesteld op volgorde van effectiviteit van die activiteiten?

Antwoord 28

Het re-integratiebudget wordt niet alleen ingezet voor de inkoop van activiteiten, maar ook voor de inkoop van werkvoorzieningen voor mensen met een beperking (onder meer: jobcoaching, gebarentolk, vervoersvoorzieningen en werkplekaanpassing) en financiering van de ESB-regeling. Het betreft een taakstellend budget.

Wat betreft activiteiten gaat het met name om de inzet van re-integratietrajecten en scholing. De effectiviteit van deze activiteiten wordt door UWV gemonitord. Bij de inkoop van re-integratietrajecten geldt een regime van no-cure/less pay. Een deel van de uitbetaling aan re-integratiebedrijven is afhankelijk van het resultaat. Daarnaast worden re-integratiebedrijven in het kader van de aanbesteding periodiek beoordeeld op resultaat. Bij onvoldoende resultaat kan een re-integratiebedrijf worden verwijderd uit het inkoopkader.

UWV rapporteert in haar jaarverslag (deel 2) over de resultaten van ingekochte trajecten.

Plaatsing als direct doel 4.123 3.707
Afgesloten met baan 2.471 1.984
Afgesloten zonder baan 1.652 1.723
% afgesloten met baan 60% 54%
Dichter bij de arbeidsmarkt als direct doel 24.412 24.192
Succesvol 19.046 18.909
Niet-succesvol 5.366 5.283
% succesvol 78% 78%
Afgesloten scholingen 2.751 2.324
Afgesloten met diploma 2.022 1.586
Afgesloten zonder diploma 729 738
% afgesloten met diploma 74% 68%
Totaal 31.286 30.223
Bron: UWV jaarverslag 2023 (deel 2)

De resultaten van ingekochte re-integratietrajecten per re-integratiebedrijf zijn niet openbaar. Het is derhalve niet mogelijk om een lijst op te stellen op volgorde van resultaat. Inzet van re-integratie is daarnaast maatwerk. De mate waarin een ingekocht traject effectief is, is mede afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt en behoefte van de uitkeringsgerechtigde. Een traject kan daarom in de ene situatie effectiever zijn dan in een andere situatie, terwijl voor deze andere situatie een heel ander traject heel effectief is. Het is derhalve niet mogelijk om een lijst op stellen naar effectiviteit van ingekochte re-integratie instrumenten.

UWV voert in samenwerking met SZW onderzoek uit naar de effectiviteit van de re-integratie dienstverlening als geheel, waaronder de inzet van voorzieningen. Deze onderzoeken hebben eind 2022 geleid tot een midterm review WGA-dienstverlening (TK 2021/22, 32 716, nr. 686). Daarnaast volgt medio 2024 een synthesestudie naar de Wajong-dienstverlening en begin 2025 het eindrapport naar de effectenevaluatie WGA-dienstverlening.

Vraag 29

Kunt u een overzicht geven van alle type subsidies op de SZW-begroting die meer dan 50 miljoen euro in omvang zijn?

Antwoord 29

De subsidiebijlage van de begroting bevat een volledig overzicht van alle subsidies op de begroting van SZW.

De subsidies van meer dan € 50 miljoen in omvang zijn (jaar 2024):

• Stimuleringsregeling LLO in het midden- en kleinbedrijf (€ 89 miljoen).

• Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (€ 222 miljoen). Deze subsidieregeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Vraag 30

Hoeveel mensen werken er bij gemeentelijke organisaties in de schuldhulpverlening? Hoeveel mensen helpen zij jaarlijks?

Antwoord 30

Gemeentelijke schuldhulpverlening is gedecentraliseerd. Het is aan gemeenten om de uitvoering van de schuldhulpverlening binnen de wettelijke kaders vorm te geven. Het Ministerie van SZW beschikt niet over landelijke cijfers over hoeveel mensen werken bij gemeentelijke schuldhulpverleningsorganisaties.

Het is bij het Ministerie van SZW niet bekend hoeveel mensen gemeenten jaarlijks precies helpen. Uit het jaarverslag van de NVVK 2023 blijkt dat zich in 2023 79.514 mensen met een financiële hulpvraag hebben gemeld.

Vraag 31

Hoeveel mensen zitten er minder dan twee jaar in de bijstand?

Antwoord 31

Volgens voorlopige gegevens van het CBS ontvingen 111.050 mensen minder dan twee jaar aansluitend bijstand eind derde kwartaal 2023. Dat is 28% van alle bijstandsgerechtigden.

Vraag 32

Hoeveel mensen zitten langdurig in de bijstand?

Antwoord 32

Volgens voorlopige gegevens van het CBS ontvingen 286.830 mensen meer dan twee jaar aansluitend bijstand eind derde kwartaal 2023. Dat is 72% van alle bijstandsgerechtigden. De helft van alle bijstandsgerechtigden (197.660) zit meer dan vijf jaar in de bijstand.

Vraag 33

Hoeveel mensen maken gebruik van de mogelijkheid van de bijverdiengrenzen in de bijstand?

Antwoord 33

Voor zover bij het CBS bekend, blijkt dat in 2022 bij 14.560 (3,5%) van de 416.970 bijstandsontvangers inkomsten zijn vrijgelaten van verrekening met de uitkering. Het werkelijke aantal ligt mogelijk iets hoger, omdat voor 59.310‬ bijstandsgerechtigden de informatie over een mogelijke vrijlating niet beschikbaar is vanwege een softwarematig probleem bij een aantal gemeenten dat binnenkort wordt verholpen.

Vraag 34

Bij hoeveel mensen is sprake van intergenerationeel gebruik van de bijstand?

Antwoord 34

Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal mensen waarbij sprake is van intergenerationeel gebruik van de bijstand.

Vraag 35

Hoe vaak en op welke manieren wordt er gesanctioneerd op de bijstand?

Antwoord 35

De bijstand bevat verplichtingen om mee te werken aan arbeidsinschakeling en een inlichtingenplicht.

Bij de oplegging van de medewerkingsverplichtingen wordt rekening gehouden met de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de bijstandsgerechtigde. Op niet naleving van de medewerkingsverplichtingen staat een bestuurlijke sanctie, de maatregel. Dat is een korting op de uitkering. Bij de oplegging van een maatregel wordt rekening gehouden met de mate van verwijtbaarheid.

Op niet naleving van de inlichtingenplicht staat als sprake is van benadeling een punitieve sanctie, de boete. Als geen sprake is van benadeling kan worden volstaan met een waarschuwing. Bij het vaststellen van het boetebedrag wordt rekening gehouden met het benadelingsbedrag en de mate van verwijtbaarheid van de bijstandsgerechtigde. Bij de terugvordering van de benadeling en de boete wordt bij de invordering van het bedrag ook altijd rekening gehouden met de beslagvrije voet. Dit alles vindt plaats in het bestuursrecht. Aantallen maatregelen, terugvorderingen en boetes als gevolg van het niet naleven van verplichtingen zijn opgenomen in het antwoord bij vraag 15.

Wanneer er sprake is van een benadelingsbedrag van € 50.000, dan is het uitgangspunt dat aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). De zaak wordt dan verder afgedaan in het strafrecht en de rechter bepaalt in hoeverre de bijstandsgerechtigde, naast een terugvordering van het teveel ontvangen bedrag aan bijstand, nog een straf krijgt. In 2023 werd gemiddeld 25 keer per kwartaal aangifte gedaan.

Vraag 36

Hoeveel mensen vallen er in de Wsnp?

Antwoord 36

In dit antwoord wordt met een «lopende zaak» bedoeld een schuldsaneringszaak die in een bepaald jaar heeft gelopen. Een zaak die in een bepaald jaar gestart is, telt mee als lopende zaak in dat jaar. Hetzelfde geldt voor een zaak die in een bepaald jaar beëindigd is: die telt ook mee in dat jaar.

Onderstaande figuur laat het aantal lopende Wsnp-zaken zien vanaf 2000. In 2023 waren er in totaal 9.183 lopende schuldsaneringen.

Vraag 37

Hoeveel mensen met schulden werden er in de afgelopen vijf jaar geholpen in een minnelijk traject?

Antwoord 37

Gemeenten kunnen verschillende instrumenten inzetten om mensen met financiële problemen te helpen. Een minnelijke schuldregeling is daar een van. Minnelijke schuldregelingstrajecten kunnen bestaan uit saneringskredieten, schuldbemiddelingen en herfinancieringen. Afgelopen vijf jaar werden volgens de NVVK 83.017 minnelijke schuldregelingstrajecten afgesloten.

In dit aantal zijn geen andere vormen dienstverlening opgenomen, zoals budgetadvies of -beheer en begeleiding.

Vraag 38

Hoe vaak is er sprake van recidive na een minnelijk traject?

Antwoord 38

Hierover worden geen landelijke cijfers bijgehouden.

Vraag 39

Hoe vaak is er sprake van recidive na een Wsnp-traject?

Antwoord 39

Hierover worden geen landelijke cijfers bijgehouden.

Vraag 40

Kunt u de cijfers van de realisatie van de banenafspraak in de afgelopen vijf jaar geven van zowel de publieke als de private sector?

Antwoord 40

De resultaten voor de sector markt en overheid voor de banenafspraak van 2015 tot 2022 zijn samengevat in de twee hierna opgenomen tabellen. Hierbij is per sector ook onderscheid is gemaakt tussen formele dienstverbanden en inleenverbanden over de jaren heen. De Tweede Kamer is hierover op 6 juli 2023 geïnformeerd (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 299). Begin juli 2024 ontvangt de Tweede Kamer de resultaten van de banenafspraak in 2023.

Formele dienstverbanden 33.840 +13.186 +25.307 +37.519 +46.218 +51.545 +59.928 +70.388
Inleenverbanden (uitzendrelaties en Wsw-detacheringen) 27.516 +5.772 +5.126 +6.497 +5.611 +2.254 +1.039 +724
Totaal 61.356 +18.957 +30.432 +44.017 +51.829 +53.799 +60.966 +71.113
Doelstelling Sociaal Akkoord (+14.000) (+23.000) (+31.000) (+40.000) (+50.000) (+60.000) (+70.000)
1 Door afrondingsverschillen kan het totaal in de tabel afwijken van de som.
Formele dienstverbanden 5.134 – 531 +496 +2.465 +4.211 +5.855 +7.094 +8.874
Inleenverbanden (uitzendrelaties en Wsw-detacheringen) 8.689 +4.128 +5.976 +5.475 +5.576 +6.443 +4.748 +1.130
Totaal 13.823 +3.597 +6.471 +7.940 +9.786 +12.298 +11.842 +10.004
Doelstelling Sociaal Akkoord (+6.500) (+10.000) (+12.500) (+15.000) (+17.500) (+20.000) (+22.500)
1 Door afrondingsverschillen kan het totaal in de tabel afwijken van de som.

Vraag 41

Kunt u de cijfers van de wachtlijst van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in omvang en duur in de afgelopen vijf jaar geven?

Antwoord 41

De onderstaande twee figuren tonen de ontwikkeling van de voorraad en de achterstand op WIA-claimaanvragen en op de vraaggestuurde herbeoordelingen voor de periode van 2015 tot en met maart 2024. De achterstanden betreffen het aantal aanvragen waarvoor de wettelijke termijn van acht weken is verstreken en de totale werkvoorraad betreft het aantal aanvragen nog binnen de wettelijke termijn plus de achterstanden. De omvang van de achterstand op WIA-claimaanvragen neemt sinds de eerste helft van 2023 weer af. Het is voor het eerst sinds 2015 dat

een daling van deze achterstand zichtbaar is. De omvang van de achterstand op herbeoordelingen is sinds de eerste helft van 2023 stabiel (tussen de 19.000 en 20.000). De kentering in de omvang van de achterstanden is een resultaat van diverse maatregelen.

In onderstaande tabel staat de ontwikkeling van de doorlooptijden op de WIA-claimaanvragen en op de vraaggestuurde herbeoordelingen voor de periode van 2019 tot en met 2023.

2019 8,6 11,5
2020 11,9 16,3
2021 15,1 17,6
2022 17,7 23,0
2023 20,4 31,0

De tabel toont het aantal weken gerekend vanaf de datum van de aanvraag tot aan de datum van de beslissing. Het gaat daarmee om de werkelijke doorlooptijd in weken. De wettelijke doorlooptijd kan korter zijn. De wettelijke doorlooptijd is de werkelijk doorlooptijd minus de periode waarin de beslistermijn is opgeschort of verlengd.

Vraag 42

Hoeveel statushouders zitten er in de bijstand in 2024? Hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren?

Antwoord 42

Het precieze aantal statushouders dat in 2024 of eerdere jaren bijstand ontvangt is niet bekend. Divosa doet wel onderzoek waaruit percentages zijn te halen voor 2022 en eerder. Uit de «Factsheet statushouders en gezinsmigranten: rapportage inburgering, onderwijs, werk en bijstand» dat gebaseerd is op gegevens van 180 gemeenten blijkt dat het percentage statushouders in de bijstand is afgenomen ten opzichte van eerdere jaren. In juni 2022 heeft 55,1% van de statushouders een bijstandsuitkering. Dit percentage was in juni 2021 58,3%. Eind 2018 lag het aandeel statushouders met een bijstandsuitkering boven de 70%. De daling wordt veroorzaakt door het hogere percentage statushouders dat betaald werk heeft.2

Vraag 43

Hoeveel statushouders zijn er in 2024 in Nederland?

Antwoord 43

Om inzicht te verkrijgen in het aantal statushouders dat op een bepaalde peildatum in Nederland verblijft is een complexe analyse nodig die niet binnen de beantwoordingstermijn is te realiseren. Indien uw Kamer deze informatie alsnog later wenst te ontvangen, moet dit verzoek aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid gedaan worden.

Vraag 44

Wat behelzen de werkzaamheden van de Taskforce problematisch gedrag anno 2024? Wat is het budget van de Taskforce?

Antwoord 44

Er vinden geen werkzaamheden meer plaats binnen het kader van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering.3 In oktober 2023 heeft de Minister van SZW uw Kamer geïnformeerd over de beperkingen in de aanpak en het veranderde dreigingsbeeld.4 In voornoemde brief is aangegeven dat alle departementen nog steeds goed samenwerken in de aanpak van problematisch gedrag en buitenlandse financiering, maar binnen hun eigen wettelijke grondslag en niet onder de noemer van de Taskforce.

De Taskforce heeft in de vier jaar van haar bestaan niet de beschikking gehad over een gezamenlijk budget. De leden van de Taskforce hebben in het verleden onderzoeken of de ontwikkeling van instrumenten binnen de eigen begroting gefinancierd.

Vraag 45

Wat zijn de gemiddelde kosten voor een statushouder per jaar anno 2024? Denk aan huisvesting, financiële ontzorging en inburgering?

Antwoord 45

De kosten die gemaakt worden voor de verschillende soorten ondersteuning voor statushouders zijn verdeeld over verschillende departementen. Een overzicht van totale kosten is daardoor niet te geven. Voor financiering van de taken die voortvloeien uit de Wet inburgering 2021, zoals het financieel ontzorgen, worden verschillende financiële instrumenten ingezet. Veel kostenposten worden via het gemeentefonds bekostigd en zijn daardoor niet te herleiden naar een bedrag per inburgeraar. Enkel de specifieke uitkering voor inburgeringsvoorzieningen kent een specifiek budget per statushouder. Voor statushouders uit cohort 2024 gaat het om een totaalbedrag van € 14.484,94 per persoon, verdeeld over drie jaren.

Vraag 46

Hoeveel statushouders in Nederland hebben betaald werk?

Antwoord 46

Het Centraal Bureau voor Statistiek doet jaarlijks cohortonderzoek over asielzoekers en statushouders en rapporteert hierover in haar rapportage Asiel en integratie. In de rapportage Asiel en integratie 2023 zijn de cohortjaren 2014 tot en met 2021 meegenomen. Hieruit blijkt dat van de mensen die in 2014 statushouder werden na 5 jaar bijna 50% betaald werk heeft. Na vijf jaar blijft het rond dit percentage schommelen. Dit patroon is ook zichtbaar bij de cohortjaren 2015 en 2016.

Om de kansen op betaald werk voor statushouders te verbeteren heeft de Minister van SZW in maart 2023 samen met de partijen uit de Taskforce VIA (Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt) het plan van aanpak «statushouders aan het werk» opgesteld. Hiervoor heeft het kabinet in juli 2023 € 37,75 miljoen ter beschikking gesteld.

Vraag 47

Welk land in de Europese Unie (EU) heeft de hoogste arbeidsparticipatie van statushouders? Kunt u die statistiek van duiding voorzien?

Antwoord 47

Volgens de gegevens van Eurostat5 had was de netto arbeidsparticipatie van de statushouders het hoogst in Slovenië. Eurostat geeft echter aan dat de gegevens met betrekking tot Slovenië op dit onderwerp «lage betrouwbaarheid» hebben.

Als de landen met «lage betrouwbaarheid» van informatie buiten beschouwing gelaten worden was volgens Eurostat de netto arbeidsparticipatie van statushouders het hoogst in Portugal.

Het is niet eenvoudig om de verschillen in participatie van statushouders tussen verschillende landen te duiden, omdat bekend is dat er zowel verschillen zijn in de samenstelling van de groep statushouders tussen verschillende landen, als verschillen tussen wetgeving en beleid. In algemene zin is het belangrijk in te zetten op een snelle start op de arbeidsmarkt, het leren van de taal en (werk)cultuur en een goede inburgering.

Vraag 48

Hoeveel statushouders verblijven op dit moment in een asielzoekerscentrum wachtend op huisvesting?

Antwoord 48

Op peildatum 20 mei bevonden zich 19.456 statushouders in de COA opvang.

Vraag 49

Wat is de gemiddelde wachttijd voor statushouders dat zij in een Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)-locatie wachten op huisvesting?

Antwoord 49

De gemiddelde periode tussen het verkrijgen van de vergunning en het verlaten van de opvang bedroeg 168 dagen (24 weken) op peildatum 22 mei 2024. Het is belangrijk hierbij op te merken dat het om een landelijk gemiddelde gaat en dit gemiddelde is gemeten op basis van individuele vergunningen.

Vraag 50

Welke gemeenten in Nederland beginnen al in de COA-locatie met de inburgering?

Antwoord 50

Er is op dit moment geen uitputtende lijst van gemeenten die op een COA-locatie met inburgering beginnen. Daarnaast is het antwoord niet tweeledig, omdat naast ervaren knelpunten het kunnen starten met inburgering op een COA-locatie ook van verschillende individuele en tijdelijke factoren af hangt. Voorbeelden hiervan zijn de afstand tussen de COA-locatie van de individuele statushouder en gekoppelde gemeente, de bereidheid van de statushouder om te beginnen met vroege start en de capaciteit bij gemeenten.

De inzet is dat gemeenten alvast zo veel mogelijk beginnen met de inburgering vanuit een COA-locatie, want Minister van SZW vindt het belangrijk dat nieuwkomers snel mee kunnen doen in de Nederlandse samenleving. Daarom is er de afgelopen periode met partners gewerkt aan oplossingen voor de ervaren knelpunten bij het uitvoeren van de Vroege start. Dit zal worden toegelicht toe in de komende uitvoeringsbrief inburgering van juni 2024.

Vraag 51

Hoeveel personen zijn er op dit moment inburgeringsplichtig onder de Wet inburgering 2021 (Wi2021). Kunt u dit uitsplitsen in asielstatushouders, gezinsmigranten en overige migranten?

Antwoord 51

Op 1 mei jl. waren er in totaal 72.231 personen inburgeringsplichtig op grond van de Wi2021. Het betrof 48.745 asielstatushouders, 21.977 gezinsmigranten en 1.509 overige migranten.

Vraag 52

Hoeveel doorstroomlocaties zijn er op dit moment in Nederland?

Antwoord 52

Er zijn op dit moment twee doorstroomlocaties in Nederland.

Vraag 53

Hoeveel arbeidsmigranten van buiten de EU zijn werkzaam in Nederland?

Antwoord 53

Het CBS Dashboard Arbeidsmigratie niet-EU/EFTA geeft inzicht in hoeveel personen van buiten de EU/EVA6met het migratiemotief arbeid in Nederland werken, op basis van migratiejaren 1999 tot en met 2021. Hierbij is arbeidsmigratie dus gedefinieerd als personen die vanwege werk naar Nederland zijn gekomen. Op 31 december 2021 werkten er in Nederland volgens dit dashboard 86.670 arbeidsmigranten van buiten de EU/EVA in Nederland. Arbeidsmigranten die vóór 1999 naar Nederland zijn gekomen, worden niet meegeteld in deze statistiek. Daarnaast betreft dit cijfer alleen personen die als ingezetenen staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Op basis van het vrij verkeer van diensten waren er volgens het nationale meldloket in 2021 17.234 werknemers met een nationaliteit van buiten de EU/EVA werkzaam in Nederland. Vanwege verschillende telmethodes kan er overlap bestaan tussen de groep geteld in het Dashboard en die geregistreerd in het meldloket. Het Dashboard Arbeidsmigratie wordt komend najaar geactualiseerd en uitgebreid. De cijfers voor arbeidsmigratie via het vrij verkeer van diensten worden ieder jaar gepubliceerd in de Staat van Migratie.

Vraag 54

Hoeveel arbeidsmigranten van buiten de EU hebben een tewerkstellingsvergunning die is uitgegeven in Nederland? In welke andere landen zijn de tewerkstellingsvergunningen uitgegeven?

Antwoord 54

Voor arbeidsmigranten van buiten de EU die werkzaamheden in Nederland verrichten voor een in Nederland gevestigde werkgever is in beginsel een vergunning vereist. Daarbij kan het gaan om een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) als de arbeidsmigrant langer dan drie maanden in Nederland wil verblijven, of om een tewerkstellingsvergunning (TWV) bij verblijf van korter dan drie maanden of als een persoon al in het bezit is van een verblijfsvergunning voor een ander doel dan arbeid (bijvoorbeeld studenten). Voor bepaalde groepen arbeidsmigranten, met name kennismigranten, bestaat een uitzondering op de vergunningplicht.

Binnen de termijn van de beantwoording van deze vraag kan niet worden vastgesteld hoeveel arbeidsmigranten op dit moment met een geldende GVVA of TWV in Nederland werken. Wel is hieronder voor de jaren 2022 en 2023 weergegeven hoeveel TWV’s zijn verleend en hoeveel positieve adviezen het UWV heeft afgegeven aan de IND ten behoeve van een GVVA. Het aantal TWV’s omvat ook vergunningen voor vreemdelingen die om met andere motieven dan werk naar Nederland zijn gekomen, bijvoorbeeld voor studenten of asielzoekers die in Nederland werken.

2022 12.950 4.010
2023 16.140 4.090

Verleende tewerkstellingsvergunningen en advisering t.b.v. GVVA (bron: UWV). Het UWV maakt geen onderscheid tussen eerste aanvragen en verlengingsaanvragen.

Op derdelanders die vanuit een andere EU-lidstaat worden gedetacheerd is een ander regime van toepassing. In het kader van het vrij verkeer van diensten binnen de EU, kunnen arbeidsmigranten van buiten de EU via detachering ook werkzaamheden in Nederland verrichten. Het gaat dan om een elders binnen de EU, EER of Zwitserland gevestigde werkgever, die een dienst verricht voor een in Nederland gevestigde opdrachtgever, bijvoorbeeld een bouwproject. Deze werknemers zijn vrijgesteld van de tewerkstellingsvergunningsplicht, zolang zij voldoen aan alle voorschriften inzake verblijf en werkvergunning in het land waar de werkgever gevestigd is. Volgens het nationale meldloket voor gedetacheerde werknemers zijn deze werkgevers voornamelijk gevestigd in Polen en Litouwen en hebben de werknemers in de regel daar hun recht op werk verworven. In een onlangs gepubliceerd rapport van de Italiaanse oud-premier Enrico Letta wordt gesteld dat oneigenlijk gebruik van detachering voor derdelanders kan leiden tot oneerlijke concurrentie en slechte sociale bescherming van de werknemers.7 Dit blijkt ook uit het Adviesrapport «Geen derderangsburgers» van de Adviesraad Migratie.8 Letta en de Adviesraad bevelen daarom onder meer aan om het juridisch kader rondom detachering van derdelanders te verduidelijken. Zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport van de Adviesraad9 verwelkomt de Minister van SZW deze aanbeveling van harte en wordt hier actief op ingezet binnen de EU.

Vraag 55

Wat is er nodig om een tewerkstellingsvergunningsplicht van een Nederlandse tewerkstelling voor arbeidsmigranten van buiten de EU, met uitzondering van kennismigranten, mogelijk te maken? Moeten daar wetten en/of verdragen voor worden aangepast?

Antwoord 55

In de Wet arbeid vreemdelingen is opgenomen dat het een werkgever verboden is een vreemdeling van buiten de EU in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of zonder dat een vreemdeling in het bezit is van een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden bij die werkgever. Een tewerkstellingsvergunningplicht bestaat binnen de huidige wet- en regelgeving en vereist geen aanpassing van wetten en/of verdragen.

Voor bepaalde categorieën vreemdelingen of werkzaamheden geldt een soepeler toelatingsregime, waarbij geen tewerkstellingsvergunning nodig is of afgezien wordt van de toets op prioriteitgenietend aanbod binnen Nederland en de Europees Economische Ruimte (de zogenoemde arbeidsmarkttoets). Het gaat daarbij met name om banen waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de Nederlandse kenniseconomie. Voor kennismigranten hoeft een werkgever bijvoorbeeld alleen een verblijfsvergunning aan te vragen wanneer voldaan wordt aan het geldende salariscriterium. Het loon moet ook marktconform zijn. Ook voor derdelanders die op basis van het vrij verkeer van diensten naar Nederland gedetacheerd worden geldt op basis van huidige Europese jurisprudentie dat geen tewerkstellingsvergunning nodig is op het moment dat deze werknemer al een tewerkstellingsvergunning van een andere EU-lidstaat heeft.

Vraag 56

Onder welke constructies kunnen arbeidsmigranten van buiten de EU in Nederland werken? Welk percentage werkt in Nederland via een tewerkstellingsvergunning?

Antwoord 56

Arbeidsmigranten van buiten de EU kunnen in Nederland werken via een tewerkstellingsvergunning of met een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Daarnaast is het mogelijk dat arbeidsmigranten van buiten de EU worden gedetacheerd naar Nederland via een andere Europese lidstaat. Misbruik van deze route moet te allen tijde worden voorkomen. In Europees verband zet de Minister van SZW zich daarom onder andere in om het mandaat van de Europese Arbeidsautoriteit op dit gebied te versterken en om het juridisch kader rondom detachering van derdelanders te verduidelijken. Tot slot is het mogelijk dat een arbeidsmigrant van buiten de EU via de kennismigrantenregeling of andere specifieke regeling in Nederland wordt tewerkgesteld.

Het percentage arbeidsmigranten van buiten de EU dat in Nederland werkt via een tewerkstellingsvergunning is niet eenduidig en precies vast te stellen binnen de termijn van de beantwoording van deze vragen. In de beantwoording op vraag 54 wordt wel ingegaan op het aantal tewerkstellingsvergunningen en het aantal gecombineerde vergunningen voor verblijf en arbeid.

Vraag 57

Zijn alle arbeidsmigranten van buiten de EU verplicht een tewerkstellingsvergunning te hebben als zij in Nederland willen werken?

Antwoord 57

Voor werkgevers bestaat in beginsel een vergunningsplicht om arbeidsmigranten van buiten de EU/ EER arbeid te laten verrichten. Daarop geldt een aantal uitzonderingen die zijn opgenomen in het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. Zo hoeven werkgevers van gedetacheerde derdelanders en kennismigranten niet te beschikken over een tewerkstellingsvergunning als zij hen in Nederland willen laten werken. Daarnaast geldt voor bepaalde, specifieke categorieën vreemdelingen of werkzaamheden een soepeler toelatingsregime. Voor hen hoeven bijvoorbeeld geen vergunningen te worden aangevraagd, maar gelden wel andere voorwaarden. Dit geldt bijvoorbeeld voor buitenlandse studenten die in het kader van hun opleiding in Nederland stage lopen of een buitenlandse werknemer die wordt overgeplaatst binnen een internationaal concern.

Vraag 58

In welke gevallen heeft de EU een inperking van het vrije verkeer van personen toegestaan? Wat zijn hier de eisen voor?

Antwoord 58

Uw Kamer heeft de Raad van State in 2020 verzocht om een voorlichting uit te brengen over het reguleren van het vrije verkeer van personen en diensten. De Tweede Kamer heeft de voorlichting op 19 november 2020 openbaar gemaakt10.

In deze voorlichting beschrijft de Raad van State het volgende: Binnen de EU gelden de regels van het vrije verkeer van personen, werknemers, en diensten, en de vrijheid van vestiging. Deze vrijheden zijn gewaarborgd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en nader uitgewerkt in verschillende richtlijnen en verordeningen (bijvoorbeeld de EU-burgerschapsrichtlijn, de detacheringsrichtlijn en de dienstenrichtlijn). De mogelijkheden om op nationaal niveau regels te stellen over arbeidsmigratie, door het inperken van het vrij verkeer van personen en werknemers, zijn daarmee per definitie, of zo men wil: bewust, beperkt.

In haar voorlichting gaat de Raad van State verder in op mogelijkheden die het EU-recht biedt voor het nemen van nationale maatregelen en aan welke eisen deze dienen te voldoen, waaronder de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Uit deze opsomming blijkt dat nationale maatregelen toegestaan zijn wanneer ze bijvoorbeeld beogen sociale bescherming van werknemers te verbeteren, maar deze maatregelen mogen niet te ver gaan of het vrij verkeer te ver inperken. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft meermaals lidstaten teruggefloten die daarin te ver gegaan zijn.

In Europees verband en in bilaterale contacten met andere Europese lidstaten zet de Minister van SZW zich in om ook de schaduwzijde van het vrij verkeer onder de aandacht te brengen.

Vraag 59

Wat zijn de huidige kwalificatie-eisen voor de kennismigratieregeling?

Antwoord 59

Er gelden voor de nationale kennismigrantenregeling geen specifieke kwalificatie-eisen. Voor de definiëring van kennismigranten is vanaf het begin gekozen voor een eenduidig en objectief criterium, namelijk het salariscriterium11. In 2024 bedraagt dit criterium € 5.331,– bruto per maand voor kennismigranten vanaf 30 jaar, € 3.909,– bruto per maand voor kennismigranten jonger dan 30 jaar en € 2.801,– bruto per maand voor kennismigranten die voldoen aan de voorwaarden ten aanzien van het zoekjaar hoogopgeleiden. In het loon komt de waarde van de kennismigrant voor de Nederlandse arbeidsmarkt en (kennis)economie, waaronder de unieke kennis of vaardigheid van de kennismigrant, tot uiting. Het salaris van kennismigranten moet aan dit criterium voldoen en dient marktconform te zijn.

Vraag 60

Welke Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-uitkeringsgerechtigden vallen onder de «lopende gevallen» ten aanzien van de regeling voor loonloze tijdvakken? Zijn dat alle lopende WIA-uitkeringen met loonloos tijdvak? Welke criteria gelden daarvoor?

Antwoord 60

De regeling die in voorbereiding was, was alleen gericht op nieuwe instromers in de WIA. Na de uitspraak van de CRvB is de regeling ook gericht op lopende WIA-uitkeringen op en na 29 november 2023. De regeling is alleen bedoeld voor WIA-gerechtigden die instromen via de Ziektewet na een ziekmelding vanuit de situatie dat iemand een Werkloosheidswet-uitkering ontvangt. Daarnaast moet er sprake zijn van een loonloos aangiftetijdvak tijdens de WIA-referteperiode als gevolg van de (achteraf) betaling van WW-uitkering.

Daarnaast heeft deze regeling geen gevolgen voor uitkeringsgerechtigden die een dagloon hebben boven het maximum dagloon. Ook voor uitkeringsgerechtigden met een vervolguitkering heeft deze regeling geen gevolgen omdat hun uitkering is gebaseerd op WML.

Vraag 61

Vanaf welk moment worden «lopende gevallen» gecompenseerd voor een loonloos tijdvak?

Antwoord 61

Vanaf de datum van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (29 november 2023). UWV is aan het onderzoeken wanneer van «lopende gevallen» het dagloon wordt herzien. De verwachting is dat het dagloon van de lopende gevallen in de loop van 2024 zal worden aangepast en dat dit tot in 2025 zal voortduren.

Vraag 62

Volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over loonloze tijdvakken (ECLI:NL:CRVB:2023:2202 21/1392 WIA) dat de uitkering van WIA-gerechtigden vanaf moment van uitspraak of vanaf moment van start uitkering moeten worden herzien? Hoe is aan de uitspraak op dit punt gevolg gegeven?

Antwoord 62

Vanaf het moment van de uitspraak. Hieraan ligt artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht en de rechtspraak over duuraanspraken zoals een WIA-uitkering ten grondslag, die voorschrijft hoe moet worden omgegaan met toekenningsbesluiten in het verleden.12

Hierop bestaat een uitzondering als iemand bezwaar of (hoger) beroep heeft ingediend tegen een besluit vanwege een situatie zoals in de uitspraak. In dit geval staat een besluit niet «in rechte» vast en geldt de start van de uitkering. De WIA-uitkering wordt dan dus gewijzigd in lijn met de uitspraak vanaf het moment van de aanvang van de uitkering.

Vraag 63

Klopt het dat de regering het aantal mensen met problematische schulden wil halveren in 2030? Wat is de laatste prognose voor 2030? Gaat de regering dit doel halen op basis van het huidige beleid?

Antwoord 63

Het klopt dat het kabinet het aantal huishoudens met problematische schulden wil halveren in 2030 ten opzichte van 2015. Het CBS monitort de ontwikkeling van de landelijke schuldenproblematiek achteraf. Dat betekent dat er geen prognose is voor 2030. Op 1 januari 2015 was het aandeel huishoudens met een geregistreerde problematische schuld 8,6% (661.730 huishoudens). In 2021 heeft het CBS vier bronnen toegevoegd aan de definitie, wat heeft geleid tot een nieuwe definitie van problematische schulden.13 Het meest recente inzicht voor zowel de nieuwe als de oude definitie is van 1 januari 2023. Op dat moment was het aandeel huishoudens met geregistreerde problematische schulden volgens de oude definitie 8,6% (711.640 huishoudens). Volgens de nieuwe definitie is het aandeel huishoudens met problematische schulden 8,8% (726.210 huishoudens).

Vraag 64

Kunt u aangeven wat het aantal mensen is dat momenteel problematische schulden heeft en hoeveel hiervan schulden bij de overheid zijn?

Antwoord 64

Op 1 januari 2023 hadden 726.210 huishoudens geregistreerde problematische schulden. Dat is 8,8% van alle huishoudens. De stijging van de afgelopen jaren kan voor een belangrijk deel verklaard worden door het tijdelijk stopzetten van invorderingen van toeslagen en overige aanslagen tijdens de coronapandemie. In 2020 en 2021 zijn de invorderingen door de Belastingdienst en Dienst Toeslagen tijdelijk gestopt om mensen lucht te geven, waardoor schulden langer open stonden. Na corona zijn de invorderingen weer opgestart. Van de bronnen die bij het CBS bekend zijn van de overheid is in onderstaande tabel te zien hoeveel huishoudens daar geregistreerde problematische schuld hebben. Huishoudens kunnen bij meerdere bronnen geregistreerde problematische schulden hebben. Let op: dit gaat alleen over bronnen die in de definitie vallen van het CBS. Een groot deel van de schulden bij bedrijven is niet opgenomen in deze definitie.

Belastingdienst – overige aanslagen 328.360
Belastingdienst – toeslagen 163.010
Wet Mulder-boetes (CJIB) 123.680
Belastingdienst – oninbare schulden 92.920
Betalingsachterstand studieschuld (DUO) 75.620
Bijstandsvorderingen 35.360
Betalingsachterstand bij UWV 12.790
Betalingsachterstand bij SVB 2.590

Vraag 65

Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die worden genomen om problematische schulden en armoede te verminderen?

Antwoord 65

Binnen de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zijn veel maatregelen getroffen en/of in gang gezet om (kinder)armoede en problematische schulden te verminderen. Een actueel overzicht van deze maatregelen vindt u in de voortgangsrapportage van de aanpak. Op 19 december is de meest recente voortgangsrapportage met uw Kamer gedeeld.14 Begin juni volgt een nieuwe voortgangsrapportage.

Vraag 66

Waar wordt de 5 miljoen euro die in 2024 wordt overgeboekt naar Justitie en Veiligheid (J&V) voor de opvolging van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten aan besteed? Kunnen de uitgaven worden uitgesplitst?

Antwoord 66

Het kabinet verbetert de toegang tot het recht voor arbeidsmigranten en andere kwetsbare werknemers, zoals aangegeven in de Kamerbrief van 20 oktober 202315. Onderdeel van die verbetering is het versterken van het juridisch advies en ondersteuning via het Juridisch Loket. Het Ministerie van SZW draagt met deze € 5 miljoen bij in de kosten van de dienstverlening van het Juridisch Loket (hJL), voor zover deze uitgebreid en aangepast moet worden om de doelgroep te bereiken. Zo worden de dienstverleningskanalen voor de arbeidsmigranten op hen toegespitst ingericht en versterkt, de bekendheid met deze dienstverlening onder de doelgroep vergroot, wordt ingezet op het wegnemen van taalbarrières door in meer talen informatie te leveren en rechtszoekenden in eigen taal te kunnen helpen, zowel digitaal als telefonisch.

Hierbij zoekt het Juridisch Loket samenwerking met relevante instanties, zoals bijvoorbeeld Fairwork, Barka en gemeentelijke informatiepunten voor EU-arbeidsmigranten. De middelen worden via JenV aan het Juridisch Loket verstrekt (als subsidie) omdat JenV opdrachtgever en enige financier is van het Juridisch Loket.


  1. Jaarverslag NVVK 2023, https://jaarverslag.nvvk.nl/2023/cijfers.↩︎

  2. Factsheet statushouders en gezinsmigranten: rapportage inburgering, onderwijs, werk en bijstand | Divosa↩︎

  3. Een samenwerking tussen de Ministeries van SZW, JenV (inclusief NCTV en Nationale Politie), BZ, OCW en BZK (inclusief AIVD) met gemeenten en gemeenschappen.↩︎

  4. Kamerstukken II, 2023/24, 35 228, nr. 43↩︎

  5. Bron: Eurostat, geraadpleegd 21.5.2024.↩︎

  6. De Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), in het Engels ook wel de EFTA (European Free Trade Association)↩︎

  7. Enrico Letta, «Much more than a market»: https://www.consilium.europa.eu/media/ny3j24sm/much-more-than-a-market-report-by-enrico-letta.pdf↩︎

  8. Adviesraad Migratie, «Geen derderangsburgers. De risico’s voor gedetacheerde arbeidsmigranten en de Nederlandse samenleving».↩︎

  9. Kamerstukken II, 2023/24, 29 861, nr. 124.↩︎

  10. Voorlichting van de Raad van State van 18 november 2020, Kamerstukken II 2020/21, 35 359, nr. 23.↩︎

  11. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 164↩︎

  12. Deze besluiten staan «in rechte» vast als de bezwaartermijn is verstreken of als alle rechtsmiddelen zijn doorlopen.↩︎

  13. De bronnen die toegevoegd zijn aan de definitie zijn betalingsachterstanden bij de SVB en UWV, voor bijstandsvorderingen en voor de eigen bijdrage bij het gebruik van Wlz/Wmo-zorg.↩︎

  14. 2e voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  15. Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 29 544, nr. 1223↩︎