[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2024D22465, datum: 2024-05-31, bijgewerkt: 2024-07-08 15:06, versie: 5

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36550-VII-6).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36550 VII-6 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).

Onderdeel van zaak 2024Z06225:

Onderdeel van zaak 2024Z09517:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 550 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

36 550 XIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

36 550 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 6 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 juni 2024

De vaste commissie voor Digitale Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Economische Zaken en Klimaat en van Justitie en Veiligheid en de aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 31 mei 2024 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Kathmann

Adjunct-griffier van de commissie,
Muller

Vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

1

Vraag:

Waarom wordt een deel van de dekking voor de microchipssector (€ 22 miljoen) gezocht in de doorbouwgarantie (€ 175 miljoen), terwijl nog niet zeker is of het resterende bedrag van € 153 miljoen voldoende is voor een effectieve alternatieve invulling van het instrument? Wat wordt in dit verband bedoeld met «technisch afgeboekt»?

Antwoord:

Er is politiek besloten om ook vanuit de betrokken departementen bij te dragen aan de verschillende investeringen in het ondernemingsklimaat voor de microchipsector – waaronder op het gebied van woningbouw. Er wordt € 22 mln. binnen het budget doorbouwgarantie gereserveerd ten behoeve van investeringen in het ondernemingsklimaat microchipsector in de regio Eindhoven. Voor de herleidbaarheid worden deze middelen afgeboekt en zichtbaar gemaakt binnen de regeling «vestigingsklimaat». Voor de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het verder uit te werken scenario voor de doorbouwgarantie.

2

Vraag:

Welk deel van de verhoging van de uitgavenbudgetten voor het tariefgefinancierde deel van Doc-Direkt, OBF en RIS gaat naar digitale voorzieningen of innovaties en wat is daar de reden voor?

Antwoord:

Bij OBF is € 5,2 mln. opgenomen ten behoeve van digitale voorzieningen (voor beheer en onderhoud van het financieel systeemlandschap), voor RIS gaat het om € 0,3 mln. en bij Doc-Direkt betreft het € 11,2 mln. aan digitale voorzieningen (modulaire dienstverlening, implementatiekosten en ICT-kosten ten behoeve van de bedrijfsvoering).

3

Vraag:

Wat is de precieze reden van de verlaging van het budget met ongeveer 10 miljoen euro voor artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving voor 2024 en verder? In hoeverre speelt (verwachte) onderuitputting hierbij een rol?

Antwoord:

In de voorgaande jaren zijn de uitgaven op artikel 6 Overheidsdienstverlening en Informatiesamenleving lager uitgevallen dan begroot. Dit kent diverse oorzaken die nader zijn toegelicht in de jaarlijkse Slotwetten. Gezien de Rijksbrede financiële opgaven heeft het demissionaire kabinet bij de eerste suppletoire begroting 2024 besloten om de begroting structureel met € 9,5 mln. naar beneden bij te stellen.

4

Vraag:

Welk deel van het budget voor opdrachten voor de overheidsdienstverlening en voor de informatiesamenleving in artikel 6.2 wordt besteed aan andere overheidsorganisaties, zoals gemeentes en loketten, en welk deel van het budget gaat naar externe partijen?

Antwoord:

Naast middelen die beschikbaar worden gesteld voor externe partijen via inkoopopdrachten (naar verwachting € 6 mln.) zijn er in 2024 ook middelen begroot die gedurende het jaar gerealloceerd worden naar andere instrumenten, zoals subsidies aan externe partijen en bijdragen aan andere overheidsorganisaties.

5

Vraag:

Wat zijn de gevolgen van het verlaagde budget op de post Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving (6.2) voor het realiseren van de beleidsdoelen?

Antwoord:

Bestaande digitale voorzieningen blijven functioneren. De mogelijke gevolgen van het verlaagde budget zullen zich uiten in aangepaste prioriteiten bij nieuwe beleidsontwikkelingen.

6

Vraag:

Is op de posten Digitale dienstverlening en ICTU rekening gehouden met het toegankelijk maken van overheidswebsites en diensten, zoals verplicht door de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn? Zijn de middelen daarvoor toereikend?

Antwoord:

Binnen de subartikelen 6.2 en 6.7 zijn breder middelen gereserveerd voor de Digitale Toegankelijkheid dan alleen op de posten Digitale dienstverlening en ICTU, waaronder op de posten ondersteuning aan overheden en het inrichten van de toezichtsfunctie. Het tekort op de arbeidsmarkt aan ICT-specialisten vormt echter een reëel risico met betrekking tot digitale toegankelijkheid en het aantal overheidswebsites en apps die nog niet voldoen aan de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) richtlijnen. Aandacht hiervoor is nodig zodat overheidsorganisaties kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting tot digitale toegankelijkheid.

7

Vraag:

Welk deel van het gealloceerde budget van circa 51 miljoen euro in artikel 6.8 voor het vernieuwingsbudget van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) wordt besteed aan de Europese Digitale Identiteit (EDI)?

Antwoord:

Voor het programma EDI-stelsel NL, inclusief bureau Large Scale Pilots, is in 2024 € 15,3 mln. begroot, zie ook het Programmeringsplan Generieke Digitale Infrastructuur 2024 op pgdi.nl.

8

Vraag:

Kunt u de forse toename op de post Generieke Digitale Infrastructuur (6.8) in 2029 nader toelichten?

Antwoord:

Er is geen sprake van een forse toename van het budget in 2029 ten opzichte van voorgaande jaren. In begrotingsjaar 2024 is het jaar 2029 toegevoegd aan het meerjarenoverzicht van de begroting. De middelen voor 2029 zijn via de extrapolatie in de 1e suppletoire begroting toegevoegd. Dit wordt technisch weergegeven als een «mutatie» in 2029. Dit geldt voor de gehele BZK-begroting.

6.8 GDI 337.071 351.032 352.073 352.098 351.701 351.986

9

Vraag:

Kunt u de verdeling van middelen op de post Logius verder toelichten? Waarom wordt er in 2029 een grote verhoging van het budget verwacht?

Antwoord:

De middelen in 2024 op de post Logius zijn voor beheer & exploitatie van producten en diensten van de Digitale Overheid ad € 226 mln. (onder andere DigiD, MijnOverheid en Diginetwerk). Bij eerste suppletoire begroting is van deze post € 32,5 mln. gealloceerd naar het vernieuwingsbudget Logius (onder andere Inrichten Stelsel Toegang, Doorontwikkeling MijnOverheid, Herbouw Digipoort en het Federatief Berichten Stelsel). Tot slot is op deze post circa € 5 mln. gereserveerd voor de Herbouw Officiële Publicaties en de Herbouw Basiswettenbestand.

Er is geen sprake van een forse toename van het budget in 2029 ten opzichte van voorgaande jaren, zie ook het antwoord op vraag 8.

10

Vraag:

Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten?

Antwoord:

In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) 2023 komt terug dat de kosten voor intern ICT-personeel van het Rijk volgens de nieuwe berekenmethode € 1,23 mld. zijn. Dit bedraagt 10% van de totale interne personeelskosten (€ 12,6 mld). In 2023 was de ICT-inhuur 44% van de totale inhuur.

De totale uitgaven aan externe inhuur inclusief ICT inhuur mogen niet meer dan 10% van de totale personele uitgaven betreffen (de zogenaamde Roemernorm n.a.v. de motie Roemer). In het geval de norm wordt overschreden, is het uitgangspunt «leg uit» (comply-or-explain). De ministeries leggen verantwoording af in hun departementale jaarverslag. Er is geen specifieke norm voor de verhouding tussen interne medewerkers en extern ingehuurde ICT krachten.

In het kader van ICT inhuur heeft ABD Topconsult een advies geschreven «Grip op ICT inhuur». In dit rapport worden aanbevelingen gedaan om de externe inhuur van ICT’ers terug te dringen. Het rapport wordt meegestuurd met de aanstaande verzamelbrief digitalisering ten behoeve van aanbieding aan de Tweede Kamer.

11

Vraag:

Welk deel van het extra vrijgemaakt budget voor materiële uitgaven aan ICT, wat in artikel 11.1 wordt verhoogd van circa 1,3 miljoen euro naar circa 18,3 miljoen euro, wordt ingezet voor de genoemde verklaringen van Doc-Direkt, OBF en RIS, en waarvoor wordt dit extra budget ingezet?

Antwoord:

Doc-Direkt heeft € 11,2 mln. aan ICT-uitgaven gebudgetteerd. Dit bestaat uit uitgaven voor de modulaire dienstverlening, projectkosten (zoals implementatiekosten) welke 1 op 1 worden doorbelast aan afnemers, ICT-kosten ten behoeve van de bedrijfsvoering en innovatiekosten. Voor OBF (€ 5,2 mln.) betreft het vooral de uitgaven die gemaakt worden voor het beheer en onderhoud van het financieel systeem. Voor RIS gaat het om € 0,3 mln.

Vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

12

Vraag:

Kunt u de negatieve mutaties voor het Digital Trust Center, Cybersecurity, ICT-beleid en CSIRT-DSP toelichten (tabel 5)?

Antwoord:

De negatieve mutaties betreffen mutaties die bijdrages van andere overheidsdiensten aan het werk van DTC, CSIRT en Cybersecurity mogelijk maken. Voor DTC betreft het overboekingen naar RVO voor de subsidieregelingen «Cyberweerbaarheid» en «Mijn cyberweerbare zaak» en een overboeking van de ICT kosten van DTC aan DICTU. Bij CSIRT-DSP gaat het ook om ICT-kosten aan DICTU. Voor Cybersecurity betreft dit een overboeking naar RVO voor de financiering van het publiek-private samenwerkingsplatform dcypher (programmabureau cybersecurity) en een bijdrage van 100.000 euro van BZK voor het Centrum Informatiebeveiliging en Privacybescherming (CIP). Het samenwerkingsplatform dcypher faciliteert de verbinding tussen overheid, bedrijven en kennisinstellingen en is verantwoordelijk voor de agendering en programmering van cybersecurity kennis- en innovatie projecten en werkprogramma's (zie: Nederlandse Cybersecuritystrategie 2022–2028, Pijler ll). Verder gaat het voor ICT-beleid om een bijdrage aan Logius voor het project «KVK deponeren Groot» en een bijdrage aan TNO voor het Centre of Excellence – Data Sharing and Cloud. Voor de goede orde, deze laatste bijdrages moeten los worden gezien van de mutaties/bijdrages voor het DTC, het CSIRT en cybersecurity zoals hiervoor genoemd.

13

Vraag:

Wat valt er onder de post «ICT-beleid» (tabel 5)?

Antwoord:

Onder de post «ICT-beleid» valt het instrument «Kennis en Innovatie ICT» waarmee primair initiatieven worden gefinancierd om:

1) de samenwerking tussen ondernemers, wetenschap en overheid op het gebied van digitale innovatie te stimuleren bijvoorbeeld rond AI, cloud, en 6G (o.a. via de Topsector ICT en Nederlandse AI-Coalitie)

2) de tekorten op de arbeidsmarkt aan digitaal geschoolden aan te pakken en digitale vaardigheden te versterken (o.a. via de HCA ICT en de Smart Maker Academy).

14

Vraag:

Wat zijn de gevolgen van de opgelopen vertraging van de IPCEI Cloudinfrastructuur en services?

Antwoord:

Door de lange notificatieprocedure bij de Europese Commissie konden de beschikkingen niet eerder worden afgegeven dan eind 2023. De Nederlandse projecten zijn inmiddels allemaal gestart, dus de opgelopen vertraging heeft geen inhoudelijke gevolgen gehad voor de Nederlandse deelname aan de IPCEI CIS. Wel is het zo dat enkele projectonderdelen door de uitgestelde startdatum pas later afgerond worden dan initiaal geraamd was.

15

Vraag:

Welk deel van de posten MKB-innovatiestimulering Topsectoren en Topsectoren overig is bestemd voor de sector ICT?

Antwoord:

Allereerst wil ik benadrukken dat de hoeveelheid subsidie uit de gehele de Mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT-regeling) die naar de sector ICT gaat afhankelijk is van de kwaliteit van de aanvragen uit de sector zelf en hoe succesvol deze zijn in hun subsidieaanvraag voor een van de instrumenten van de MIT. Het succes van de subsidieaanvraag hangt af van het beschikbare budget. Bij sommige instrumenten is er sprake van loting voordat subsidie wordt toegekend. Door deze factoren kan het dat aanvragen, ondanks dat ze van voldoende kwaliteit zijn, geen subsidie toegekend krijgen.

In 2022 is er 16,3 miljoen euro naar ICT projecten gegaan via de MIT-regeling, wat neerkomt op 27 procent van de totale toegekende gelden uit de MIT-regeling in dat jaar (60,8 miljoen euro). Dit zijn toegekende subsidiegelden die zowel door het Rijk als door de regio’s gefinancierd worden. Dit betreffen subsidiegelden die zijn toegekend aan ICT-projecten vanuit de vijf instrumenten van de MIT: R&D-samenwerkingsprojecten (R&D-S) die een speciale AI-module heeft, haalbaarheidsstudies (HBH), MIT-kennisvouchers, Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI)-netwerkbijeenkomsten en TKI-innovatiemakelaars.

Binnen drie instrumenten is er sprake van een vastgesteld budgetplafond voor de topsector ICT vanaf 2024. De instrumenten TKI-innovatiemakelaars en TKI-netwerkactiviteiten hebben een gecombineerd budgetplafond van 200.000 euro voor de topsector ICT. Het instrument R&D-S heeft een vastgesteld budgetplafond van 3.550.000 euro voor AI-projecten voor de topsector ICT.

Buiten de budgetplafonds van de genoemde instrumenten kunnen er nog steeds subsidiegelden aan de sector ICT toegekend worden vanuit de MIT via MIT-haalbaarheidsprojecten, MIT-kennisvouchers en de reguliere R&D-S.

Onder de bijdragen aan (inter)nationale organisaties onder Topsectoren overig (o.a. bijdrage aan NWO en bijdragen aan o.a. Wetus in de context van Strategisch Belangrijke Onderzoeksprogramma’s (SBO)) zijn geen specifieke posten bestemd voor de sector ICT.

16

Vraag:

Hoe verklaart u de minder dan verwachte aanvragen op het Deep Tech Fund in 2023? Hoe wordt onderuitputting voortaan voorkomen?

Antwoord:

In de loop van 2023 heeft het Deep Tech Fund (DTF) het investeringsteam verder uitgebouwd. Hoewel er veel vraag was vanuit de markt, zijn er wegens initieel tekort aan capaciteit bij het team minder aanvragen behandeld. Voor 2024 zal er naar verwachting meer worden gecommitteerd dan op het moment begroot. Bij Miljoenennota worden de ramingen van het Toekomstfonds herzien in samenwerking met het Ministerie van Financiën. Hierbij wordt onderzocht of het budget van DTF uit latere jaren naar voren gehaald kan worden.

Over het algemeen geldt dat de daadwerkelijke kapitaalsopname van Invest-NL uit het Toekomstfonds niet gelijk loopt met de gecommitteerde bedragen. Bij een transactie committeren investeerders zich namelijk voor een bepaald bedrag, dat dan niet altijd meteen wordt uitgekeerd. Tussen het moment van committeren en het werkelijk uitkeren van de bedragen kan maanden tot zelfs een jaar zitten. Invest-NL neemt alleen bedragen op uit het DTF zodra het overgaat tot daadwerkelijke uitkeringen aan bedrijven.

Het DTF is een zogenaamd multi-stage fonds. Dat betekent dat het DTF relatief vroeg instapt en meerdere rondes mee kan financieren. Een gevolg daarvan is dat het initiële commitment in alle gevallen wordt vervolgd door een tweede, en soms een derde commitment. Dat kan over een periode van meerdere jaren zijn, waarbij de latere rondes vaak grotere bedragen vragen, tot ruim 30 miljoen euro. Het DTF houdt rekening met deze toekomstige vervolgrondes. Het DTF zal naar verwachting binnen 2 tot 3 jaar uit-geïnvesteerd zijn.

17

Vraag:

Hoeveel geld uit het Nationaal Programma Groningen gaat naar het ontwikkelen van digitale economische activiteit in de Provincie?

Antwoord:

Uit het Nationaal Programma Groningen wordt momenteel om en nabij 2 miljoen euro besteed aan drie projecten die zich richten op het ontwikkelen van digitale economische activiteiten.

Dit betreft de Digitale Top Groningen, de Digitale Academie en het Digitaal Centrum Oost-Groningen. Mogelijk kunnen in de toekomst meer projecten volgen die zich richten op digitalisering.

18

Vraag:

Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten?

Antwoord:

Zie ook het antwoord op vraag 10. In de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) 2023 komt terug dat de kosten voor intern ICT-personeel volgens de nieuwe berekenmethode 1.233 miljard euro zijn. Dit bedraagt 10% van de totale interne personeelskosten (12.609 miljard euro). In 2023 was de ICT-inhuur 44% van de totale inhuur.

De totale uitgaven aan externe inhuur inclusief ICT inhuur mogen niet meer dan 10% van de totale personele uitgaven betreffen (de zogenaamde Roemernorm n.a.v. de motie Roemer). Deze uitgavennorm voor externe inhuur is richtinggevend, waarbij achteraf door de desbetreffende Minister wordt verklaard waarom de norm al of niet is gerealiseerd. In het geval dat de norm wordt overschreden, is het uitgangspunt «leg uit» (comply-or-explain). De ministeries zijn verantwoordelijk voor het voldoen aan de norm. Zij leggen verantwoording af in hun departementale jaarverslagen. Er is geen specifieke norm voor de verhouding tussen interne medewerkers en extern ingehuurde ICT krachten.

In het kader van ICT inhuur heeft ABD Topconsult voor het Rijk een advies geschreven «Grip op ICT inhuur». In dit rapport worden aanbevelingen gedaan om de externe inhuur van ICT’ers terug te dringen. Dit rapport wordt meegestuurd als bijlage met de laatste verzamelbrief ten behoeve van aanbieding aan de Tweede Kamer.

19

Vraag:

Hoe verklaart u de negatieve mutaties de komende jaren op de materiële uitgaven ICT?

Antwoord:

De negatieve mutaties betreffen boekingen (mutaties) van centraal materieel ICT geld naar decentrale ICT projecten bij diverse diensten van EZK.

Vragen inzake wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

20

Vraag:

Welk budget is er bij het ministerie gereserveerd voor de implementatie van de NIS2-richtlijn? Waar zijn deze gereserveerde middelen te vinden?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

21

Vraag:

Kunt u uitleggen waarom de € 18 miljoen voor verbeteringen aan het Basis Informatie Systeem (BIS) pas in 2025 wordt uitgegeven? Hoe wordt dit verbeterplan ingevuld?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

22

Vraag:

Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten (art. 34.1)?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

23

Vraag:

Kunt u de kostenpost ICT nader invullen (art. 34.1)?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

24

Vraag:

Is het verhoogde budget voor het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) in 2029 gevolg van de samenvoeging met het Digital Trust Center (DTC)? Zo niet, waarom is het budget in dit jaar verhoogd met € 45 miljoen?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

25

Vraag:

Welk aandeel van het eigen personeel en welk aandeel van extern ingehuurden bedraagt ICT’ers? Wat is de gewenste verhouding tussen intern- en extern ingehuurde ICT-krachten (art. 91.1)?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

26

Vraag:

Kunt u de kostenpost ICT nader invullen (art. 91.1)?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

27

Vraag:

Wat zijn de verwachte extra lasten de komende jaren door onderhoud of noodzakelijke hervormingen van het apparaat ICT? Welke extra lasten loopt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) op door verouderde ICT (tabel 12)?

Antwoord:

De beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid heeft u separaat ontvangen.

Overkoepelende vragen die betrekking hebben op de drie bovenstaande begrotingsstaten

28

Vraag:

Kunt u inzichtelijk maken welk aandeel van het applicatielandschap van de rijksoverheid geleverd wordt door Microsoft, Amazon en Google? Is het duidelijk hoeveel het Rijk jaarlijks betaalt aan deze techleveranciers?

Antwoord:

Het applicatielandschap van de rijksoverheid is decentraal geregeld, wordt ondersteund door verschillende IT-dienstverleners en gecontracteerde partijen maken op hun beurt weer gebruik van derde partijen. Op het Rijks ICT-dashboard wordt per grote IT-activiteit wel aangegeven welke primaire partij betrokken is.

29

Vraag:

Kunt u inzichtelijk maken welk aandeel van het applicatielandschap van de rijksoverheid afkomstig is van Nederlandse leveranciers? Is het duidelijk hoeveel het Rijk jaarlijks betaalt aan nationale leveranciers?

Antwoord:

De nationaliteit van leveranciers wordt niet vermeld op het Rijks ICT-dashboard. Wel wordt in het inkoopproces vanuit veiligheidsbelang gekeken naar de leverancier en het land waarin de voornaamste IT-activiteiten verricht worden.

30

Vraag:

Hoe grootschalig is het gebruik van cloudopslag en -diensten bij de rijksoverheid? Wat is hierbij de verdeling van IaaS (Infrastructure-as-a-service), PaaS (Platform-as-a-service) en SaaS (Software-as-a-service) diensten? Hoe wordt dit gemonitord?

Antwoord:

De verdeling van de typen dienstverlening (IaaS, PaaS, SaaS) wordt niet gemonitord. Op dit moment wordt door de Auditdienst Rijk en door de Algemene Rekenkamer onderzoek gedaan naar het gebruik van cloud bij het Rijk. De resultaten van deze onderzoeken worden met uw Kamer gedeeld zodra deze beschikbaar zijn.