[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over de nadere reactie op de aangenomen moties van het lid Joseph n.a.v. het plenaire debat over oversterfte (Kamerstuk 25295-2178)

Infectieziektenbestrijding

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D22470, datum: 2024-05-31, bijgewerkt: 2024-06-07 12:12, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D22470).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z06566:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D22470 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 15 april 2024 Nadere reactie op de aangenomen moties van het lid Joseph n.a.v. het plenaire debat over oversterfte (Kamerstuk 25 295, nr. 2178).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Agema

Adjunct-griffier van de commissie,

Abma-Mom

Inhoudsopgave

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

II. Reactie van de Minister

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben de reacties op de aangenomen moties van lid Joseph naar aanleiding van het debat over oversterfte gelezen en hebben hierover op dit moment geen aanvullende vragen of opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op de aangenomen moties van het lid Joseph naar aanleiding van het plenaire debat over oversterfte. Zij hebben hierbij nog een enkele vraag.

Met betrekking tot de motie over een onafhankelijk en integraal wetenschappelijk onderzoek naar de redenen en oorzaken van oversterfte sinds 2020, hebben de leden van de VVD-fractie inmiddels kennisgenomen van het advies van de begeleidingscommissie van ZorgOnderzoek Nederland en het gebied Medische Wetenschappen (ZonMw). De leden van de VVD-fractie begrijpen waarom de begeleidingscommissie geen noodzaak ziet voor een overkoepelend integraal onderzoek en hebben om dezelfde reden de motie niet gesteund.

De leden van de VVD-fractie hebben meermaals gevraagd naar de effecten van maatregelen die zijn genomen tijdens de coronapandemie. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister wanneer de uitkomsten van het onderzoek naar deze middellangetermijneffecten verwacht worden

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het advies met betrekking tot de vraag naar een overkoepelende duiding van de resultaten van het deelprogramma oversterfte, is om te wachten tot alle onderzoeksresultaten van lijn 3 beschikbaar zijn. Kan de Minister een inschatting geven wanneer dit ongeveer zal zijn? En is de Minister het eens met dit advies om te wachten? Zo nee, waarom niet?

Tot slot gebruiken de leden van de VVD-fractie dit schriftelijk overleg om nog een vraag te stellen over de reactie op vragen die door genoemde leden zijn gesteld tijdens het plenaire debat over oversterfte. Wanneer is duidelijk of de planning voor het komen tot een centraal vaccinatieoverzicht haalbaar is? En kan de Minister aangeven hoe groot de vertraging in de realisatie en implementatie kan zijn, indien het niet mogelijk blijkt om financiële middelen hiervoor vrij te maken?

Vragen en opmerkingen NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op de aangenomen moties van het lid Joseph naar aanleiding van het plenaire debat over oversterfte.

Tijdens het debat over oversterfte heeft de NSC-fractie samen met andere fracties een motie ingediend voor een integraal onderzoek naar oversterfte die met een ruime meerderheid door de Kamer is aangenomen. Sinds 2020 is oversterfte aanhoudend aanwezig in Nederland, waarmee er een nieuwe dreiging is ontstaan in de volksgezondheid. COVID-19 is een onderdeel van deze oversterfte, echter de wetenschap kan niet alles verklaren vanuit de acute fase van COVID. Dit kunnen we niet onopgemerkt voorbij laten gaan. De hogere sterfte behoeft grondiger onderzoek, we praten immers over mensenlevens. Wat zijn de oorzaken en de gevolgen voor mens en maatschappij? Wat kunnen we hiervan leren voor de toekomst? Kunnen we effectieve (preventieve) maatregelen nemen? Wat betekent dit voor het overheidsbeleid, een volgende pandemie, de volksgezondheid, maar ook bijvoorbeeld voor de pensioenen?

De leden van de NSC-fractie begrijpen uit de reactie van de Minister dat zij de wens om onderzoek te doen naar en verklaringen te vinden voor oversterfte ondersteunt. De Minister wijst op diverse onderzoeken die hebben plaatsgevonden en nog lopen, gefinancierd via ZorgOnderzoek Nederland en het gebied Medische Wetenschappen (ZonMw). De Minister geeft daarbij aan dat ze er belang aan hecht om de uitkomsten van het lopende onderzoek te betrekken bij de afweging om nieuw onderzoek te laten verrichten. Daarnaast heeft de Minister op 29 mei 2024 een advies van ZonMw naar de Tweede Kamer gestuurd, waarin het bestuur van ZonMw adviseert geen overkoepelend integraal vervolgonderzoek naar oversterfte uit te (laten) voeren. Met de aangenomen motie vanuit de Tweede Kamer is het volgens de leden van de NSC-fractie echter niet de vraag of we een nieuw onderzoek moeten verrichten zoals de Minister en het bestuur van ZonMw lijken te stellen, maar is het de vraag wanneer het nieuwe integrale onderzoek naar oversterfte gaat starten. Deelt de Minister deze mening?

De leden van de NSC-fractie horen graag wat de Minister als beperkingen ziet van een integraal onderzoek en wat er volgens de Minister nodig is om een integraal onderzoek te laten slagen. De leden van de NSC-fractie kijken graag naar wat er wel kan ten behoeve van de volksgezondheid. Graag ontvangen deze leden hier een antwoord op van de Minister.

De leden van de NSC-fractie zijn het met de Minister eens dat het van belang is de uitkomsten van de gedane en bijna afgeronde onderzoeken te betrekken bij de opzet van het nieuwe integrale onderzoek. Een groot deel van de onderzoeken gefinancierd vanuit ZonMw is al afgerond en de leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat Minister bij alle onderzoeken die nog lopen ook al uitvraag heeft gedaan naar de resultaten tot nog toe. Kan de Minister de Kamer inlichten over die resultaten? Kan de Minister, op basis van deze resultaten, een visie schetsen over de te verwachten oversterfte in de toekomst en hoe de Minister daarnaar wil gaan handelen?

De leden van de NSC-fractie vinden het van belang om niet langer te wachten met het integrale onderzoek naar oversterfte. De onderzoeken gefinancierd vanuit ZonMw waren niet integraal maar erg gefragmenteerd. Ze gaan over kleine onderdelen die mogelijk oorzaak zijn van een deel van de oversterfte, bijvoorbeeld: het effect van uitgestelde dotteringrepen onder hartpatiënten op de oversterfte in 2021, het effect van leefstijl in het verleden op oversterfte in 2021, het effect van vermeden huisartsenbezoeken op oversterfte in 2021. Daarnaast gaan de onderzoeken over een zeer korte tijdsperiode, namelijk de jaren 2020 en 2021, terwijl we nu al zien dat de oversterfte veel langer voortduurt. De leden van de NSC-fractie ondersteunen dan ook de suggestie van de ZonMw onderzoekscommissie om de oversterfte in de jaren 2022, 2023 en 2024 ook te onderzoeken. Echter de zorgen van genoemde fractie liggen bij het punt dat hiermee de oversterfte (nog) niet wordt voorkomen en dat er dus haast bij is om over te gaan op preventie van de oversterfte. Kan de Minister al conclusies verbinden aan de gefragmenteerde onderzoeken die er nu liggen wat helpend kan zijn voor de toekomst?

Tijdens het debat over oversterfte hebben de leden van de NSC-fractie met andere partijen ook een motie ingediend om ervoor te zorgen dat data eenvoudig en goedkoop beschikbaar blijven in de Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) Remote Acces omgeving voor wetenschappelijke vervolgonderzoeken. Waarbij niet alleen gedacht wordt aan vervolgonderzoek naar oversterfte, maar bijvoorbeeld ook voor onderzoek naar post-COVID. Ofwel onderzoeken waarvoor grotendeels dezelfde data nodig is, maar dezelfde onderzoekers weer opnieuw dezelfde rekeningen moeten betalen voor het inrichten van een nieuwe remote acces omgeving voor het nieuwe onderzoek. De Minister geeft aan dat het kabinet van mening is dat het CBS reeds passende invulling geeft aan de wens van de Kamer voor wat betreft de toegang tot de remote acces omgeving. En dat het CBS niet kan voldoen aan de wens van de kamer om marginale kosten in rekening te brengen aan onderzoekers, maar dat het CBS de integrale kostprijs moet doorberekenen. De leden van de NSC-fractie begrijpen dat het CBS een prijs voor de door hun gemaakte kosten moet doorberekenen aan onderzoekers, maar hebben niet voor niets de motie ingediend. Hoe verhoudt zich deze stellingname tot de aangenomen motie?

Onderzoekers die oversterfte hebben onderzocht via financiering van ZonMw zijn tegen hoge kosten opgelopen in de dataverzameling. Iedere onderzoeker voor zich moest dezelfde data opvragen, betalen en koppelen. Het gaat daarbij over data uit verschillende bronnen die ieder op zich weer betaald moeten worden en geüpload in de remote acces omgeving van het CBS, denk aan kosten voor bij het CBS zelf, Vektis (business intelligence centrum voor zorg), DHD (zorg voor data) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De kosten stapelen zich op voor ieder afzonderlijk onderzoek. Deelt de Minister de mening dat dit allemaal kosten zijn die vervolgens niet meer besteedt kunnen worden aan het onderzoek zelf?

Daarnaast hebben de leden van de NSC-fractie vernomen dat die dataverzameling bij de eerdere oversterfteonderzoeken ontzettend veel tijd heeft kost, wat ten koste ging van de tijd die overbleef voor het werkelijk uitvoeren van het onderzoek. Dezelfde problemen ondervinden de onderzoekers die nu bezig zijn met onderzoek naar post-COVID, waar dezelfde data voor nodig zijn. Deelt de Minister deze mening? De leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat het «doelbindingsprincipe» hierbij in de weg kan staan wat wetenschappers ervan weerhoudt om een eerder ingerichte veilige Remote Access omgeving met data koppelingen te hergebruiken voor gelieerde vervolgonderzoeken. Het CBS vraagt hen de opstartkosten opnieuw te betalen, alsmede de rekeningen van externe databronnen als Vektis. Deelt de Minister de mening dat deze dubbele kosten verspilling zijn van publiek geld? Is de Minister ervan op de hoogte dat dit volgens de onderzoekers in strijd is met artikel 2 en 5 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en kan de Minister hierop reflecteren? Is de Minister het met de leden van de NSC-fractie eens dat het zonde is van de overheidsgelden als ieder deelonderzoek apart dezelfde data moet financieren? Kan de Minister aangeven wat het doelbindingsprincipe inhoudt? Of het doelbindingsprincipe in de voorgenoemde voorbeelden noodzakelijk is? En bij welk mandaat dit doelbindingsprincipe wordt gehandhaafd en gerechtvaardigd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de nadere reactie op de aangenomen moties van het lid Joseph n.a.v. het plenaire debat over oversterfte. De leden hebben geen vragen aan de Minister.

II. Reactie van de Minister