[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage programma Woningbouw

Integrale visie op de woningmarkt

Brief regering

Nummer: 2024D23062, datum: 2024-06-05, bijgewerkt: 2024-07-12 17:08, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32847-1187).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32847 -1187 Integrale visie op de woningmarkt.

Onderdeel van zaak 2024Z09766:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

32 847 Integrale visie op de woningmarkt

Nr. 1187 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2024

Hierbij bied ik u de jaarlijkse voortgangsrapportage van het programma Woningbouw aan (bijlage 1). Dit is de eerste voortgangsrapportage van de in totaal zes programma’s die onder de Nationale Woon- en Bouwagenda vallen. De andere rapportages volgen de komende tijd. Verder geef ik u via deze brief inzicht in de actualisatie van de woondeals, de stappen die in de woningbouwprogrammering worden gezet rondom wonen en zorg voor ouderen en de stand van zaken rondom de kritische succesfactoren (KSF) bij woningbouw. Ook treft u in bijlage 2 een overzicht (CW3.1) aan waarin de beleidskeuzes ten aanzien van de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen nader worden toegelicht.

Met deze voortgangsrapportage geef ik inzicht in de resultaten op het gebied van woningbouw in het afgelopen jaar. Daarbij kijk ik regelmatig ook verder terug: wat is er de afgelopen kabinetsperiode bereikt?

Doorbouwen aan voldoende woningen

De woningbouw heeft vanaf de start van het kabinet doorlopend te kampen met veranderende omstandigheden. Toch zijn er de afgelopen twee jaar bijna 180.000 woningen bijgekomen. Dit is een prestatie van formaat, die samen met de inzet van medeoverheden, woningcorporaties en marktpartijen is bereikt.

In de periode 2024 tot en met 2030 is er nu nog een resterende opgave van 800.000 woningen. Dat is geen gemakkelijke opgave, want dit betekent dat er jaarlijks meer dan 100.000 extra woningen gebouwd moeten worden. Ook na 2030 blijven er nieuwe huizen nodig.

De opgave van het inlopen van het woningtekort was al sinds de start van dit kabinet bekend. De afgelopen periode heb ik hier vol op ingezet, onder meer door verschillende financiële regelingen op- en voort te zetten.

Zoals aangegeven in mijn brief van 22 mei 2024.1 is er in 2022 en 2023 door dit kabinet zo’n € 11 miljard aan Rijksmiddelen vrij gemaakt om bij te dragen aan woningbouw en de daarvoor noodzakelijke maatregelen. De inschatting is dat hiermee de realisatie van ongeveer 700.000 woningen in de periode tussen nu en 2035 wordt ondersteund. Dit kabinet heeft met deze middelen een grote impact kunnen maken. Naar de toekomst toe is het van belang om te beseffen dat we er hiermee nog niet zijn. Onder andere door de gemaakte afspraken in woondeals is inzichtelijk gemaakt dat de opgave op termijn onverminderd groot is. Er zal ook verder in de tijd gepland moeten worden. Dit doe ik bijvoorbeeld door nieuwe zoekgebieden voor grootschalige woninglocaties te verkennen en aan te wijzen in de Nota Ruimte.

De plannen voor nieuwe woningen zijn er: dat zie ik terug in de cijfers over wat er in de pijplijn zit2. Dit betreft de cijfers over de plancapaciteit zoals ABF die publiceert, maar ook uit cijfers van het CBS die recent begonnen is met een kwartaalrapportage «woningen in de pijplijn». Uit deze CBS pijplijn blijkt dat er eind 2023 58 duizend meer «vergunde woningen» in de pijplijn zaten dan aan het eind van 2015. Daarbij vermeldt het CBS bovendien dat deze toename niet wordt veroorzaakt doordat bouwprojecten steeds langer stilliggen, maar doordat er steeds meer woningen bij gebouwd gaan worden. De cijfers van ABF en CBS stemmen mij positief. Maar er moet niet onderschat worden dat er in 2024 en 2025 waarschijnlijk nog een dip in de woningbouw aankomt. De afgelopen periode zijn namelijk minder projecten gestart met de bouw, doordat de bouwkosten en rente zo sterk waren gestegen. De realisatie van het eerste kwartaal van dit jaar bevestigt deze verwachting en laat inderdaad een daling van de woningbouwproductie zien.

Via de Startbouwimpuls, die ervoor zorgt dat de bouw van ongeveer 30.000 woningen in 2024 en begin 2025 van start kan, wordt de verwachte dip zoveel mogelijk beperkt. Tot en met het eerste kwartaal van 2024 is van tenminste 2621 woningen de bouw gestart. Dit overzicht wordt per kwartaal geactualiseerd, en waar de start van de bouw achterblijft, onderzoeken we hoe we dit kunnen bespoedigen.

Gelukkig zie ik dat de economische omstandigheden voor de bouw inmiddels zijn verbeterd. De rente en bouwkosten stijgen niet meer en mensen kunnen weer meer besteden, waardoor de huizenprijzen weer stijgen. Dit laatste is voor starters op de woningmarkt wellicht minder positief, maar voor de woningbouw staan met deze verbeterde economische omstandigheden de seinen weer op groen. Projecten die stil zijn komen te liggen, kunnen nu weer van start. Dat gaat niet vanzelf: alle betrokken partijen moeten samen alles op alles zetten om de productie weer zo snel mogelijk op te voeren. Dit betekent snel starten met de bouw van wat al vergund is en snel vergunnen wat op korte termijn gebouwd kan worden. En inzetten op alle mogelijkheden die ik heb: van optoppen en splitsen tot een straatje erbij en de realisatie van flexwoningen.

Aanvullend op de 17 grootschalige NOVEX-gebieden die in het voorjaar van 2022 zijn vastgesteld, verken ik de mogelijkheden om nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw aan te wijzen via de Nota Ruimte. Dat is nodig om ook het woningtekort na 2030 aan te kunnen pakken. Hierover worden realisatieafspraken gemaakt met alle betrokken partijen. Het Rijk houdt hier de komende jaren regie op. Dat zorgt voor effectief ruimtegebruik, continuĂŻteit in de bouw en het lostrekken van een veelvoud aan private investeringen.

Ik informeer uw Kamer separaat over de voortgang van de aanpak grootschalige woningbouw. Daarbij ga ik ook in op het verkennen van zoekgebieden voor grootschalige woningbouw via het voorontwerp van de Nota Ruimte.

De woningbouwopgave blijft groot. Om op volle kracht vooruit te kunnen gaan, moet ook vol ingezet blijven worden op meer regie op de volkshuisvesting. In deze brief ga ik hier verder op in.

Actualiseren woningbouwopgave

Ook de komende jaren moet er met meer regie – en met meer tempo – meer betaalbare woningen gebouwd worden. In de regionale woondeals, die ik met provincies en gemeenten heb gesloten, staat waar er gebouwd gaat worden: in steden en bij kleine kernen, zowel binnen- als buitenstedelijk.

Daarnaast ga ik met IPO en de provincies in gesprek over de regelmaat waarmee de woningbouwprogrammering moet worden bijgesteld. De PRIMOS-prognose van juli 2023 van ABF Research onderstreepte de noodzaak van periodieke bijstelling. Het tekort aan woningen was namelijk al hoog: 3,9% in 2022. Mede door de veranderende huishoudensamenstelling (meer kleinere huishoudens) en groei van de bevolking is het woningtekort naar 4,8% opgelopen in 2023 en nam de bouwopgave toe. Bij de toename van het woningtekort speelt ook een betere meting van de beschikbare langdurige leegstand van woningen een rol. Het aantal beschikbare woningen werd in PRIMOS 2023 als gevolg van die verbeterde meting, met circa 40.000 woningen lager ingeschat.

Op basis van de PRIMOS-prognose blijkt dat er in de periode 2022 tot en met 2030 44.100 extra woningen boven op het aantal uit de woondeals nodig zijn om tot een evenwichtige situatie op de woningmarkt te komen. Daarom heb ik eind januari 2024 aan alle provincies gevraagd door middel van een bod aan te geven welk aandeel zij in de aanvullende opgave als inspanningsverplichting op zich kunnen nemen.

Inmiddels heeft iedere provincie hierop gereageerd. Op 29 mei 2024 heb ik tijdens een Bestuurlijk Overleg de extra bouwaantallen met de provincies besproken en afgesproken dat zij met gemeenten in gesprek gaan om het totaal van 54.536 extra woningen door te vertalen naar gemeenten in de regionale programmering. De provincies Gelderland en Utrecht hebben in beperkte mate extra woningen in de programmering opgenomen, dit betekent dat in deze twee provincies het woningtekort minder snel wordt ingelopen. Andere provincies compenseren de beperkte extra bijdrage uit deze twee provincies. In totaal wordt er daarom toch voorzien in (zelfs iets meer dan) het noodzakelijke aantal extra woningen in de periode tot en met 2030. Hiermee is de gezamenlijke inzet conform de maatschappelijke opgave van in totaal 991.185 woningen in de periode 2022 tot en met 2030. Bij realisatie van dit aantal zal het woningtekort per 2031 teruggebracht zijn tot een evenwichtig niveau van twee procent. Om dit evenwicht te behouden, zal de woningbouw na 2030 moeten meegroeien met de groei van het aantal huishoudens (vanwege bevolkingsgroei en afname van het aantal personen per huishouden) en de sloop van woningen.

Provincies hebben zorgen over de voortgang van de woningbouw en de daarmee verbonden knelpunten en randvoorwaarden. Deze zorgen herken ik. Netcongestie, tekort aan ambtelijke capaciteit, de investeringscapaciteit van corporaties en de aansluiting op drinkwater worden vaak genoemd als knelpunt. In deze brief en in het hoofdstuk over de kritische succesfactoren in de voortgangsrapportage ga ik hier verder op in.

Het blijft van belang dat provincies potentiĂ«le locaties voor woningbouw in ruimtelijke plannen opnemen. Dan kan ik met collega’s van andere departementen kijken waar de voortgang knelt, om hoeveel woningen het gaat en hoe we hier een gerichte aanpak voor kunnen maken. Ook dit heb ik op 29 mei in het Bestuurlijk Overleg met alle provincies besproken.

Ter ondersteuning van de provincies en gemeenten heb ik in 2022 en 2023 € 14,5 miljoen toegekend aan specifieke uitkeringen voor het uitvoeren van de woondeals. Dit jaar zal ik nogmaals € 10 miljoen toekennen aan provincies voor de uitvoering en herijking van de woondeals en voor het opzetten van versnellingstafels. Hiermee geef ik invulling aan de motie Pouw-Verweij CS3.

De provincie Noord-Brabant, specifiek de regionale woondeal Zuidoost Brabant, neemt een bijzondere positie in de actualisering van de programmering van de woondeals in. Recent heeft het kabinet besloten om knelpunten weg te nemen waar bedrijven en kennisinstellingen uit de chipsector in die regio tegenaan lopen. Het gaat dan om beschikbaar talent, mobiliteit, woningbouw en energie. In de regio Zuidoost Brabant zijn tot en met 2030 ruim 62.000 woningen nodig. Dit is aanzienlijk meer dan het eerdere aantal afgesproken woningen in de woondeal. Ten opzichte van de woondeal uit 2023 is afgesproken om, in de periode tot en met 2030, 17.000 woningen en circa 2.300 studentenwooneenheden (zelfstandig en onzelfstandig) extra te realiseren in de Metropoolregio Eindhoven.

Actualisatie extra opgave doorvertalen naar regio’s

Ik heb de provincies in mijn brief eind januari ook gevraagd om hun aanbod voor extra woningen door te vertalen naar gemeenten in de regionale woningbouwprogrammering. Daarbij geef ik de provincies ruimte om dit proces zorgvuldig met gemeenten te doorlopen. Het hoeft daarbij niet alleen te gaan om nieuwe locaties. Ik denk ook aan extra woningen door verdichten, optoppen, benutten van leegstaande panden, splitsen en het naar voren halen van locaties. Ook kan, vooruitlopend op definitieve woningbouw, worden gedacht worden aan het plaatsen van flexwoningen.

De resultaten van deze doorvertalingen worden eind 2024 met de provincies en regio’s besproken in de Bestuurlijke Overleggen (BO’s) over de woondeals. In de bestuurlijke overleggen woondeals bespreek ik tweemaal per jaar de voortgang van de aantallen afgesproken toe te voegen woningen en de voortgang op locaties met de provincies en gemeenten. Voor deze overleggen biedt de informatie uit het Woononderzoek Nederland input. Het CBS voert dit onderzoek een keer per drie jaar uit. Hiermee wordt onder andere de woontevredenheid naar diverse aspecten en de woonwensen in elke woningmarktregio gemeten. Deze informatie kunnen provincies en gemeenten gebruiken om kwalitatieve invulling te geven aan hun woonbeleid. In de toekomstige Wet versterking regie op de volkshuisvesting is voor gemeenten een verplicht volkshuisvestingsprogramma voorzien, waarin zij beschrijven welk beleid zij voeren om, in het kader van stedelijke vernieuwing, de leefbaarheid in kwetsbare gebieden te verbeteren. Zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw wordt van gemeenten verwacht dat zij nadenken over maatregelen om de sociale samenhang te bevorderen, de kwaliteit van de openbare buitenruimte te verbeteren en de bereikbaarheid en toegankelijkheid te verbeteren. Daardoor kan voorkomen worden dat de leefbaarheid in de toekomst onder druk komt te staan. Daarmee wordt er voldaan aan de motie Madlener 4.

Bouwakkoorden

De afgelopen tijd zijn er in diverse gemeenten «doorbouwakkoorden» gesloten. Ik juich dit soort lokale initiatieven van harte toe. De akkoorden dragen bij aan het wegnemen van belemmeringen en aan het behalen van de woningbouwopgave.

Zoals hierboven aangegeven, bespreek ik in de Bestuurlijke Overleggen woondeals de voortgang van de woningbouwprogrammering per woondealregio met provincies en gemeenten. Aan de regionale versnellingstafels zitten gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, bouwers en andere relevante marktpartijen aan tafel om knelpunten die de voortgang belemmeren op projectniveau op te lossen. Met deze afgesproken structuur van woondealtafels en regionale versnellingstafels betrek ik alle partijen, zowel publiek als privaat, en daarmee geef ik invulling aan de motie De Groot 5 en de motie Grinwis c.s.6.

Straatje erbij

Het afgelopen jaar heb ik ook ingezet op de zogenoemde «straatje erbij» projecten7. Bij het «straatje erbij» gaat het om kleine projecten van 30 à 50 woningen met een geringe ruimtelijke impact. De projecten zijn klein, maar bij elkaar opgeteld kunnen ze toch een substantiële bijdrage leveren aan de realisatie van de woningbouwopgave en de leefbaarheid van kleine kernen, die weinig andere mogelijkheden hebben voor nieuwbouw.

Eerder meldde ik dat het Economisch Instituut voor de Bouw op eigen initiatief een bureaustudie heeft uitgevoerd naar het potentieel voor een straatje erbij in de provincies Noord-Holland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid-Holland. In Noord-Holland is daarop ook een praktijktoets uitgevoerd.

Daarnaast brengt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in juni een soortgelijke verkenning uit voor heel Nederland. De resultaten hiervan zijn dan definitief en openbaar. Mijn voornemen is om deze resultaten daarna in de Bestuurlijke Overleggen over de woondeals te bespreken met de provincies. Dan kan ook de woningbouwpotentie met straatjes erbij per provincie worden afgesproken. Hiermee wordt invulling gegeven aan de onlangs in de Eerste Kamer aangenomen motie Rietkerk 8.

Wonen en zorg voor ouderen

Het aantal en aandeel ouderen in de Nederlandse samenleving wordt steeds groter en zal de komende jaren verder toenemen. Het aantal 65+ers neemt met 40% toe in de komende twintig jaar. Het aantal 80+ers zal nog sterker toenemen, tot naar schatting 1,6 miljoen in 2040. De behoefte aan woonruimte verandert daarom ook. Er zijn tot en met 2030 in totaal 290.000 extra woningen geschikt voor ouderen nodig 9.

Om deze opgave te realiseren zal ouderenhuisvesting onderdeel moeten zijn van de regionale en lokale woningbouwprogrammering. De regionale uitwerking van de opgave zo snel mogelijk realiseren is noodzakelijk om de bouwopgave in 2030 te behalen en aansluiting te houden bij de uitvoering van de woondeals. Ook signaleren zorgpartners een stijgende druk op de verpleegzorg, waarvoor nieuw zorggeschikt woonaanbod nodig is.

Daarom heb ik aan medeoverheden, zoals afgesproken in het programma «Wonen en Zorg voor Ouderen» en in navolging van de gesloten woondeals waarover ik uw Kamer heeft geïnformeerd10, gevraagd om uiterlijk in het tweede kwartaal van 2024 de regionale opgave vast te stellen en afspraken te maken over de opgave per gemeente en monitoring van de voortgang. Ook moeten er procesafspraken komen over de verdere uitwerking, bijvoorbeeld op het gebied van doorstroming. Het aanjaagteam Wonen Welzijn Zorg voor Ouderen ondersteunt de partners hierbij om zo tot werkbare bestuurlijke afspraken te komen. Ook jagen zij partijen aan om deze woonzorgafspraken te vertalen naar concrete projecten. Zorgkantoren, zorgaanbieders en corporaties worden hierbij betrokken.

Overijssel heeft als eerste provincie deze afspraken vastgesteld. In de meeste regio’s zullen de afspraken voor de zomer worden afgerond. In het kader van het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting zullen deze afspraken na inwerkingtreding worden vastgelegd in een volkshuisvestingsprogramma. Via de voortgangsrapportage van het programma Wonen en Zorg voor Ouderen licht ik u nader in over deze voortgang.

Kritische succesfactoren

Woningbouw is complex.11 Vaak lopen projecten tegen knelpunten aan. Hierbij gaat het onder meer om kritische succesfactoren (KSF) op het gebied van netcongestie, mobiliteit, stikstof, capaciteit, betaalbaarheid en processen en procedures. Medeoverheden hebben onder andere in de woondeals en de provinciale akkoorden aangegeven dat de gewenste woningbouwaantallen niet worden gehaald als er geen adequate oplossingen voor de kritische succesfactoren komen. Het wegnemen van deze knelpunten heeft dus prioriteit.

Gelukkig lukt het in de meeste gevallen om lokaal oplossingen te vinden voor knelpunten, zodat de woningbouw door kan gaan. Het hoeft ook niet altijd tot afstel van de projecten te leiden, maar zoals bijvoorbeeld bij stikstof kunnen deze knelpunten wel leiden tot vertraging of hogere kosten. Dankzij de nieuw opgezette governancestructuren – zoals het BO VRO, de BO’s Woondeals, de versnellingstafels – en ondersteuning van het Expertteam Woningbouw kan ik beter monitoren, bijsturen en gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor knelpunten.

Afgelopen jaar heb ik lokale oplossingen ondersteund door het gesprek te faciliteren en stimuleren tussen het Rijk, (mede)overheden en marktpartijen. Bijvoorbeeld via de regionale en landelijke versnellingstafels. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het beperken van het effect van knelpunten in het bouwproces. In sommige gevallen zorgt het zelfs voor versnelling. Met het Expertteam Woningbouw en andere departementen adviseer en faciliteer ik daarnaast mogelijkheden om woningbouwlocaties verder te ontwikkelen.

De KSF liggen grotendeels op het beleidsterrein van andere ministeries. Daarom heb ik de rol van toegangspoort op mij genomen om de (lokale) knelpunten goed te kunnen adresseren. Ook zorg ik voor het scheppen van duidelijkheid op Rijksniveau en aanpassingen in beleid. Zo wordt er nu gewerkt aan de Nota Ruimte en de ruimtelijke voorstellen van de provincies. Hierdoor komt er meer duidelijkheid rondom ruimteclaims, doelen en kaders. En wordt het makkelijker om de juiste locaties voor woningbouw te kiezen en goed in kaart hebben met welke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

De knelpunten komen steeds beter in beeld. Dat betekent ook dat de lijst van KSF’s langer wordt. In het programma Woningbouw en de voortgangsrapportage zijn enkele van deze onderwerpen apart benoemd, waaronder capaciteit, processen en procedures. Verderop in deze brief en in de voortgangsrapportage geef ik daar meer informatie over.

Het aantal door KSF geraakte projecten

In totaal zijn er circa 400 aantal projecten bekend die geraakt worden door een KSF. Dit overzicht is gebaseerd op de informatie vanuit de taskforce nieuwbouw corporaties, de landelijke en regionale versnellingstafels, de woondeals, de bestuurlijke gesprekken met de provincies, de locaties voor grootschalige woningbouw, vanuit onze regelingen (Woningbouwimpuls, Startbouwimpuls), de taskforce versnellen tijdelijke huisvesting en het Expertteam Woningbouw bij RVO. In deze brief en in de voortgangsrapportage Woningbouw is er, zoals is toegezegd tijdens het Commissiedebat van 31 januari 2024, een uitgebreidere uitsplitsing gemaakt per KSF12 en mogelijke oplossing.

Voor mij is het alleen mogelijk om actief in te grijpen als ik er ook van op de hoogte ben dat concrete projecten tegen knelpunten aanlopen. In samenwerking met corporaties, medeoverheden en diverse marktpartijen is het gelukt om deze knelpunten bij diverse projecten weg te nemen. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

‱ Mede door onze inzet is afgesproken in te zetten op de realisatie van 438 woningen, aangevuld met extra shortstay, voor de locatie Kronenburg in Amstelveen om de leefomgevingskwaliteit in het gebied te verbeteren. Dit traject zat vanwege geluidsproblematiek al vele jaren muurvast.

‱ Op het gebied van netcongestie heeft een succesvolle interventie en vergunningverlening plaatsgevonden in Zutphen voor 54 sociale en vrije huurwoningen.

‱ In het stikstofregistratiesysteem is eind februari 2024 stikstofruimte uit de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen vooruit gereserveerd voor negentien woningbouwprojecten in het oosten van het land, goed voor in totaal 1.307 woningen.

‱ Ten aanzien van het knelpunt «water en bodem sturend» is ervoor gezorgd dat diverse projecten door kunnen gaan. Het gaat hierbij om onder andere de volgende projecten: Flevokust Haven, Almere DUIN/ Poortwoningen en IJburg fase 2. In totaal worden er circa 13.500 woningen gerealiseerd.

In de voortgangsrapportage heb ik, waar mogelijk, per KSF de voortgang en het resultaat opgenomen, inclusief concrete aantallen woningen.

Zoals eerder aangegeven kunnen KSF’s ervoor zorgen dat bouwprojecten duurder worden. Met de verschillende regelingen, zoals de Woningbouwimpuls (Wbi) en de Startbouwimpuls (SBI) heb ik een bijdrage geleverd aan het oplossen van de financiĂ«le gevolgen van KSF’s. Met deze regelingen zijn afgelopen jaar in totaal ruim 79.150 woningen ondersteund.

Doorpakken en beter monitoren op knelpunten in de uitvoering van de woningbouw

In overleg met onder andere de provincies, gemeenten, IPO en VNG werk ik aan een meer gestructureerde aanpak voor de KSF’s. Medeoverheden krijgen een grotere rol in de aanpak van en voortgang rondom diverse KSF’s. Hierdoor wordt het makkelijker voor medeoverheden om projecten de juiste ondersteuning en kennis te bieden. Ook komt er een beter gezamenlijk beeld van KSF’s per project en hoe deze effectief kunnen worden opgelost.

Door deze extra informatie kan ik beter in overleg met de andere departementen, mijn «toegangspoort»-rol beter vervullen en er zo voor zorgen dat de knelpunten in het beleid worden opgelost. Daarnaast kunnen we gezamenlijk monitoren hoe het staat met de oplosrichtingen voor de KSF’s. En gaan we beter monitoren hoeveel projecten last hebben van KSF’s en waar we deze hebben weten op te lossen.

Op basis van deze monitoringsinformatie is het mogelijk om lessons learned op het gebied van KSF snel en breed met elkaar te delen. Het is belangrijk dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Het Rijk, provincies, gemeenten, corporaties, maatschappelijke partijen en marktpartijen, moeten ieder vanuit hun eigen rol en taak, een bijdrage leveren aan het oplossen van knelpunten. Zo kan er blijven worden doorgebouwd en waar mogelijk de woningbouw ook versneld worden.

Tot slot

De inzet om het woningtekort aan te pakken blijft de komende tijd onverminderd groot. De komende tijd verschijnen ook voortgangsrapportages over de andere programma’s binnen de Nationale Woon- en Bouwagenda.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge


  1. Vergaderjaar 2023–2024, Kamerstuk 32 847, nr. 1178↩

  2. Aantal woningen in de pijplijn met bijna 50 procent toegenomen | CBS en zie ook ABF (2023), «Inventarisatie Plancapaciteit Najaar 2023»↩

  3. Vergaderjaar 2022–2023, Kamerstuk 32 847, nr. 1011↩

  4. Vergaderjaar 2023–2024, Kamerstuk 32 847, nr. 1149↩

  5. Vergaderjaar 2023–2024, Kamerstuk 36 410 VII, nr. 35↩

  6. Vergaderjaar 2023–2024, Kamerstuk 32 847, nr. 1166↩

  7. Vergaderjaar 2023–2024, Kamerstuk 32 847, nr. 1105↩

  8. Eerste Kamerstukken vergaderjaar 2023–2024, nummer 36 410 VII, H. d.d. 23 april 2024.↩

  9. Vergaderjaar 2022–2023, Kamerstuk 32 847, nr. 1041↩

  10. Vergaderjaar 2022–2023, Kamerstuk 32 847, nr. 1041↩

  11. Vergaderjaar 2022–2023, Kamerstuk 32 847, nr. 1040↩

  12. Toezegging TZ202402–110↩