Verzamelbrief circulaire economie juni 2024
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Brief regering
Nummer: 2024D23211, datum: 2024-06-05, bijgewerkt: 2024-07-15 16:47, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-313).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Instrumentarium ter voorkoming dat recyclebaar bouw- en sloopafval wordt verbrand. Aangevuld met een verkenning naar bedrijfsafval
- Verkenning landelijke invoering opt-in systeem voor ongeadresseerd reclamedrukwerk
- Beslisnota bij Verzamelbrief circulaire economie juni 2024
- Analyse prikkels richting duurzaamheid in secundaire-bouwstoffenketens
Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -313 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.
Onderdeel van zaak 2024Z09836:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-06-11 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-11 16:30: Procedurevergadering IenW - verplaatst van 05-06-2024 (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-12-19 10:00: Circulaire economie (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 313 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2024
Met deze brief ontvangt de Tweede Kamer informatie over de volgende vijf onderwerpen op het gebied van de circulaire economie:
1. Procedure voortgangsbrief Manifest MVOI;
2. Onderzoek naar de landelijke invoering van een opt-in systeem;
3. Onderzoek naar prikkels duurzaamheid in secundaire bouwstoffenketens;
4. Voortgang ten aanzien van de handreiking circulair ontwerpen;
5. Onderzoek instrumentarium ter voorkoming dat recyclebaar bouw- en sloopafval wordt verbrand.
Procedure voortgangsbrief Manifest MVOI
De Kamer ontvangt naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 een brief over de analyse van de gepubliceerde actieplannen Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI), die in het kader van het Manifest MVOI 2022–2025 zijn opgesteld. Er was toegezegd dat de Kamer deze brief in het tweede kwartaal van 2024 zou ontvangen. De reden van het uitstel is het later beschikbaar komen van de rapportage over deze actieplannen, die met de brief naar de Kamer wordt gezonden.
Onderzoek naar de landelijke invoering van een opt-in systeem
Op 20 april 2023 is toegezegd aan het lid van Esch (PvdD) dat de Kamer zou worden geïnformeerd over het besluit over de invoering van een ja-ja sticker1. Ter voorbereiding op een besluit hierover is een onderzoek uitgevoerd om de wenselijkheid en haalbaarheid van de landelijke invoering van zo’n opt-in systeem voor het ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk te toetsen bij belanghebbenden. De verkenning naar deze maatregel is vanuit duurzaamheidsoogpunt ingestoken en richt zich alleen op het ongeadresseerde reclamedrukwerk. Huis-aan-huisbladen vallen niet onder de reikwijdte van het onderzoek. Als bijlage bij deze brief vindt u het eindrapport van dit onderzoek.
De conclusie naar aanleiding van het onderzoek, aanvullende gesprekken uitgevoerd door het Ministerie van IenW en ontwikkelingen in de drukwerkmarkt, is dat de problematiek rond de verspreiding van ongeadresseerd reclamedrukwerk breder is dan alleen papierverspilling. De inzet is toe te werken naar een duurzame en gezonde reclamedrukwerkmarkt, passend in een circulaire economie. Hierbij moet aandacht zijn voor het creëren van eenduidigheid voor huishoudens en adverteerders en het creëren van een gelijk speelveld tussen de partijen actief op de folderverspreidingsmarkt. Om dit te bewerkstelligen, zal worden gezocht naar de juridische basis die hier het best passend voor is en zullen maatregelen worden voorbereid die hieraan bijdragen. Bij het ontwikkelen van maatregelen zullen de relevante belanghebbenden worden betrokken. Eventuele effectuering van de maatregelen zal aan een volgend kabinet zijn.
Onderzoek naar prikkels duurzaamheid in secundaire bouwstoffenketens
In 2020 is de Kamer een onderzoeksrapport toegestuurd dat ingaat op de prikkels die gelden voor het storten, verbranden en nuttig toepassen van afval in Nederland en of deze prikkels de goede richting op staan2. Uit het onderzoek bleek dat in Nederland een efficiënt afvalverwerkingssysteem is ontwikkeld. We zien echter dat er aandachtspunten zijn bij het toepassen van secundaire bouwstoffen. Zo bleek er onvoldoende zicht te zijn op hoe secundaire bouwstoffen in de bouw en in de bodem worden toegepast. Er is opdracht gegeven tot een vervolgonderzoek om beter inzicht te krijgen in het gebruik van secundaire bouwstoffen. Het onderzoek is uitgevoerd door Tauw en Drift en analyseert hoe het (herhaald) toepassen van specifieke reststromen (bodemassen, staalslakken en recyclingsgranulaat) als secundaire bouwstoffen beter kan worden ingericht. Dit onderzoek is als bijlage met deze brief meegestuurd.
In deze brief wordt ook ingegaan op de toezegging aan het lid Haverkort (VVD) in het commissiedebat circulaire economie om te kijken naar de opbrengsten van secundaire bouwstoffen3. Het onderzoek benoemt dat de primaire processen van slopen, staal maken en afval verbranden, secundaire ketens mogelijk maken. De afvalwereld kent steeds meer innovatie, waarbij veelvuldig wordt ingezet op het hergebruik van reststromen. Het onderzoek licht toe dat er veelal sprake is van een negatieve prijs aan het begin van secundaire bouwstoffenketens. In dat geval betaalt de ontdoener voor het verwerken van de reststroom. Het verschilt per bouwstoffenketen of er sprake is van een negatieve prijs of een zelfstandig economisch renderende keten. Zo geldt voor de casus van recyclingsgranulaat meestal wél een positieve prijs over een hele keten.
Het rapport benoemt meerdere aanbevelingen. Zo wordt de Rijksoverheid geadviseerd om tot een afwegingskader te komen over de impact van afval voor verbranding, de directe import van bodemas en vergelijkbare stromen. EU-lidstaten worden op basis van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen geacht toe te werken naar een zelfvoorzienend, nationaal afvalbeheersysteem. Op termijn streeft Nederland naar een landelijk vergunde afvalverbrandingscapaciteit die in balans is met het aanbod aan binnenlands te verbranden afval. Dit betekent dat er uiteindelijk minder brandbaar afval wordt geïmporteerd, maar ook dat er minder brandbaar afval wordt geëxporteerd. Hiermee wordt ingezet op doelmatig afvalbeheer.
Verder wordt de Rijksoverheid geadviseerd om te bepalen welke ambities zij heeft op het gebied van secundaire bouwstoffen. De uitkomsten van het onderzoek zijn van belang om te komen tot een ketenaanpak van secundaire bouwstoffen. Het doel van de ketenaanpak is om reststromen op een zo hoogwaardig en verantwoord mogelijke manier te verwerken en toe te passen. Het voornemen is om hier ten minste de stromen staalslakken, AVI-bodemas en immobilisaten in mee te nemen. Voor eind 2024 wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de ketenaanpak secundaire bouwstoffen.
Voortgang ten aanzien van de handreiking circulair ontwerpen
Meer dan 80% van alle productgerelateerde milieueffecten wordt bepaald tijdens de ontwerpfase. Het belang van circulair ontwerpen van producten is groot; als producten niet zijn ontworpen op basis van circulaire principes zal een circulaire economie niet realiseerbaar zijn. Om die reden heeft het Ministerie van IenW vanaf 2015 het programma CIRCO4 (Circulair Ontwerpen) mogelijk gemaakt dat tot doel heeft ondernemers te helpen hun producten circulair te ontwerpen. De uitvoering van het programma is ondergebracht bij het Kennis- en Innovatieplatform CLICKNL, onderdeel van het topsectorenbeleid voor de creatieve industrie.
Deze brief gaat in op de toezegging aan het lid Welzijn (NSC) in het commissiedebat circulair bouwen, om de Kamer te informeren over de voortgang ten aanzien van de handreiking circulair ontwerpen5. De afgelopen jaren heeft het programma CIRCO een robuuste methode ontwikkeld waarmee maakbedrijven en professionele ontwerpers via een toegesneden design proces worden begeleid naar een nieuwe circulaire propositie voor hun product met levensduurverlenging als startpunt. Volgens de CIRCO methode identificeren bedrijven de kansen voor circulaire verbeteringen in hun businessmodel met een focus op verlenging van de gebruiksfase van hun product. Deze CIRCO methode wordt ingezet in de bouw, maakindustrie, consumptiegoederen en kunststoffen, zijnde de prioritaire sectoren uit het NPCE.
Inmiddels zijn ruim 2.500 bedrijven en professionele ontwerpers begeleid en getraind en ook aan de slag gegaan met de implementatie van hun specifieke circulaire proposities en ketensamenwerking. In de sector bouw wordt de CIRCO methode al enige tijd toegepast, enkele voorbeelden van de CIRCO aanpak in de bouw:
– Stalen gevelprofielen «as-a-service» met onderhoudsdiensten die een lange levensduur waarborgen;
– Prefab en circulaire oplossingen voor grootschalige nieuwbouwprojecten tussen woningcorporaties en bouwbedrijven;
– Circulaire oplossingen voor het energiezuinig maken van bestaande bouw;
– Nieuwe circulaire opties voor «warmte-as-a-service» in de installatietechniek;
– Circulair isolatieglas van 100% hergebruikt glas.
Ook voor de bouwgerelateerde maakindustrie wordt CIRCO ingezet met de focus op klimaatinstallaties en de problematiek van de kritieke grondstoffen.
Kennis over circulair ontwerpen en het kunnen toepassen van deze kennis via CIRCO helpt ondernemers om hun producten uiteindelijk circulair te maken. De CIRCO methode is een cruciale uitvoeringskracht gebleken dat ondernemers een concreet handelingsperspectief biedt dat bijdraagt aan de circulaire economie. De CIRCO methode wordt in Nederland ingezet via negen regionale CIRCO Hubs bestaande uit regionale samenwerkingen tussen regioversnellers, innovatieloketten, regionale ontwikkelmaatschappijen, banken, provincies, gemeenten en brancheorganisaties. Daarnaast wordt de methode inmiddels ook in vele andere landen gebruikt waaronder Brazilië, Portugal, Thailand, Duitsland en België.
Er wordt nu gewerkt aan verdere opschaling van circulair ontwerpen in Nederland door middel van een multi-stakeholder samenwerking tussen kennisinstellingen en regionale en sectorale partners in het vervolgprogramma Circonnect6. Nieuwe hulpmiddelen voor circulair ontwerpen worden ontwikkeld en bedrijven worden geholpen bij de implementatie om zo de realisatie van een circulaire economie dichterbij te brengen.
Onderzoek instrumentarium ter voorkoming dat recyclebaar bouw- en sloopafval wordt verbrand
In een circulaire economie is het noodzakelijk dat alle bruikbare grondstoffen zo hoogwaardig en lang mogelijk in omloop blijven. Daarom zet het kabinet zich in om te voorkomen dat recyclebare materialen, waaronder gemengd bouw- en sloopafval, worden verbrand. Momenteel wordt er nog een aanzienlijk volume recyclebare materialen afkomstig uit gemengd bouw en sloopafval verbrand, ongeveer 230 kiloton. Om dit te voorkomen zijn aanpassingen in de gehele afvalketen nodig.
Er zijn twee onderzoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen die hieraan bij kunnen dragen. Deze onderzoeken7 stellen dat het certificeren van een bepaald sorteerproces, volgens de «best beschikbare werkwijze» een kansrijke mogelijkheid hiertoe is. Het toepassen van het sorteerproces zal er volgens de onderzoekers toe leiden dat er geen recyclebare materialen meer aanwezig zijn in het sorteerresidu. Het sorteerresidu van dit proces kan wel worden aangeboden aan een afvalverbrandingsinstallatie (AVI). Deze certificering moet bestaan in combinatie met een positieve lijst van bedrijven die hun afval mogen aanbieden aan een AVI. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het systeem van het certificeren van een sorteerproces in combinatie met het hanteren van een positieve lijst alleen werking heeft als het juridisch wordt vastgelegd in een voorwaardelijk verbrandingsverbod voor recyclebare materialen uit gemengd bouw en sloopafval. Deze maatregelen en bijbehorende stappen zijn uitgebreid toegelicht in de rapporten.
Samen met de sector wordt momenteel verkend of dit de juiste manier is om invulling te geven aan het beleidsdoel om te voorkomen dat recyclebare materialen worden verbrand. Daarbij wordt gekeken welke verdere stappen mogelijk zijn om te komen tot meer recycling en zo veel mogelijk hergebruik van materialen uit gemengd bouw en sloopafval. Als onderdeel kan ook verkend worden of het juridisch verankeren van een verbrandingsverbod voor recyclebare materialen uit gemengd bouw- en sloopafval meerwaarde heeft, in aanvulling op de genoemde maatregelen.
Met bovenstaande is tevens de toezegging nagekomen om de Kamer te informeren over de plicht om bouw- en sloopafval te scheiden om meer hergebruik en recycling mogelijk te maken8.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
TZ202305-074↩︎
Onderzoek Afvalprikkels | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 32 852, nr. 270.↩︎
Programma CIRCO: www.circonl.nl↩︎
Toezegging TZ202404-013↩︎
Programma Circonnect: www.circonnect.org↩︎
Best Beschikbare Werkwijzen voor het sorteren van bouw- en sloopafval – Rijkswaterstaat Publicatie Platform en bijgevoegd rapport «instrumentarium ter voorkoming dat recyclebaar bouw- en sloopafval wordt verbrand».↩︎
Toezegging 13738↩︎