Verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (Kamerstuk 22112-3930)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D24041, datum: 2024-06-11, bijgewerkt: 2024-07-31 10:24, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-3952).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: N. Wiendels, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3952 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2024Z10157:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-06-12 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-19 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-04 12:15: Aanvang middagvergadering Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3952 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 juni 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 11 juni 2024 over Fiche: Mededeling beheersing van klimaatrisico’s (Kamerstuk 22 112, nr. 3930).
De vragen en opmerkingen zijn op 15 mei 2024 aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 11 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
Opmerkingen en vragen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Drinkwater
PvdD-fractie
1. Deze leden zijn benieuwd naar wat de status is van het nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing. Wanneer wordt dit naar de Kamer gestuurd?
Het voornemen is het plan van aanpak voor drinkwaterbesparing voorafgaand aan het Commissiedebat Water van 25 juni a.s. te verzenden.
Fossiele bedrijven (schade- en herstelheffing)
PvdD-fractie
2. Hoe staat de Staatssecretaris daarnaast tegenover het invoeren van een schade- en herstelheffing voor fossiele bedrijven?
Het demissionaire kabinet ziet beprijzing van maatschappelijke schade – als invulling van het principe «de veroorzaker van schade betaalt» – als een belangrijke bouwsteen voor rechtvaardig beleid. Het kabinet heeft hier bijvoorbeeld in het klimaatbeleid de afgelopen jaren op ingezet in nationaal en internationaal verband. Diverse accijnzen en heffingen op fossiele brandstoffen en broeikasgasemissies zijn verhoogd en diverse vrijstellingen en kortingen in deze heffingen zijn afgebouwd of afgeschaft. Van een klimaatschadeheffing is dus in toenemende mate sprake.
De opbrengsten die met de schadeheffingen en verkoop van emissierechten gepaard gaan zijn niet één-op-één geoormerkt voor herstel. Deze middelen komen ten bate van de algemene middelen. Politiek wordt besloten welke delen van deze opbrengsten kunnen worden ingezet voor het terugdringen of herstellen van schade.
Besluitvorming over verdere maatregelen ten behoeve van een schade- en herstelheffing voor fossiele bedrijven is aan een nieuw kabinet.
Klimaatadaptatie
NSC-fractie
3. De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris positief tegenover de mededeling staat en daarbij ook wijst op een sterke samenhang met bestaand regeringsbeleid. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waar het Nederlandse beleid schuurt met de inzet van de voorliggende mededeling?
De mededeling van de Europese Commissie (hierna: Commissie) schuurt niet met het Nederlands beleid. Het kabinet is het met de Commissie eens dat het noodzakelijk is het werken aan klimaatbestendigheid te intensiveren. Wel is het van belang dat rekening moet kunnen worden gehouden met locatie-specifieke omstandigheden, aangezien klimaatadaptatie veelal lokaal maatwerk vereist. Dit is een standpunt dat alle lidstaten innemen en waar de lidstaten de Commissie ook voortdurend op wijzen.
NSC-fractie
4. Zijn er daarnaast onderwerpen waarop zij specifieke risico’s identificeert?
De Kamer is op 14 mei jl. geïnformeerd over het rapport «Klimaatrisico’s in Nederland, de stand van zaken» van het Planbureau voor de Leefomgeving.1 In de begeleidende brief bij dat rapport is aangegeven hoe deze risico’s door het kabinet betrokken worden bij het beleid.
NSC-fractie
5. En welke extra inzet verwacht de Staatssecretaris te moeten doen naar aanleiding van deze mededeling?
De mededeling op zich leidt niet tot extra inzet aangezien ze geen verplichtingen voor lidstaten bevat. De mededeling komt voort uit het feit dat het klimaat verandert, zoals ook beschreven in de meest recente KNMI’23-klimaatscenario’s2. De kabinetsreactie op deze klimaatscenario’s is op 8 mei jl. naar de Kamer gestuurd.3 De mededeling van de Commissie bevat geen nieuwe wetgevende maatregelen. Wel doet de Commissie een appel aan een volgende Commissie om nadere maatregelen voor te stellen, en Nederland zal hier aan de voorkant over meedenken.
NSC-fractie
6. De leden van de NSC-fractie hebben met instemming gelezen dat de Staatssecretaris aangeeft dat zij «het van belang [acht] dat nationale methoden en maatregelen, zoals de stresstesten en nationale klimaatscenario’s, ook in de toekomst kunnen worden gebruikt.» Deze leden vinden het goed dat zij opkomt voor het kunnen hanteren van landelijke werkwijzen. Deze leden hechten er in die context aan te benadrukken dat in de Nederlandse klimaatadaptatie-opgave voor waterschappen een essentiële rol weggelegd is. Dit is de manier waarop Nederland werkt en volgens deze leden is het ook van groot belang om op deze manier te blijven werken. Deze leden verzoeken de Staatssecretaris om in haar inzet op deze mededeling de rol van de waterschappen in Nederland te benadrukken en aan te geven dat het voor Nederland belangrijk is dat waterschappen deze rol blijvend kunnen vervullen.
De mededeling heeft geen gevolgen voor de rollen van de verschillende betrokkenen in Nederland. Na de uitwerking van de mededeling onder een nieuwe Commissie blijft het wel essentieel om aandacht te besteden aan de rollen van deze partijen.
NSC-fractie
7. De leden van de NSC-fractie hebben ook enkele vragen over de Nederlandse inzet op klimaatadaptatiegebied in bredere zin. Klimaatverandering is onvoorspelbaar en desalniettemin moet er op geanticipeerd worden. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris omgaat met minder waarschijnlijke scenario’s. Wordt er bijvoorbeeld ook rekening gehouden met de optie dat het in Nederland juist heel koud gaat worden als de Golfstroom uitvalt?
De huidige KNMI-scenario’s houden geen rekening met een eerder stilvallende golfstroom dan voorspeld door de IPCC-modellen. Een specifiek scenario voor een stilvallen van de golfstroom is nog niet ontwikkeld. Voor het ontwikkelen van een dergelijk scenario is zowel extra onderzoek als monitoring nodig. Het KNMI voert op dit moment in internationale consortia, in opdracht van de Commissie, onderzoek uit naar kantelpunten in het klimaatsysteem zoals het verzwakken van de golfstroom. Eerste resultaten van dit onderzoek zijn komende jaren te verwachten. In de onderzoeksprogrammering in aanloop naar de volgende generatie klimaatscenario’s krijgt dit onderwerp ook aandacht.
NSC-fractie
8. De leden van de NSC-fractie merken op dat de EC in haar mededeling enkele nieuwe richtsnoeren aankondigt. Eén over de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen en een tweede over «nature-based solutions». Ook geeft de EC aan dat zij voornemens is het richtsnoer over Trans-European Transport Network (TEN-T) aan te passen. Deze leden merken op dat zij «nature-based solutions» een mooie manier vinden om klimaatadaptatie aan te gaan. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij van deze richtsnoeren verwacht en daarbij ook aangeven of zij verwacht of dit tot extra Nederlandse inspanning zal leiden?
De Commissie wil toekomstbestendige, op de natuur gebaseerde oplossingen stimuleren ter vergroting van de klimaatbestendigheid van de Europese Unie. De Commissie zal in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren opstellen voor de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen die de gevolgen van de klimaatverandering kunnen opvangen.
Verwacht wordt dat deze richtsnoeren niet-bindende adviezen bevatten die op grote lijnen het beleid uiteenzetten over gebruik en inzet van nature-based solutions in relatie tot de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen in de EU.
Het kabinet onderschrijft het belang van de inzet en het gebruik van op de natuur gebaseerde oplossingen (nature-based solutions) voor de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen. Op de natuur gebaseerde oplossingen worden in Nederland al ontwikkeld en toegepast, zoals beschreven in het Fiche «Mededeling beheersing van klimaatrisico’s» en in de onlangs verschenen Nature-based Solutions Catalogus van de Wageningen Universiteit.4 Deze voorbeelden laten zien dat op de natuur gebaseerde oplossingen bij uitstek een koppelkans bieden voor het aanpakken van meerdere opgaven (rondom water, klimaat, biodiversiteit, gezondheid, etc.).
Het kabinet investeert reeds in nature based solutions, namelijk EUR 110 miljoen, waarvan EUR 40 miljoen voorwaardelijk, in het kennis- en innovatieprogramma NL2120. Op basis hiervan wordt geen extra inspanning verwacht naar aanleiding van het opstellen van de richtsnoeren. Dit is echter een inschatting, omdat de richtsnoeren nog geschreven moeten worden.
Het kabinet onderschrijft het door de Commissie genoemde belang van een klimaatbestendig TEN-T netwerk met als doel om betrouwbaar vervoer over de netwerken te kunnen faciliteren. De opgave van klimaatadaptieve netwerken is zowel nationaal als internationaal complex en de herziene TEN-T verordening plaatst Nederland voor de grote uitdaging om klimaatadaptief aan internationale vereisten te kunnen voldoen.
Richtsnoeren voor klimaatadaptieve netwerken moeten nog worden uitgewerkt, bijvoorbeeld door middel van uitvoeringshandelingen. Dit loopt mee in de uitwerking van de TEN-T verordening door de Commissie. Nederland zal eigen studies naar klimaatadaptatie van de netwerken inzetten bij de onderhandelingen daarover. Eventuele toekomstige financiële verplichtingen kunnen nog niet inzichtelijk gemaakt worden omdat deze richtsnoeren er nog niet zijn, en daarom zijn hiervoor nog geen reserveringen getroffen.
NSC-fractie
9. Kan de Staatssecretaris hierbij ook aangeven hoe deze richtsnoeren zich verhouden tot de European Green Deal?
De Europese Green Deal bestaat uit een pakket beleidsinitiatieven dat tot doel heeft de EU op weg te helpen naar een groene transitie, met als uiteindelijk doel o.a. het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050. De richtsnoeren, die nog geschreven moeten worden, vormen een belangrijke randvoorwaarde voor de Green Deal.
De nog uit te werken richtsnoeren voor klimaatadaptieve netwetwerken onder de herziene TEN-T verordening en de Europese Green Deal liggen in elkaars verlengde. Waar de Europese Green Deal zich richt zich op het voorkomen van verdere klimaatverandering (mitigatie), richt de beoogde herziene TEN-T verordening zich op aanpassing van de transportnetwerken om de negatieve gevolgen van verdere klimaatverandering ervan te beperken (adaptatie).
Ook de nog uit te werken richtsnoeren over de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen zijn gericht op adaptatie, zodat deze landschappen de gevolgen van de klimaatverandering kunnen opvangen.
Het is van belang dat klimaatadaptatie als integraal onderdeel mee wordt genomen in de uitvoering van de Green Deal.
BBB-fractie
10. De leden van de BBB-fractie lezen dat de EC de EU-instellingen oproept om na te gaan of de verdeling in verantwoordelijkheden tussen de EU en de lidstaten voor klimaatrisico’s in EU-wetgeving duidelijk is belegd. Deze leden vragen zich af wanneer duidelijk zal worden of deze verdeling in balans is volgens de EC en of de Staatssecretaris bereid is om Nederland als lidstaat te behoeden voor extra regeldruk, als blijkt dat de EC de verantwoordelijkheid meer bij lidstaten zal gaan leggen.
De Commissie heeft niet aangegeven wanneer ze hierover meer informatie denkt te hebben. Het is overigens niet de bedoeling wijzigingen in verantwoordelijkheden aan te brengen, maar daar waar onduidelijkheid bestaat voor verheldering te zorgen. Dit zal in samenspraak met de lidstaten gebeuren en het kabinet zal in dergelijke gevallen zeker letten op de gevolgen voor de regeldruk.
PvdD-fractie
11. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC klimaatbestendigheid zal meenemen als criterium bij EU-uitgaven en lidstaten verzoekt hetzelfde te doen. Deze leden vragen zich af of Nederland dit al doet met betrekking tot Europese en nationale uitgaven. Zo ja, heeft dit voornemen van de EC nog effect op hoe Nederland dit nu aanpakt? Zo nee, waarom doet Nederland dit nog niet en is de Staatssecretaris het ermee eens dat Nederland dit wél zou moeten doen, ongeacht of dit vanuit Europa wordt opgelegd?
Ja. Dit voornemen versterkt het beleid van het kabinet zoals is aangegeven in de kabinetsreactie op de KNMI-scenario’s5. Dit is bijvoorbeeld het geval voor het Ministerie van IenW dat zijn investeringen ook richt op klimaatbestendigheid. IenW heeft via stresstesten in kaart gebracht welke maatregelen genomen moeten worden om zowel de droge als de natte infrastructuur in Nederland klimaatbestendig te maken. Op het gebied van waterveiligheid, waterafvoer en wateroverlast wordt rekening gehouden met de verwachte gevolgen van klimaatverandering volgens de scenario’s van het KNMI. Specifiek gebeurt dat bijvoorbeeld al bij de uitwerking van de vervangingsopgaven van objecten binnen het hoofdwatersysteem en wordt hier dus al bij de investeringen rekening mee gehouden.
Daarbij is het demissionaire kabinet voorstander dat klimaatbestendigheid meegenomen wordt in Europese fondsen zoals de Connecting Europe Facility (CEF). Klimaatbestendigheid zal dan ook mee worden genomen in de integrale afweging van de Nederlandse inzet voor het volgend Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het is aan het nieuwe kabinet om een definitieve keuze te maken in de Nederlandse inzet voor het volgende MFK.
PvdD-fractie
12. Deze leden willen de Staatssecretaris erop wijzen dat klimaatadaptatie een langdurig proces is en veel kosten met zich mee zal brengen. Duidelijkheid over adequate financiering is daarom cruciaal. Deelt de Staatssecretaris deze visie?
Klimaatadaptatie is inderdaad een langdurig proces en zal kosten met zich meebrengen. Deze kosten zullen door vele verschillende partijen in de samenleving moeten worden gedragen: de verschillende overheden, private partijen en inwoners van Nederland. Doordat klimaatadaptatie voor zoveel verschillende sectoren een opgave is, zal er niet één partij zijn die deze opgave in zijn geheel kan financieren. Elke partij moet een bijdrage leveren. Vanuit het Ministerie van IenW wordt er (met andere overheden) bijvoorbeeld geïnvesteerd in het versterken van dijken, de beschikbaarheid van zoetwater, en de beschikbaarheid van het wegen- en vaarwegen netwerk. Verder is het van belang zoveel mogelijk combinaties te maken met ingrepen (bijvoorbeeld onderhoud of vervanging van objecten) die al gepland zijn, en klimaatadaptatie daarin mee te nemen.
PvdD-fractie
13. In het fiche lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de EC bij beoordeling van de effecten van beleid het laagste aanvaardbare klimaatreferentiescenario (het tussenscenario voor emissies van het IPCC) wil gebruiken, en alleen bij stresstesten en voor het vergelijken van aanpassingsopties zal de EC ongunstigere scenario’s gebruiken. In hoeverre worden deze scenario’s aangepast naar aanleiding van voortschrijdend inzicht over de mate waarmee de aarde opwarmt?
De IPCC-scenario’s worden vastgesteld door het IPCC via haar zogenaamde Assessment Reports. In 2024 is het syntheserapport van de zesde assessment-cyclus opgeleverd. De zevende cyclus is onlangs gestart en in deze cyclus wordt mede bekeken of voortschrijdend inzicht leidt tot aanpassing van de scenario’s. In dit kader wordt bekeken welk tijdspad voor deze zevende cyclus zal worden gevolgd en dus wanneer eventueel herziene scenario’s beschikbaar komen. Naar verwachting zal dit in 2029 zijn.
PvdD-fractie
14. Er zijn veel recente voorbeelden van onderzoek waaruit blijkt dat de opwarming van de aarde nog sneller gaat, zoals bijvoorbeeld door gerenommeerd klimaatwetenschapper Hansen, die verwacht dat de gemiddelde temperatuur zal stijgen met 0,27 graden per tien jaar, waardoor we al in 2030 boven de 1,5 graad opwarming zitten en in 2050 boven de 2 graden opwarming. Welke aanpassingen worden door de Staatssecretaris gedaan aan het klimaatbeleid op basis van deze onderzoeken?
De nieuwe KNMI-klimaatscenario’s van 2023 laten duidelijk het belang zien van het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Alleen bij sterke reductie van die uitstoot, in lijn met de afspraken uit de Overeenkomst van Parijs, zullen de klimatologische veranderingen vanaf 2050 beperkt zijn. Temperatuur en neerslag zullen dan na 2050 ongeveer stabiel blijven, terwijl het hoge uitstootscenario een sterke toename laat zien. Het verschil in zeespiegelstijging tussen het hoge en lage uitstootscenario neemt na 2050 sterk toe en blijft toenemen tot 2300 en ver daarna. De keuzes die we nu maken hebben dus grote gevolgen voor de generaties na ons. Het kabinet blijft zich daarom inzetten voor ambitieuze klimaatdoelen op nationaal, Europees en mondiaal niveau om klimaatverandering te beperken en de doelen uit de Overeenkomst van Parijs te behalen.
Verder werkt de Rijksoverheid, samen met medeoverheden, al intensief aan een klimaatbestendig Nederland. De Nationale Adaptatiestrategie (NAS) bevat de overkoepelende strategie en laat zien hoe we de negatieve effecten van klimaatverandering verkleinen, of in ieder geval beheersbaar houden. Het Deltaprogramma draagt bij aan het bereiken van de doelstellingen van de NAS op de onderwerpen waterveiligheid, beschikbaarheid van zoetwater en ruimtelijke adaptatie. Het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie beschrijft de inzet van de Rijksoverheid voor de komende jaren.6
Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden meegenomen door o.a. het KNMI en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Om inzicht te krijgen in de gevolgen voor de verschillende beleidsterreinen, werkt het PBL samen met diverse wetenschappelijke instituten aan doorvertaling van de klimaatscenario’s.7 Deze scenario’s worden daartoe afgezet tegen maatschappelijke trends en mogelijke beleidsscenario’s. Begin 2026 zal de rapportage van het PBL beschikbaar zijn. Gezien de urgentie kan echter niet tot 2026 worden gewacht met het herzien van het nationale adaptatiebeleid. Met het herzien van de NAS, waarbij departementen gezamenlijk werken aan het aanscherpen van het huidige beleid, is daarom al gestart.8 Met het PBL is bekeken welke informatie zij tussentijds kunnen opleveren om herziening van de NAS optimaal te ondersteunen.
PvdD-fractie
15. Daarnaast zien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie in het fiche dat de EC toekomstbestendige, op de natuur-gebaseerde, oplossingen wil stimuleren. De Staatssecretaris geeft aan dit te onderschrijven en dit al in een aantal nationale programma’s te hebben toegepast. Deze leden zijn ook groot voorstander van op de natuur gebaseerde oplossingen. Is de Staatssecretaris van mening dat er genoeg wordt gedaan om op de natuur gebaseerde oplossingen in Nederland te stimuleren?
Ja, op de natuur gebaseerde oplossingen worden in Nederland gestimuleerd. In verkenningen voor projecten worden op de natuur gebaseerde oplossingen als één van de mogelijke bouwstenen meegenomen en afgewogen. Dit leidt in de praktijk ook tot goede voorbeelden zoals de dubbele dijk in Groningen en de Zandmotor bij Kijkduin. Vanuit de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) wordt aan 23 natuurinclusieve projecten gewerkt, waarvan de Marker Wadden en Meanderende Maas bij Ravenstein-Lith twee voorbeelden zijn.
Naast concrete uitvoering lopen er ook diverse onderzoeksporen om op de natuur gebaseerde oplossingen in Nederland te stimuleren. Zo hebben IenW en LNV zich gecommitteerd om de resultaten van het Nationaal Groeifondsproject NL2120 te laten landen in de kaders en richtlijnen. Ook wordt in het kader van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging in samenwerking met marktpartijen, kennisinstituten, universiteiten en ngo’s nature based solutions als denkrichting geconcretiseerd. De resultaten zullen vergelijkbaar zijn met de eerdere uitwerking van de drie denkrichtingen voor de lange termijn genaamd Zeewaarts, Meebewegen en Beschermen.9
PvdD-fractie
16. Welke mogelijkheden ziet zij om het beleid hieromtrent te intensiveren?
In het rivierengebied wordt de komende jaren toegewerkt naar uitvoeringsstrategieën met maatregelpakketten waarin doelen voor waterveiligheid, bevaarbaarheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuur en economische ontwikkeling worden samengebracht. Op 15 december 2023 is het Ontwerp Programma Integraal Riviermanagement aan de Tweede Kamer gestuurd.10 Bij het toewerken naar maatregelpakketten worden kansen voor op de natuur-gebaseerde oplossingen meegenomen.
Het Nationaal Groeifondsvoorstel NL2120 heeft tot doel om effectieve en haalbare nature based solutions op te schalen. Een voorbeeld hiervan is dat in Rotterdam/Drechtsteden een pilot loopt waarin verschillende opgaven (waterveiligheid, baggerbezwaren, natuur en recreatie) worden verbonden door geleidelijk buitendijks voorlanden aan te leggen om vanuit technisch, sociaal, economisch en institutioneel gebied te leren over op de natuur-gebaseerde oplossingen voor deltasteden. Doel hiervan is niet enkel het opschalen in Nederland, en dit ook als kennisexportproduct te kunnen inzetten. IenW is hierbij betrokken voor het identificeren van randvoorwaarden en het wegnemen van belemmeringen om de pilots ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. De Programmatische Aanpak Grote Wateren werkt aan de realisatie van klimaatbestendige grote wateren op basis van op de natuur gebaseerde oplossingen in het Waddengebied, de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeergebied en het rivierengebied.
PvdD-fractie
17. Wordt altijd eerst gekeken of er een op de natuur gebaseerde oplossing mogelijk is, voordat er naar andere oplossingen wordt gekeken? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om dit voortaan wel te doen?
Het is niet zo dat er altijd eerst gekeken wordt of op de natuur gebaseerde oplossingen mogelijk zijn, waarna enkel als dit niet mogelijk blijkt alternatieve oplossingen worden gezocht. De systematiek is momenteel dat verschillende alternatieven tegelijkertijd op hoofdlijnen worden uitgewerkt zodat deze op verschillende aspecten tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Hierbij spelen maatschappelijke kosten en baten en uitvoerbaarheid/maakbaarheid een belangrijke rol. In deze werkwijze wordt voorkomen dat met een te smalle blik naar oplossingen wordt gezocht. Hoewel op de natuur gebaseerde oplossingen veel meerwaarde kunnen bieden, zijn deze niet altijd en overal mogelijk.
Het doel van het Nationaal Groeifondsvoorstel NL2120 waaraan IenW zich heeft gecommitteerd, is om een nature based solution nog vaker één van de onderzochte alternatieven (of een onderdeel hiervan) te laten zijn.
Het onderhoud van de kustlijn wordt wel standaard opgepakt met een nature based aanpak door middel van zandsuppleties. Het uitgangspunt is daar «zacht waar het kan, hard waar het moet».
PvdD-fractie
18. Welke input zal de Staatssecretaris op dit punt leveren in Europa, gezien de EC samen met lidstaten richtsnoeren wil opstellen voor de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen die de gevolgen van klimaatverandering kunnen opvangen?
Zie het antwoord op vraag 8. Het kabinet onderschrijft het belang van de inzet en het gebruik van op de natuur gebaseerde oplossingen voor de ontwikkeling van veerkrachtige landschappen.
PvdD-fractie
19. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat internationale wetenschappers van het IPPC en Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) aan overheden adviseerden om eerder de klimaatcrisis én natuurcrisis te erkennen en in samenhang op te lossen. Ze lieten zien dat de crises niet afzonderlijk kunnen worden opgelost. Dat betekent dat maatregelen om de klimaatcrisis aan te pakken, ook moeten bijdragen aan het oplossen van de natuurcrisis. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris graag had gezien dat in het EC meer aandacht zou zijn voor het bepalen van de effectiviteit van adaptatiebeleid, als ook voor de wisselwerking en samenhang met andere beleidsopgaven zoals biodiversiteit. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit beter te waarborgen?
De natuuropgaven en klimaatopgaven worden binnen IenW in samenhang opgepakt. Die samenhang is te zien in tal van programma’s en trajecten waaraan IenW een bijdrage levert:
– Als uitwerking van het VN-biodiversiteitsakkoord wordt door de Minister van LNV een Nationaal Biodiversiteit Strategie en Actieplan (NBSAP) opgesteld, waar IenW actief aan heeft bijgedragen.
– IenW neemt deel aan het Collectief Natuurinclusief en steunt de maatschappelijke beweging naar een natuurinclusieve samenleving.
– IenW draagt bij aan de uitvoering van de motie Grinwis om een nationaal natuurherstelplan op te stellen.11
– Er wordt veel onderzoek gedaan naar op de natuur-gebaseerde oplossingen als volwaardig alternatief voor technische oplossingen voor hoogwaterveiligheid en kustbescherming.
– De Nationale Adaptatie Strategie (NAS) brengt de effecten van klimaatverandering voor natuur in beeld. Een van de zes urgente klimaateffecten is de verschuiving van klimaatzones waardoor een deel van de flora en fauna – onder meer door gebrek aan internationale ruimtelijke samenhang in de natuur – onvoldoende kan meebewegen met het verschuivende klimaat.
– Het Nationale Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie uit 2023 formuleert de 15 meest urgente opgaven uit de NAS verdeeld over de vier domeinen Landbouw, Natuur, Milieu en Water.
– IenW heeft samen met BZK en LNV de Landelijke Maatlat voor een groene, klimaatadaptieve bebouwde omgeving ontwikkeld die de basis legt voor klimaatadaptief, biodivers en natuurinclusief bouwen bij nieuwbouwprojecten.
– IenW heeft samen met LNV, VWS, gemeenten en waterschappen een Life IP Europese subsidie aangevraagd en ontvangen om de NAS te versnellen.
– In het programma Integraal Riviermanagement (IRM) werken Rijk en regio aan een integrale aanpak voor een toekomstbestendig rivierengebied in 2050 dat als water- en ecosysteem goed functioneert en meervoudig bruikbaar is. Daarbij richt IRM zich op de volgende rivierfuncties: (1) waterafvoer (ten behoeve van bescherming tegen overstromingen), (2) zoetwaterbeschikbaarheid en drinkwatervoorziening, (3) natuur en ecologische waterkwaliteit, (4) bevaarbaarheid en (5) regionale economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit. Hiermee kijkt IRM hoe de condities voor natuur en klimaat kunnen worden gefaciliteerd.
Veel van de bovengenoemde trajecten zijn departement-overstijgend. Daarom trekt IenW op met LNV, BZK en EZK zodat het klimaatadaptatie- en natuurbeleid in lijn zijn met elkaar. Het Nationale Biodiversiteit Strategie en Actieplan (NBSAP) helpt met de interdepartementale samenhang in het beleid. De komende jaren ligt de focus op de uitvoering van deze plannen.
PvdD-fractie
20. Welke stappen worden daar nu verder in genomen?
De Kamer ontvangt naar verwachting nog voor het zomerreces het Nationaal Biodiversiteit Strategie en Actieplan (NBSAP). In dit plan worden alle lopende trajecten op het gebied van biodiversiteit en veel van het Nederlandse klimaat(adaptatie)beleid betrokken. IenW herijkt de NAS met partners en publiceert de herziene NAS in 2026.
Het is aan het nieuwe kabinet om beslissingen te nemen over nieuw beleid.
PvdD-fractie
21. Gaat de Staatssecretaris er in Europa voor pleiten dat deze samenhang alsnog in het voorstel wordt aangebracht? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet? Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans dat deze samenhang alsnog in het voorstel wordt opgenomen?
Er is feitelijk geen sprake van een voorstel. De mededeling bevat voornemens van de Commissie, maar het is uiteindelijk aan de nieuwe Commissie om hier al dan niet iets mee te doen. Aangezien het een mededeling van de Commissie betreft, is aanpassing van de tekst niet mogelijk. Mocht de nieuwe Commissie overgaan tot nieuw beleid, dan is er uiteraard wel sprake van een situatie waarin onderhandeld zal worden en dan zal het kabinet, zoals aangegeven in het fiche, pleiten voor meer samenhang. Indien de Commissie overgaat tot nieuw beleid is dat het moment dit in te brengen.
PvdD-fractie
22. De leden van de Partij van de Dieren-fractie merken op dat deze week het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een nieuw rapport heeft gepubliceerd, waarmee de belangrijkste klimaatrisico’s voor Nederland in beeld worden gebracht. Uit dit rapport blijkt dat vooral waterschaarste dreigt, waar ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor waarschuwt. De Staatssecretaris reageerde op dit rapport door te verwijzen naar de herziening van de Nationale Klimaat-adaptatiestrategie en de Deltabeslissingen, beiden voorzien voor 2026. Deze leden willen graag weten wat de Staatssecretaris nú gaat doen naar aanleiding van dit PBL-rapport. Het PBL geeft namelijk aan dat, om verslechtering door toename in klimaatverandering te voorkomen, het aan te raden is adaptatiebeleid te versnellen en keuzes en uitvoering naar voren te halen. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop?
Het is inderdaad zaak om niet te wachten op de herijking van de Deltabeslissingen in 2026, de nieuwe Nationale Adaptatie Strategie in 2026 en de besluitvorming in het Nationaal Waterprogramma 2028–2033. Rijk, regio en maatschappelijke partijen moeten nu met extra energie aan de slag met de Landelijke Strategie en Interbestuurlijke Uitvoeringsagenda Water en Bodem Sturend, die de Kamer op 27 november 2023 heeft ontvangen.12 De betekenis hiervan voor ruimtelijke keuzes en landgebruik moet verankerd worden in de Nota Ruimte en de Provinciale plannen voor het landelijke en stedelijke gebied.
Ook wordt nu al, in de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater (2022–2027), door Rijk en regio een maatregelenpakket uitgevoerd van EUR 800 mln. Het is duidelijk dat alle gebruikers en alle sectoren het watergebruik in droge periodes moeten verminderen. Daarvoor is het noodzakelijk dat alle regio’s een zoetwaterbalans in beeld brengen, waarbij de toekomstige zoetwatervraag in evenwicht wordt gebracht met het wateraanbod. Het is noodzakelijk om zo veel mogelijk water vast te houden en te besparen. De Kamer wordt voor de zomer nog nader geïnformeerd over de nieuwe inzichten over waterbeschikbaarheid, alsmede over de consequenties en handelingsperspectieven.
Klimaatmitigatie
PvdD-fractie
23. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen benadrukken dat voor het beperken van klimaatrisico’s het in eerste instantie belangrijk is om de omvang van de klimaatcrisis te beperken door mitigerende maatregelen te nemen. Deze leden vinden het goed om te lezen dat de Staatssecretaris dit ook onderschrijft. Echter, wat deze leden betreft heeft de Staatssecretaris nog vele stappen te zetten om daadwerkelijk tot ambitieus mitigatiebeleid te komen. Gezien de verwachting dat het Nederlandse emissiereductiedoel voor 2030 alleen nog binnen bereik is als werkelijk alles meezit, vragen deze leden zich af welke additionele maatregelen de Staatssecretaris van plan is te nemen als blijkt dat de gerealiseerde reductie deze hoge verwachtingen niet haalt?
Het kabinet heeft de afgelopen jaren de nodige aanvullende maatregelen getroffen waardoor het doel binnen bereik is. Het PBL geeft aan dat de verwachte broeikasgasemissiereductie in Nederland in 2030 op basis van het geagendeerde beleid, waarvoor een effectschatting kon worden gemaakt, uitkomt op circa 46–57% ten opzichte van 1990. PBL geeft aan dat de bovenkant van de bandbreedte alleen bereikt wordt en het doel van 55% gehaald wordt als alles meezit, zowel stuurbare factoren – bijvoorbeeld de uitvoering – als niet-stuurbare factoren – bijvoorbeeld weer en elektriciteitsimport. De maatregelen die door het PBL nog niet in de raming zijn betrokken, kunnen volgens de eerdere inschatting van het kabinet nog ongeveer 4%-punt aan extra emissiereductie opleveren. De kerncijfers van het PBL bieden volgens het kabinet zicht op het halen van het doel uit de bijgestelde Klimaatwet, mits de uitwerking en uitvoering van het klimaatbeleid voortvarend en met ambitie in gang worden gezet.
PvdD-fractie
24. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) het koolstofbudget in 2020 heeft bepaald op 400.000 Mton CO2-equivalenten (CO2-eq.) om 67 procent zekerheid te geven om binnen de 1,5 graad opwarming te blijven. Rekening houdend met historische emissies en draagkracht (full fair share) van elk land zou Nederland in 2030 netto negatieve emissies moeten realiseren. Uitgaande van emissies per persoon (aandeel in de wereldbevolking) zou Nederland in 2030 tot 94 procent reductie ten opzichte van 1990 moeten komen. Vanuit het aandeel in de huidige mondiale uitstoot zou Nederland een reductie van 64 procent moeten behalen in 2030, en richting 100 procent in 2037. Met het huidige klimaatbeleid van Nederland en de EU zal geen van deze drie scenario’s worden gehaald. Door de uitstoot boven haar «fair share» levert Nederland dus in alle gevallen een onrechtvaardige bijdrage aan additionele klimaatschade in andere landen. In hoeverre wordt er bij de beheersing van klimaatrisico’s ook rekening gehouden met de klimaatrisico’s buiten de EU die worden toegebracht als gevolg van het handelen van landen binnen de EU?
Het nationaal adaptatiebeleid van het kabinet, onder andere opgenomen in de Nationale Adaptatie Strategie (NAS) en het Nationaal Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie (NUPKA), geldt voor de beheersing van de klimaatrisico’s voor Nederland.
De Overeenkomst van Parijs en de daarin vervatte doelstellingen zijn gericht op versterkte stappen tegen de wereldwijde dreiging van klimaatverandering. De Europese en Nederlandse klimaatinspanningen in het kader van de doelstellingen van Parijs dienen daarmee de klimaatrisico’s wereldwijd, ook buiten de EU.
PvdD-fractie
25. Hoe verhoudt zich dit tot de uitspraak dat de Staatssecretaris klimaatrechtvaardigheid als prioriteit stelt?
Het kabinet erkent dat Nederland en Europa een relatief hoge uitstoot per capita heeft, en daarom net als andere landen met een relatief hoge uitstoot een verantwoordelijkheid onder de Overeenkomst van Parijs heeft om die uitstoot terug te dringen. Daarbij heeft het kabinet rekening te houden met een rechtvaardige transitie in andere landen en voor toekomstige generaties, maar ook ten opzichte van huidige Nederlandse inwoners. Dit kan schuren. Een zeer steil afbouwpad kan vanuit het ene perspectief rechtvaardig zijn, maar schuren met de haalbaarheid, zoals de European Scientific Advisory Board on Climate Change13 laat zien voor het EU 2040 doel en het Planbureau voor de Leefomgeving14 voor een Nederlands 2040 doel. Beide wetenschappelijke bureaus geven aan dat, met oog op haalbaarheid en rechtvaardigheid, gekeken kan worden naar financiering van reducties in het buitenland. Daarom heeft Nederland ingezet op een stijging van de klimaatfinanciering voor lage- en middeninkomenslanden naar meer dan EUR 1,8 miljard. Nederland levert daarmee zijn aandeel in de overeengekomen internationale verplichting om jaarlijks USD 100 miljard te mobiliseren voor klimaatactie in OS-landen. Verdere onderhandelingen over klimaatfinanciering zijn aan een nieuw kabinet.
PvdD-fractie
26. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen over de verwachting dat het Bruto Binnenlands Procent (BBP) van de EU tegen het einde van de eeuw ongeveer zeven procent zou dalen door extremere weersomstandigheden. Deze leden vragen zich af of de Staatssecretaris kennis heeft genomen van het recent verschenen onderzoek, waaruit blijkt dat de impact van klimaatopwarming significant groter is dan eerder gedacht en dat zelfs één graad opwarming al leidt tot een verlaging van 12 procent van het BBP?
Ja, voor zo ver het gaat om het working paper uit het artikel van de Guardian «Economic damage from climate change six times worse than thought», dat nog een peer review moet ondergaan.
PvdD-fractie
27. Zij vragen zich af hoe de mitigatiestrategie van de Staatssecretaris hierdoor wordt beïnvloed.
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuw Klimaatplan. Het Klimaatplan bevat de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende 10 jaar. Ook zal het een beeld bevatten van hoe klimaatneutraliteit voor Nederland er voor de verschillende sectoren uit kan komen te zien. Daarnaast gaat het Klimaatplan in op de laatste wetenschappelijke inzichten over klimaatverandering, technologische ontwikkelingen, internationale beleidsontwikkelingen en economische gevolgen. Het onderzoek «Economic damage from climate change six times worse than thought» zoals vermeld in de Guardian betreft een working paper, dat nog geen peer review heeft ondergaan en is verschenen na het laatst gepubliceerde 6e IPCC assessmentrapport.
In het Klimaatplan zullen de laatste breed gedeelde wetenschappelijke inzichten vanuit het IPCC worden gehanteerd.
Het ontwerpKlimaatplan wordt dit najaar aan de Tweede Kamer aangeboden.
Kritieke infrastructuur
BBB-fractie
28. De leden van de BBB-fractie lezen dat de klimaatrisico’s dienen te worden meegenomen in het beleid voor ruimtelijke ordening en bij planning en onderhoud van kritieke infrastructuur. Deze leden vragen zich af hoe zwaar deze klimaatrisico’s gewogen zullen worden en in hoeverre dit het onderhoud van kritieke infrastructuur zal beïnvloeden.
Bij «kritieke infrastructuur» gaat het over het totaal aan vitale processen die samen de vitale infrastructuur van Nederland vormen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vitale processen zoals drinkwatervoorziening, energieproductie en -distributie en het keren en beheren van water. Uitval of verstoring van deze processen kan leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting, schade en slachtoffers. Hiervoor bestaat in Nederland de Aanpak vitaal, onderdeel van de Veiligheidsstrategie van het Koninkrijk der Nederlanden, die wordt gecoördineerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).15
De Aanpak vitaal is erop gericht om verstoring van vitale processen te voorkomen en de weerbaarheid te verhogen. Dit gebeurt onder andere door middel van het uitvoeren van een vierjaarlijkse cyclus waarbij de verantwoordelijke departementen samen met vitale aanbieders een vitaalbeoordeling, een weerbaarheidsanalyse en een actieprogramma uitvoeren. Hierbinnen wordt ook onderzocht hoe de gevolgen van overstromingen, extreem weer en natuurbrandrisico’s kunnen leiden tot risico’s voor de continuïteit van de vitale processen (en hun infrastructuur). Daarnaast wordt het beoordelen van de risico’s van klimaatverandering voor vitale infrastructuur en de verplichting tot het nemen van passende maatregelen juridisch verankerd met de implementatie van de door de Commissie opgestelde Critical Entities Resilience directive (CER-richtlijn). De implementatie van deze richtlijn is voorzien met de inwerkingtreding van de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten in 2025 en biedt een wettelijk kader voor verbetering van de weerbaarheid van vitale infrastructuur tegen fysieke risico’s, waaronder klimaatverandering.
Op dit moment valt nog niet te zeggen hoe «zwaar» de klimaatrisico’s zullen wegen en in welke mate dat ook het onderhoud beïnvloedt, wel dat het wettelijk verplicht wordt (vanuit de wet weerbaarheid kritieke entiteiten) voor vitale aanbieders om deze risico’s te onderzoeken en maatregelen te treffen. De mate van impact voor de vitale aanbieders wordt bepaald door de omvang van overstromings- en klimaatrisico’s en of dit vervolgens leidt tot risico’s voor de continuïteit. Deze kunnen per proces en locatie verschillen. Er wordt gewerkt aan helderheid over de scenario’s en data die kan worden meegenomen bij het in beeld brengen van deze risico’s, zodat alle vitale aanbieders een nauwkeurige inschatting kunnen maken.
Landbouw
BBB-fractie
29. De leden van de BBB-fractie lezen dat de EC een studie over de aanpassing in de landbouw zal uitvoeren. Deze leden lezen tevens dat wij als lidstaat al veel lopende projecten hebben om voedselproductie toekomstbestendig te maken (AP KAL, NPLG en verschillende aanpakken). Deze leden zijn benieuwd naar in hoeverre de Staatssecretaris denkt dat verdere aanpassingen vanuit de EC nodig zijn op het gebied van landbouw.
PvdD-fractie
30. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EC een studie over aanpassing in de landbouw zal uitvoeren, die eind 2025 moet zijn afgerond. Welke aanpassingen worden er precies onderzocht?
Antwoord op vragen 29 en 30:
De Commissie heeft inderdaad een studie over aanpassing in de landbouw aangekondigd die eind 2025 moet zijn afgerond.
Het toekomstbestendig maken van de voedselproductie is een prioriteit voor de Commissie. Zij zal met de lidstaten blijven samenwerken om de strategische plannen van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid beter te benutten om klimaatbestendigheid te verbeteren. Samen met de lidstaten wordt ook de monitoring van de bodemgezondheid versterkt.
Het is nog niet bekend wat de precieze insteek van deze studie zal worden, maar naar verwachting zal de studie zich toeleggen op aanpassingen in de landbouw om beter met weersextremen en verzilting om te gaan. Waarbij te denken valt aan maatregelen op het gebied van duurzaam landbouwbodem- en waterbeheer, alsook adaptatie via toepassing van meer weerbare (droogte- en/of zilttolerante) rassen, gewassen en teeltsystemen. Een dergelijke inhoud van de EC-studie sluit aan op de Nederlandse inzet op grond van onder andere het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw (AP KAL).16
PvdD-fractie
31. Wordt in dit onderzoek gekeken naar de gevolgen van een forse krimp van het aantal dieren dat we in Europa fokken, gebruiken en doden? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om dit dan alsnog in te brengen? Zo ja, welke krimpscenario’s worden er precies onderzocht?
Dit onderzoek zoals aangekondigd door de Commissie kijkt naar adaptatie die nodig is binnen de landbouw als gevolg van klimaatverandering. Krimp van het aantal landbouwhuisdieren is een maatregel die met name bijdraagt aan klimaatmitigatie en valt daarmee vermoedelijk buiten de kaders van deze studie. De Europese Commissie beoogt de studie over adaptatie eind 2025 af te ronden.
Gezien de aangekondigde studie zich richt op klimaatadaptatie zal een maatregel als krimp van het aantal landbouwhuisdieren niet door Nederland worden ingebracht voor dit onderzoek.
PvdD-fractie
32. Deze leden vragen zich af of de Staatssecretaris kennis heeft genomen van het recent uitgevoerde ontwerpend onderzoek «Nederland Veganland». Deze leden vragen zich af in hoeverre de transitie naar een meer plantaardig dieet expliciet wordt meegenomen in de studie die wordt uitgevoerd naar aanpassingen in de landbouw. Zij vragen zich ook af of dit onderzoek zal worden meegenomen in de Nota Ruimte aangezien het een oplossing kan bieden voor veel van het ruimtegebrek in Nederland.
Het doel van het kabinet en in navolging daarvan het beleid van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Minister van LNV is dat meer mensen volgens de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum gaan eten. Onderdeel hiervan is de doelstelling om een verschuiving in de balans van de consumptie van plantaardige en dierlijke eiwitten naar een 50/50-verhouding in 2030 te realiseren. Om Nederlanders te ondersteunen wanneer zij hun eetpatroon willen veranderen, is de beschikbaarheid van betrouwbare informatie een belangrijke voorwaarde. Het kabinet ondersteunt daarom de voorlichting over duurzame en gezonde voedselkeuzes via het Voedingscentrum en binnen de rijksbrede klimaatcampagne «Zet ook de knop om». Daarnaast vindt het kabinet het belangrijk om als Rijksoverheid het goede voorbeeld te geven en heeft het daarom een blijvende aandacht voor de nog te zetten stappen in de verduurzaming van de catering bij de Rijksoverheid. Om meer inzicht te krijgen in de ideeën van burgers over het eten van minder vlees en meer plantaardige producten ten behoeve van klimaat, milieu en gezondheid vindt er in 2024 een burgerpanel plaats. De uitkomsten van dit panel worden begin 2025 met de Tweede Kamer gedeeld.
Het beleid op het verduurzamen van de eiwitconsumptie is onderdeel van de bredere aanpak op de Nationale Eiwitstrategie (NES), die inzet op een duurzamer voedselsysteem waar eenieder aan bijdraagt. De doelstelling van de NES is om de komende jaren de EU-zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten te vergroten, op een duurzaam geproduceerde manier die bijdraagt aan de gezondheid van consumenten en vee. Deze doelstelling en de doelstelling voor de eiwitconsumptie raken elkaar direct. Waarbij het bij de consumptie van eiwitten niet alleen belangrijk is toe te werken naar de 50/50-doelstelling, maar er ook inzet nodig is op het verminderen van voedselverspilling en het tegengaan van overconsumptie van eiwitten. Daarnaast beoogt de NES het aanbod van plantaardige eiwitten van Nederlandse en Europese bodem te laten groeien en te versterken.
De Minister van BZK werkt samen met de bewindspersonen in de fysieke leefomgeving aan een nieuwe Nota Ruimte. Daarin is vooralsnog niet het specifieke onderzoek «Nederland Veganland» meegenomen. Wel is het algemeen bekend dat dierlijke landbouw meer ruimte nodig heeft dan plantaardige landbouw.
PvdD-fractie
33. IPCC en IPBES wijzen ook op de belangrijke rol hierin van de transitie van minder dierlijke naar meer plantaardige eiwitten voor menselijke consumptie, omdat de veehouderij niet alleen meer broeikassen uitstoot, maar ook vele malen meer grond in beslag neemt wat de natuurcrisis verergert. Hier is ook internationaal wetenschappelijk consensus over. Is de Staatssecretaris bereid om aandacht te vragen in Europa voor de voordelen van een meer plantaardig (biologisch) voedselsysteem om de klimaat- en natuurcrisis in samenhang op te lossen?
Het kabinet benadrukt geregeld in Brussel de noodzaak voor het verduurzamen van ons voedselsysteem. Zo heeft de Minister van LNV recent aangegeven actiever in te zetten op een Europese Eiwitstrategie, waarbinnen ook meer aandacht moet zijn voor plantaardige eiwitten en duurzamere dierlijke eiwitbronnen.
Meerjarig Financieel Kader
NSC-fractie
34. De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris in deze context nog niet vooruit wil lopen op het Meerjarig Financieel Kader 2028–2035 (MFK), ook al is klimaatadaptatie een langdurig proces en zal het veel kosten met zich meebrengen. Deze leden roepen in herinnering dat de onderhandelingen over het nieuwe MFK al medio 2025 starten. Kan de Staatssecretaris toch aangeven of, wat en op welke manier ze dit onderwerp in wil brengen in de onderhandelingen over het MFK?
Klimaatadaptatie en het mainstreamen daarvan is een belangrijk beleidsthema voor Nederland. Dit zal dan ook mee worden genomen in de integrale afweging van de Nederlandse inzet voor het volgend MFK. Het is aan het nieuwe kabinet om een definitieve keuze te maken in de Nederlandse inzet voor het volgende MFK.
PvdD-fractie
35. Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft moeten landen een eerlijke bijdrage betalen aan mondiale klimaatfinanciering ten behoeve van de transitie, adaptatie en herstel van schade als gevolg van de klimaatcrisis. Deze leden lezen in het fiche dat de Staatssecretaris solidair is met lidstaten die te maken hebben met noodsituaties. Hiervoor bestaat op EU-niveau onder meer de Solidariteits- en Noodhulpreserve. Maar de Staatssecretaris wil niet vooruitlopen op de onderhandelingen voor het volgende MFK (2028–2035). Waarom wil de Staatssecretaris hier niet op vooruitlopen?
De Commissie zal naar verwachting vóór 1 juli 2025 een voorstel presenteren voor het volgende MFK. De Nederlandse standpuntbepaling zal in aanloop hier naartoe, en in reactie op de voorstellen, door het nieuwe kabinet moeten worden gemaakt. Hierbij zal een integrale afweging moeten worden gemaakt tussen verschillende beleidsprioriteiten.
PvdD-fractie
36. Wat wordt de inzet van de Staatssecretaris voor het volgende MFK?
Zie het antwoord op vraag 35.
PvdD-fractie
37. En wat is het krachtenveld omtrent de nieuwe MFK?
Het krachtenveld omtrent het nieuwe Meerjarig Financieel Kader zal pas duidelijk worden wanneer het nieuwe voorstel door de Commissie naar verwachting wordt gepresenteerd vóór 1 juli 2025. Op basis van eerdere onderhandelingen valt het krachtenveld over het algemeen uiteen in nettobetalers en netto-ontvangers van de EU-begroting. Op dit moment is er t.a.v. de rol van klimaatadaptatie in het MFK geen duidelijk krachtenveld te onderscheiden.
Subsidiariteit
NSC-fractie
38. De leden van de NSC-fractie lezen dat de Staatssecretaris schrijft dat haar grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit positief is en dat zij concludeert dat voorgenomen optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is. Deze leden vragen zich af in hoeverre de EC met deze mededeling stappen zet op terreinen waarop zij tot nu toe niet actief was. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke onderdelen dit fiche ingaat waar de Europese Unie nog niet eerder actief was en daarbij ook per onderwerp aangeven waarom de Staatssecretaris denkt dat Europese inzet gepast is?
De voornemens die de Commissie in de mededeling heeft opgenomen, betreffen alleen terreinen waarop zij momenteel al actief is.
NSC-fractie
39. En, indien er geen sprake is van nieuwe Europese inzet, kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij alsnog een subsidiariteitsoordeel uitspreekt?
Het uitspreken van een subsidiariteitsoordeel is standaard bij BNC-fiches. Een dergelijk oordeel is van belang om te kunnen signaleren of het voorliggende beleidsonderwerp daadwerkelijk op EU-niveau thuishoort. Dat is bij deze mededeling dus het geval.
Vervuiling
PvdD-fractie
40. Tot slot lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de Staatssecretaris, naar eigen zeggen, toewerkt naar een bredere integrale benadering waarbij rekening wordt gehouden met zowel klimaatverandering, verlies aan biodiversiteit en vervuiling, om voorbereid te zijn op de toekomstige gezondheidsrisico’s die klimaatverandering met zich meebrengen. Met betrekking tot vervuiling: hoe duidt de Staatssecretaris in dit kader dan het beleid van haar eigen ministerie?
In 2022 is de kabinetsbrede mondiale gezondheidsstrategie verschenen, een van de prioriteiten van deze strategie is de impact van klimaatverandering op de gezondheid, hierbij houdt de strategie ook rekening met de drie planetaire crises, waarvan vervuiling van de leefomgeving er een is. Het beleid van IenW draagt bij aan de maatschappelijke opgave om vervuiling van de leefomgeving aan te pakken, ook tegen de achtergrond van klimaatverandering. Dat gebeurt in Nederland door het steeds verder aanscherpen van normen voor uitstoot en concentraties van vervuilende stoffen in lucht, water en bodem. De basis van de wetgeving hiervoor is Europees. In Europa wordt gezamenlijk gestreefd naar nul vervuiling in 2050, een situatie waarin de menselijke gezondheid en ecosystemen geen schade meer ondervinden door vervuiling. Bij de transitie naar een klimaatneutrale en duurzame samenleving wordt gezocht naar synergie en vermijding van negatieve effecten, om te zorgen dat bijvoorbeeld het toenemende gebruik van alternatieve brandstoffen, energiedragers en circulaire grondstoffen ook een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de leefomgeving en de omgevingsveiligheid.
PvdD-fractie
41. Is de Staatssecretaris bereid om toe te werken naar een toekomst waarin bedrijven niet langer milieuvreemde stoffen in het water mogen lozen of naar de lucht mogen uitstoten, gezien het feit dat haar ministerie vergunningen voor het lozen van schadelijke stoffen in water en naar de lucht mogelijk maakt?
De wetgeving in Nederland en Europa is erop gericht om richting 2050 normen voor lozingen naar lucht, water en bodem steeds verder aan te scherpen om zo het doel van nul vervuiling in 2050 te kunnen behalen (de Europese Zero Pollution Ambition). Dat is de situatie waarin de menselijke gezondheid en ecosystemen niet langer schade ondervinden door vervuiling. Dit betekent niet dat emissies in alle gevallen helemaal naar nul moeten worden teruggebracht.
PvdD-fractie
42. Is de Staatssecretaris bereid om als eerste stap in ieder geval geen nieuwe lozingsvergunningen af te geven?
Nee. Het systeem is erop gericht om bedrijvigheid mogelijk te maken, met milieunormen gebaseerd op de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dat betekent dat de op dat moment meest milieuvriendelijke technologie moet worden toegepast om een vergunning te kunnen krijgen voor een lozing. Door voortschrijdende innovatie worden deze technieken steeds beter en zullen emissies naar de leefomgeving steeds kleiner worden. Op deze manier wordt de leefomgeving schoner terwijl tegelijkertijd bedrijven kunnen blijven opereren.
Visserij
NSC-fractie
43. De leden van de NSC-fractie lezen dat «Nederland wil voorkomen dat in de visserijonderhandelingen met andere kuststaten in de Atlantische wateren, het wijzigen van distributie-patronen van vissoorten door opwarmend water als argument wordt gebruikt om verdeelsleutels tussen de betreffende kuststaten ter discussie te stellen.» Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom zij dit standpunt inneemt?
Het uitgaan van historisch geldende verdeelsleutels dient mede ter borging van een stabiele en duurzaam beheerde visserij en zijn ook een zekere mate van zekerheid voor de ondernemers. Enkele kuststaten hebben het afgelopen decennium voor sommige visbestanden een groter eigen aandeel in die verdeelsleutels «genomen», onder het argument dat als gevolg van opwarmend water het betreffend bestand méér als voorheen in hun exclusieve economische zone (EEZ) voor zou komen. Dit leidde en leidt tot overbevissing ten opzichte van de afgesproken vangsthoeveelheden. De EU houdt zich aan de historisch overeengekomen verdeelsleutels, betreurt de overbevissing ten opzichte van de wetenschappelijk geadviseerde «Total Allowable Catch» (TAC), en onderhandelt tot op heden met de andere kuststaten voor herstel van de verdeelsleutels omdat dit de basis is voor een duurzaam visstandbeheer op basis van «Maximum Sustainable Yield» (MSY).
NSC-fractie
44. Hoe staan de Nederlandse vissers hierin?
De betreffende Nederlandse visserijsector onderschrijft dit.
NSC-fractie
45. Gaat het hierbij ook om het quotum van Noordzeevis, of alleen over Atlantische quota?
Het betreft hier primair de Atlantische quota, hoewel in de doorwerking daarvan binnen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid ook (beperkte) vangsten op de Noordzee toegestaan zijn.
NSC-fractie
46. Worden er ook quota afgesproken voor vissoorten die niet commercieel gevangen worden, maar nog geen quota hebben zoals de sepia?
Nee.
PvdD-fractie
47. Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid klimaateffecten worden opgenomen. Nederland wil hierbij voorkomen dat in de visserijonderhandelingen met andere kuststaten in de Atlantische wateren, het wijzigen van distributiepatronen van vissoorten door opwarmend water als argument wordt gebruikt om verdeelsleutels tussen de betreffende kuststaten ter discussie te stellen. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het beschermen van vissoorten en ecosystemen centraal staat bij deze inzet, en niet het beschermen van de Nederlandse visserijbelangen?
Zie het antwoord op vraag 43. De inzet op herstel van de verdeelsleutels is noodzakelijk omdat dit de basis is voor een duurzaam visstandbeheer op basis van «Maximum Sustainable Yield» (MSY).
PvdD-fractie
48. Deelt de Staatssecretaris het inzicht dat klimaateffecten een negatieve impact zullen hebben op verschillende vispopulaties en dat overige drukfactoren bij kwetsbare populaties zo veel mogelijk moeten worden weggenomen?
Klimaateffecten kunnen een negatief effect hebben op bepaalde vissoorten. Om deze vissoorten zoveel mogelijk te ondersteunen, wordt er vanuit het Rijk op verschillende niveaus ingezet op herstelmaatregelen en duurzame exploitatie. Zo wordt bij de bouw van windparken op zee ingezet op natuurinclusief bouwen voor kabeljauw, oesterriffen en begeleidende biodiversiteit. Daarnaast is het Ministerie van LNV bezig met verschillende beleidstrajecten om kwetsbare soorten te ondersteunen. Zo worden er soortenbeschermingsplannen opgesteld voor verschillende kwetsbare soortgroepen, waaronder vissen. Ook is het Ministerie van LNV bezig met het opzetten van een programma gericht op natuurversterking van de Noordzee. Dit programma gaat zich richten op het versterken van het ecologisch systeem zodat duurzaam gebruik mogelijk blijft en de Europese Natura 2000-doelen en de doelen van de Kaderrichtlijn Marien worden gehaald.
Concreet zullen er maatregelen worden uitgevoerd voor het herstel van vogels, zeezoogdieren vissen en habitats. Ook wordt er vanuit het Gemeenschappelijk Visserijbeleid rekening gehouden met de status van visbestanden om duurzame exploitatie te waarborgen. Op 8 maart 2024 de Visie op voedsel uit zee en grote wateren aan de Tweede Kamer is toegezonden om te zorgen dat de duurzame exploitatie van de rijkdommen van de zee op een verantwoorde en klimaatbestendige manier zal blijven plaatsvinden.17
PvdD-fractie
49. Is de Staatssecretaris bereid dit aspect nadrukkelijk naar voren te brengen bij de onderhandelingen?
Het betreft hier een mededeling waarover geen onderhandelingen zullen worden gevoerd.
Kamerstukken 32 813, nr. 1387.↩︎
Kamerstukken 32 813, nr. 1299.↩︎
Kamerstukken 32 813, nr. 1386.↩︎
https://edepot.wur.nl/648509↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 32 813, nr. 1386.↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 31 710, nr. 83.↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 27 625, nr. 567.↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 31 710, nr. 83.↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 36 410 J, nr. 9 .↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 31 710, nr. 84 .↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 21 501–08, nr. 943.↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 27 625, nr. 659↩︎
https://climate-advisory-board.europa.eu/reports-and-publications/scientific-advice-for-the-determination-of-an-eu-wide-2040.↩︎
https://www.pbl.nl/actueel/nieuws/klimaatdoel-2040-vraagt-balans-tussen-rechtvaardigheid-en-haalbaarheid.↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 30 821, nr. 182.↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-35db3cf1-e9e6-4663-8963-4844da9ce1d1/pdf↩︎
Kamerstukken II 2023–2024, 21 501–32, nr. 1624.↩︎