Antwoord op vragen van het lid Stoffer over het bericht 'Belastingstelsel kost eenverdienersgezin straks ook deel AOW'
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D24179, datum: 2024-06-11, bijgewerkt: 2024-06-13 14:36, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-1954).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Beslisnota bij Kamerbrief Antwoord op vragen van het lid Stoffer over het bericht 'Belastingstelsel kost eenverdienersgezin straks ook deel AOW'
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van zaak 2024Z08979:
- Gericht aan: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: C. Stoffer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1954
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Belastingstelsel kost eenverdienersgezin straks ook deel AOW» (ingezonden 24 mei 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst) (ontvangen 11 juni 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Belastingstelsel kost eenverdienersgezin straks ook deel AOW»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de stelling in het artikel dat AOW’ers zo’n 1.000 euro netto-inkomen per jaar mislopen?
Antwoord 2
De stelling dat AOW’ers zo’n € 1.000 per jaar mislopen is feitelijk onjuist. Vanaf het moment dat de AOW-leeftijd bereikt wordt hebben belastingplichtigen over het algemeen een dusdanig hoog inkomen dat de uitbetaling van de AHK aan de minstverdienende partner niet langer tot een voordeel leidt. Het brutonetto traject van een eenverdiener boven de AOW-leeftijd ziet er op dit moment (2024) als volgt uit, uitgaande van een aanvullend pensioen van € 20.000 bij de partner die werkzaam was. Het AOW-bedrag is nog gebaseerd op een schatting, omdat het niveau per juli 2024 nog niet definitief vastgesteld is.
Bruto inkomen | (+) € 33.348 | (+) € 13.348 |
Belasting box 1 | (–) € 6.359 | (–) € 2.545 |
AHK | (+) € 1.443 | (+) € 1.735 |
Ouderenkorting | (+) € 2.010 | (+) € 2.010 |
Onverzilverde heffingskorting | € 0 | (–) € 1.200 |
Bijdrage Zvw | (–) € 1.774 | (–) € 710 |
Netto-inkomen | € 28.667 | € 12.638 |
Heffingskortingen komen in eerste instantie in mindering op de heffing over het eigen inkomen. Partner 2 (met alleen inkomen uit een AOW-uitkering) kan op basis van het eigen inkomen € 2.545 aan heffingskortingen verzilveren en € 1.200 niet. De overdraagbaarheid houdt in dat de heffingskorting maximaal wordt opgehoogd tot 100% van de AHK als een belastingplichtige minder dan dat bedrag verzilvert tegen het eigen inkomen.2 De AHK voor een AOW’er bedraagt maximaal € 1.735. Omdat partner 2 zelf al € 2.545 aan heffingskortingen verzilvert tegen het eigen inkomen, wordt de heffingskorting niet opgehoogd en is geen voordeel van de overdraagbaarheid.
Het afschaffen van de overdraagbaarheid van de AHK heeft dan ook geen gevolgen voor een eenverdienerspaar dat de AOW-leeftijd bereikt, ook niet op het moment dat mensen geboren op of na 1 januari 1963 de AOW-leeftijd bereiken (in 2030).
In uitzonderlijke situaties kan afschaffen van de overdraagbaarheid van de AHK wel gevolgen hebben, bijvoorbeeld als de AOW’er zonder aanvullend pensioen- naast de AOW-uitkering – een negatief inkomen uit eigen onderneming heeft. In het voorbeeld hieronder heeft partner 2 een verlies van € 5.000, waardoor de verschuldigde belasting daalt naar € 1.592. Er kan dan een bedrag van € 143 worden uitbetaald tegen het inkomen van partner 1. Dat bedrag is het verschil tussen 100% van de AHK en de heffingskorting die partner 2 al verzilverd heeft tegen het eigen inkomen. Op dit moment profiteert de AOW’er in onderstaand voorbeeld nog van de overdraagbaarheid van de AHK, omdat de regeling alleen is afgeschaft voor belastingplichtigen die geboren zijn op of na 1 januari 1963. Vanaf 2030 krijgen ook mensen die geboren zijn in 1963 AOW en is er dus in heel specifieke situaties sprake van een nadeel voor AOW’ers. Ten opzichte van de situatie zoals die is vóór het bereiken van de AOW-leeftijd is het nadeel van het vervallen van de overdraagbaarheid veel kleiner. Vóór het bereiken van de AOW-leeftijd kon partner 2 de AHK immers helemaal niet verzilveren.
Bruto inkomen | (+) € 33.348 | (+) € 8.348 |
Belasting box 1 | (–) € 6.359 | (–) € 1.592 |
AHK | (+) € 1.443 | (+) € 1.735 |
Ouderenkorting | (+) € 2.010 | (+) € 2.010 |
Onverzilverde heffingskorting | € 0 | (–) € 2.153 |
Verzilverd tegen partnerinkomen | (+) € 143 | |
Bijdrage Zvw | (–) € 1.774 | (–) € 444 |
Netto-inkomen | € 28.667 | € 8.047 |
Vraag 3
Was dit effect voorzien bij het besluit om de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting af te bouwen en zo ja, hoe is dit meegewogen in dit besluit en welke alternatieven zijn overwogen?
Antwoord 3
Ja, bij het besluit om de overdraagbaarheid van de AHK af te bouwen is meegewogen dat dit niet of nauwelijks effect heeft op het besteedbaar inkomen van AOW’ers.3 Uiteraard heeft de maatregel wel gevolgen voor huishoudens waarin de verdienende partner de AOW-leeftijd bereikt, terwijl de partner zonder inkomen nog niet de AOW-leeftijd bereikt én deze partner geboren is op of na 1 januari 1963. De effecten bij deze groep huishoudens zijn ook meegenomen in de besluitvorming destijds.
Vraag 4
In het rapport «Evaluatie Heffingskortingen en Tariefstructuur» van 10 april 2024 (Kamerstuknummer 2024D17490) wordt aangegeven dat voor «enkele andere jongere groepen» het afschaffen van de overdraagbaarheid tot een fors inkomensverlies kan leiden. Om welke groepen gaat het?
Antwoord 4
Het afschaffen van de overdraagbaarheid van de AHK heeft geleid tot een daling van het besteedbaar inkomen van eenverdieners. Meer specifiek gaat het om de groep eenverdieners waarvan de partner met inkomen voldoende belasting betaalt om de AHK van de partner tegen te verzilveren. Ook tweeverdieners hebben nadeel ondervonden van deze maatregel. Daarbij gaat het dan om de groep tweeverdieners waarvan de minstverdienende partner een heel beperkt inkomen heeft waardoor die partner de AHK niet volledig tegen het eigen inkomen kan verzilveren.
Vraag 5
In welke mate is er bij de in vraag 4 genoemde vraag sprake van een inkomensverlies?
Antwoord 5
Het inkomensverlies door het afschaffen van de overdraagbaarheid van de AHK bedraagt maximaal € 3.362 (bedrag 2024). Hierbij moet wel worden bedacht dat de overdraagbaarheid in stapjes is afgeschaft tussen 2009 en 2023. De betreffende gezinnen zijn dus niet in één keer geconfronteerd met deze lastenverzwaring. Bovendien zijn mensen die zijn geboren voor 1963 uitgezonderd van de maatregel.
Vraag 6
Ontstaat door het inkomensverlies van AOW’ers en de andere groepen geen onrechtvaardig onderscheid tussen verder identieke gevallen?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 2, dit is niet het geval.
Vraag 7
Welke maatregelen kunnen worden genomen om dit onderscheid weg te nemen?
Antwoord 7
Zie het antwoord op vraag 2, dit is niet het geval.
Vraag 8
Bent u bereid het besluit te herzien, zodat dit onderscheid afneemt of weg wordt genomen?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 2, dit is niet het geval.
RD.nl, 11 mei 2024, «Belastingstelsel kost eenverdienersgezin straks ook deel AOW», (https://www.rd.nl/artikel/1062902-belastingstelsel-kost-eenverdienersgezin-straks-ook-deel-aow)↩︎
Artikel 8.9 van de wet Inkomstenbelasting↩︎
Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2007/08, 31 205, nr. 9, waarin wordt toegelicht dat de overdraagbaarheid na het bereiken van de AOW-leeftijd nagenoeg geen rol meer speelt.↩︎