[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over Schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden (Kamerstuk 30234-389)

Toekomstig sportbeleid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2024D24828, datum: 2024-06-13, bijgewerkt: 2024-07-30 09:29, versie: 3

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30234-392).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30234 -392 Toekomstig sportbeleid.

Onderdeel van zaak 2024Z10538:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 392 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juni 2024

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 13 juni 2024 over Schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden (Kamerstuk 30 234, nr. 389).

De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2024 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema

Adjunct-griffier van de commissie,
Abma-Mom

Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 6
II. Reactie van de Minister 7

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden gelezen en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

In de Monitor Sportbeleid 2023, uitgevoerd door het Mulier Instituut, wordt met name geconcludeerd dat het verhogen van het strategisch gehalte van het sportbeleid en het stellen van doelen op de lange termijn uitdagend is. Wat wordt exact bedoeld met het strategische gehalte? Hoe wordt hier invulling aan gegeven?

De Minister schrijft dat er een onderzoek loopt om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Uit een rondgang van Nieuwsuur bleek recent dat de prijzen voor zwemlessen fors zijn gestegen en dat zwembaden zien dat steeds meer leerlingen afhankelijk zijn van subsidies. Kan de Minister aangeven hoeveel leerlingen afhankelijk zijn van subsidies om naar zwemles te kunnen gaan? Hoeveel gemeentes geven subsidie voor zwemles?

Kan de Minister een update geven van de uitvoering van het programma Strand Veilig?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitvoering van de twee moties. Zij danken de regering voor de toelichting op de uitvoering, maar hebben wel een aantal vragen. In de ogen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is er voor de uitvoering van deze moties nog wel ruimte voor verbetering.

In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat vijf knelpunten voor sportverenigingen worden benoemd. Hoewel de leden verheugd zijn met al het extra onderzoek dat de Minister heeft aangekondigd, missen zij een overkoepelende meerjarige strategie die met sportverenigingen wordt gemaakt. De geest van de motie vraagt namelijk niet enkel om losse problemen aan te pakken, maar ook om een meerjarige strategie te maken. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister alsnog van plan is deze strategie te maken en bereid is om deze bij de begrotingsbehandeling van VWS gereed te hebben.

Specifiek over de verduurzaming hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA-fractie ook een vraag. Het budget uit de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) is niet toereikend om alle sportverenigingen die willen verduurzamen te bedienen. Kan de Minister aangeven hoeveel extra middelen er nodig zijn om alle sportverenigingen die willen en kunnen verduurzamen te bedienen en of er aanspraak gemaakt kan worden op middelen uit het klimaatfonds om de BOSA uit te breiden?

Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag over de motie om zwembaden in publieke handen te houden. In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er nu eerst onderzoek gedaan gaat worden. Hoewel de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nut en noodzaak van de aangekondigde onderzoeken onderschrijven, maken zij zich ernstig zorgen over het behoud van zwembaden in de tussentijd. Het is denkbaar dat er, net zoals in Gulpen-Wittem zwembaden failliet gaan en zo kostbare plekken om zwemles te geven verloren gaan. Wil de Minister verantwoordelijkheid nemen voor het open houden van zwembaden totdat beide onderzoeken zijn afgerond? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de onderzoeken vóór de VWS-begroting gereed kunnen zijn. Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de schriftelijke vragen over Mosaqua, het zwembad in Gulpen-Wittem, van ruim twee maanden geleden met spoed beantwoord kunnen worden.

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toelichting bij de opvolging van de moties over een meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat via het Mulier Instituut een onderzoek loopt om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Wordt hierin ook het niet-gebruik van regelingen meegenomen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de monitor sportbeleid 2023 dat beweegarmoede een complex vraagstuk is, dat geen eenvoudige oplossingen kent, en waar meestal een «systemische» aanpak nodig is. Als voorbeeld wordt de aanpak Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) genoemd. Recentelijk is uit een analyse van het RIVM gebleken dat de JOGG-aanpak sinds 2015 geen effect heeft gesorteerd op de mate van overgewicht en het beweeggedrag van kinderen en jongeren. De leden van de VVD-fractie vragen in dit kader hoe de bewezen-effectiviteit van maatregelen om bewegingsarmoede tegen te gaan vastgesteld wordt. Kan de Minister aangeven in welke omstandigheden besloten wordt de bestaande aanpak te wijzigen of te stoppen, indien blijkt dat er geen effect wordt gesorteerd? En is de Minister voornemens om de aanbeveling om de draad weer op te pakken rondom de databank van het Loket Gezond Leven op te volgen en de databank verder te verrijken met interventies gericht op stimulering van sportdeelname en versterken van sportaanbieders?

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de toenemende regionale verschillen in beschikbaarheid en bereikbaarheid van sportaccommodaties. Welke factoren zorgen voor het toenemen van deze regionale verschillen? Wat wordt er nu gedaan om deze toename in regionale verschillen te vertragen en uiteindelijk te stoppen? Wat is de verhouding in taken tussen het Rijk en de regio in het terugdringen van deze regionale verschillen?

De leden van de VVD-fractie vragen opnieuw aandacht voor verduurzaming van sportvastgoed. De Minister heeft eerder toegezegd zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee te nemen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. Wat heeft dit opgeleverd?

Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie de uitwerking van de aangenomen motie om zwembaden in publieke handen te houden. De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen dit zou kunnen hebben op de kwaliteit en veiligheid van zwembaden? Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat er nog veel onbenut potentieel is voor leszwemmen in zwembaden anders dan die van gemeenten, stichtingen, sportscholen en zwemscholen? Zo ja, hoe kan leszwemmen in deze andere baden bevorderd worden?1

Vragen en opmerkingen van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben de brief van de Minister met interesse gelezen. Daarover hebben zij een aantal vragen.

In de brief wordt ingegaan op de motie van het lid Mohandis c.s. In de motie Mohandis c.s. wordt gevraagd om een meerjarenstrategie voor sportverenigingen. De Minister trekt de verschillende thema’s, financiële gezondheid, verduurzaming, regeldruk, onroerendgoedbelasting uit elkaar. De leden van de NSC-fractie menen dat dit zorgt voor versnippering van beleid en vragen waarom de Minister niet tot een samenhangende strategie komt voor sportverenigingen.

De leden van de NSC-fractie vragen welke rol de Minister neemt bij de uitvoering van deze motie Mohandis c.s. voor het instrument van de BOSA. Ook willen de leden van de NSC-fractie weten wat de laatste stand van zaken is van het gebruik van de BOSA in 2024.

De leden van de NSC-fractie willen graag weten wat de stand van zaken is van de uitrol van de sport en beweegloketten. Weten de sportverenigingen en organisatoren van evenementen deze loketten voldoende te vinden? In het afgelopen wetgevingsoverleg Sport en Bewegen heeft de Minister toegezegd om voor voldoende ondersteuning te zorgen via deze loketten voor organisatoren van evenementen die met ingewikkelde vragen rond stikstof zitten. De leden van de NSC-fractie vragen hoe het hiermee staat.

De aangenomen motie Olger van Dijk c.s. (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 121) verzoekt de regering met Stichting Waarborgfonds Sport en BNG te onderzoeken hoe er een revolverend fonds voor sportclubs kan worden gecreëerd voor investeringen in verduurzaming en toegankelijkheid van accommodaties. Vanuit het thema verduurzaming vragen de leden van de NSC-fractie hoe het staat met uitvoering van deze motie.

Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden. Zij hebben de volgende vragen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister in gesprek gaat met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), sportkoepel NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden van de BBB-fractie vragen welke passende ondersteuning de Minister mogelijk al op de korte termijn ziet.

Tot slot lezen de leden van de BBB-fractie dat naar aanleiding van de signalen van verschillende (branche)organisaties, het kabinet onderzoek heeft laten doen naar de aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen en de Staatssecretaris van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming op dit moment werken aan een aanpak om regeldrukte te verminderen voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. In hoeverre worden de verschillende (branche)organisaties bij de uitwerking van de aanpak meegenomen en zitten deze organisaties ook aan tafel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden. De leden van de CDA-fractie hebben hierover enkele vragen.

Financiële gezondheid sportverenigingen

De Minister schrijft in gesprek te gaan met de VSG, NOC*NSF en het RVVB om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn de Kamer over deze inventarisatie wordt geïnformeerd. De leden van de CDA-fractie veronderstellen dat hiermee niet wordt gewacht totdat het Mulier Instituut eind dit jaar met het rapport over de financiële weerbaarheid van verenigingen komt.

Verduurzaming

In de brief van 15 januari 2024 over verduurzaming van de sportsector (Kamerstuk 30 234, nr. 384) geeft de Minister aan zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee te nemen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. De leden van de CDA-fractie vragen wat dit tot nog toe heeft opgeleverd. De BOSA-subsidie voor het jaar 2024 is zoals bekend al zeer vroeg uitgeput, wat er enerzijds op wijst dat er groot enthousiasme is onder sportverenigingen om accommodaties te verduurzamen en fysiek toegankelijker te maken maar anderzijds dat het budget voor de regeling veel te klein is. De leden van de CDA-fractie verzoeken om een structurele oplossing voor de BOSA-subsidie. Is de Minister bereid om te (laten) onderzoeken hoe groot het budget structureel moet zijn om aan alle aanvragen te kunnen voldoen? En is de Minister bereid dit budget vervolgens ook op te nemen in aankomende begrotingen?

Aanpak Regeldruk

De Minister schrijft dat de aanpak om regeldruk te verminderen voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waarbij onder andere de inzet van het instrument vrijwilligersvergoeding meegenomen zou worden, opnieuw vertraagd is en nu pas in de tweede kwartaal naar de Kamer gestuurd wordt. De leden van de CDA-fractie merken op dat dit niet de eerste vertraging is bij het opstellen van deze aanpak. Deze leden van de CDA-fractie vragen waarom er keer op keer vertraging is in het opstellen van deze aanpak.

Verenigingen hebben echt behoefte aan stappen op dit onderwerp om ze te ontlasten en we doen nu op geen enkele manier recht aan deze terechte zorgen. Kan de Minister toezeggen dat deze aanpak in ieder geval ruim voor het zomerreces van 2024 naar de Kamer wordt gestuurd? Zo nee, waarom niet?

Hulp bij Tegemoetkoming Energiekosten

Voor 73 procent van de toegekende aanvragen van voetbalverenigingen geldt dat zij een deel van het voorschot van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) moeten terugbetalen. Voor 26 procent geldt zelfs dat het volledige voorschot terugbetaald moet worden. Dit legt een zware last op bestuurders, die nu geconfronteerd worden met hogere kosten dan verwacht. Vanuit het veld begrijpen de leden van de CDA-fractie dat dit komt doordat bestuurders niet altijd voorbereid waren op de hoogte van de terug te betalen kosten, omdat zij hun energiekosten wel aanzienlijk hebben zien stijgen. De regeling bleek complex en de vele veranderingen maken het voor vrijwilligersorganisaties (te) moeilijk. Daarom wordt gepleit voor een gerichte strategie om vrijwilligersorganisaties beter te ondersteunen bij regelingen waar zij aanspraak op maken, maar niet de primaire doelgroep zijn. Bijvoorbeeld door bij de subsidieverstrekker een verantwoordelijke aan te stellen die extra aandacht besteedt aan het bekendmaken van de regelingen bij vrijwilligers, beschikbaar is voor vragen en wijzigingen of risico's doorgeeft. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een reactie op dit verzoek vanuit het veld. Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister op korte termijn iets gaat doen om verenigingen die hun energieprijzen aanzienlijk hebben zien stijgen alsnog te ondersteunen, en zo ja, wat de Minister hier aan gaat doen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden.

Kan de Minister bevestigen dat de betreffende moties nog niet zijn afgedaan met deze brief, aangezien de uitwerking en uitvoering van deze moties hiermee nog niet is afgerond?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister zich beseft dat de bedreiging die veel verenigingen ervaren in hun voortbestaan en de uitdagingen rondom de verduurzaming van sportaccommodaties dringende kwesties zijn. De leden van de SP-fractie vragen daarom op welke termijn de Minister verwacht dat verenigingen concreet iets zullen merken van de uitvoering van deze moties.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister verwacht dat sportverenigingen en andere sportaanbieders voldoende aan de slag kunnen met de verduurzaming van hun accommodaties op het moment dat er onvoldoende budget is voor de BOSA-regeling. Is de Minister bereid om de BOSA-regeling zo te verruimen dat het ook daadwerkelijk mogelijk wordt om in ieder geval de sportaccommodaties die daar actief hulp bij vragen te ondersteunen om deze zo snel mogelijk te verduurzamen?

De leden van de SP-fractie vragen tot slot hoe de Minister kijkt naar suggesties vanuit de sportsector zelf om verenigingen beter te ondersteunen, zoals een verruiming van vrijwilligersvergoeding, opleidingsbudgetten voor vrijwilligers en het behoud van het lage btw-tarief voor sportclubs, sportwedstrijden en fondsenwerving.

II. Reactie van de Minister

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden gelezen en hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

In de Monitor Sportbeleid 2023, uitgevoerd door het Mulier Instituut, wordt met name geconcludeerd dat het verhogen van het strategisch gehalte van het sportbeleid en het stellen van doelen op de lange termijn uitdagend is. Wat wordt exact bedoeld met het strategische gehalte? Hoe wordt hier invulling aan gegeven?

In de monitor Sportbeleid wordt door het Mulier Instituut omschreven dat het stellen van langetermijndoelen een goed vertrekpunt is bij strategische beleidsvorming en vervolgens gepaard moet gaan met werkzame aanpakken en beleidsinstrumentarium om de doelen te realiseren. Bij complexe vraagstukken zoals de beweegarmoede is een systemische aanpak nodig, waarbij veel partijen samenwerken. Regie is noodzakelijk voor een effectieve samenwerking. Hier wordt op dit moment invulling aan gegeven door zowel de uitvoering van het Sportakkoord als de Beweegalliantie en worden beiden door het Mulier Instituut gekwalificeerd als systemische aanpakken.2

De Minister schrijft dat er een onderzoek loopt om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Uit een rondgang van Nieuwsuur bleek recent dat de prijzen voor zwemlessen fors zijn gestegen en dat zwembaden zien dat steeds meer leerlingen afhankelijk zijn van subsidies. Kan de Minister aangeven hoeveel leerlingen afhankelijk zijn van subsidies om naar zwemles te kunnen gaan?

Het Jeugdfonds Sport & Cultuur is een van de grootste subsidieverstrekkers voor zwemlessen. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur heeft mij laten weten dat er in 2023 20.707 kinderen via hen hebben deelgenomen aan zwemles. Dat aantal is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Nauwkeurige cijfers van andere ondersteuningsvormen voor zwemles zijn niet bekend.

Hoeveel gemeentes geven subsidie voor zwemles?

Op dit moment doet het Mulier Instituut op mijn verzoek onderzoek naar het aanbod en gebruik van financiële ondersteuningsregelingen voor sportdeelname (jeugd en volwassenen) en zwemles (jeugd). Ik verwacht dat dit rapport eind september opgeleverd wordt, waarna ik het aan uw Kamer zal toesturen.

Kan de Minister een update geven van de uitvoering van het programma Strand Veilig?

Het programma Strand Veilig bestaat uit drie onderdelen, te weten: publiekscommunicatie, professionalisering en netwerkvorming. Alle onderdelen verlopen volgens planning zoals deze is gemaakt bij de start van het project. In het bijzonder benoem ik graag de positieve evaluatie van de campagne «Wie checkt jou?»; een voorlichtingscampagne waarin mensen worden geïnformeerd hoe ze veilig kunnen zwemmen in open water. Als gevolg van deze positieve evaluatie volgt een bredere uitrol in de zomer van 2024. Daarnaast hebben inmiddels 33 van de 35 lifeguard-organisaties de code lifeguarding ondertekend en wordt gewerkt aan een aanpak waarmee vanaf 2025 vollediger en eenduidiger verdrinkingen geregistreerd worden.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitvoering van de twee moties. Zij danken de regering voor de toelichting op de uitvoering, maar hebben wel een aantal vragen. In de ogen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is er voor de uitvoering van deze moties nog wel ruimte voor verbetering.

In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat vijf knelpunten voor sportverenigingen worden benoemd. Hoewel de leden verheugd zijn met al het extra onderzoek dat de Minister heeft aangekondigd, missen zij een overkoepelende meerjarige strategie die met sportverenigingen wordt gemaakt. De geest van de motie vraagt namelijk niet enkel om losse problemen aan te pakken, maar ook om een meerjarige strategie te maken.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister alsnog van plan is deze strategie te maken en bereid is om deze bij de begrotingsbehandeling van VWS gereed te hebben.

Allereerst wil ik benadrukken dat er met het Sportakkoord II een meerjarige samenhangende strategie is ontwikkeld. Samen met alle betrokken partijen uit de sector hebben we afspraken gemaakt tot en met 2026. Op 5 februari 2024 heb ik het werkplan hierover naar uw Kamer gestuurd.3 De vijf genoemde punten uit de motie zijn zeer uiteenlopend van aard; dat vraagt om een zorgvuldige analyse. Zoals aangegeven in mijn brief van 2 april 2024 ga ik daarom de komende periode aan de slag om inzicht te krijgen in knelpunten waar sportverenigingen mee te maken hebben en te verdiepen op de genoemde thema’s.4 Dat doe ik middels onderzoek, aangevuld met diverse gesprekken met de sector. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan zal ik besluiten of het nodig is om de huidige beleidskaders verder aan te scherpen of dat er een nieuwe strategie nodig is. Het is hierbij van belang dat de voornemens van het nieuwe kabinet meegewogen worden bij het besluit om tot een mogelijk nieuwe strategie te komen. Zoals ik in de brief van 2 april jongstleden heb aangegeven, streef ik ernaar om deze analyse naar uw Kamer te sturen voor het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Sport en bewegen voor het jaar 2025.5

Specifiek over de verduurzaming hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA-fractie ook een vraag. Het budget uit de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) is niet toereikend om alle sportverenigingen die willen verduurzamen te bedienen. Kan de Minister aangeven hoeveel extra middelen er nodig zijn om alle sportverenigingen die willen en kunnen verduurzamen te bedienen en of er aanspraak gemaakt kan worden op middelen uit het klimaatfonds om de BOSA uit te breiden?

Vanwege de snelle overvraging heb ik verkend of, hoe en wanneer het mogelijk is het subsidieplafond voor 2024 te verhogen. Als gevolg van de demissionaire status van dit kabinet was dit een complexe opgave. Deze verkenning heeft geleid tot twee maatregelen.

Allereerst is in de Voorjaarsnota 2024 een kasschuif opgenomen voor het naar voren halen van middelen voor de BOSA-regeling. In totaal wordt € 22,5 miljoen uit de jaren 2025, 2026 en 2027 naar 2024 geschoven. Daarnaast zal middels een overheveling vanuit de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (hierna: DUMAVA) € 10 miljoen toegevoegd worden aan het beschikbare budget voor de BOSA in het jaar 2024. De ophoging van € 10 miljoen moet nog budgettair verwerkt worden, wat plaatsvindt in de Suppletoire Begroting September 2024. Het subsidieplafond voor 2024 wordt daarmee in totaal verhoogd van € 79 miljoen naar € 111,5 miljoen. Dit betreft een budgettaire ophoging van lopend beleid.

Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld ga ik samen met partijen in het veld in gesprek over de hoogte van een toereikend subsidiebudget van de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor komende jaren.6 Hierover zal ik uw Kamer in het najaar informeren.

Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag over de motie om zwembaden in publieke handen te houden. In de brief lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat er nu eerst onderzoek gedaan gaat worden. Hoewel de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nut en noodzaak van de aangekondigde onderzoeken onderschrijven, maken zij zich ernstig zorgen over het behoud van zwembaden in de tussentijd. Het is denkbaar dat er, net zoals in Gulpen-Wittem zwembaden failliet gaan en zo kostbare plekken om zwemles te geven verloren gaan. Wil de Minister verantwoordelijkheid nemen voor het open houden van zwembaden totdat beide onderzoeken zijn afgerond? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de onderzoeken vóór de VWS-begroting gereed kunnen zijn.

Ik streef naar het behoud van zwembaden waar dit verantwoord is, maar benadruk dat dit een lokale verantwoordelijkheid en afweging blijft. Het lokale onderzoek van de gemeente Gulpen-Wittem heeft aangetoond dat het behoud van zwembaden door financiële en demografische uitdagingen niet overal mogelijk is.7 Daarnaast is niet elk zwembad geschikt voor zwemlessen. Het bredere onderzoek naar eigendom en exploitatie van zwembaden, naar aanleiding van de aangenomen motie om zwembaden in publieke handen te houden, zal naar verwachting voor het einde van het jaar gereed zijn.8

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de schriftelijke vragen over Mosaqua, het zwembad in Gulpen-Wittem, van ruim twee maanden geleden met spoed beantwoord kunnen worden.

De antwoorden op de vragen van het lid Mohandis over het bericht «Valkenburgse raad bezorgd om sluiting Mosaqua» heb ik op 23 mei jongstleden naar uw Kamer gestuurd.9

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toelichting bij de opvolging van de moties over een meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden. Zij hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat via het Mulier Instituut een onderzoek loopt om de gemeentelijke regelingen voor mensen met lage inkomens in kaart te brengen. Wordt hierin ook het niet-gebruik van regelingen meegenomen?

Het onderzoek gaat in beeld brengen welke regelingen er zijn en of gemeenten kunnen aangeven hoeveel mensen hiervan gebruik maken ten behoeve van sport en bewegen. Van het Jeugdfonds Sport & Cultuur en het Volwassenenfonds Sport & Cultuur zijn cijfers beschikbaar hoeveel kinderen en volwassenen zij jaarlijks ondersteunen. Het niet-gebruik van regelingen wordt niet meegenomen in dit onderzoek. Het Mulier Instituut geeft aan dat dit zou impliceren dat het aantal mensen in een gemeente dat een laag inkomen heeft en wil sporten en bewegen bij alle gemeenten inzichtelijk zou moeten zijn. Dit is niet inzichtelijk, waardoor er geen onderzoek gedaan kan worden naar het niet-gebruik van regelingen.

De leden van de VVD-fractie lezen in de monitor sportbeleid 2023 dat beweegarmoede een complex vraagstuk is, dat geen eenvoudige oplossingen kent, en waar meestal een «systemische» aanpak nodig is. Als voorbeeld wordt de aanpak Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) genoemd. Recentelijk is uit een analyse van het RIVM gebleken dat de JOGG-aanpak sinds 2015 geen effect heeft gesorteerd op de mate van overgewicht en het beweeggedrag van kinderen en jongeren. De leden van de VVD-fractie vragen in dit kader hoe de bewezen-effectiviteit van maatregelen om bewegingsarmoede tegen te gaan vastgesteld wordt.

In het algemeen geldt dat de oorzaken van bewegingsarmoede sterk uiteenlopend en complex zijn. Hiervoor bestaan geen eenvoudige oplossingen die terug zijn te voeren op de impact van een afzonderlijk programma. De inzet op preventie en specifiek op bewegingsarmoede vraagt om een brede inzet van verschillende partijen zowel op lokaal als landelijk niveau. Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) zet in op het creëren van de juiste randvoorwaarden om in de leefomgeving te bewegen en samen met partijen initiatieven te stimuleren om meer mensen meer te laten bewegen. De Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) aanpak is daar één van. Het stimuleren van maatschappelijk initiatief vindt vooral plaats via de Beweegalliantie. De aanpak om beweegarmoede tegen te gaan is beschreven in het actieplan Nederland beweegt dat in juni 2023 aan uw Kamer is gestuurd.10

Om de effectiviteit van de aanpak te meten, monitort het RIVM de uitvoering van het actieplan. Op basis van deze monitor zal worden beoordeeld of de aanpak werkt of dat nadere maatregelen of een andere aanpak nodig is.

Kan de Minister aangeven in welke omstandigheden besloten wordt de bestaande aanpak te wijzigen of te stoppen, indien blijkt dat er geen effect wordt gesorteerd?

De monitor van het actieplan Nederland beweegt is er op gericht om te bepalen wat de uitkomst is van alle ondernomen inspanningen en activiteiten vanuit het actieplan en hoe dit bijdraagt aan het in beweging krijgen van meer mensen in Nederland. Het RIVM levert eind 2025, op basis van alle uitgevoerde evaluatie-activiteiten, een rapport op met een conclusie over wat het Actieplan tot dan heeft opgebracht. Op basis van deze monitor zal worden beoordeeld of de aanpak zijn eerste vruchten afwerpt of dat nadere maatregelen of een andere aanpak nodig is. Het is namelijk goed te beseffen dat het stimuleren van preventie of specifieker van bewegen een proces van lange adem is en dus niet direct tot een brede gedragsverandering in de maatschappij leidt.

En is de Minister voornemens om de aanbeveling om de draad weer op te pakken rondom de databank van het Loket Gezond Leven op te volgen en de databank verder te verrijken met interventies gericht op stimulering van sportdeelname en versterken van sportaanbieders?

Eén van de uitgangspunten van het preventiebeleid van het Ministerie van VWS is om de kwaliteit en effectiviteit van interventies te bevorderen zodat deze na onafhankelijke beoordeling opgenomen kunnen worden in bijvoorbeeld de databank Loket Gezond Leven van het RIVM. Het Ministerie van VWS stelt partijen dan ook in staat om dit te doen, bijvoorbeeld met kennisprogramma’s zoals Mooi in beweging via ZonMw. Tegelijkertijd is het zo dat de effectiviteit van een interventie op voorhand niet altijd kan worden bepaald. Juist voor een onderbouwing van beleid is innovatie en experimenteren belangrijk, ook op het gebied van preventieve interventies. Het Ministerie van VWS wijst partijen op het bestaan van dit erkenningstraject. Daarbij is het aan interventie-eigenaren zelf om zich aan te melden voor het erkenningentraject van de databank.

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de toenemende regionale verschillen in beschikbaarheid en bereikbaarheid van sportaccommodaties. Welke factoren zorgen voor het toenemen van deze regionale verschillen?

Uit de Mulier-rapportage Sportaccommodaties in Nederland 2023 blijkt dat de toenemende regionale verschillen in beschikbaarheid en bereikbaarheid van sportaccommodaties worden veroorzaakt door verschillende factoren: 11

– Bevolkingsdichtheid en stedelijkheid:

In dichtbevolkte en stedelijke gebieden is de vraag naar sportaccommodaties hoog, maar de beschikbare ruimte is schaars en duur, wat leidt tot een lager aantal accommodaties per inwoner. In landelijke en dunbevolkte gebieden zijn er relatief meer accommodaties per inwoner, maar deze zijn vaak kleinschaliger.

– Demografische veranderingen:

In krimpregio's waar de bevolking afneemt, blijven bestaande sportaccommodaties vaak langer behouden, hetgeen leidt tot een hogere dichtheid van voorzieningen. In groeigebieden volgt het aanbod van accommodaties soms met vertraging de bevolkingsgroei, wat resulteert in een lagere beschikbaarheid.

– Sociaaleconomische status:

Gemeenten met een hogere sociaaleconomische status hebben vaak een hogere dichtheid van sportaccommodaties. Dit komt doordat welvarendere gemeenten meer middelen hebben om in sportvoorzieningen te investeren.

Wat wordt er nu gedaan om deze toename in regionale verschillen te vertragen en uiteindelijk te stoppen?

Het is van belang om op te merken dat het verkleinen van regionale verschillen in sportaccommodaties niet expliciet als beleidsdoel is opgenomen in het Sportakkoord. Sportbeleid wordt voornamelijk lokaal bepaald, omdat gemeenten beter kunnen inschatten wat de lokale behoefte is. Lokale verschillen zijn dus voor een deel ook de uitkomst van een lokale afweging.

Afspraken in het Sportakkoord II, in het thema Ruimte voor Sport en Bewegen zijn gericht op het creëren van een toekomstbestendige sportinfrastructuur die uitnodigend, faciliterend en toegankelijk is voor iedereen. Daarnaast wordt de koers van de Routekaart Verduurzaming Sport voortgezet. Hieronder noem ik enkele voorbeelden van de belangrijkste maatregelen die in dit kader worden genomen.

– Routekaart Verduurzaming Sport:

Deze routekaart zet in op duurzame exploitatie van sportaccommodaties, met nadruk op energiemaatregelen om de exploitatielasten te beheersen. Dit stimuleert samenwerking tussen landelijke en lokale partijen om gezamenlijk beleid te ontwikkelen en uit te voeren.

– Clustering en multifunctioneel gebruik:

In zowel stedelijke als landelijke gebieden wordt ingezet op het clusteren van sportaccommodaties met andere voorzieningen, zoals scholen, sociale, culturele en gezondheidsvoorzieningen. Dit bevordert intensiever gebruik en kan helpen bij het behoud van voorzieningen in kleine kernen.

– Subsidieregelingen:

De subsidieregelingen Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) en Specifieke Uitkering Stimulering Sport (SPUK) bieden financiële steun voor de bouw, het onderhoud en de verduurzaming van sportaccommodaties. Dit helpt om de toegankelijkheid en duurzaamheid van sportvoorzieningen te verbeteren.

– Verbeterde benutting:

Er wordt actief gewerkt aan het intensiever en breder gebruik van sportaccommodaties door onderverhuur mogelijk te maken en nieuwe initiatieven te ondersteunen. Dit verhoogt de bezettingsgraad en draagt bij aan een efficiënter gebruik van bestaande voorzieningen.

Wat is de verhouding in taken tussen het Rijk en de regio in het terugdringen van deze regionale verschillen?

De regio, met name de gemeenten, is verantwoordelijk voor het sportbeleid en de feitelijke uitvoering ervan op lokaal niveau. Gemeenten zorgen voor de integratie van sportaccommodaties in de ruimtelijke ordening. Dit houdt in dat zij bij de ontwikkeling van nieuwe wijken en gebieden rekening houden met de benodigde sportvoorzieningen. Verder werken gemeenten aan de verbetering van de benutting van sportaccommodaties door onderverhuur mogelijk te maken en nieuwe initiatieven te ondersteunen, wat bijdraagt aan een efficiënter gebruik van bestaande voorzieningen.

Het rijk speelt een ondersteunende en faciliterende rol. Dit omvat het opstellen van beleidskaders die richting geven aan het duurzaam exploiteren en clusteren van sportaccommodaties. Daarnaast biedt de Rijksoverheid aanvullende financiële steun via subsidieregelingen zoals de BOSA en de SPUK. Deze regelingen helpen bij de bouw, het onderhoud en de verduurzaming van sportaccommodaties. Het rijk stimuleert ook de samenwerking tussen landelijke en lokale partijen om gezamenlijk beleid te ontwikkelen en uit te voeren.

Deze taakverdeling benadrukt het belang van samenwerking tussen het rijk en de regio’s, waarbij het rijk beleidskaders en daar waar mogelijk aanvullende financiële middelen biedt en de regio’s primair verantwoordelijk zijn voor de financiering, de implementatie en het onderhoud van sportaccommodaties.

De leden van de VVD-fractie vragen opnieuw aandacht voor verduurzaming van sportvastgoed. De Minister heeft eerder toegezegd zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee te nemen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. Wat heeft dit opgeleverd?

Het sportvastgoed zit op verschillende manieren in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. Zo is in totaal 1,9 miljard euro beschikbaar gesteld om de Subsidieregeling voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) meerjarig voort te zetten van 2024 tot en met 2030. Het sportvastgoed in eigendom van gemeenten kan hier al gebruik van maken. Dit betreft circa 70% van de sportaccommodaties. Voor volgend jaar verken ik of de amateursportorganisaties ook opgenomen kunnen worden in de DUMAVA, zodat ook zij gebruik kunnen maken van deze middelen die bestemd zijn voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed.

Daarnaast is via het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 in totaal 29,4 miljoen euro beschikbaar gekomen voor het continueren van het ontzorgingsprogramma voor sport vanaf 2025 tot en met 2030. Ook het Kennis en Innovatieplatform, waar het Kenniscentrum Sport en Bewegen onderdeel van is, maakt onderdeel uit van het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024.

Met de voorjaarsnota 2024 ontvangt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ook middelen vanuit het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025 voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Dit is bedoeld voor:

1. Programmatische aanpak voor het gestructureerd aanpakken van de verduurzaming, te beginnen bij maatschappelijk vastgoedorganisaties gelieerd aan gemeenten of in bezit van meerdere panden, hier is 50 miljoen voor gereserveerd;

2. Dotaties richting het Nationaal Restauratiefonds, het BNG Duurzaamheidsfonds en de Regionale Energiefondsen om op korte termijn laagdrempelige financiering ter beschikking te stellen voor het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed, hier is 75 miljoen voor gereserveerd;

3. Onderzoek naar het oprichten van een Waarborgfonds Maatschappelijk Vastgoed. Voor het nieuw op te richten Waarborgfonds Maatschappelijk vastgoed is 175 miljoen gereserveerd. Met een Waarborgfonds kan zekerheid worden geboden aan maatschappelijk vastgoedeigenaren en financiers. Doel van deze regeling is het mogelijk maken van aantrekkelijke financiering voor het verduurzamen van complexere projecten, denk hierbij aan multifunctionele panden, energieoplossingen die verbonden zijn aan het maatschappelijk vastgoed en integrale projecten.

De verschillende instrumenten bieden een integraal pakket om te komen tot het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed. Dit is afgestemd in nauw overleg met de Ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, BZK en het Ministerie van VWS.

Ten slotte lezen de leden van de VVD-fractie de uitwerking van de aangenomen motie om zwembaden in publieke handen te houden. De leden van de VVD-fractie vragen welke gevolgen dit zou kunnen hebben op de kwaliteit en veiligheid van zwembaden?

Op dit moment kan ik nog geen uitspraken doen over de gevolgen van het in publieke handen houden van zwembaden voor de kwaliteit en veiligheid ervan. Dit is afhankelijk van de resultaten van het onderzoek naar eigendom en exploitatie van zwembaden dat naar verwachting voor het einde van het jaar gereed zal zijn.

Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat er nog veel onbenut potentieel is voor leszwemmen in zwembaden anders dan die van gemeenten, stichtingen, sportscholen en zwemscholen? Zo ja, hoe kan leszwemmen in deze andere baden bevorderd worden?12

Ik ben bekend met het feit dat er naast de circa 1.144 (semi-)openbare zwembaden ook circa 535 commerciële zwembaden zijn bij, onder andere, hotels, sauna’s en pretparken.13 Ik kan mij voorstellen dat hier zwemles gegeven kan worden mits de juiste voorwaarden hiervoor aanwezig zijn. Echter, dit is vanzelfsprekend volledig ter overweging van de eigenaar aan de commerciële zwembaden in kwestie. Wanneer deze naast het bestaande aanbod ook zwemles wil aanbieden, dan is voor de eventuele lesvolgers met een kleine portemonnee dezelfde ondersteuning mogelijk vanuit het Jeugdfonds Sport & Cultuur.

Vragen en opmerkingen van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben de brief van de Minister met interesse gelezen. Daarover hebben zij een aantal vragen.

In de brief wordt ingegaan op de motie van het lid Mohandis c.s. In de motie Mohandis c.s. wordt gevraagd om een meerjarenstrategie voor sportverenigingen. De Minister trekt de verschillende thema’s, financiële gezondheid, verduurzaming, regeldruk, onroerendgoedbelasting uit elkaar. De leden van de NSC-fractie menen dat dit zorgt voor versnippering van beleid en vragen waarom de Minister niet tot een samenhangende strategie komt voor sportverenigingen.

Het voorkomen van versnippering van beleid is een belangrijk aandachtspunt. Zoals ik ook bij de beantwoording van de vragen van de leden van de PVV-fractie heb beschreven, wil ik benadrukken dat er met het Sportakkoord II al een meerjarige samenhangende strategie voor sportverenigingen is ontwikkeld. Samen met alle betrokken partijen uit de sector zijn afspraken gemaakt tot en met 2026. Op 5 februari 2024 heb ik het werkplan hierover naar uw Kamer gestuurd.14 De vijf verschillende thema’s uit de motie zijn zeer uiteenlopend van aard; dat vraagt om een zorgvuldige analyse. Zoals aangegeven in mijn brief van 2 april 2024 ga ik daarom de komende periode aan de slag om inzicht te krijgen in knelpunten waar sportverenigingen mee te maken hebben en te verdiepen op de genoemde thema’s.15 Dat doe ik middels onderzoek, aangevuld met diverse gesprekken met de sector. Afhankelijk van de uitkomsten zal ik besluiten of het nodig is om de huidige beleidskaders verder aan te scherpen of dat er een nieuwe strategie nodig is. Het is hierbij van belang dat de voornemens van het nieuwe kabinet ook meegewogen worden bij het besluit om tot een mogelijk nieuwe strategie te komen.

De leden van de NSC-fractie vragen welke rol de Minister neemt bij de uitvoering van deze motie Mohandis c.s. voor het instrument van de BOSA.

Ik zie de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) als een belangrijk instrument dat sportverenigingen ondersteunt in de financiële opgaven waar zij voor staan op het gebied van de bouw en onderhoud van accommodaties. Uit de evaluatie van Significant Public van 2023 blijkt daarnaast dat de BOSA een belangrijke bijdrage levert aan de (betaalbaarheid van) sportinfrastructuur en leidt tot meer duurzame investeringskeuzes.16 Ook komt uit die evaluatie naar voren dat de BOSA een bekende en toegankelijke regeling is en aanvragers tevreden zijn over de regeling. Ik zal bij de uitvoering van deze motie onder meer in gesprek gaan met partijen in het veld over de hoogte van een toereikend subsidiebudget van de BOSA voor komende jaren.

Ook willen de leden van de NSC-fractie weten wat de laatste stand van zaken is van het gebruik van de BOSA in 2024.

Zie voor de stand van het gebruik van de BOSA regeling per 10 juni 2024 onderstaande tabel.

Initieel budgetplafond BOSA regeling 2024 79.000
Totaal aangevraagde subsidie 125.000
wv. Reeds toegekend 45.100
wv. 29 openstaande aanvragen uit 2023 3.400
wv. 2.182 openstaande aanvragen uit 2024 76.500
Verschil initieel budgetplafond en totaal aangevraagde subsidie 46.000

De leden van de NSC-fractie willen graag weten wat de stand van zaken is van de uitrol van de sport en beweegloketten. Weten de sportverenigingen en organisatoren van evenementen deze loketten voldoende te vinden?

Op dit moment zijn er acht sport- en beweegloketten opgericht, waar 16 gemeenten bij betrokken zijn. Daarnaast zijn 20 sport- en beweegloketten in oprichting, waarbij nog eens 54 gemeenten betrokken zijn. De komende periode wordt naar een landelijk dekkend netwerk van minimaal 100 sport- en beweegloketten toegewerkt, waar clubs passende ondersteuning kunnen aanvragen afhankelijk van de eigen behoefte.

Uw vraag over de vindbaarheid van de sport- en beweegloketten voor organisatoren van tochten en evenementen heb ik aan NOC*NSF gesteld. NOC*NSF geeft aan dat de zogenaamde buitensportbonden geen organisatoren kennen die gebruik hebben gemaakt van lokale sport- en beweegloketten voor aanvullende informatie. De Nederlandse Toer Fiets Unie en de Koninklijke Wandelbond Nederland hebben sinds april van dit jaar een medewerker vergunningsservice in dienst genomen om organisatoren van tochten te ondersteunen. Dit betreft een tijdelijke voorziening totdat landelijk afspraken zijn gemaakt om organisatoren van tochten te ontzorgen.

In het afgelopen wetgevingsoverleg Sport en Bewegen heeft de Minister toegezegd om voor voldoende ondersteuning te zorgen via deze loketten voor organisatoren van evenementen die met ingewikkelde vragen rond stikstof zitten. De leden van de NSC-fractie vragen hoe het hiermee staat.

Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg ben ik met de partners van het Sportakkoord II in gesprek gegaan. Bij de sport- en beweegloketten is er geen expertise aanwezig om organisatoren van tochten en evenementen met ingewikkelde vraagstukken rond stikstof goed te ondersteunen aangezien het met name een regionaal, danwel provinciaal vraagstuk betreft. De sport -en beweegloketten opereren daarentegen voornamelijk op lokaal niveau.

NOC*NSF en de Vereniging voor Sport & Gemeenten (VSG) zijn een verkenning gestart om tot adviezen te komen op welke manier organisatoren van tochten en evenementen ontzorgd kunnen worden rondom ingewikkelde stikstofvragen. Zij adviseren bijvoorbeeld om een handelingskader op te stellen waaruit blijkt onder welke omstandigheden tochten en evenementen altijd onder de kritische depositowaarde van stikstof blijven. Daarnaast adviseren ze om een regionaal overleg Tochten & Evenementen tussen sport, gemeenten en terreineigenaren op te starten. Zo kan toegewerkt worden naar regionaal afgestemd beleid waarbij ook afspraken gemaakt kunnen worden wanneer toestemmingstrajecten nodig zijn. De gemaakte afspraken kunnen uiteindelijk bij alle sport -en beweegloketten landen, zodat organisatoren van tochten en evenementen geïnformeerd kunnen worden over de regionale afspraken. NOC*NSF zal naar verwachting voor 1 juli aanstaande de definitieve rapportage van de genoemde verkenning naar mij toesturen.

De aangenomen motie Olger van Dijk c.s. (Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 121) verzoekt de regering met Stichting Waarborgfonds Sport en BNG te onderzoeken hoe er een revolverend fonds voor sportclubs kan worden gecreëerd voor investeringen in verduurzaming en toegankelijkheid van accommodaties. Vanuit het thema verduurzaming vragen de leden van de NSC-fractie hoe het staat met uitvoering van deze motie.

Ik ben in gesprek met partijen in het veld over een aantal opties met betrekking tot een mogelijk op te richten revolverend fonds voor sportclubs voor investeringen in verduurzaming en toegankelijkheid van accommodaties. Ik streef er naar uw Kamer hier in het najaar over te informeren.

Vragen en opmerkingen van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden. Zij hebben de volgende vragen.

De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister in gesprek gaat met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), sportkoepel NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden van de BBB-fractie vragen welke passende ondersteuning de Minister mogelijk al op de korte termijn ziet.

Op dit moment heb ik al diverse maatregelen getroffen om vrijwilligers en verenigingen te ondersteunen. Via het Sportakkoord II heb ik ondersteuningsbudget beschikbaar gesteld voor het versterken van technisch-, bestuurlijk- en vrijwillig kader. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bestuurscoaching, het opleiden van trainers en het volgen van een module vrijwilligersmanagement. Komende jaren werk ik toe naar een landelijk dekkend netwerk van sport- en beweegloketten, waar clubs zich kunnen melden met hun ondersteuningsvraag. Hier kunnen clubs passende ondersteuning aanvragen afhankelijk van de eigen behoefte. Daarnaast zet ik in op meer uitvoeringskracht bij sportclubs, waardoor vrijwilligers worden ontlast. Sportclubs kunnen bijvoorbeeld via de brede Specifieke Uitkering Stimulering Sport een clubkadercoach of een verenigingsmanager aanstellen. Het Mulier Instituut volgt in opdracht van mij nauwgezet hoe de sportsector zich ontwikkelt en waar zich problemen en uitdagingen voordoen. Onder andere door jaarlijks een verenigingsmonitor uit te voeren en met de sportsector in gesprek te gaan om de ontwikkelingen te volgen.

Tot slot lezen de leden van de BBB-fractie dat naar aanleiding van de signalen van verschillende (branche)organisaties, het kabinet onderzoek heeft laten doen naar de aard, omvang en achterliggende oorzaken van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen en de Staatssecretaris van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming op dit moment werken aan een aanpak om regeldrukte te verminderen voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. In hoeverre worden de verschillende (branche)organisaties bij de uitwerking van de aanpak meegenomen en zitten deze organisaties ook aan tafel?

Bij het uitwerken van de aanpak om regeldruk bij sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen te verminderen, wordt samengewerkt en afgestemd met verschillende vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen. Voorbeelden zijn Goede Doelen Nederland, Fondsen in Nederland, Interkerkelijk Contact in Overheidszaken, NOC*NSF, Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk en Voedselbanken Nederland.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden. De leden van de CDA-fractie hebben hierover enkele vragen.

Financiële gezondheid sportverenigingen

De Minister schrijft in gesprek te gaan met de VSG, NOC*NSF en het RVVB om input te verzamelen voor passende ondersteuning voor verenigingen. De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn de Kamer over deze inventarisatie wordt geïnformeerd. De leden van de CDA-fractie veronderstellen dat hiermee niet wordt gewacht totdat het Mulier Instituut eind dit jaar met het rapport over de financiële weerbaarheid van verenigingen komt.

In mijn brief van 2 april jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik ernaar streef om deze inventarisatie naar uw Kamer te sturen voor het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Sport en bewegen voor het jaar 2025.17

Verduurzaming

In de brief van 15 januari 2024 over verduurzaming van de sportsector (Kamerstuk 30 234, nr. 384) geeft de Minister aan zich expliciet in te zetten om sportvastgoed mee te nemen in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024. De leden van de CDA-fractie vragen wat dit tot nog toe heeft opgeleverd.

Zoals ik bij de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie heb aangegeven, is het sportvastgoed op verschillende manieren in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 opgenomen. Zo is in totaal 1,9 miljard euro beschikbaar gesteld om de Subsidieregeling voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) meerjarig voort te zetten van 2024 tot en met 2030. Het sportvastgoed in eigendom van gemeenten kan hier al gebruik van maken. Dit betreft circa 70% van de sportaccommodaties. Voor volgend jaar verken ik of de amateursportorganisaties ook opgenomen kunnen worden in de DUMAVA, zodat ook zij gebruik kunnen maken van deze middelen die bestemd zijn voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed.

Daarnaast is via het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 in totaal 29,4 miljoen euro beschikbaar gekomen voor het continueren van het ontzorgingsprogramma voor sport vanaf 2025 tot en met 2030. Ook het Kennis en Innovatieplatform, waar het Kenniscentrum Sport en Bewegen onderdeel van is, maakt onderdeel uit van het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024.

Met de voorjaarsnota 2024 ontvangt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) ook middelen vanuit het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025 voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed.

Dit is bedoeld voor:

1. Programmatische aanpak voor het gestructureerd aanpakken van de verduurzaming, te beginnen bij maatschappelijk vastgoedorganisaties gelieerd aan gemeenten of in bezit van meerdere panden, hier is 50 miljoen voor gereserveerd;

2. Dotaties richting het Nationaal Restauratiefonds, het BNG Duurzaamheidsfonds en de Regionale Energiefondsen om op korte termijn laagdrempelige financiering ter beschikking te stellen voor het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed, hier is 75 miljoen voor gereserveerd;

3. Onderzoek naar het oprichten van een Waarborgfonds Maatschappelijk Vastgoed. Voor het nieuw op te richten Waarborgfonds Maatschappelijk vastgoed is 175 miljoen gereserveerd. Met een Waarborgfonds kan zekerheid worden geboden aan maatschappelijk vastgoedeigenaren en financiers. Doel van deze regeling is het mogelijk maken van aantrekkelijke financiering voor het verduurzamen van complexere projecten, denk hierbij aan multifunctionele panden, energieoplossingen die verbonden zijn aan het maatschappelijk vastgoed en integrale projecten.

De verschillende instrumenten bieden een integraal pakket om te komen tot het verduurzamen van het maatschappelijk vastgoed. Dit is afgestemd in nauw overleg met de Ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, BZK en het Ministerie van VWS.

De BOSA-subsidie voor het jaar 2024 is zoals bekend al zeer vroeg uitgeput, wat er enerzijds op wijst dat er groot enthousiasme is onder sportverenigingen om accommodaties te verduurzamen en fysiek toegankelijker te maken maar anderzijds dat het budget voor de regeling veel te klein is. De leden van de CDA-fractie verzoeken om een structurele oplossing voor de BOSA-subsidie. Is de Minister bereid om te (laten) onderzoeken hoe groot het budget structureel moet zijn om aan alle aanvragen te kunnen voldoen? En is de Minister bereid dit budget vervolgens ook op te nemen in aankomende begrotingen?

Vanwege de snelle overvraging heb ik verkend of, hoe en wanneer het mogelijk is om het subsidieplafond voor 2024 te verhogen. Als gevolg van de demissionaire status van dit kabinet was dit een complexe opgave. Deze verkenning heeft geleid tot twee maatregelen.

Allereerst is in de Voorjaarsnota 2024 een kasschuif opgenomen voor het naar voren halen van middelen voor de BOSA-regeling. In totaal wordt € 22,5 miljoen uit de jaren 2025, 2026 en 2027 naar 2024 geschoven. Daarnaast zal middels een overheveling vanuit de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (hierna: DUMAVA) € 10 miljoen toegevoegd worden aan het beschikbare budget voor de BOSA in het jaar 2024. De ophoging van € 10 miljoen moet nog budgettair verwerkt worden, wat plaatsvindt in de Suppletoire Begroting September 2024. Het subsidieplafond voor 2024 wordt daarmee in totaal verhoogd van € 79 miljoen naar € 111,5 miljoen. Dit betreft een budgettaire ophoging van lopend beleid.

Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegezegd ga ik samen met partijen in het veld in gesprek over de hoogte van een toereikend subsidiebudget van de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor komende jaren.18 Hierover zal ik uw Kamer in het najaar informeren. Het is aan een nieuw kabinet om een besluit te nemen over de hoogte van het budget voor de komende jaren.

Aanpak Regeldruk

De Minister schrijft dat de aanpak om regeldruk te verminderen voor sportverenigingen, vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen, waarbij onder andere de inzet van het instrument vrijwilligersvergoeding meegenomen zou worden, opnieuw vertraagd is en nu pas in de tweede kwartaal naar de Kamer gestuurd wordt. De leden van de CDA-fractie merken op dat dit niet de eerste vertraging is bij het opstellen van deze aanpak. Deze leden van de CDA-fractie vragen waarom er keer op keer vertraging is in het opstellen van deze aanpak.

Ik begrijp deze vraag van de leden van de CDA-fractie. Het is echter noodzakelijk gebleken om nauwgezet overleg te voeren met de maatschappelijke partners en binnen het kabinet om tot maatregelen te komen die voldoende impact maken.

Verenigingen hebben echt behoefte aan stappen op dit onderwerp om ze te ontlasten en we doen nu op geen enkele manier recht aan deze terechte zorgen. Kan de Minister toezeggen dat deze aanpak in ieder geval ruim voor het zomerreces van 2024 naar de Kamer wordt gestuurd? Zo nee, waarom niet?

De ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen is een probleem en ik deel deze zorgen. Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS wordt de aanpak in het tweede kwartaal van 2024 aangeboden aan uw Kamer. Ik ga er van uit dat dit lukt.

Hulp bij Tegemoetkoming Energiekosten

Voor 73 procent van de toegekende aanvragen van voetbalverenigingen geldt dat zij een deel van het voorschot van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) moeten terugbetalen. Voor 26 procent geldt zelfs dat het volledige voorschot terugbetaald moet worden. Dit legt een zware last op bestuurders, die nu geconfronteerd worden met hogere kosten dan verwacht. Vanuit het veld begrijpen de leden van de CDA-fractie dat dit komt doordat bestuurders niet altijd voorbereid waren op de hoogte van de terug te betalen kosten, omdat zij hun energiekosten wel aanzienlijk hebben zien stijgen. De regeling bleek complex en de vele veranderingen maken het voor vrijwilligersorganisaties (te) moeilijk. Daarom wordt gepleit voor een gerichte strategie om vrijwilligersorganisaties beter te ondersteunen bij regelingen waar zij aanspraak op maken, maar niet de primaire doelgroep zijn. Bijvoorbeeld door bij de subsidieverstrekker een verantwoordelijke aan te stellen die extra aandacht besteedt aan het bekendmaken van de regelingen bij vrijwilligers, beschikbaar is voor vragen en wijzigingen of risico's doorgeeft. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een reactie op dit verzoek vanuit het veld.

Op dit moment is de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) samen met de Minister voor Rechtsbescherming een aanpak aan het ontwikkelen om de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen terug te dringen. Ook het onder de aandacht brengen van nieuwe regelingen bij vrijwilligersorganisaties wordt onderzocht en meegenomen in de aanpak. De vrijwilligerssector is echter zeer breed en diffuus, waardoor de meest uiteenlopende regelingen betrekking hebben op deze sector. De afgelopen periode heeft de Staatssecretaris van VWS een aantal acties ondernomen om betere ondersteuning te kunnen geven aan vrijwilligersorganisaties op het gebied van wettelijke verplichtingen. De Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk ontvangt bijvoorbeeld sinds 2023 een hogere instellingssubsidie en een aanvullende projectsubsidie. Een deel van deze subsidies is erop gericht om vrijwilligersorganisaties beter te ondersteunen bij de implementatie van wet- en regelgeving. Tot slot kunnen gemeenten lokale vrijwilligersorganisaties helpen in het bieden van deze ondersteuning.

Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister op korte termijn iets gaat doen om verenigingen die hun energieprijzen aanzienlijk hebben zien stijgen alsnog te ondersteunen, en zo ja, wat de Minister hier aan gaat doen.

In mijn brief over de verduurzaming van de sportsector heb ik aangegeven dat er momenteel geen signalen zijn vanuit NOC*NSF, Platform Ondernemende Sportaanbieders, Vereniging Sport en Gemeenten en het Mulier Instituut dat de ondersteuning aan amateursportverenigingen voor gestegen energieprijzen in 2022 en 2023 als zodanig onvoldoende is gebleken.19 Wel heeft het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) laten weten dat circa de helft van de 365 verenigingen, die gereageerd hadden op een uitvraag van de RVVB, zorgen hadden over de financiële situatie van de vereniging voor afgelopen winter. In de maanden februari, maart en juni in 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de monitoring die uitgevoerd is door het Mulier Instituut over de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen. Uit deze monitoring is gebleken dat de gestegen energielasten één van de uitdagingen is voor de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, maar niet de enige. Hier liggen ook andere redenen aan ten grondslag, zoals dalende ledenaantallen, dalende inkomsten en een dalend aantal vrijwilligers. Ik neem de zorgen van de amateursportverenigingen serieus. Ook het RVVB herkent deze uitdagingen.

In de hiervoor genoemde brief heb ik aangegeven dat er geen signalen waren binnengekomen vanuit NOC*NSF, POS, VSG en het Mulier Instituut dat sportverenigingen de afgelopen winterperiode in de problemen zouden komen. Desondanks houd ik nog steeds de vinger aan de pols door onder andere een onderzoek dat het Mulier Instituut nu uitvoert naar de financiële weerbaarheid van amateursportverenigingen, waarmee meer inzicht verkregen kan worden in de financiële mogelijkheden van amateursportverenigingen om te verduurzamen. Ik vind het belangrijk om zowel oog te hebben voor de verduurzamingsopgave van de sportsector als voor de andere (financiële) opgaven waar amateursportverenigingen voor staan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de schriftelijke toelichting opvolging moties meerjarige strategie sportverenigingen en openbare zwembaden in publieke handen houden.

Kan de Minister bevestigen dat de betreffende moties nog niet zijn afgedaan met deze brief, aangezien de uitwerking en uitvoering van deze moties hiermee nog niet is afgerond?

In mijn brief van 2 april jongstleden over de opvolging van de bedoelde moties, ben ik ingegaan op de wijze waarop ik uitvoering ga geven aan beide moties.20 Deze moties zijn derhalve nog niet afgedaan.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister zich beseft dat de bedreiging die veel verenigingen ervaren in hun voortbestaan en de uitdagingen rondom de verduurzaming van sportaccommodaties dringende kwesties zijn. De leden van de SP-fractie vragen daarom op welke termijn de Minister verwacht dat verenigingen concreet iets zullen merken van de uitvoering van deze moties.

De inzet op de verduurzaming van de sportsector zet ik onverminderd voort. Deze inzet wacht niet op de uitvoering van beide moties. Zoals in mijn brief van 2 april 2024 benoemd, worden de uitkomsten van de trajecten met betrekking tot verduurzaming betrokken in de analyse bij de uitvoering van de motie meerjarige strategie sportverenigingen.21

De leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister verwacht dat sportverenigingen en andere sportaanbieders voldoende aan de slag kunnen met de verduurzaming van hun accommodaties op het moment dat er onvoldoende budget is voor de BOSA-regeling. Is de Minister bereid om de BOSA-regeling zo te verruimen dat het ook daadwerkelijk mogelijk wordt om in ieder geval de sportaccommodaties die daar actief hulp bij vragen te ondersteunen om deze zo snel mogelijk te verduurzamen?

Zoals ik eerder bij de beantwoording van de vragen van de leden van de NSC-fractie heb aangegeven erken ik dat de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) een belangrijk instrument is. De BOSA ondersteunt sportverenigingen in de financiële opgaven waar zij voor staan op het gebied van de bouw en onderhoud van accommodaties. Ik realiseer me dat een subsidie vanuit de BOSA-regeling voor veel amateursportverenigingen een belangrijke voorwaarde is voor investeringen in hun accommodaties en de aanschaf van sportmaterialen. Vanwege de snelle overvraging heb ik daarom verkend of, hoe en wanneer het mogelijk is om het subsidieplafond voor 2024 te verhogen. Als gevolg van de demissionaire status van dit kabinet was dit een complexe opgave. Deze verkenning heeft geleid tot twee maatregelen.

Allereerst is in de Voorjaarsnota 2024 een kasschuif opgenomen voor het naar voren halen van middelen voor de BOSA-regeling. In totaal wordt € 22,5 miljoen uit de jaren 2025, 2026 en 2027 naar 2024 geschoven. Daarnaast zal middels een overheveling vanuit de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (hierna: DUMAVA) € 10 miljoen toegevoegd worden aan het beschikbare budget voor de BOSA in het jaar 2024. De ophoging van € 10 miljoen moet nog budgettair verwerkt worden, wat plaatsvindt in de Suppletoire Begroting September 2024. Het subsidieplafond voor 2024 wordt daarmee in totaal verhoogd van € 79 miljoen naar € 111,5 miljoen. Dit betreft een budgettaire ophoging van lopend beleid.

De leden van de SP-fractie vragen tot slot hoe de Minister kijkt naar suggesties vanuit de sportsector zelf om verenigingen beter te ondersteunen, zoals een verruiming van vrijwilligersvergoeding, opleidingsbudgetten voor vrijwilligers en het behoud van het lage btw-tarief voor sportclubs, sportwedstrijden en fondsenwerving.

Het belang van vrijwilligerswerk voor de Nederlandse samenleving kan niet onderschat worden.

Op 9 maart 2023 heeft de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst richting uw Kamer geantwoord op vragen over de verruiming van de vrijwilligersvergoeding.22 Uit die antwoorden ontleen ik het volgende antwoord.

Het is van belang om het karakter van de vrijwilligersregeling, een kostenvergoedingsregeling, niet uit het oog te verliezen. De vrijwilligersregeling is bedoeld voor vrijwilligerswerk; werk dat onverplicht en onbetaald wordt gedaan binnen organisaties met een ideële doelstelling, een sportorganisatie of een organisatie met een maatschappelijk nut. Onbetaald werk leidt niet tot loonheffing omdat er dan geen sprake is van loon. Er is ook geen sprake van loon indien de vrijwilliger de voor het werk gemaakte kosten vergoed krijgt.

De vrijwilligersregeling is een kostenvergoedingsregeling die organisaties in staat stelt vrijwilligers tegemoet te komen in die kosten die zij maken in verband met het vrijwilligerswerk, zonder dat onzekerheid ontstaat of wel of geen loonheffing verschuldigd is. Deze kostenvergoedingsregeling komt daarmee tegemoet aan de wens om de administratieve lasten rond de vrijwilligersregeling terug te dringen. Met de vaststelling van de bedragen wordt voorkomen dat voor iedere kostenvergoeding moet worden aangetoond dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en daarvoor bewijs dient te worden overlegd. Vrijwilligers die meer kosten maken dan € 2.100 per jaar kunnen hun daadwerkelijke kosten onbelast vergoed krijgen, zonder dat dit leidt tot loonheffing.23

De vrijwilligersregeling is een bewijsregel bedoeld om administratieve lasten te beperken en niet bedoeld als een vrijstelling van inkomen. De vrijwilligersregeling is niet bedoeld om een zo hoog mogelijke financiële prikkel te kunnen bieden aan vrijwilligers of als een onbelaste aanvulling op het inkomen van mensen met een uitkering. Het maatschappelijke of ideële karakter en het ontbreken van salaris staan immers bij het vrijwilligerswerk voorop. Het is daarnaast van groot belang dat wordt voorkomen dat vrijwilligerswerk betaalde arbeid verdringt. Het maximumbedrag van de vrijwilligersregeling is door de wetgever gesteld op € 2.100 per jaar en wordt jaarlijks aangepast aan de inflatie; zo is het maximumjaarbedrag met ingang van 1 januari 2024 met € 200,– verhoogd.

Met betrekking tot het BTW vraagstuk geeft het Ministerie van Financiën aan mij aan dat Dialogic in 2023 een onderzoeksrapport over verlaagde btw-tarieven heeft opgeleverd.24 Uit dit onderzoek blijkt dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar over het algemeen geen doelmatig beleidsinstrument is. Besluiten over de handhaving of afschaffing van verlaagde btw-tarieven moeten zorgvuldig worden genomen en zijn aan een nieuw kabinet. De btw-tarieven behoren tot de bevoegdheid van de Staatssecretaris van Financiën.


  1. Mulier Instituut, 2021 «Aantal zwembaden in Nederland» (https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=10295&m=1615984433&action=file.download)↩︎

  2. Mulier Instituut, 2023, «Monitor Sportbeleid 2023» pg. 90↩︎

  3. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 386↩︎

  4. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389↩︎

  5. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389↩︎

  6. Antwoord op vragen van het lid Mohandis over de subsidieregeling bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA).↩︎

  7. Gemeente Gulpen-Wittem. Zwemmen in Gulpen: Eindrapport. 23 maart 2024.↩︎

  8. Kamerstuk 36 410 XVI, nr. 116↩︎

  9. Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 1818↩︎

  10. Kamerstukken II, 2022/2023, 32 793, nr. 694.↩︎

  11. Sportaccommodaties in Nederland 2023 – Mulier Instituut↩︎

  12. Mulier Instituut, 2021 «Aantal zwembaden in Nederland» (https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=10295&m=1615984433&action=file.download)↩︎

  13. Sportaccommodaties in Nederland 2023 – Mulier Instituut↩︎

  14. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 386↩︎

  15. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389↩︎

  16. Significant Public, 2023, Evaluatieonderzoek BOSA en SPUK Stimulering Sport | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  17. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389↩︎

  18. Antwoord op vragen van het lid Mohandis over de subsidieregeling bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA).↩︎

  19. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 384↩︎

  20. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389↩︎

  21. Kamerstukken II 2023/24, 30 234, nr. 389↩︎

  22. Aanhangsel Handelingen II 2023/23, nr. 1809↩︎

  23. Het Ministerie van Financiën heeft aan mij aangegeven dat de bedragen voor 2024 zijn vastgesteld op maximaal € 2.100 per jaar en € 210 per maand↩︎

  24. Evaluatierapport van Dialogic & Significant Public over het verlaagde btw-tarief, 2023↩︎