Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023
Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023
Brief regering
Nummer: 2024D25001, datum: 2024-06-03, bijgewerkt: 2024-07-25 16:47, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36573-1).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Beslisnota bij Kamerbrief Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023
- Toelichtende Nota
Onderdeel van kamerstukdossier 36573 (R2196)-1 Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023 .
Onderdeel van zaak 2024Z10562:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-06-19 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-05 13:34: Aanvang middagvergadering Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Staten-Generaal | 1/2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 573 Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago; Port of Spain, 24 november 2023
A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 24 november 2023 te Port of Spain tot stand gekomen Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago (Trb. 2023, nr. 140).
Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.
Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 14 juni 2024 over te leggen aan de Staten van Curaçao.
De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
De luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Trinidad en Tobago wordt geregeld in het op 24 september 1997 te Port of Spain tot stand gekomen Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Trinidad en Tobago inzake luchtdiensten tussen en via de Nederlandse Antillen en Trinidad en Tobago (Trb. 1997, nr. 289) dat op 1 september 1998 in werking is getreden voor de Nederlandse Antillen (Trb. 1998, nr. 231) (hierna: het huidige verdrag). Vanaf 10 oktober 2010 geldt het huidige verdrag voor het Caribische deel van Nederland, Curaçao en Sint Maarten (Trb. 2013, nr. 255). Het Verdrag inzake luchtvervoer tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Republiek Trinidad en Tobago (hierna: het verdrag) is het resultaat van onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten van Curaçao en Trinidad en Tobago. De onderhandelingen vonden plaats op 19 november 2014 tijdens de International Civil Aviation Negotiations (ICAN) op Bali, Indonesië. De tekst is op 9 maart 2023 geformaliseerd. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de verdragsluitende partijen om de luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Trinidad en Tobago in een nieuw verdrag te regelen om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het verdrag vervangt ingevolge het derde lid van artikel 29 bij inwerkingtreding het huidige verdrag in de relatie tussen Curaçao en Trinidad en Tobago. Het huidige verdrag blijft gelden voor het Caribische deel van Nederland en Sint Maarten. Het verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Curaçao en Trinidad en Tobago te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie «Open Skies», waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciële vrijheid voor de luchtvaartmaatschappijen. Tevens zijn in het verdrag de standaardbepalingen ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.
Het verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan de door Trinidad en Tobago aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht toekent op de verlening van een vergunning voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten (artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a tot en met d), in combinatie met het recht van Curaçao als vervat in artikel 4, eerste lid, aanhef onder a tot en met d en f tot en met i (weigeren, intrekking, opschorting en beperking van exploitatie- of technische vergunning), het aanvangen van de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten (artikel 3, vijfde lid) en de in de bijlage bij het verdrag omschreven routes. Verder worden aan de door de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking tot toepassing van wetten (artikel 5, eerste en tweede lid), directe doorvoer (artikel 6), douanerechten en andere heffingen (artikel 11), eerlijke concurrentie (artikel 12, eerste en derde lid), tarieven (artikel 13, eerste lid), overmaking van inkomsten (artikel 14), commerciële activiteiten (artikel 15), samenwerkingsregelingen (artikel 16), operationele flexibiliteit (artikel 17, tweede en vierde lid), verandering van luchtvaartuig (artikel 18), intermodale diensten (artikel 19), grondafhandeling (artikel 20, eerste tot en met derde lid) en belastingen (artikel 22).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van het verdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het recht om in overeenstemming met de routetabel in de bijlage bij het verdrag geregeld luchtvervoer van en naar hun wederzijdse grondgebieden te onderhouden en andere in het verdrag vastgelegde rechten. Behoudens het tweede lid vallen de rechten alleen toe aan een luchtvaartmaatschappij wanneer die overeenkomstig artikel 3 is aangewezen door het eigen land en voldoet aan de voorwaarden van artikel 3. In het derde lid van dit artikel is geregeld dat de door Trinidad en Tobago aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet het recht hebben om de overeengekomen diensten uit te voeren tussen Curaçao en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en Bonaire), tussen Curaçao en Sint Maarten en tussen Curaçao en Aruba.
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening vergunning)
Voor het uitvoeren van het luchtvervoer wordt in artikel 3 de aanwijzing van één of meerdere luchtvaartmaatschappij(en) geregeld. Ook wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend.
Artikel 4 (Weigering, intrekking, opschorting en beperking van exploitatie- of technische vergunning)
Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke verdragsluitende partij het recht om vergunningverlening te weigeren dan wel de aan de door de andere verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) verstrekte exploitatievergunningen in te trekken, op te schorten, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden.
Artikel 5 (Toepassing van wetten)
In artikel 5 wordt bepaald dat bij het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de door de ene verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) dient te worden voldaan aan de wetten en voorschriften van de andere verdragsluitende partij ten aanzien van de binnenkomst op, het verblijf op en het vertrek uit het grondgebied van deze verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning, cargo en post.
Artikel 6 (Directe doorvoer)
Artikel 6 bepaalt dat goederen in directe doorvoer en overstappende passagiers in beginsel niet hoeven te worden gecontroleerd.
Artikel 7 (Erkenning van bewijzen en vergunningen)
Erkenning van bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen uitgegeven door de ene verdragsluitende partij dienen op grond van artikel 7 te worden erkend door de andere verdragsluitende partij, mits deze voldoen aan de minimale eisen van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, 165). Elke verdragsluitende partij behoudt echter het recht om bewijzen en vergunningen te weigeren die door de ander verdragsluitende partij aan haar eigen onderdanen zijn toegekend.
Artikel 8 (Luchtvaartveiligheid) en Artikel 9 (Luchtvaartbeveiliging)
De bepalingen over de luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging zijn neergelegd in de artikelen 8 en 9. Hierin zijn een procedure en een aanpak (inclusief de zogenaamde platforminspecties) geregeld indien Curaçao of Trinidad en Tobago twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het tweede en het zesde lid van artikel 8 en het vijfde en zevende lid van artikel 9, de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te weigeren, vergunningen in te trekken, op te schorten, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden dan wel deze vergunningen op te schorten of daarvan af te wijken. Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (hierna: ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en Trinidad en Tobago in acht moeten worden genomen.
Artikel 10 (Gebruikersheffingen)
Dit artikel bepaalt dat de gebruikersheffingen die worden opgelegd aan de door de andere verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet hoger mogen zijn dan de gebruikersheffingen die gelden voor de eigen luchtvaartmaatschappijen die soortgelijke internationale luchtdiensten exploiteren.
Artikel 11 (Douanerechten en andere heffingen)
Artikel 11 bevat een bepaling over vrijstelling op de in het artikel opgesomde artikelen van douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en heffingen die elk van de verdragsluitende partijen, op basis van wederkerigheid, dient te verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van de andere verdragsluitende partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wet- en regelgeving en voorschriften.
Artikel 12 (Eerlijke concurrentie)
Artikel 12 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke wijze moeten concurreren op de in het verdrag overeengekomen internationale luchtdiensten. Verder bepaalt het derde lid van artikel 12 dat er in beginsel geen eenzijdige beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van capaciteit, frequentie of regelmatigheid van de diensten en van het type luchtvaartuig van het internationaal vervoer. Het vijfde lid bepaalt dat vluchtschema’s voor geregelde vluchten in beginsel niet ter goedkeuring behoeven te worden ingediend.
Artikel 13 (Tarieven)
Artikel 13 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen interveniëren.
Artikel 14 (Overmaking van inkomsten)
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben op grond van artikel 14 het recht om inkomsten met betrekking tot hun activiteit als luchtvervoerder om te wisselen en over te maken naar een land naar keuze in vrij omwisselbare valuta.
Artikel 15 (Commerciële activiteiten)
Artikel 15 biedt de aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) de mogelijkheid om commerciële activiteiten uit te voeren zoals het hebben van kantoren bestemd voor verkoop van luchtvervoer op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij, personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van die verdragsluitende partij.
Artikel 16 (Samenwerkingsregelingen)
Artikel 16 biedt de mogelijkheid voor verdere commerciële samenwerkingsregelingen tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen door middel van het aangaan van codesharing overeenkomsten of vast af te nemen plaatsen (blocked-space) met een luchtvaartmaatschappij van elk van de verdragsluitende partijen en onder voorwaarden met een luchtvaartmaatschappij van een derde land en met een vervoerder van intermodale diensten/vervoer door de lucht en over land en/of water.
Artikel 17 (Operationele flexibiliteit)
Artikel 17 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen bij de exploitatie van de luchtvervoersdiensten onder voorwaarden gebruik mogen maken van geleasede vliegtuigen.
Artikel 18 (Verandering van luchtvaartuig)
Dit artikel maakt het voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen onder voorwaarden mogelijk van vliegtuigtype te wisselen.
Artikel 19 (Intermodale diensten)
Artikel 19 bepaalt dat het verrichten van intermodale diensten/vervoer door de lucht en over land en/of water door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen is toegestaan.
Artikel 20 (Grondafhandeling)
Artikel 20 bevat bepalingen op grond waarvan elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht heeft op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij zelf haar gronddiensten (self-handling) uit te voeren, of, naar keuze, de gronddiensten of een deel ervan te laten uitvoeren door een agent van een concurrent.
Artikel 21 (Verstrekking van statistische gegevens)
Op verzoek dienen de luchtvaartautoriteiten van de verdragsluitende partijen elkaar van periodieke of andere statistische gegevens te voorzien.
Artikel 22 (Belasting)
Artikel 22 bepaalt dat inkomsten en vermogen uit de exploitatie van luchtvaartuigen in het internationaal verkeer die door aangewezen luchtvaartmaatschappij(en) van een verdragsluitende partij worden behaald, belastbaar zijn op het grondgebied van de verdragsluitende partij waar de luchtvaartmaatschappij is gevestigd, tenzij een verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen tussen verdragsluitende partijen anders bepaalt.
Artikelen 23 tot en met 29 (Procedurele en slotbepalingen)
De artikelen 23 tot en met 29 bevatten louter procedure standaardbepalingen met betrekking tot overleg (artikel 23), regeling van geschillen (artikel 24), wijziging (artikel 25), multilaterale overeenkomsten (artikel 26), beëindiging (artikel 27), registratie van het verdrag (artikel 28) en inwerkingtreding (artikel 29). Het tweede lid en derde lid van artikel 29 bepalen respectievelijk dat het verdrag alleen van toepassing is op Curaçao en dat bij inwerkingtreding van het verdrag het huidige verdrag, in de relatie tussen Curaçao en Trinidad en Tobago, wordt vervangen.
Bijlage
De bijlage bij het verdrag vormt een integrerend onderdeel van het verdrag en bevat de routetabel die de overeengekomen luchtvervoersdiensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende partijen.
Punt 3 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen voor het exclusieve vervoer van vracht het recht hebben om commercieel vervoer uit te voeren tussen twee andere landen zonder het eigen land aan te doen (zevende vrijheidsrechten).
De bijlage bij het verdrag, voor zover het de routetabel betreft, is aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van dit deel van de bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.
III. Koninkrijkspositie
Het verdrag zal ingevolge het tweede lid van artikel 29, voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Curaçao gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot