Stand van zaken Experiment gesloten coffeeshopketen en coffeeshopbeleid
Drugbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D25216, datum: 2024-06-17, bijgewerkt: 2024-08-07 14:50, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24077-545).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg (Ooit D66 kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 24077 -545 Drugbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z10639:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- : Drugsbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-06-18 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-26 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
24 077 Drugbeleid
Nr. 545 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
Met deze brief informeren wij uw Kamer over het Experiment gesloten coffeeshopketen en het coffeeshopbeleid. Achtereenvolgens komen aan bod: de stand van zaken van het experiment, de ervaringen en geleerde lessen uit de aanloopfase, de voortgang van de uitvoering van moties die tijdens het debat van 28 februari jl. zijn aangenomen en een reactie op de vraag van het lid Vedder (CDA) voortkomend uit het Mondelinge Vragenuur van 9 april jl.
Stand van zaken Experiment gesloten coffeeshopketen
Wij zijn verheugd dat op 17 juni a.s. de volgende fase van het experiment start; de overgangsfase. Dit is een belangrijke mijlpaal want vanaf dan mogen de telers hun producten verkopen aan de coffeeshops in alle tien de deelnemende gemeenten1 en mogen de coffeeshops deze gereguleerde producten, naast de gedoogde producten, verkopen aan de consument. De overgangsfase heeft als doel dat coffeeshophouders geleidelijk over kunnen gaan op het nieuwe aanbod en consumenten kunnen wennen aan het nieuwe aanbod. Een abrupte overgang van de voorbereidingsfase naar de experimenteerfase is onwenselijk omdat het niet realistisch is voor coffeeshophouders om het assortiment in één nacht te moeten vervangen en daarbij het risico bestaat dat dit leidt tot problemen met de openbare orde als gevolg van toenemende straathandel.
Volgens de planning start drie maanden na de overgangsfase de experimenteerfase, op 16 september as. Vanaf de start van de experimenteerfase is de verkoop van de gedoogde producten niet meer toegestaan. Het is daarom belangrijk dat de kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van de geproduceerde wiet en hasjiesj op het moment van de start van de experimenteerfase voldoende is om de deelnemende coffeeshops volledig en continu te kunnen bevoorraden, anders neemt het risico op illegale (straat)handel toe.
Op 15 maart jl.2 hebben we uw Kamer geïnformeerd dat de overgangsfase kan worden verlengd, als blijkt dat er onvoldoende kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van de geproduceerde producten aanwezig zijn om de coffeeshops te kunnen bevoorraden alvorens de experimenteerfase start. Deze voorwaarden worden gemonitord in de aanloop naar de verwachte start van de experimenteerfase op 16 september as, om te beoordelen of die verlenging noodzakelijk is. In de zomermaanden zijn de productiecijfers van de volgende telers die kunnen gaan leveren beschikbaar en kan worden getoetst of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Indien onverhoopt toch niet aan de voorwaarden kan worden voldaan, wordt – zoals aangegeven bij brief van 15 maart – de overgangsfase nogmaals verlengd en worden betrokken partijen daarover geïnformeerd. Wij streven ernaar om uw Kamer zo snel als mogelijk te informeren over de uitkomst van de monitoring.
Opgedane ervaringen en geleerde lessen uit de aanloopfase
Op 15 december 2023 is de aanloopfase van het Experiment gesloten coffeeshopketen in Breda en Tilburg van start gegaan voor de duur van zes maanden. Tijdens de aanloop mochten de coffeeshops in Breda en Tilburg starten met de inkoop en verkoop van gereguleerde cannabis. Doel van deze fase was dat gemeenten, telers, coffeeshophouders, vervoerders en toezichthouders op kleine schaal ervaring op konden doen binnen een gesloten keten en alle processen die daarbij komen kijken, zodat de overgangsfase in alle gemeenten soepel kan verlopen. Ook bood de aanloopfase telers de gelegenheid om hun producten af te stemmen op de wensen van de consument. Het verloop van de aanloopfase is geëvalueerd in samenwerking met de direct betrokkenen bij de aanloopfase.
In deze brief gaan wij in op de opgedane ervaringen en de belangrijkste geleerde lessen. Input is gevraagd aan de gemeenten Breda en Tilburg, coffeeshops in Breda en Tilburg, de Inspectie van Justitie en Veiligheid (IJenV), de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de drie telers die tijdens de aanloopfase producten hebben geleverd en de drie gemeenten waar deze telers zijn gevestigd.
Dubbel handhavingsregime
Tijdens de aanloopfase mochten de coffeeshops in Breda en Tilburg zowel de gedoogde als gereguleerde producten verkopen, zoals dat ook het geval zal zijn tijdens de overgangsfase. Vooraf werd door politie en het Openbaar Ministerie gevreesd dat een «dubbel handhavingsregime» onduidelijkheid zou opleveren bij coffeeshophouders en daardoor gevolgen zou hebben voor de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid. Daarom is voorafgaand aan de aanloopfase de stopknop ontwikkeld, om de aanloopfase vroegtijdig te kunnen stoppen indien deze ernstige problemen veroorzaakt op het gebied van openbare orde en veiligheid zich zouden voordoen.
Het is niet nodig gebleken om de aanloopfase vroegtijdig te stoppen. De gemeenten Tilburg en Breda en de IJenV hebben aangegeven dat een «dubbel handhavingsregime» geen problemen heeft opgeleverd voor het toezicht en de handhaving. Gebleken is dat het goed informeren van coffeeshophouders belangrijk is om onduidelijkheid over eisen onder coffeeshophouders te voorkomen. Bovendien heeft dit tot een prettig verloop van inspecties geleid. De geleerde les voor andere gemeenten is daarom om coffeeshops vroegtijdig te informeren over de eisen en hoe daar toezicht op wordt gehouden, om te voorkomen dat er onduidelijkheid hierover bestaat tijdens de overgangsfase.
500 gram handelsvoorraad
In overleg met de burgemeesters, IJenV, politie en het Openbaar Ministerie is de aanloopfase onder beperkende voorwaarden tot stand gekomen, zodat de levering van hennep en hasjiesj aan coffeeshops op kleine schaal kon plaatsvinden. In Breda en Tilburg mochten coffeeshops bij de start van de aanloopfase maximaal 500 gram gereguleerde producten op voorraad hebben, naast 500 gram gedoogde producten. Al snel kwamen vanuit de gemeenten, coffeeshops, telers en de IJenV signalen dat deze beperking van maximaal 500 gram gereguleerde producten in de coffeeshops knelpunten met zich meebracht voor de praktische uitvoerbaarheid van de aanloopfase. Zo vonden de burgemeesters het onwenselijk dat als gevolg van de 500-grammaatregel coffeeshops meermaals per dag bevoorraad moesten worden. De beveiligd-vervoerders bewaarden de producten in hun voertuig om later op de dag de voorraden van de coffeeshops opnieuw aan te vullen. Het werd veiliger en beter beheersbaar geacht wanneer de gereguleerde producten in de coffeeshop werden bewaard in plaats van in rondrijdende voertuigen. Daarnaast was de registratie in het track & trace-systeem door de vele extra handelingen die uitgevoerd moesten worden foutgevoeliger dan wanneer er grotere leveringen konden plaatsvinden. Tot slot maakte de 500 gram-beperking het moeilijk om vraag en aanbod van gereguleerde cannabis tijdens de aanloopfase op elkaar af te stemmen.
Na overleg met de betrokken partijen is besloten, zoals aangegeven in de brief van 15 maart, dat de burgemeesters de beperking op de handelsvoorraad voor de gereguleerde producten konden loslaten. Hierdoor mochten de coffeeshops in Breda en Tilburg een weekvoorraad aanhouden. Het hanteren van een weekvoorraad is ook in lijn met de overgangsfase en experimenteerfase, wanneer ook een handelsvoorraad van maximaal een weekvoorraad geldt. Hierdoor kon al ervaring worden opgedaan met hoe het vaststellen en controleren van een weekvoorraad in de praktijk werkt en zijn deze ervaringen gedeeld met de andere gemeenten.
Track & trace-systeem
In het experiment wordt gebruikt gemaakt van een track & trace-systeem. Dit systeem volgt de hennep en hasjiesj van productie bij de teler tot verkoop in de coffeeshop en is een belangrijk middel om toezicht op de gesloten keten te kunnen houden.
Door de eerste ervaringen met het systeem door telers en de landelijke toezichthouders was al duidelijk dat het belangrijk is om veel aandacht te besteden aan het leren werken met het systeem. De coffeeshops in Breda en Tilburg kregen daarom voorafgaand aan de start instructies in hun eigen coffeeshop over het systeem. De toezichthouders van Breda en Tilburg zijn geïnstrueerd tijdens een bijeenkomst in het gemeentehuis van Tilburg. Deze intensieve en individuele aanpak is positief gewaardeerd. De instructies op locatie zijn daarom ook uitgevoerd in de overige gemeenten ter voorbereiding op de overgangsfase.
Coffeeshophouders geven aan dat het werken met het track & trace-systeem na de eerste maanden redelijk goed gaat. Toch kostte het tijd en inspanning om te wennen aan dit systeem en de nieuwe bedrijfsvoering. Ook de IJenV heeft aangegeven dat het registreren door coffeeshops in het systeem nog niet altijd op de juiste wijze wordt gedaan. De IJenV blijft hierover in gesprek met coffeeshops, gemeenten en de ontwikkelaar van het systeem, Justid. Geleerde les is dat in de andere gemeenten rekening moet worden gehouden met de tijd die het kost voor alle partijen om te wennen aan de nieuwe werkwijze en het systeem.
De IJenV heeft aangegeven dat het toezicht op afstand met het systeem meer capaciteit kost dan van te voren was verwacht. Met de ministeries wordt besproken wat dit betekent voor het toezicht de komende jaren.
Op dit moment registreren de coffeeshops alle verkopen van de gereguleerde producten zowel in hun eigen kassasysteem als in het track & trace-systeem. De coffeeshophouders hebben verzocht het track & trace-systeem te koppelen met het kassasysteem, zodat er nog maar sprake hoeft te zijn van één keer scannen van de producten. Ook de IJenV merkt op dat zo’n koppeling zowel de administratieve lasten voor de coffeeshops als de foutgevoeligheid van registraties vermindert. Deze ervaringen hebben er toe geleid dat is besloten om een koppeling voor kassasystemen te ontwikkelen. Een vergelijkbare koppeling wordt ook voor de telers ontwikkeld.
Gedurende de aanloopfase heeft er drie keer een storing plaatsgevonden in het systeem. Alle storingen met het track & trace-systeem zijn zo snel als mogelijk opgelost. De drie storingen die hebben plaatsgevonden zijn direct gecommuniceerd naar alle gebruikers. Dit gebeurt via het track & trace-systeem en per mail. Tijdens een verstoring van het track & trace-systeem behoudt de coffeeshop de mogelijkheid om verder te gaan met de verkoop. Via een functionaliteit in het systeem kunnen de verkochte producten op een later moment alsnog worden geregistreerd. De IJenV benadrukt dat het goed functioneren van het systeem essentieel is voor het toezicht op de gesloten keten.
Geleerde les is dat coffeeshops vaardig moeten zijn in de handeling om de verkochte producten na afloop van de storing alsnog te registreren. Tevens is het belangrijk dat coffeeshops goed geïnformeerd worden tijdens een storing. Wat overigens vaker voorkwam is een verstoring in systemen waar de overheid geen invloed op heeft, zoals een instabiele internetverbinding of een kapotte scanner.
De ervaringen en geleerde lessen met betrekking tot het track & trace-systeem zijn zeer waardevol gebleken en hebben geleid tot verbeteringen van het systeem en de uitleg over het systeem. Maandelijks krijgt het track & trace-systeem een (kleine) update waarin wensen vanuit de gebruikers en technische verbeteringen worden uitgerold. Dit zijn bijvoorbeeld snelheidsverbeteringen, aanpassingen van handelingen en het toevoegen van nieuwe functionaliteiten.
Toezicht op beveiligd vervoer
In de regelgeving is opgenomen dat de levering van de cannabisproducten van telers aan coffeeshops uitsluitend plaatsvindt met beveiligd vervoer, waarvoor de teler verantwoordelijk is.
Tijdens de aanloopfase heeft de politie enkele aandachts- en verbeterpunten aangedragen over de praktische uitvoering van vergunningverlening, toepassing van de gestelde eisen aan beveiligd vervoer en voor het toezicht hierop. Het Ministerie van JenV, Dienst Justis als vergunningverlener en de politie zijn in gesprek om uitvoering te geven aan deze aandachtspunten voor de start van de overgangs- en experimenteerfase, bijvoorbeeld door het opstellen van een werkinstructie en door, waar nodig, duiding te geven aan vervoerders over de geldende eisen en hierover afspraken te maken. Verder ziet een groot aantal van de meegegeven aandachtspunten op het stelsel van geld- en waardetransport binnen de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) als geheel. Deze punten worden meegenomen in de stelselherziening van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus3 met als doel te komen tot een uitvoerbaar en effectief toezicht.
Contact tussen deelnemers experiment
Voorafgaand en tijdens de aanloopfase zijn er meerdere contactmomenten geweest tussen de verschillende partijen. Vrijwel alle betrokkenen zijn positief over het contact met de verschillende partijen en ministeries tijdens de aanloopfase en vinden dit belangrijk voor het verloop van het experiment.
De IJenV geeft aan dat het contact en de informatie-uitwisseling met de ministeries en met de andere toezichthouders goed verloopt. De NVWA waardeert de periodieke overleggen tussen de toezichthouders en noemt het positief dat dat inspecteurs gezamenlijk optrekken tijdens inspecties. De gemeenten Tilburg en Breda hebben meerdere contactmomenten tussen gemeente, toezichthouders en coffeeshops georganiseerd voorafgaand aan en tijdens de aanloopfase, met een prettig verloop van de inspecties tot gevolg. Bovendien heeft er uitwisseling van ervaringen plaatsgevonden tussen Tilburg en Breda en de overige deelnemende gemeenten. Telers geven aan het goede contact met het Ministerie van VWS te waarderen.
Zowel de gemeenten, telers als Bredase coffeeshops geven mee dat het belangrijk is dat alle partijen zoals coffeeshophouders, telers, inspectie en gemeente, goed contact met elkaar blijven hebben en elkaar bij problemen informeren en een oplossing zoeken. We blijven hier dan ook vol op inzetten.
Conclusie
De aanloopfase is waardevol gebleken om op kleine schaal ervaring op te doen met alle processen en systemen. Door de geleerde lessen zijn mogelijk knelpunten op grotere schaal tijdens de overgangsfase voorkomen en zijn de andere coffeeshops en gemeenten ondersteund bij de start van de overgangsfase. De volgende fase zal ongetwijfeld nieuwe leerpunten met zich meebrengen. Ook dan nemen we deze serieus zodat verbeteringen in processen en systemen verder kunnen worden doorgevoerd. Het constateren en oplossen van de uitdagingen en problemen is namelijk onderdeel van het experiment. Dat maakt het soms noodzakelijk om eerder gestelde voorwaarden bij te stellen ten gunste van de praktische uitvoerbaarheid. Een pragmatische aanpak is hierbij dan ook van belang waarbij we altijd rekening houden met het wettelijke kader en de methodologische grenzen van het onderzoek.
Voortgang uitvoering moties
In deze brief informeren wij uw Kamer tevens over de voortgang van de uitvoering van een aantal moties ingediend tijdens het debat wetswijziging toevoeging van een elfde gemeente aan het experiment van 28 februari jl.
• De motie van het Lid Diederik van Dijk c.s. (SGP)4 verzoekt de regering in overleg met burgemeesters van deelnemende gemeenten te verzoeken om strenge handhaving van de artikelen waar lokaal beleid de handhaving van het experiment bepaalt. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft namens de Minister van Justitie en Veiligheid op 25 maart jl. tijdens het Bestuurlijk Overleg Experiment gesloten coffeeshopketen de motie besproken en verzocht om strenge handhaving van het lokale beleid. De burgemeesters van de deelnemende gemeenten zijn leden van dit overleg en hebben hier kennis van genomen. Hiermee is de motie uitgevoerd.
• In de motie van het Lid Mutluer (GL-PvdA)5 wordt de regering verzocht om te onderzoeken waar alle toegelaten telers staan en of zij binnen negen maanden gereed kunnen zijn om te produceren en om te onderzoeken waarmee telers kunnen worden ondersteund om knelpunten weg te nemen. Elk kwartaal vinden voortgangsgesprekken plaats met alle telers. De laatste gesprekken zijn in april afgerond. Hierbij is nadrukkelijk gevraagd naar de planning van alle telers en wanneer zij verwachten te starten met de teelt of met andere handelingen in het kader van de productie. Elk kwartaal wordt ook gekeken hoe telers kunnen worden ondersteund om knelpunten weg te nemen. De motie is hiermee uitgevoerd.
• Daarnaast wordt in de andere motie van het Lid Mutluer (GL-PvdA)6 de regering verzocht om een ingebruiknameplicht van negen maanden voor telers op te nemen. Tevens wordt de regering verzocht om de aanwijzing van de telers die niet aan de voorwaarden van de ingebruiknameplicht voldoen in te trekken en de volgende teler op de wachtlijst te benaderen voor deelname aan het experiment. Inmiddels zijn vijf telers met de productie gestart. Voor de overige vijf telers is een ingebruiknameplicht van negen maanden zinvol en zal dit in hun aanwijzing worden opgenomen. De exacte invulling van deze ingebruiknameplicht zal per teler apart worden beoordeeld. In voorbereiding hierop zijn reeds twee telers gevraagd om hun vorderingen in kaart te brengen. Zij zijn bovendien gewezen op het mogelijk intrekken van de aanwijzing. In dit kader is het relevant om te melden dat in artikel 5, tweede lid, van de Regeling experiment gesloten coffeeshopketen staat dat de wachtrij voor telers wordt opgeheven op het moment dat de experimentfase aanvangt. De experimentfase zal, naar alle waarschijnlijkheid, zijn aangevangen op het moment dat de termijn van de ingebruiknameplicht van negen maanden is verstreken. Indien dan onvoldoende voortgang bij een teler wordt vastgesteld en zal worden besloten de aanwijzing in te trekken, is het wenselijk dat de wachtrij nog bestaat. Indien dit niet het geval is, zal immers een nieuwe procedure voor de loting en selectie moeten worden opgezet voordat een nieuwe teler kan worden aangewezen. Om deze reden zal een aanpassing in de Regeling worden doorgevoerd zodat de wachtrij pas wordt opgeheven op het moment dat de experimentfase eindigt. Wij zullen uw Kamer informeren als uitvoering is gegeven aan deze motie.
• In de motie van Leden Michon-Derkzen (VVD) en Bikker (CU)7 wordt de regering verzocht te onderzoeken of het mogelijk is een periodieke Bibob-toets in te voeren voor de deelnemende telers. Wij kunnen u mededelen dat dit jaar alle aangewezen telers zullen worden onderworpen aan een hernieuwde Bibob-toets. Bovendien kunnen wij u melden dat in de aanwijzing van telers is opgenomen dat het Bibob-onderzoek elke 2 tot 3 jaar kan worden herhaald. Daarmee is de motie uitgevoerd.
• De motie van Lid Bikker (CU) c.s.8 verzoekt de regering bij verdere keuzes rondom overgangstermijnen en voorschriften voor coffeeshops gedurende het wietexperiment opvolging te geven aan de adviezen van politie en het Openbaar Ministerie. Deze motie is door de Minister van Justitie en Veiligheid overgenomen. Bij besluitvorming worden politie en het Openbaar Ministerie altijd betrokken en om advies gevraagd. Aan adviezen van politie en Openbaar Ministerie wordt vervolgens opvolging gegeven in de overwegingen rondom het experiment. De motie beschouwen wij dan ook als uitgevoerd.
Tot slot gaan we in op de vraag van het Lid Vedder aan de Minister van Infrastructuur & Waterstaat tijdens het Mondelinge Vragenuur van 9 april jl. die hij heeft doorverwezen naar de Minister van Justitie & Veiligheid. Deze vraag zag op of gemeenten de vergunning van coffeeshops zouden kunnen intrekken wanneer sprake is van overlast door verkeersonveiligheid. De landelijke gedoogcriteria9 die zijn vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie bevatten ook een criterium met betrekking tot het voorkomen van overlast. Indien coffeeshophouders zich aan deze criteria houden zal het Openbaar Ministerie niet overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Ook de burgemeester kan lokaal eisen stellen. De meeste landelijke criteria zijn tevens onderdeel van het lokale coffeeshopbeleid. De gemeente kan bestuursrechtelijke sancties opleggen aan coffeeshops die zich niet aan de voorwaarden en criteria houden. Alle 102 coffeeshopgemeenten in Nederland hebben het overlastcriterium opgenomen in het lokale coffeeshopbeleid.10
Op grond van de Aanwijzing Opiumwet wordt onder het criterium «overlast» verstaan: «parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten». Hieruit blijkt dat het bij het criterium overlast gaat om situaties die plaatsvinden in de directe omgeving van de coffeeshop. Het rijden onder invloed door gebruikers van cannabis kan ook buiten de directe omgeving van de coffeeshop plaatsvinden en valt daarmee in zijn algemeenheid niet onder dit criterium. Het is, wanneer iemand wordt aangehouden vanwege het rijden onder invloed van cannabis, in de meeste gevallen ook niet vast te stellen waar deze persoon de cannabis heeft gekocht. De coffeeshophouder kan daarmee niet verantwoordelijk worden gehouden voor het gedrag van degene die cannabis heeft gekocht. Overigens heeft een deel van de coffeeshops alleen een mogelijkheid tot afhalen en kan de cannabis niet in deze coffeeshop worden genuttigd.11
Hoewel het intrekken van de vergunning door de gemeente vanwege verkeersonveilige situaties die gebruikers van de cannabis hebben veroorzaakt dus niet mogelijk is, kunnen gemeenten wel opleidingseisen stellen aan het coffeeshoppersoneel waarin ook aandacht wordt besteed aan preventie. In de gemeenten die deelnemen aan het Experiment gesloten coffeeshopketen is het volgen van opleidingen door coffeeshoppersoneel verplicht gesteld. Deze opleidingen zijn gericht op kennis en vaardigheden op het gebied van voorlichting en gezondheidsrisico´s en het bij vermoeden van problematisch gebruik doorverwijzen naar informatie of zorg. Met de deelnemende gemeenten is een handreiking van het Trimbos-instituut gedeeld die beschrijft hoe de benodigde kennis met betrekking tot verkopend personeel ingevuld kan worden. In deze handreiking is opgenomen dat in de opleiding specifiek aandacht wordt besteed aan kennis over situaties waarin het gebruiken van cannabis verboden is, zoals in het verkeer. Tot slot geldt dat het rijden onder invloed een strafbaar feit is, waartegen de politie kan optreden en waarvoor het Openbaar Ministerie strafrechtelijk kan vervolgen. Met deze reactie is uitvoering gegeven aan de toezegging.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
Almere, Arnhem, Breda, Groningen, Heerlen, Maastricht, Nijmegen, Tilburg, Voorne aan Zee, Zaanstad.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 24 077 nr. 539.↩︎
Kamerstukken II 2021/2022, 29 628, nr. 1100 & Kamerstukken II 2022/2023, 29 628, nr. 1175.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 36 279, nr. 12.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 36 279, nr. 17.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 36 279, nr. 18.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 36 279, nr. 16.↩︎
Kamerstukken II 2023/2024, 36 279, nr. 11.↩︎
De AHOJGI-criteria houden in dat coffeeshops geen reclame mogen maken (affichering: A), geen harddrugs voorhanden hebben of verkopen (harddrugs: H), geen overlast veroorzaken (overlast: O), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (jeugd: J), slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie en slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (geringe hoeveelheid: G), en niet toegankelijk mogen zijn voor en niet mogen verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland (ingezetenen van Nederland: I).↩︎
Zie het rapport «Coffeeshops in Nederland 2022», p. 27↩︎
In 2022 hadden 110 van de 565 coffeeshops (19,5%) alleen een afhaalfunctie. Zie het rapport «Coffeeshops in Nederland 2022», p. 14.↩︎