Antwoord op vragen van het lid Patijn over AKW+
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D25245, datum: 2024-06-17, bijgewerkt: 2024-06-20 13:26, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-1993).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2024Z04861:
- Gericht aan: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: M.H. Patijn, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1993
Vragen van het lid Patijn (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over AKW+ (ingezonden 22 maart 2024).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 17 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1476.
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep van 28 juni 2023, over het recht op de zogenaamde «AKW+» van een koppel met een bijstandsuitkering?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over de uitvoering van het extra bedrag aan kinderbijslag (AKW+).
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat een groep ouders van kinderen die intensieve zorg nodig hebben door deze uitspraak plotseling niet langer recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag? Vindt u dat dit past bij het bieden van rechtszekerheid aan mensen die een beroep doen op de sociale zekerheid?
Antwoord 2
De uitspraak leidt tot een andere uitvoering van het extra bedrag aan kinderbijslag. De uitspraak voor zover deze ziet op het arbeidsinkomen, heeft alleen betrekking op de partners en niet op de alleenstaanden. Voor een groep partners heeft de uitspraak een gunstig effect en voor een ander deel van de burgers een negatief effect. Er waren ouders die in het verleden het bedrag niet kregen, terwijl zij dat wel zouden hebben moeten ontvangen en andersom. Hoewel de uitvoering van de AKW+ met inachtneming van de uitspraak in lijn is met het oorspronkelijke doel van de regeling, realiseer ik mij dat dit een grote impact heeft op de ouders die de tegemoetkoming na de uitspraak verliezen. Naar aanleiding van uw vragen en vanwege de uitfasering van de IACK, zal mijn ministerie een verkenning uitvoeren naar de toekomstbestendigheid van deze tegemoetkoming. Daarbij zal onder meer worden onderzocht of de regeling kan worden vereenvoudigd en welke doelgroep voor de tegemoetkoming in aanmerking dient te komen.
Vraag 3
Klopt het dat het hierbij gaat om kwetsbare gezinnen, namelijk alleenverdieners met een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW) of Wajong-uitkering, die nu geen recht meer hebben op Algemene Kinderbijslagwet (AKW)+? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Antwoord 3
Er zijn verschillende groepen ouders voor wie de uitspraak gevolgen heeft. Een van deze groepen zijn alleenverdieners met een WIA-uitkering, WW-uitkering of Wajong-uitkering die eerst wel maar nu geen recht meer hebben op het extra bedrag aan kinderbijslag vanwege de uitleg van de CRvB van het begrip «arbeidsinkomen». De CRvB heeft aangegeven dat arbeidsinkomen moet worden gezien als inkomen uit tegenwoordige arbeid. Hieronder vallen geen uitkeringen. Bezien vanuit het oorspronkelijke doel van de regeling (zie vraag 5 voor een nadere toelichting), heeft de uitspraak ervoor gezorgd dat de uitvoering beter aansluit bij de doelstelling van de regeling. Maar dit heeft wel tot gevolg dat gezinnen met een uitkering de tegemoetkoming verliezen. Dit is een vervelend gevolg van de uitspraak voor deze groep. Ook zie ik dat er een inconsistentie bestaat ten aanzien van partners en alleenstaanden. Partners met een uitkering verliezen de tegemoetkoming door de uitspraak, terwijl alleenstaande ouders met een uitkering wel recht blijven houden op de AKW+. Mijn ministerie zal dit meenemen in de verkenning van de toekomstbestendigheid van de regeling.
Vraag 4
Hoeveel gezinnen hebben door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep geen recht meer op AKW+, terwijl ze dat voorheen wel hadden?
Antwoord 4
De AKW+ telt jaarlijks ongeveer 11.000 gerechtigden. Hiervan is ongeveer 70% alleenstaand. De rechterlijke uitspraak heeft alleen mogelijke gevolgen voor ouders met een fiscaal partner. Deze groep bestaat uit ongeveer 3.300 ouders.
Het is niet precies te zeggen hoe groot de groep is die nu geen recht meer heeft of juist recht krijgt. Achteraf kan worden vastgesteld hoeveel ouders in 2024 geen recht meer hebben op, of juist wel recht hebben gekregen op het extra bedrag aan kinderbijslag. Maar er kan niet worden nagegaan of dit komt door de uitspraak van de CRvB of doordat de inkomensgegevens van ouders zijn gewijzigd. Dit komt doordat de SVB geen inkomensgegevens heeft van ouders. Hierdoor is niet te vast te stellen hoeveel gezinnen als gevolg van de uitspraak geen recht meer hebben op het extra bedrag aan kinderbijslag.
Vraag 5
Wat is volgens u precies het doel van de AKW+?
Antwoord 5
In 2009 zijn er belastingmaatregelen genomen om de arbeidsparticipatie te bevorderen van alleenstaanden en minstverdienende partners met kinderen.
Een van deze maatregelen is de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK).
In 2010 is de zogeheten TOGplus in de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) opgenomen. Alleenverdienershuishoudens waarvan een van de partners geen of weinig arbeid verricht, omdat zij de zorg van hun zorgintensieve kind belangrijker vinden dan arbeidsparticipatie van beide ouders, voldoen niet aan de vereisten van de IACK. Daardoor blijven zij in besteedbaar inkomen achter ten opzichte van alleenstaande ouders en tweeverdienershuishoudens. De regering achtte het wenselijk om deze groep te compenseren, omdat zij niet tot de doelgroep behoren waarvoor werd gestreefd naar een toename van de arbeidsparticipatie.
In 2015 is bij de hervorming van de kindregelingen de doelstelling van de TOGplus overgenomen in de tegemoetkoming extra bedrag aan kinderbijslag. Het oorspronkelijke doel van het extra bedrag aan kinderbijslag voor partners is dus het compenseren van alleenverdienershuishoudens die niet kunnen profiteren van de IACK vanwege de intensieve zorg voor hun kind.
Bij de hervorming van de kindregelingen is met een amendement de groep alleenstaande ouders toegevoegd aan de kring van rechthebbenden van de AKW+. Voor alleenstaanden zijn niet dezelfde eisen opgenomen als voor partners. Zo is er geen inkomensgrens opgenomen en de eis dat er sprake moet zijn van arbeidsinkomen geldt ook niet voor alleenstaanden. Het doel om AKW+ toe te kennen aan alleenstaanden is volgens het amendement dat het wenselijk is dat het extra bedrag aan kinderbijslag ook opengesteld wordt aan alleenstaande ouders, omdat zij de zorg voor het zorgintensieve kind niet kunnen delen met een andere ouder. Dit is een andere argumentatie dan die geldt voor partners. Hierdoor is een verschil ontstaan tussen de eisen die gelden voor enerzijds partners en anderzijds alleenstaanden.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat het onlogisch is dat rijkere gezinnen deze ondersteuning wél krijgen, maar juist gezinnen die een inkomen rond het sociaal minimum hebben niet?
Antwoord 6
De keuze voor beide partners om wel of niet te gaan werken is bepalend voor het recht op IACK en daarmee voor het recht op het extra bedrag aan kinderbijslag wanneer er tevens recht bestaat op DKIZ. Het extra bedrag aan kinderbijslag heeft als doel het compenseren van alleenverdienershuishoudens voor het niet kunnen profiteren van belastingmaatregelen, zoals de IACK. Ouders die een inkomen hebben rond het sociaal minimum vanuit een uitkering, hebben geen recht op IACK en daarmee ook niet op de compensatie door middel van het extra bedrag aan kinderbijslag. Vanuit het doel van de regeling bezien is dit te verklaren. Ouders met een lager inkomen ontvangen extra inkomensondersteuning via andere regelingen, zoals het kindgebonden budget. Wel acht ik het inconsistent dat alleenstaanden niet aan een inkomenseis hoeven te voldoen en het extra bedrag aan kinderbijslag wel ontvangen ongeacht het (soort) inkomen, terwijl deze eis voor partners wel geldt. Dit verschil is bekend en zal mijn ministerie meenemen in de verkenning van de toekomstbestendigheid van de regeling.
Vraag 7 en 8
Bent u bereid de eis dat één van de ouders een arbeidsinkomen dient te verdienen te schrappen, en in de wettekst een maximuminkomen voor het ontvangende gezin op te nemen (bijvoorbeeld ter hoogte van het wettelijk minimumloon), in plaats van een inkomensgrens per ouder?
Bent u bereid op zijn minst de wet zodanig te verduidelijken dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dezelfde regels kan toepassen als voorheen (vóór de bovengenoemde uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep)?
Antwoord 7 en 8
De aankomende tijd zal een verkenning worden uitgevoerd naar toekomstbestendigheid van de regeling. Het verschil in eisen tussen alleenstaanden en partners zal hierin worden meegenomen, evenals het doel van de regeling en de optie van een maximuminkomen als eis.
Vraag 9
Welke mogelijkheden ziet u om de ondersteuning van ouders met kinderen die intensieve zorg nodig hebben te vereenvoudigen, opdat zij altijd weten waar ze aan toe zijn?
Antwoord 9
Ondersteuning voor ouders die intensieve zorg hebben voor een kind bestaat, in het kader van sociale voorzieningen, in de vorm van dubbele kinderbijslag intensieve zorg (DKIZ) en het extra bedrag aan kinderbijslag.
De DKIZ is onlangs vereenvoudigd door de wetswijziging «Vereenvoudiging verkrijgen dubbele kinderbijslag bij intensieve zorgbehoefte». 2 Deze wetswijziging zal per 1 juli 2024 in werking treden.
Daarnaast zie ik ook mogelijkheden om het extra bedrag aan kinderbijslag te vereenvoudigen. Onder meer om deze reden zal een verkenning worden uitgevoerd.