Belastingheffing over uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Brief regering
Nummer: 2024D25401, datum: 2024-06-17, bijgewerkt: 2024-08-08 15:16, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-20454-205).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 20454 -205 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen.
Onderdeel van zaak 2024Z10718:
- Indiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- : Nationale fiscaliteit (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2024-06-19 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-27 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 205 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog liggen inmiddels bijna 80 jaar achter ons. Dat betekent echter niet dat de gevolgen ervan niet meer gevoeld worden in onze maatschappij. Er zijn nog altijd mensen in onze samenleving die dagelijks de gevolgen ondervinden van wat hen is aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit betreft niet alleen de generatie die de oorlog zelf heeft meegemaakt, maar ook volgende generaties kunnen nog hierdoor getroffen worden. Als Nederlandse overheid voelen wij een bijzondere zorgplicht voor deze oorlogsgetroffenen. Hoewel we het aangedane leed niet kunnen wegnemen, hebben wij de plicht gevoeld om de financiële gevolgen te verzachten. Deze zorgplicht is in verschillende Nederlandse wetten geregeld. Eén daarvan is de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv).
Op 16 oktober 2023 heb ik voorafgaand aan het tweede wetgevingsoverleg uw Kamer een brief gestuurd waarin ik ben ingegaan op diverse aspecten van Wuv-uitkeringen, zoals het karakter van Wuv-uitkeringen en de verschillen met zogenoemde Artikel 2-Fonds uitkeringen. Een afschrift van deze brief vindt u als bijlage bij deze brief (Kamerstuk 20 454, nr. 197). Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2024 in uw Kamer heeft lid Grinwis nogmaals aangedrongen op een vrijstelling voor de inkomstenbelasting voor Wuv-uitkeringen. Ik heb in antwoord daarop aangegeven dat ik een verdiepende, aanvullende brief aan uw Kamer zou sturen. Hierbij deze brief.
Naar aanleiding van het verzoek van de heer Grinwis zet ik in deze brief nogmaals uiteen wat de overwegingen zijn om Wuv-uitkeringen niet anders te behandelen dan andere uitkeringen. We leven in een maatschappij en belastingheffing – en dus belastinginkomsten – zijn een belangrijk onderdeel van samen leven in een maatschappij. Belastingheffing wordt vaak als iets vervelends ervaren en dat is begrijpelijk, maar ik wil u ook oproepen om verder te kijken dan die individuele portemonnee.
Bij de vaststelling van de hoogte van Wuv-uitkeringen is ervan uitgegaan dat er belastingheffing over de uitkering plaatsvindt. Deze uitkeringen zijn altijd al belast. Uitkeringsgerechtigden weten dat en rekenen hierop. Als de uitkeringen niet belast zouden zijn, dan zouden de uitkeringsbedragen dus veel lager vastgesteld (moeten) worden.
Regelmatig krijg ik het verzoek om bepaalde uitkeringen of vergoedingen buiten de belastingheffing te houden. Uiteraard behandelen we elk verzoek, snappen wij vaak waar de vraag vandaan komt en hebben we hier vaak begrip voor. Maar, zoals hierboven beschreven, heeft het buiten de heffing houden van betalingen die tot het inkomen behoren en waaraan de ontvanger draagkracht ontleent, negatieve gevolgen voor de maatschappij. Ik wil uw verzoek hiermee niet gelijkstellen met alle andere verzoeken die we krijgen, maar een feit is dat als er één uitzondering wordt gemaakt er vaak meerdere volgen. Dit wil ik voorkomen. Ons belastingstelsel is al ingewikkeld genoeg.
Ten opzichte van andere oorlogsuitkeringen wil ik graag nogmaals meegeven dat deze uitkering vanaf de inwerkingtreding van de Wuv een inkomensaanvullend karakter heeft. De uitkering is vastgesteld op basis van het laatstelijk genoten belastbare inkomen dat een uitkeringsgerechtigde zou hebben genoten ten tijde van de aanvraag. Ik ben mij ervan bewust dat we het hebben over een inkomen van lang geleden, maar toch zou het vreemd zijn om een bruto bedrag netto te compenseren. In cijfers uitgedrukt: stel iemand die € 2.000 aan bruto inkomen verliest, wordt gecompenseerd door deze persoon € 2.000 netto uit te keren, waardoor deze persoon hier netto sterk op vooruitgaat en bovendien inkomensafhankelijke regelingen niet uit kunnen gaan van de juiste draagkracht van de betreffende persoon.
Nu zult u wellicht redeneren dat er in de Wet inkomstenbelasting 2001 toch meer uitzonderingen zijn gemaakt op de belastbaarheid van periodieke uitkeringen en verstrekkingen in de vorm van vrijstellingen.1 De reden voor een dergelijke vrijstelling is altijd gelegen in het feit dat de vrijgestelde uitkeringen bedoeld zijn om specifieke noodzakelijke uitgaven te kunnen doen die niet uit het inkomen kunnen worden betaald. Met andere woorden: een vrijstelling is in ons huidige fiscale stelsel alleen op zijn plaats als de uitkering de financiële positie (draagkracht) van de ontvanger niet verbetert. De Wuv-uitkeringen zijn niet bedoeld voor dekking van specifieke noodzakelijke uitgaven zoals hiervoor bedoeld. De Wuv-uitkeringen verbeteren de financiële positie van de ontvangers. Daarom past een vrijstelling van de Wuv-uitkeringen niet in het huidige fiscale stelsel. Om niet te veel in herhaling te treden, wil ik u voor het overige graag verwijzen naar mijn vorige brief.
Hetgeen ik overigens wel graag herhaal is, dat ik mij zeer bewust ben van de kwetsbare groep waar wij het over hebben. Het voorgaande heeft er dan ook niets mee te maken dat ik deze groep niet meer gun, maar puur dat dit nu eenmaal het belastingsysteem van ons land en de maatschappij is waarin wij met elkaar samenleven.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Zie artikel 3.104 Wet inkomstenbelasting 2001↩︎