Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Kamerstuk 36560-XV-1)
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D25573, datum: 2024-06-18, bijgewerkt: 2024-06-25 13:01, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D25573).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.W.E. (LĂ©on) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (PVV)
- Mede ondertekenaar: T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z07086:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Medeindiener: C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-05-16 14:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-05-21 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-05-23 14:00: Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-06-18 14:00: Jaarverslag 2023 ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-06-18 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-06-18 18:00: Jaarverslag en Slotwet 2023 ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - omgezet in schriftelijk overleg op 18 juni 2024 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2024-07-02 15:00: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (đ origineel)
2024D25573 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de volgende brieven:
⹠Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36 560 XV, nr. 1);
⹠Beantwoording vragen commissie over het Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Kamerstuk 36 560 XV, nr. 1) (Kamerstuk 36 560 XV, nr. 5);
⹠Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36 560 XV, nr. 2);
⹠Beantwoording vragen commissie over Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (36 560 XV, nr. 2) (Kamerstuk 36 560 XV, nr. 6);
⹠Kabinetsreactie op het SCP-rapport «Eigentijdse Ongelijkheid» (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 60);
⹠Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota 2023 (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 61);
⹠Interim-auditrapport 2023 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 63);
⹠Reactie op verzoek commissie over de evaluatie Beleidskeuzes Uitgelegd (Kamerstuk 31 865, nr. 252);
âą Antwoorden op vragen commissie van de V-100 over het thema Krapte op de arbeidsmarkt â werkgeversverplichtingen sociale zekerheid (Kamerstuk 29 544, nr. 1246).
De fungerend voorzitter van de commissie,
LĂ©on de Jong
Adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de rapporteurs
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de rapporteurs
De leden Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) en Thierry Aartsen (VVD) stellen in hun functie als rapporteurs bij de behandeling van de verantwoordingsstukken Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over 2023 onderstaande punten aan de orde.
De kwaliteit van de verantwoording over 2023, met bijzondere aandacht voor:
de resultaten van het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer, het focusonderwerp onderuitputting en de afgeronde en geplande beleidsevaluaties, in het bijzonder de strategische evaluatieagenda.1 Daarnaast gaan zij in op het beleidsthema arbeidsongeschiktheid, toegespitst op de achterstanden in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen(WIA)-beoordelingen.
Allereerst willen de rapporteurs de Minister complimenteren met het feit dat de financiële verantwoordingsinformatie voldoet aan de daaraan gestelde eisen en dat het financieel beheer grotendeels op orde is. De Algemene Rekenkamer ziet echter nog steeds onvolkomenheden in het financieel beheer van de Rijksdienst Caribisch Nederland(RCN)-unit SZW, wat al sinds 2016 speelt. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat de Minister van SZW het probleem nu grondiger aanpakt en meer aandacht heeft voor de voortgang van het verbeterplan. De volgende stap in 2024 zou moeten zijn dat de genomen maatregelen zich vertalen in een duurzame verbetering van het financieel beheer met minder onrechtmatige en onzekere uitkeringen. Op basis hiervan hebben de Minister van SZW en de RCN-unit SZW een verbeterplan gemaakt. In dit plan is onderscheid gemaakt tussen acties op korte en middellange termijn. Kan de Minister aangeven op welke termijn zij verwacht dat het verbeterplan zich gaat vertalen in een duurzame verbetering van het financieel beheer met minder onrechtmatige en onzekere uitkeringen? En kan de Minister aangeven hoe die vertaling van dit verbeterplan in de praktijk vormgegeven wordt, wie daar verantwoordelijk voor is en welke mechanismes er zijn om te zorgen dat de voortgang gewaarborgd is?
Een nieuwe onvolkomenheid, lezen de rapporteurs, is het autorisatiebeheer van het Financieel Dienstencentrum (FDC) dat verantwoordelijk is voor ongeveer 140 miljard euro aan financiĂ«le transacties per jaar. De geconstateerde tekortkomingen brengen risicoâs met zich mee voor de financiĂ«le administratie van meerdere ministeries. De Minister geeft aan dat het FDC direct aan de slag is gegaan met het wachtwoordbeheer en de toegangsbeveiliging. Het komende jaar zal het FDC alle beheerprocedures actualiseren en formeel vaststellen, zodat opzet, bestaan en werking zijn geborgd. Kan de Minister toelichten hoe zij hierop stuurt, zodat deze onvolkomenheid mogelijk komend jaar tot het verleden behoort?
Naast de resultaten van het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer hebben de rapporteurs ook gekeken naar het financiële beeld op hoofdlijnen zoals in het jaarverslag naar voren komt. In het bijzonder hebben zij naar de onderuitputting gekeken, wat de Tweede Kamer dit jaar als focusonderwerp heeft aangewezen, omdat daar de laatste jaren een stijgende trend in is te zien. Voor 2023 komt de totale onderuitputting uit op 7,2 miljard euro, waarvan ruim 200 miljoen euro de sociale zekerheid betreft. Reden daarvoor is onder meer dat er sprake is van minder subsidie- en opdrachtaanvragen dan verwacht bij bijvoorbeeld de subsidieregeling Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen (SLIM) en de Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU). De subsidieregeling Nederland Leert Door heeft onderuitputting door het vervallen van toekenningen. Kan de Minister aangeven wat de mogelijke reden hiervoor is? Kan de Minister toelichten in hoeverre dit komt door onbekendheid met en complexiteit van deze regelingen en welke lessen te trekken zijn wat betreft bereik voor toekomstige subsidieregelingen? Kan zij toelichten in hoeverre dit komt door eventuele voorwaarden die als hinderlijk worden ervaren door de aanvrager?
Een oorzaak van onderuitputting bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) was onder meer de arbeidsmarktkrapte, waardoor er onvoldoende personeel beschikbaar was.
Op welke manier gaat de Minister ervoor zorgen dat de voorinburgering toch plaatsvindt ondanks de onderbezetting bij het COA als gevolg van arbeidsmarktkrapte?
In het kader van motie-Van Vroonhoven/Vermeer2 hebben de rapporteurs expliciet aandacht besteed aan de afgeronde en geplande beleidsevaluaties en in het bijzonder de strategische evaluatieagenda (SEA) in het jaarverslag van SZW. Daarbij vallen hen drie punten met name op: de aandacht voor evidence-based beleidsontwikkeling, de werkwijze «Beleidskeuzes uitgelegd» en de timing van de programmering van evaluaties en SEA-themaâs. De genoemde punten en de opvolging van de lessen en aanbevelingen uit evaluaties zijn essentieel om impact te hebben op (toekomstig) beleid. De werkwijze «Beleidskeuzes uitgelegd» is echter nog geen gemeengoed, zo blijkt uit de evaluatie door de Minister van FinanciĂ«n. De commissie heeft daarover vragen gesteld aan de Minister en deze zijn 14 mei 2024 beantwoord. Uit de antwoorden blijkt dat de Minister veel verwacht van de lancering van het zogenaamde Beleidskompas, maar de Minister geeft verder niet aan hoe daarop gestuurd gaat worden, behalve dat zij zich daarvoor zal inzetten.3 De rapporteurs zouden graag concreter antwoord krijgen op de vraag op welke manier de Minister ervoor gaat zorgen dat het Beleidskompas gemeengoed wordt binnen SZW en wordt nageleefd. En op welke wijze gaat de Minister zorgen dat er in alle beleidsvoorbereiding meer aandacht komt voor doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie? Dit mede in het licht van de drie SEA-themaâs die in 2023 zijn afgerond (4, 9 en 12), waaruit blijkt dat de doeltreffendheid vaak niet goed is vast te stellen. En in hoeverre wordt in de planning van de afronding van evaluaties en SEA-themaâs rekening gehouden met de planning van toekomstige beleids- en wetsvoorstellen, waardoor de resultaten van de evaluaties en SEA-themaâs mee kunnen worden genomen?
Tot slot hebben de rapporteurs een beleidsinhoudelijk thema onderzocht. Dat betreft het beleidsartikel 3 Arbeidsongeschiktheid en in het bijzonder de achterstanden bij de WIA-beoordelingen. Allereerst wensen de rapporteurs opheldering over de totale uitgaven aan dit artikel. De premiegefinancierde uitgaven zijn volgens het jaarverslag 12,8 miljard euro, terwijl dit volgens de website rijksfinancien.nl 9,4 miljard euro zou zijn. Het lijkt erop alsof de verplichtingen en uitgaven in tabel 34 van het jaarverslag door elkaar zijn gehaald.
Daarnaast valt op dat bijna een derde van de begrotingsgefinancierde uitgaven op dit terrein niet is uitgegeven, bijna 4 miljoen euro, wat voornamelijk verklaard wordt doordat er minder is uitgegeven aan de regeling Uitvoering individuele plaatsing & steun, omdat de regeling wegens de complexiteit later is gestart dan werd beoogd. Kan de Minister aangeven in hoeverre deze complexiteit nu nog speelt en in hoeverre de belemmeringen die deze complexiteit met zich meebrengt worden weggenomen? In hoeverre komen daar de komende jaren nog middelen bij en hoe gaat de Minister bewaken dat er niet weer onderuitputting optreedt?
Sinds 2019 bestaan de achterstanden bij de WIA-beoordelingen. Hoewel het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) meer beoordelingen heeft weten uit te voeren dan voorheen, neemt tegelijkertijd het aantal WIA-aanvragen toe. De druk blijft daardoor hoog en de Minister geeft in het jaarverslag dan ook aan dat er meer maatregelen genomen moeten worden, ook door een volgend kabinet. Deze druk zal nog groter worden als er voor zelfstandigen zonder personeel (zzpâers) een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering gaat gelden en zij mogelijk binnen het WIA-regime gaan vallen. Kan de Minister aangeven wat de plannen zijn om in de nabije toekomst voldoende WIA-beoordelingen uit te laten voeren voor zzpâers wanneer ook voor zzpâers een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering gaat gelden? Kan de Minister aangeven welke maatregelen tot nu toe succesvol zijn in het bestrijden van achterstanden in de WIA-beoordelingen en zouden moeten worden voortgezet voor het verder terugdringen van de achterstanden? In hoeverre zijn de 60-plusmaatregel en de overwerkmaatregel de juiste maatregelen om daadwerkelijk de achterstanden weg te werken? Is daarvoor aanvullend budget nodig? Zo ja, hoeveel?
In het onderzoek Grip op menselijke maat van de Algemene Rekenkamer lezen de rapporteurs dat de Algemene Rekenkamer de aanbeveling geeft om hervormingen van het stelsel voortvarend op te pakken, met de menselijke maat als uitgangspunt.4
Hoewel de Minister laat zien dat zij de conclusie, de resultaten en aanbevelingen van het Rekenkameronderzoek serieus neemt, gaat zij niet in op alle gevolgen van de WIA die de Algemene Rekenkamer constateert, maar die wel tegen de bedoeling van de wet lijken in te gaan. Bijvoorbeeld dat minder gedeeltelijk arbeidsongeschikten werken dan verwacht, of de inkomensonzekerheid door terugvorderingen. Zo blijft ongewis hoe de Minister aankijkt tegen de 10% arbeidsdeelname van mensen die tijdelijk voor 80% of meer arbeidsongeschikt zijn beoordeeld, en waarvan een deel arbeidsmogelijkheden heeft. Kan de Minister toelichten hoe zij daartegen aankijkt en hoe zij opvolging gaat geven aan het rapport van de Algemene Rekenkamer samen met het eerder verschenen Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS)-advies?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie danken het kabinet voor de beantwoording van de feitelijke vragen op zowel het jaarverslag en Slotwet als op het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer. Deze leden hebben na het lezen van de antwoorden nog enkele vervolgvragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben een vraag over het koopkrachtbeleid. Deze leden vragen of het kabinet voornemens is het koopkrachtbeleid te evalueren.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen of de Minister kan aangeven wanneer zij verwacht dat het verbeterplan voor het financieel beheer van uitkering in Caribisch Nederland zich gaat uiten in resultaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie constateren dat uit cijfers van het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) blijkt dat er in de eerste drie kwartalen van 2023 geen enkele bijstandsuitkering verminderd is omwille van een overtreding van artikel 18b Participatiewet (de taaleis). Deze leden vinden dit bijzonder omdat zij zich niet kunnen voorstellen dat iedereen in de Participatiewet de Nederlandse taal voldoende spreekt. Zij vragen hoe het kabinet deze statistiek duidt, mede lettend op het feit dat uit cijfers van het CBS blijkt dat 58,2% van de bijstandspopulatie een niet-Europese achtergrond heeft.
De leden van de VVD-fractie hebben het voorgaande met bezorgdheid geconstateerd. Deze leden zijn van mening dat het beheersen van de Nederlandse taal een minimale vaardigheid is om kansen te benutten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Met name onder statushouders, die voor een meerderheid gebruik maken van bijstand, is taalvaardigheid en dus participatie een probleem. De leden zouden graag zien dat het kabinet vóór de behandeling van de wetswijziging Participatiewet in balans gegevens met de Kamer deelt over de taalbeheersing van mensen die gebruik maken van de bijstandsuitkering.
De leden van de VVD-fractie constateren dat een aanzienlijke groep mensen in de bijstand op dit moment of op termijn in staat is om te participeren. Deze leden constateren ook dat een grote groep mensen in de bijstand voor lange periode gebruik maakt van de bijstand. Hoe duidt het kabinet de huidige praktijk van re-integratie van (langdurig) bijstandsgerechtigden? Deze leden vragen hoe het kabinet een rol voor particuliere werkgevers of arbeidsbemiddelaars ziet in het benutten van de talenten en kansen van mensen die nu nog langs de lijn van de arbeidsmarkt staan.
De leden van de VVD-fractie horen graag of het kabinet een overzicht van voordelen en nadelen kan presenteren voor het creëren van één landelijk doelgroepenregister voor alle mensen die bij verscheidene instanties of overheden geregistreerd staan als kandidaat voor werk of re-integratie. Deze leden zijn benieuwd hoe het kabinet een dergelijk register beoordeelt en hoe het kabinet naar de effectiviteit ervan kijkt in het effectief bemiddelen van mensen naar werk.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of en hoe het kabinet de Kamer zal informeren over het verloop van het Nationaal Groeifondsproject «Meer uren werkt!» in de kinderopvang. Deze leden zouden bij een dergelijke rapportage ook (een schatting van) de effecten van meer fte in de kinderopvang op de overige arbeidsmarkt willen zien.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de marginale druk voor een pedagogisch beleidsmedewerker die 24,5 uur per week werkt, een modaal salaris verdient voor een pedagogisch beleidsmedewerker, en besluit om Ă©Ă©n dag meer te gaan werken. Deze leden zouden graag een antwoord ontvangen voor het scenario dat de medewerker een modaal verdienende partner en twee kinderen heeft en kinderopvangtoeslag ontvangt, en een scenario waar de medewerker alleenstaand is en geen kinderen heeft.
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe het kabinet reflecteert op de arbeidsproductiviteit van de Nederlandse economie en arbeidsmarkt. Deze leden zijn benieuwd of de arbeidsproductiviteit in lijn is met de loonstijging. Zij ontvangen graag een duiding van het kabinet over deze twee gegevens. Is dit in balans? Zijn er kansen of juist risicoâs voor de werkgelegenheid en het vestigingsklimaat op basis van deze gegevens?
De leden van de VVD-fractie herinneren zich het aangenomen amendement De Kort over middelen voor terugkeer van dakloze arbeidsmigranten.5 Deze leden vragen het kabinet hoe dit amendement uitgevoerd wordt en wanneer de Kamer een voortgangsbrief van de uitvoering ontvangt. Zij zouden dit graag voor het commissiedebat Arbeidsmigratie ontvangen.