Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio (Kamerstuk 22112-3886)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D25919, datum: 2024-06-19, bijgewerkt: 2024-08-01 13:59, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-22112-3955).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: Y.C. Kling, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -3955 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2024Z10923:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-04 09:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-09-04 12:15: Aanvang middagvergadering Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3955 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19Ā juni 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 9Ā februari 2024 over het Fiche: Voorstel mechanisme belemmeringen grensregio (Kamerstuk 22Ā 112, nr.Ā 3886).
De vragen en opmerkingen zijn op 29Ā maart 2024 aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 19Ā juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Kling
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vraag 1
Zo merken voorgenoemde leden op dat de financiƫle consequenties voor de rijksoverheid en/of medeoverheden niet duidelijk zijn. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Antwoord 1
In het voorstel wordt ruimte gelaten aan lidstaten om grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten (Cross-Border Coordination Points, CBCP) in te passen in bestaande samenwerkingsverbanden. Op deze manier worden extra financiƫle, administratieve en juridische lasten beperkt of geheel voorkomen. Nederland voorziet door de bestaande samenwerkingsverbanden met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen, Walloniƫ en Vlaanderen zelf al in grote mate aan de oproep van de Commissie tot het inrichten/aanwijzen van grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten. Deze bestaande samenwerkingsverbanden kunnen, in overleg met de partners uit de grensregio en het buurland, worden aangewezen als grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt. Het voorstel van de Europese Commissie is gericht op het voorkomen van het opbouwen van extra lagen en overlegorganen.
Vraag 2
Wat is de onderbouwing van het kabinet waarom zij positief is over een voorstel waarvan de praktische uitwerking en (financiƫle) consequenties niet overzichtelijk zijn?
Antwoord 2
Kijkend naar de aard van het voorstel zijn er geen consequenties voor de EU-begroting. Dat constateert de Commissie ook. Mochten er eventueel toch consequenties voor de EU-begroting zijn, dan is het standpunt van het kabinet dat deze binnen afgesproken kaders van het huidige Meerjarig Financieel Kader passen. Het kabinet oordeelt positief, omdat met het inrichten/aanwijzen van bestaande samenwerkingsverbanden niet de verwachting is dat er financiƫle consequenties zijn. Mochten die er wel zijn dan zet het kabinet zich er voor in dat die passen binnen de huidige kaders.
Vraag 3
Hoe weegt het kabinet de zorgen van andere lidstaten die geen bestaande samenwerkingsstructuren kunnen aanwijzen als cross-border coordination point (CBCP)?
Antwoord 3
Voor alle lidstaten is het Commissievoorstel een aanmoediging samen te werken met de grensregioās en het buurland om grensbelemmeringen weg te nemen. Ook zorgt het voorstel er voor dat in alle grensregioās binnen de EU de mogelijkheid wordt ingericht grensbelemmeringen te melden. Voor zover mij bekend zijn er weinig zorgen over het niet kunnen aanwijzen of inrichten van een grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt (CBCP). Te meer omdat lidstaten met het voorstel vrij staan om, eventueel na aanpassing, bestaande samenwerkingsverbanden of vormen van overleg in de grensregio als CBCP aan te wijzen.
Vraag 4
Is er duidelijk om hoeveel lidstaten dit gaat?
Antwoord 4
Mij zijn geen zorgen bekend van andere lidstaten die geen bestaande samenwerkingsstructuren kunnen aanwijzen als grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt.
Vraag 5
Welke maatregelen kunnen die lidstaten nemen indien blijkt dat het voor deze lidstaten niet mogelijk is om een CBCP op te richten?
Antwoord 5
Deze lidstaten kunnen het bij de verordening vrijwillige instrument Ā«Cross-Border Facilitation ToolĀ» inzetten om een vlottere grensoverschrijdende samenwerking te organiseren. Het instrument is een kant-en-klaar alternatief als een lidstaat niet over een bestaande samenwerkingsstructuur beschikt.
Vraag 6
Welke samenwerkingsstructuren in Nederland zouden reeds volwaardig als CBCP kunnen worden gekenmerkt?
Antwoord 6
Nederland voorziet door de bestaande samenwerkingsverbanden met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen, Walloniƫ en Vlaanderen al in grote mate aan de oproep van de Commissie tot het inrichten/aanwijzen van grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten. Deze bestaande samenwerkingsverbanden kunnen, in overleg met de partners uit de grensregio en het buurland, worden aangewezen als grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt.
Vraag 7
Welke samenwerkingsstructuren zijn thans nog niet volwaardig in lijn met de definitie van CBCP?
Antwoord 7
De Europese verordening overlapt, tot nu toe, geheel met de bestaande samenwerkingen met de buurlanden en er hoeft geen extra samenwerkingsverband te worden opgetuigd.
Vraag 8
Naast onduidelijke financiƫle consequenties, is ook niet overzichtelijk welke administratieve lasten dit voorstel met zich meebrengt. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Antwoord 8
Zie antwoord vraag 1.
Vraag 9
Hoe gaat de Minister voorkomen dat deze niet buitenproportioneel zijn?
Antwoord 9
Zie antwoord vraag 1.
Vraag 10
Kan de Minister nader ingaan op de positieve en negatieve effecten van het verplicht instellen van een CBCP en wat dit toevoegt op de al bestaande samenwerkingsstructuren in Nederland?
Antwoord 10
Een positief effect van het verplicht instellen van een grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt is de hernieuwde kans om met de buurlanden en de regio te bespreken welke samenwerkingsverbanden in de huidige vorm voldoen en op welke elementen mogelijkerwijs versterking nodig is. Het instellen van grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten zou de aanpak van grensbelemmeringen verder kunnen versterken. Door een centraal contactpunt te vormen om belemmeringen aan te geven, waar indieners binnen een vastgestelde reactietermijn reactie op krijgen, met uitwisseling tussen coƶrdinatiepunten en met een centraal Europees register voor grensbelemmeringen.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie menen dat samenwerkingsstructuren positieve effecten kunnen hebben op de (lokale) economie. Welke positieve economische effecten zou dit specifieke voorstel kunnen bewerkstelligen?
Antwoord 11
Grensoverschrijdende samenwerking gericht op het wegnemen van belemmeringen voor ondernemers en burgers kan inderdaad een positieve bijdrage hebben op de lokale economie. Het kabinet werkt aan het wegnemen van genoemde belemmeringen en het verder verzilveren van kansen op grond van de kabinetsbrede interne-marktagenda (Kamerstuk 22Ā 112, nr.Ā 3437) en het programma Regioās aan de grens.
Vraag 12
Heeft de Minister hierop een inschatting?
Antwoord 12
80% van zijn handelsbaten heeft Nederland te danken aan de interne markt (CPB-notitie Ā«Handelsbaten van de EU en de interne marktĀ», Daan Freeman, Gerdien Meijerink, Rutger Teulings, januari 2022). Die baten gelden ook voor grensregioās. In een onderzoek in opdracht van de Europese Commissie wordt een kwantitatieve inschatting gegeven van de mogelijke positieve effecten als juridische en administratieve belemmeringen in grensregioās worden weggenomen. Als gevolg van deze belemmeringen wordt in het rapport voorspeld dat het Europese BNP 3% lager is dan wanneer deze belemmeringen niet zouden gelden en voor grensregioās aan landgrenzen zelfs 8,8%.
Vraag 13
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat er beperkte implicaties zijn voorzien voor Nederlandse uitvoeringsinstanties en inspecties in de uitvoering en handhaving van dit voorstel. Heeft de Minister een uitvoeringstoets laten uitvoeren?
Antwoord 13
De Europese Commissie heeft bij het oorspronkelijke European Cross-Border Mechanism voorstel uit 2018 een impact assessment uitgevoerd. Omdat de Commissie het huidige voorstel ziet als een aangepast, maar geen nieuw voorstel, hoeft de Commissie geen nieuwe uitvoeringstoets (impact assessment) uit te voeren. In Nederland is in het kader van het huidige voorstel nog geen uitvoeringstoets uitgevoerd.
Vraag 14
Waaruit blijkt dat de implicaties beperkt zullen zijn wanneer praktische uitwerking nog niet te overzien is?
Antwoord 14
Juist omdat in het voorstel van de Europese Commissie ruimte wordt gelaten aan lidstaten om bestaande samenwerkingsverbanden als grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten (CBCP) aan te wijzen, kan Nederland om te voldoen aan de verordening, de bestaande samenwerkingsverbanden aanwijzen. In dat geval zijn de praktische implicaties om aan de verordening te voldoen heel minimaal.
Vraag 15
Volgens het BNC-fiche Ā«is de Nederlandse grensregio positief over het gewijzigde voorstelĀ». Kan de Minister dit bevestigen?
Antwoord 15
Ja, zeker. De Nederlandse grensregioās met Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen verwelkomen het feit dat de Europese Commissie zich richt op de uitdagingen van grensregioās en de belemmeringen aan nationale grenzen binnen de EU die verschillen in wet- en regelgeving kunnen veroorzaken. Zij zien het ook als positief dat het voorstel over het inrichten van grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten ingaat op bestaande instrumenten zoals de Euregioās, INTERREG en B-Solutions. Ook vanuit de grensregio met Vlaanderen is er steun voor het voorstel. Zij zien het dit jaar opgerichte Schakelpunt grensbelemmeringen Vlaanderen-Nederland als voorbeeld van een mogelijke inrichting van een grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt.
Vraag 16
Kan de Minister ook ingaan op het standpunt van onze buurlanden hierover?
Antwoord 16
Met Duitsland zijn er gesprekken zowel op het niveau van de Bond als de deelstaten aan onze grens. Duitsland verwelkomt dit vrijwillige instrument dat lidstaten wil ondersteunen bij het wegnemen van grensbelemmeringen. In reactie op het voorstel, schreven de 16 verschillende BundeslƤnder een Bundesrat advies (https://www.bundesrat.de/SharedDocs/beratungsvorgaenge/2024/0001-0100/0046-24.html). Daarin werd het voorstel verwelkomt en het vrijwillige karakter toegejuicht, maar werd tegelijk om nadere uitwerking verzocht. Belgiƫ is als voorzitter actief in Brussel om dit Commissie voorstel vooruit te helpen en schreef in die rol al een aangescherpte versie van het voorstel om het draagvlak verder te vergroten. Daarnaast ondersteund Belgiƫ de geest van het voorstel ook door haar inzet voor het Schakelpunt grensbelemmeringen Vlaanderen-Nederland.
Vraag 17
Hoe wordt de inzet van een mechanisme om grensoverschrijdende belemmeringen aan te pakken geƫvalueerd?
Antwoord 17
In het conceptvoorstel is opgenomen te beoordelen of het verplicht aanwijzen/inrichten van grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten een effectief instrument is om juridische belemmeringen in grensregioās uit de weg te ruimen. De Commissie zal daarom na vijf jaar een evaluatie uitvoeren en verslag uitbrengen aan het Europees Parlement, de Raad, het ComitĆ© van de Regioās en het Europees Economisch en Sociaal ComitĆ©. In het verslag zal de Commissie indicatoren gebruiken om de effectiviteit, de efficiĆ«ntie, de relevantie, de Europese toegevoegde waarde en de mogelijkheden voor vereenvoudiging te evalueren.
Vraag 18
Kan de Minister nader ingaan op de rol van gemeenten, provincies en het Rijk met betrekking tot dit voorstel?
Antwoord 18
Bij het kabinetsstandpunt over dit commissievoorstel is de inbreng van medeoverheden meegenomen. In samenspraak met gemeenten, provincies, buurlanden en het Rijk zal gekeken worden naar de implementatie van het voorstel.
Vraag 19
Welke verantwoordelijkheden komen waar te liggen?
Antwoord 19
Bestaande samenwerkingsverbanden met Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen, Walloniƫ en Vlaanderen kunnen worden aangewezen als grensoverschrijdend coƶrdinatiepunten. Deze verbanden hebben een gezamenlijke opzet, verantwoordelijkheid en uitvoering van Rijk, regio, medeoverheden en buurland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vraag 20
Graag zouden zij daarbij zien dat het kabinet zorg draagt dat de cross-border coordination points geen eindeloze overlegorganen worden, maar dat hier daadwerkelijke en harde besluiten worden genomen die juridische en administratieve belemmeringen wegnemen.
Antwoord 20
Zie antwoord vraag 1.
Het Commissievoorstel maakt van de grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten geen eindeloze overlegorganen. Grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten hebben als taak door de initiatiefnemer beschreven grensoverschrijdende belemmering te beoordelen, vast te stellen of sprake is van een belemmering, de keuze te maken die weg te nemen en de initiatiefnemer daarover te berichten. En dit alles binnen een redelijke termijn.
Vraag 21
Voor eerlijke concurrentie in grensregioās kan het niet zo zijn dat de Nederlandse boer aan andere stikstofnormen gehouden wordt als zijn Duitse buurman. Hoe kijkt het kabinet hier naar?
Antwoord 21
De Duitse en Nederlandse implementatie van EU-wetgeving kan in de grensregio tot verschillen leiden. Vanwege deze verschillen zijn we via verschillende trajecten in gesprek met de buurlanden. De samenwerkingen richten zich op Vlaanderen en in Duitsland op het federaal ministerie en de twee deelstaten aan de grens Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Iedere EU-lidstaat heeft de verplichting te voldoen aan de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit neemt echter niet weg dat de juridische en ecologische omstandigheden per lidstaat verschillen en daarmee ook de implementatie. In Nederland heeft de Raad van State bepaald dat iedere depositie van een stikstofbron, cumulatief moet worden opgeteld bij bestaande deposities. Indien de cumulatieve depositie in een stikstofgevoelig gebied boven de kritische depositiewaarde (KDW) komt, kan niet worden uitgesloten dat een project een negatief effect op de instandhouding van het habitat heeft en daarop moet dit project beoordeeld worden. Bij individuele gevallen kan vervolgens wel een passende beoordeling opgesteld worden waarin significant negatieve effecten onderbouwd worden uitgesloten. In Duitsland heeft de bestuursrechter geoordeeld dat een hogere drempelwaarde toegestaan is. In Nederland biedt de staat van de natuur hiervoor geen ruimte gezien de hoge mate van overschrijding van de KDWās in stikstofgevoelige natuurgebieden en de gerechtelijke uitspraak van de Raad van State.
Vraag 22
Worden er pogingen ondernomen om dit ook Europees onder de aandacht te brengen?
Antwoord 22
Mijn collega van LNV streeft binnen de EU op verschillende dossiers naar ambitieus beleid voor alle sectoren die bijdragen aan de transitie van het landelijk gebied en een gelijk speelveld in wet- en regelgeving bevorderen. Daarnaast zijn BZK en LNV, samen met de grensprovincies, bilateraal in gesprek met verschillende overheden in de ons omringende landen. Doel hiervan is om grensoverschrijdende verschillen inzichtelijk te maken, beter te kunnen verklaren en te komen tot grensoverschrijdende samenwerking om deze verschillen te verkleinen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vraag 23
De leden van de SGP-fractie vragen wat de meerwaarde is van het verplichten van procedurele normen. Deze leden constateren dat in de praktijk vooral behoefte bestaat aan oplossingen voor concrete knelpunten en dat daarvoor in veel gevallen buurlanden al gezamenlijke tot afstemming komen. De beschrijving van het Nederlandse beleid onderstreept die praktijk. Wat voegen de voorgestelde normen hier concreet aan toe?
Antwoord 23
Wanneer het voorstel wordt aangenomen, zal met de buurlanden en de grensregioās worden afgestemd welke samenwerkingsverbanden in huidige vorm voldoen en op welke elementen mogelijkerwijs in de toekomst versterking nodig is. Het vaststellen van een Europese normen ā bijvoorbeeld over dat een centraal punt moet worden ingericht waar indieners grensbelemmeringen aan kunnen geven of de reactietermijn daarop van een vastgesteld aantal maanden ā kunnen helpen de vorm en effectiviteit van de aanpak aan beide kanten van de grens scherp te stellen.
Vraag 24
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet uitgebreider in te gaan op de proportionaliteit van het voorstel. Deze leden constateren dat voor alle binnengrenzen binnen de EU coƶrdinatiepunten moeten worden ingericht, terwijl niet in alle situaties sprake hoeft te zijn van wezenlijke knelpunten. Waarom wordt niet de ruimte bedongen voor lidstaten om in overleg te bezien of een coƶrdinatiepunt nodig is?
Antwoord 24
Het is van belang binnen de EU een en ander gelijk te trekken voor wat betreft hoe bepaalde juridische en/of administratieve belemmeringen in grensregioās worden aangekaart en opgepakt. Op dit moment is dat diffuus geregeld en gaat het vaak om bilaterale overeenkomsten, die bovendien niet op alle administratieve en juridische belemmeringen van toepassing zijn. Dit brengt rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid met zich mee en dat is voor zowel de regioās als de interne markt niet bevorderlijk. Het inzetten van deze verordening om dit gelijk te trekken binnen de EU is daarom proportioneel. Het klopt dat niet elke grensregio met dezelfde juridische en/of administratieve belemmeringen te kampen heeft. Ook de mate waarin eventuele belemmeringen worden ondervonden, is per grensregio verschillend.
Wat bovendien van groot belang is bij de beoordeling of deze verordening proportioneel is, is het feit dat de verordening vooral in procedurele regelingen voorziet. HĆ³e dat CBCP precies wordt vormgegeven en hoe opvolging wordt gegeven m.b.t. de aanpak van bepaalde belemmeringen wordt grotendeels aan de lidstaten zelf overgelaten. De verordening is aldus ook proportioneel in de zin dat de verordening de lidstaten een (zeer) ruime bevoegdheid toebedeelt in de exacte (operationele) invulling van een CBCP. Daarmee kunnen de lidstaten de CBCP zo inrichten dat deze is geĆ«quipeerd op de belemmeringen die in een grensregio (mogelijk) spelen, waardoor deze verordening in voldoende mate de eigenheid van bepaalde problematiek in grensregioās respecteert. Juist doordat de invulling van het CBCP grotendeels aan de lidstaten is overgelaten, gaat deze verordening niet verder dan noodzakelijk en is de proportionaliteit voldoende gewaarborgd.
Vraag 25
Waarom zou de EU de bevoegdheid hebben om deze regeling bij verordening vast te stellen en waarom zou niet beter volstaan kunnen worden met een stimulerende aanbeveling?
Antwoord 25
De bevoegdheid en verplichting vanuit de EU heeft als bijkomend voordeel dat samenwerkingsstructuren die moeizamer verlopen via een andere weg, dan bilateraal contact, kunnen worden benaderd, omdat je een gezamenlijke en verplichte opdracht hebt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
Vraag 26
De Nederlandse grensregioās hebben in de regel goede banden met de grensregioās in de naburige landen. Kan het kabinet uitleggen welk contact zij heeft gehad met vertegenwoordigers uit de Nederlandse grensregioās over het voorgestelde instrument en hoe zij hier tegen aan kijken?
Antwoord 26
Zie antwoord vraag 15.
Vraag 27
Welke CBCPās heeft het kabinet op het oog?
Antwoord 27
Zie antwoord vraag 6.
Vraag 28
Hoe is hierin het contact geweest met bestaande organen in de grensregioās, zoals interregionale samenwerkingsorganen?
Antwoord 28
Bij het kabinetsstandpunt over dit commissievoorstel is de inbreng van medeoverheden meegenomen, die op hun beurt veelal weer deel uit maken van interregionale samenwerkingsorganen. Als het voorstel wordt aangenomen, ligt naast de samenspraak met gemeenten, provincies, buurlanden en het Rijk, de directe samenwerking met de Euregioās in de implementatie van het voorstel voor de hand.
Vraag 29
Kan het kabinet toelichten welke elementen aan bestaande structuren moeten worden toegevoegd om de voorziene taken en rollen van het CBPC te gaan uitvoeren?
Antwoord 29
Bestaande samenwerkingsverbanden kunnen, in overleg met de partners uit de grensregio en het buurland, worden aangewezen als grensoverschrijdend coƶrdinatiepunt. In overleg met de grensregioās en buurlanden betekent dit in sommige gevallen dat bestaande structuren zich meer zullen toeleggen op het centraal verzamelen en beantwoorden van grensbelemmeringen in Ć©Ć©n centraal register. Ook zal er drie keer per jaar contact wordt gelegd met de Europese Commissie om een stand van zaken over het functioneren van het coƶrdinatiepunt te geven.
Vraag 30
Deze leden zijn het ook met het kabinet eens dat niet elke administratieve en juridische belemmering op dezelfde wijze is op te lossen. Daarmee is niet gezegd dat een vrijwillig karakter van het CBFT meteen de beste oplossing is. Kan het kabinet diens standpunt daarover toelichten?
Antwoord 30
Ja zeker. Veel knelpunten hangen samen met regelgeving die in ƩƩn of beide betrokken landen zo wezenlijk wordt geacht, dat afwijken daarvan geen optie is. Een aanpak van grensbelemmeringen gericht op afwijken in plaats van aanpassen van regels biedt vaak meer perspectief voor de grensregio (zo stelt het rapport Donner-Berx uit 2021). Dit komt doordat een grensbelemmering veelal alleen in de grensregio plaatsvindt en de bereidheid om dit op te lossen met nationale regelgeving gering is. In het zoeken naar een oplossing die werkt voor de bewoners van de grensregio aan beide kanten van de grens, spelen de grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten een belangrijke rol. Of daarbij gebruikt gemaakt wordt van de in het voorstel aangeboden Cross-border Facilitation Tool maakt daarin weinig verschil.
Vraag 31
Een terugkerend fenomeen is dat wet- en regelgeving in veel gevallen een sterke focus heeft op de nationale context, terwijl werken, wonen en leven in een grensregio per definitie inhoudt dat je met twee of meer nationale overheden te maken hebt. Het komt dan ook wel eens voor dat wetgeving die goed werkt in de nationale context, nadelig uitpakt in de grensregio. Bijvoorbeeld door onnodige administratieve en juridische lasten voor ondernemers, maar ook op het gebied van sociale zekerheid, fiscaliteit en zorg. Deelt het kabinet deze opvatting?
Antwoord 31
Zeker. Het BZK programma Regioās aan de grens maakt zich sterk voor regiospecifiek beleid binnen de generieke kaders. De formele toevoeging van de kwaliteitseis grenseffecten aan het Beleidskompas, in 2021, is een voorbeeld hiervan. Door de inzet van de kwaliteitseis grenseffecten worden departementen steeds vaker in een vroeg stadium van de beleidsontwikkeling bewust van de mogelijke negatieve grenseffecten. Door middel van een monitoringstraject grenseffecten zet het programma Regioās aan de grens zich in om de kennis en bewustwording van grenseffecten bij het maken of wijzigen van beleid- en regelgeving bij andere departementen en internationaal te vergroten.
Vraag 32
Kan het kabinet toelichten wat er op nationaal gebied moet gebeuren om echt Europees leven en ondernemen in grensregioās mogelijk te maken?
Antwoord 32
Om Europees leven en ondernemen in grensregioās te bevorderen is het belangrijk dat nationaal beleid bestaat uit een integrale en gebied specifieke aanpak. Hieraan wordt al gewerkt door de programmaās interne-marktactieagenda bij EZK en het programma Regioās aan de grens. Op deze manier worden op diverse vlakken belemmeringen die de grens met zich meebrengt weggenomen en ontstaan er steeds meer kansen voor ondernemen en leven in de grensregio.
Vraag 33
De leden van de Volt-fractie zijn van oordeel dat het nuttig is om te kijken welke nationale regels grensregioās en grens-Europeanen in de weg zitten. Om vervolgens te bepalen dat bepaalde regelgeving anders toegepast kan worden voor mensen in grensregioās, juist op de gebieden fiscaliteit, sociale zekerheid en zorg wat nationale aangelegenheden zijn. Heeft het kabinet voldoende zicht op die belemmeringen?
Antwoord 33
Zeker. Grensbelemmeringen worden op dit moment op verschillende plaatsen verzameld, via verschillende kanalen besproken en aangepakt. Onder meer de bestaande samenwerkingsverbanden in de grensregioās waar Binnenlandse Zaken deel van uitmaakt worden daarvoor gebruikt. Over verschillende onderwerpen, waaronder de genoemde sociale zekerheid, fiscaliteit en zorg, vind daarnaast direct overleg plaats met de buurlanden in verschillende grensregioās.
Vraag 34
Zo ja, welke plannen zijn er om dit aan te pakken? Zo nee, hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat zij dit inzichtelijk krijgt?
Antwoord 34
Er is voldoende zicht op grensbelemmeringen in de huidige samenwerkingsverbanden. Toch is wel de verwachting dat het voorgestelde netwerk van grensoverschrijdende coƶrdinatiepunten binnen de EU, door grensbelemmeringen overal binnen de EU op vergelijkbare manier te verzamelen en onderling te vergelijken, meer overzicht zal geven. Ook schept het Commissievoorstel de mogelijkheid voor alle indieners (initiators) in de grensregio zelf grensbelemmeringen aan te kaarten. Daarnaast worden grensbelemmeringen verzameld in ƩƩn centraal register, wat het inzicht in de belemmeringen ook verder zou vergroten.
Vraag 35
In het BNC-fiche gaat het kabinet niet in op de grensregio in Caribisch-Nederland. Kan het kabinet toelichten waarom dit het geval is?
Antwoord 35
De grensregio in Caribisch Nederland vormt geen onderdeel van het BNC fiche. Het Koninkrijk (als geheel) is lidstaat van de EU en is de enige publiekrechtelijke entiteit die verdragen kan sluiten. Zowel de Caribische landen als Nederland inclusief de BES eilanden zijn onderdeel van het Koninkrijk en daarom onderdeel van Ć©Ć©n en dezelfde EU-lidstaat. Binnen de EU hebben alle Caribische Koninkrijksdelen de status van Ā«landen en gebieden overzeeĀ» (LGO). De LGO zijn onderdeel van de lidstaat, maar vormen geen geĆÆntegreerd onderdeel van de Europese interne markt. Het voorstel ziet op de bevordering van de interne markt met als rechtsgrondslag artikelĀ 175 VWEU. Deze regels zijn niet van toepassing op LGO gebieden.
Vraag 36
Als dat te maken heeft met de beperkte reikwijdte van het voorstel, dan zouden de leden van de Volt-fractie als suggestie willen meegeven om met Caribisch Nederland in gesprek te gaan om de inhoud van het voorstel te bespreken. Die kan immers relevant zijn voor de ontwikkeling van Caribisch Nederland. Hoe denkt het kabinet hierover?
Antwoord 36
In het BNC-fiche wordt niet ingegaan op de grensregio in Caribisch-Nederland gezien de in de vraag 35 aangegeven status van deze gebieden.