Voortgang van een aantal bodemgerelateerde onderwerpen
Bodembeleid
Brief regering
Nummer: 2024D26249, datum: 2024-06-20, bijgewerkt: 2024-08-06 16:25, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30015-122).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 30015 -122 Bodembeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z11042:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-03 09:30: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-11 13:30: Leefomgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-12 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
30 015 Bodembeleid
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 122 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
Hierbij informeer ik u over de stand van zaken van een aantal bodemgerelateerde onderwerpen, te weten het initiatief om te komen tot een kennis- en innovatieprogramma PFAS, de lancering van een meerjarige SPUK-regeling bodem en de voortgang van de hersanering van het voormalige EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel en de voortgang van het ontgrondingenbeleid.
Kennis- en Innovatieprogramma PFAS in bodem en water (motie-Haverkort c.s.)
PFAS worden in lage concentraties diffuus verspreid aangetroffen in water, bodem en lucht. Op sommige plekken in Nederland worden hogere concentraties aangetroffen. Dit heeft risico’s voor mens en milieu tot gevolg. Er is echter nog weinig kennis beschikbaar om in water en bodem aanwezige PFAS (kosten)effectief aan te pakken. Er vindt wel al kennisontwikkeling plaats, maar deze is vaak gericht op een specifiek project, zoals het project Livinglab van de gemeente Utrecht in samenwerking met de Universiteit Utrecht1, bij de sanering van het EMK-terrein in Krimpen aan den IJssel (zie verderop in deze brief) en bij de aanpak van de PFAS verontreiniging op het voormalig defensieterrein bij Soesterberg. Daarnaast wordt (internationaal) beschikbare kennis nog niet altijd breed verspreid.
Er wordt daarom gestart met de uitwerking van een Kennis- en Innovatieprogramma PFAS in bodem en water. Binnen dit programma zal in samenwerking met overheden, wetenschap en bedrijfsleven gecoördineerd aan de benodigde innovatie en kennisontwikkeling worden gewerkt en worden deze kennis en innovatieve technieken ook meteen toegepast. Met dit kennis- en innovatieprogramma wordt invulling gegeven aan de motie van de leden Haverkort, Beckerman en Krul2, waarin de regering verzocht wordt te onderzoeken hoe de sanering van met PFAS vervuilde locaties met behulp van innovatieve technieken kan worden versneld. Het programma zal niet alleen over de sanering van PFAS-locaties gaan, maar ook breder over de vraag hoe PFAS afgebroken en effectief verwijderd kunnen worden uit het water-bodemsysteem. Om op dit vlak te kunnen innoveren is ook meer fundamenteel inzicht nodig in hoe PFAS zich gedragen in het water-bodemsysteem. Het programma zal hierbij gericht zijn op het ontwikkelen van kennis voor de meest belemmerende kennislacunes en de beste toepassingsmogelijkheden in de praktijk. Het programma zal een looptijd hebben van vijf jaar en naar verwachting begin volgend jaar starten.
Tijdelijke regeling uitkering bodem 2024–2030
Op 3 mei 2024 is de Tijdelijke regeling uitkering bodem 2024–2030 (hierna: regeling) gepubliceerd in de Staatscourant. Via de regeling wordt financiële ondersteuning gegeven aan decentrale overheden met een taak als bevoegd gezag of verantwoordelijkheid voor de aanpak van bodemverontreiniging. Voor de periode tot en met 2030 is een bedrag van circa € 0,5 mld. beschikbaar, waarvan circa € 140 mln. in 2024 en 2025.
Decentrale overheden kunnen vanuit hun verantwoordelijkheden voor een schone en gezonde leefomgeving (bodemsanering) middelen aanvragen voor concrete projecten. Het gaat om projecten voor de aanpak van bodemverontreiniging met bijvoorbeeld PFAS, diffuus lood of om projecten voor de aanpak van bodemverontreiniging op de zogenaamde spoedlocaties. Onder de aanpak vallen onder meer onderzoek naar de aanwezigheid van bodemverontreiniging en het vaststellen van risico’s, het afgeven van gebruiksadviezen en sanering. Uitgangspunt blijft dat kosten verhaald worden op aansprakelijke partijen, zoals de veroorzaker. In sommige gevallen is het echter niet mogelijk deze (volledig) aan te spreken, bijvoorbeeld bij faillissement of als de veroorzaker onbekend is. Hoewel ontwikkeling van locaties niet de primaire doelstelling van de regeling is, zorgt de aanpak van bodemverontreiniging wel dat locaties weer beter gebruikt kunnen worden voor de diverse maatschappelijke opgaven waarvoor we staan, zoals de woningbouwopgave.
In de regeling is rekening gehouden met het nieuwe juridische kader van de Omgevingswet en zijn de over bodemsanering gemaakte afspraken uit de Bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond 2023–2030 verwerkt.3 Daarnaast is een nieuw onderdeel aan de regeling toegevoegd: «toekomstbestendig omgaan met nazorg». Vaak zijn, nadat een locatie is aangepakt, nog restverontreinigingen of gebruiksbeperkingen aanwezig. Soms zijn langdurig maatregelen nodig om het resultaat van de aanpak in stand te houden. Dit wordt nazorg genoemd. De afgelopen jaren is aanzienlijke voortgang geboekt bij de aanpak van historische verontreinigingen, die vanwege onaanvaardbare risico’s met spoed aangepakt moesten worden. Nu breekt de fase aan waarbij er meer aandacht nodig is voor het op de lange termijn inhoudelijk, administratief en financieel borgen en (waar mogelijk) verminderen van nazorg en het in beeld hebben van risicovolle nazorg en andere (historische) verontreinigingen die mogelijk op de lange termijn een risico vormen.
Tijdens de totstandkoming van de regeling is veel aandacht geweest voor afstemming met decentrale overheden. Zo zijn het afgelopen jaar alle bevoegde gezagen Wet bodembescherming bezocht en een aantal gemeenten die onder de Omgevingswet bevoegd gezag zijn geworden. Doel hiervan was om te spreken over voortgang van de aanpak van bodemverontreinigingen en hoe een succesvolle voortzetting daarvan in te richten. De hoofdlijnen van de regeling zijn uitgewerkt met vertegenwoordigers van IPO en VNG. Belangrijk uitgangspunt was het streven naar een vermindering van de administratieve lasten, flexibiliteit bij de besteding binnen een werkprogramma en het geven van zekerheid wat betreft financiering voor de hele periode van de bestuurlijke afspraken.
Voor gemeenten die op grond van de Omgevingswet pas sinds begin dit jaar bevoegd gezag zijn voor bodemsanering, is speciaal aandacht geweest voor uitvoerbaarheid van de regeling. Daaruit komt onder meer voort dat projectmanagement gefinancierd kan worden binnen een aanvraag, voor zover dit niet binnen het reguliere apparaat kan worden uitgevoerd. Op dit moment worden diverse webinars georganiseerd over de reikwijdte van de regeling en het doen van aanvragen. Ook is het mogelijk aanvragen voor te bespreken. Tot slot is het mogelijk gemaakt dat meerdere bevoegde gezagen gezamenlijk een aanvraag indienen, wanneer dit de effectiviteit van de aanpak van verontreinigen die breder spelen dan in een enkele gemeente ten goede komt. Dit kan ook een Omgevingsdienst zijn. Belangrijk is wel dat de bevoegde gezagen als opdrachtgever verantwoordelijk blijven. Voor een spoedige en ordentelijke afhandeling is de uitvoering van de regeling belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
De publicatie van de regeling is een belangrijke mijlpaal binnen de voortgang van de bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond en de succesvolle interbestuurlijke samenwerking. Dit is voor de komende jaren een belangrijke basis voor de verdere aanpak van de saneringsopgaven en zo wordt bijgedragen aan diverse maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving.
Hersanering EMK-terrein
Eerder heeft de Staatssecretaris aangegeven dat de bestuurlijke partners instemming hebben gegeven op een aangepast voorstel voor de sanering van het voormalige EMK-terrein, na een periode van heroriëntatie als gevolg van onvoorziene omstandigheden: het niet kunnen afvoeren van de verontreinigde grond als gevolg van de toenmalige problemen rondom het thermische reinigen van verontreinigde grond en de aanwezigheid van PFAS.4 In antwoord op vragen van het lid Beckerman heeft de Staatssecretaris eerder dit jaar aangegeven dat er zestig miljoen euro is gereserveerd voor de herontwikkeling en hersanering van het gehele EMK-terrein.5 Inmiddels is er een geactualiseerd uitvoeringsplan opgesteld dat de goedkeuring heeft gekregen van DCMR, namens de provincie Zuid-Holland als bevoegd gezag. Nadat op 12 en 13 april jl. open dagen hebben plaatsgevonden voor de direct betrokkenen, omwonenden en andere geïnteresseerden, is gestart met de daadwerkelijke sanering van het EMK-terrein. Het betreft een van de grootste saneringen van Nederland met een zeer innovatief karakter: er wordt gesaneerd in een luchtdichte hal, waarbij de verontreinigde grond in afgesloten containers wordt afgevoerd. Hierdoor blijft de overlast voor omwonenden tot en minimum beperkt.
De heroriëntatie heeft er echter wel toe geleid dat aanvullende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld vanwege de aanwezigheid van AVI-slakken, waarvoor een wijziging van het contract met de opdrachtnemer nodig was. Ook hierover bent u reeds geïnformeerd.6 Deze werkzaamheden zijn opgedragen aan de eerder gecontracteerde aannemer. Die wijzigingen zijn enerzijds financieel van aard en betreffen daarnaast ook de voorwaarden, waaronder de risicoverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. In een laat stadium is geconstateerd dat het geheel aan wijzingen waarschijnlijk een «wezenlijke wijziging» oplevert in de zin van de Aanbestedingswet, wat zou betekenen dat het huidige project geen verdere doorgang kan vinden en dat er een nieuwe aanbesteding zou moeten worden gestart. Dit zou echter een vertraging van de daadwerkelijke sanering van naar verwachting een jaar tot gevolg hebben, waarbij het lopende contract financieel moet worden afgewikkeld, terwijl met de bestuurlijke partijen, omwonenden en andere betrokkenen is afgesproken dat de sanering na verschillende jaren te hebben stilgelegen nu echt van start gaat. Ook is de verwachting dat het project daarmee opnieuw duurder zal worden. Alles afwegende is besloten het maatschappelijk belang van de wijziging te laten prevaleren.
Omdat de hier genoemde wijziging beter had moeten worden ingeschat, is eveneens besloten de aansturing van het project strakker ter hand te nemen.
De verwachting is dat de sanering van het EMK-terrein ongeveer twee jaar zal duren. Dan komt circa zes hectare industriegrond voor de gemeente Krimpen aan den IJssel vrij, dat weer benut kan worden als bedrijventerrein. Het is goed te zien dat zich nu al ondernemers hebben gemeld bij de gemeente voor de uitgifte van de kavels wanneer het terrein hiervoor gereed is.
Beleidsvernieuwing zandwinning IJsselmeergebied wacht op landelijke afweging bouwgrondstoffen
Op 23 april jl. heeft de Staatssecretaris uw Kamer per brief geïnformeerd dat het ministerie werkt aan de ontwikkeling van een landelijk beeld van de winning van bouwgrondstoffen (Kamerstuk 32 852, nr. 309). Op basis van dat beeld wordt vervolgens een integrale afweging gemaakt tussen de keuzes rondom bouwgrondstoffenwinning die worden voorzien voor de belangrijkste wingebieden. Dit zijn het rivierengebied in de zuidoostelijke provincies, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Het ontwikkelen van het landelijk beeld en de integrale afweging duurt zeker tot eind 2025.
De uitkomsten van deze integrale afweging zijn nodig voor de beleidsvernieuwing rondom zandwinning in het IJsselmeergebied. Mogelijkheden voor bouwgrondstoffenwinning in dit gebied moeten namelijk in samenhang met mogelijkheden in andere gebieden en daarmee de landelijke strategie bezien worden. Daarom is besloten om het specifieke Programma Zandwinning in het IJsselmeergebied vanaf aanstaande september te pauzeren. Hiermee wordt de vaststelling in 2025 van het vernieuwde ontgrondingenbeleid in het IJsselmeergebied en dus ook mijn toezegging aan u in de Kamerbrief van 7 juni 2022 uitgesteld (Kamerstuk 32 670, nr. 207). Tot die tijd gaat vergunningverlening in het IJsselmeergebied door op basis van het huidige beleid.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers