Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief m.b.t. eigen bijdrage Wlz
Langdurige zorg
Brief regering
Nummer: 2024D26261, datum: 2024-06-20, bijgewerkt: 2024-08-06 11:10, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34104-409).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 34104 -409 Langdurige zorg.
Onderdeel van zaak 2024Z11046:
- Indiener: C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Langdurige zorg (tot nader order uitgesteld) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-03 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
34 104 Langdurige zorg
Nr. 409 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
Bij brief van 12 mei 2023 (kenmerk 2023Z08238) verzoekt u mij om een reactie op de door u ontvangen brief van derden over de eigen bijdrage van de Wlz. Graag voldoe ik aan dat verzoek.
Allereerst spreek ik mijn medeleven uit met betrokkenen, die beschrijven dat hun zoon een ernstig ongeluk heeft gehad met als gevolg dat hij langdurige zorg nodig heeft.
Daarnaast maak ik u mijn welgemeend excuus vanwege de lange termijn die er zit tussen uw verzoek en deze brief.
De schrijvers geven in de brief aan dat hun zoon voor het ernstige ongeluk een letselschade-uitkering heeft ontvangen. Zij geven aan dat de letselschade-uitkering weliswaar niet meetelt voor het bepalen van het vermogen, maar wel meetelt voor het bepalen van het inkomen (box 3). De specifieke vraag die in de brief wordt gesteld is of dit niet in strijd is met de bedoeling van de wet. Naar aanleiding hiervan merk ik het volgende op, waarbij ik ervan uitga dat hier gedoeld wordt op een vergoeding ineens, en niet op een periodieke (bijvoorbeeld maandelijkse) uitkering.
De Wet langdurige zorg (Wlz) is de grondslag voor de eigen bijdrage, die nader is uitgewerkt in paragraaf 3.1 van het Besluit langdurige zorg (Blz). Daarin is bepaald dat de verzekerde van achttien jaar of ouder bijdraagt in de kosten van de zorg en dat de eigen bijdrage mede afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot.
Allereerst het vermogen. Zoals betrokkene aangeeft telt de letselschadevergoeding sinds 1 januari 2020 niet meer mee voor het bepalen van het vermogen in het kader van de Vermogensinkomensbijtelling (VIB). Tot 1 januari 2020 werkte een letselschadevergoeding (vooral) door in de VIB en had daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen eigen bijdrage voor Wlz-zorg of maatschappelijke ondersteuning. De eigen bijdrage kon door de VIB aanzienlijk hoger uitvallen dan wanneer alleen het inkomen een rol speelt. Hierdoor betaalden letselschadeslachtoffers vaak de maximale eigen bijdrage.
De schadeverzekeraar dient bij het berekenen van de letselschadevergoeding rekening te houden met «gevolgschade», zoals het effect van de letselschadevergoeding op de hoogte van de eigen bijdrage wanneer men Wlz-zorg behoeft. Vooral bij relatief hoge schadevergoedingen (meer dan € 200.000), was de extra benodigde vergoeding door het effect van de VIB onevenredig groot. Hierdoor werd de definitieve afwikkeling van de inkomensvervangende schade – die soms voor zestig levensjaren moet worden begroot – ernstig bemoeilijkt.
Omdat de letselschadevergoeding vanaf 1 januari 2020 niet meetelt bij het bepalen van het vermogen/VIB, ga ik daar verder in deze brief niet op in.
Voor het bepalen van het inkomen, maakt het CAK gebruik van het verzamelinkomen zoals bekend bij de Belastingdienst. Het verzamelinkomen bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Een letselschadevergoeding wordt als vermogensbestanddeel in box 3 in de inkomstenbelasting betrokken. Daarbij wordt niet de letselschadevergoeding als zodanig belast, maar alleen het forfaitaire rendement over het bedrag van de letselschadevergoeding.1 Daarnaast wordt bij het vaststellen van een letselschadevergoeding (door de verzekeraar en bij betwisting uiteindelijk door de rechter) rekening gehouden met de «belastingschade». Dat betreft de gevolgschade die ontstaat door belastingheffing.
Het voorgaande resulteert erin dat het hierboven genoemde verzamelinkomen zoals vastgesteld door de belastingdienst en de VIB (indien er vermogen is dat uitkomt boven de letselschadevergoeding, artikel Art. 3.3.2.4a, tweede lid, Blz) bij elkaar worden opgeteld, wat vervolgens het bijdrageplichtig inkomen oplevert. Uit de in de brief van belanghebbende opgenomen informatie begrijp ik dat het bijdrageplichtige inkomen zo hoog is dat dat leidt tot de vaststelling van een eigen bijdrage van € 2.887,40 per maand. Dat betreft het maximaal te betalen bedrag van de hoge eigen bijdrage. Deze hoge eigen bijdrage wordt betaald bij verblijf bij een zorgaanbieder, met andere woorden inclusief zorg, woonlasten en eten en drinken.
In de brief wordt opgemerkt dat: «Wij vinden het volstrekt onredelijk dat de letselschade uitkering niet meetelt voor het vermogen, maar wel voor het onzuiver inkomen. Het betekent voor bijna iedereen die een behoorlijke letselschade-uitkering heeft ontvangen, maar een laag inkomen door arbeid, dus de hoogste bijdrage betaalt, terwijl dat bij de verandering in de wet toch niet de bedoeling was.« Dat zou ook betekenen aldus de schrijvers «dat hij heel hard inteert op zijn vermogen (de letselschade uitkering), terwijl die daar niet voor bedoeld was.» Betrokkene vraagt zich af of «dit niet in strijd is met de bedoeling van de wet?».
Net als voor de inkomstenbelasting wordt voor de eigen bijdrage niet gekeken naar de herkomst van het vermogen dat het inkomen genereert. Ook voordat het verzamelinkomen werd ingevoerd, telde het inkomen uit vermogen mee voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage van de toenmalige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De belastingdienst gaat ervan uit dat rendement uit vermogen inkomen genereert en uit dien hoofde als inkomen wordt belast. Voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage in de Wlz sluit ik mij bij dit inkomensbegrip aan. Ik zie geen inhoudelijke reden om daarvan af te wijken. Daarnaast zij opgemerkt dat het CAK als overheidsorganisatie de gegevens zoals neergelegd in de Basisregistratie Inkomen (BRI) van de Belastingdienst gebruikt om toeslagen, subsidies of uitkeringen te bepalen. Een basisregistratie is een door de overheid officieel aangewezen registratie met daarin gegevens van hoogwaardige kwaliteit, die door alle overheidsinstellingen verplicht en zonder nader onderzoek, worden gebruikt bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken. Het zou uitvoeringstechnisch bijzonder ingewikkeld zijn als het CAK een ander inkomensbegrip zou moeten gaan hanteren dan het inkomensbegrip zoals opgenomen in de BRI.
Uitgangspunt is dat betrokkene overeenkomstig de doelstelling van de eigen bijdrage in de Wlz bijdraagt in de kosten van zorg en dat betrokkene de eigen (financiële) verantwoordelijkheid neemt die beoogd werd met de Wlz. Zoals gezegd, wordt in box 3 niet de letselschadevergoeding als zodanig belast, maar alleen het (forfaitaire) rendement over het bedrag van de letselschadevergoeding. Cliënten met een hoger inkomen en vermogen kunnen een groter deel van hun zorgkosten zelf dragen dan cliënten met een lager inkomen en vermogen. De overheid biedt met de Wlz een financieel vangnet voor kosten die cliënten die op zorg vanuit de Wlz zijn aangewezen, maar die deze kosten redelijkerwijs niet zelf kunnen betalen. Voor zorg met verblijf geldt bovendien dat de verzekerde bespaart op uitgaven aan wonen, eten en drinken en andere kosten die verband houden met zelfstandig wonen. Eigen bijdragen zijn ook nodig om de Wlz betaalbaar te houden. De eigen bijdragen voor zorg op grond van de Wlz zijn daarmee afhankelijk van de leveringsvorm en de financiële draagkracht van de persoon die zorg nodig heeft én die van een eventuele partner (gehuwd, geregistreerd partner of een gezamenlijk huishouden voerend). Gezien het voorgaande meen ik te mogen opmerken dat de wijze van berekening van de eigen bijdrage niet in tegenspraak is met de bedoeling van de wet en zie ik geen aanleiding voor aanpassingen.
Op 6 juni jl. heeft de Hoge Raad meerdere uitspraken gedaan over de manier waarop nu het inkomen uit vermogen (box 3) wordt berekend. De gevolgen van deze uitspraken worden op dit moment geanalyseerd. Mogelijk hebben deze ook gevolgen voor de eigen bijdragen. Uw Kamer wordt hierover te zijner tijd geïnformeerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Voor de volledigheid zij opgemerkt dat in het jaar van uitbetaling van de letselschadevergoeding deze niet als inkomen in box 1 wordt gezien.↩︎