Reactie op verzoek commissie inzake onmenselijke behandeling daklozen
Maatschappelijke Opvang
Brief regering
Nummer: 2024D26369, datum: 2024-06-21, bijgewerkt: 2024-08-07 11:12, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29325-168).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 29325 -168 Maatschappelijke Opvang.
Onderdeel van zaak 2024Z11083:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-03 10:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-05-21 10:00: Maatschappelijk domein (inclusief Huiselijk geweld, kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
29 325 Maatschappelijke Opvang
Nr. 168 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij per brief gevraagd te reageren op een ingezonden brief van V. over het verbod op en het strafbaar stellen van het buitenslapen zoals opgenomen in gemeentelijk beleid. Dat doe ik graag. In de ingezonden brief wordt gesteld dat de bestraffing van en het verbod op buitenslapen een onmenselijke behandeling is van in het bijzonder dakloze mensen. In deze brief ga ik tegelijkertijd in op de motie van het lid Bruyning (NSC) over het beboeten van dakloze mensen.1 Het lid Bruyning heeft tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 11 juni jl. verzocht om binnen twee weken geïnformeerd te worden hoe deze motie wordt uitgevoerd.
Ik begrijp de zorgen over het beboeten van dakloze mensen wanneer zij noodgedwongen buiten moeten slapen. Mijns inziens is het weinig zinvol om mensen te beboeten die dat meestal niet kunnen betalen. Tijdens het Kamerdebat over het Actieplan Dakloosheid van 5 juni jl. heb ik aangegeven dat beboeten niet werkt en dat ik van mening ben dat gemeenten buitengewoon terughoudend zouden moeten zijn met beboeten. Echter, gemeenten kunnen hier zelf regels over maken. Het opnemen van een «slaapverbod» is een gemeentelijke afweging die opgenomen kan worden in bijvoorbeeld de Algemene plaatselijke verordening (APV). Gemeenten die voor een «slaapverbod» kiezen, geven aan dat zo’n verbod gericht is op het voorkomen van overlast, het bevorderen van leefbaarheid of als stok achter de deur voor toeleiding naar ondersteuning. Bij het toezicht op de naleving van een «slaapverbod» zal de opsporingsambtenaar of toezichthouder afwegen welk handhavingsmiddel hij in de concrete situatie proportioneel acht. In veel gevallen zal een waarschuwing volstaan.
Samen met gemeenten werk ik in het Nationaal Actieplan Dakloosheid «Eerst Een Thuis» aan een paradigmashift in de aanpak van dakloosheid; de focus hierbij ligt op preventie van dakloosheid en op wonen eerst. Het tegengaan van stigmatisering is één van de aandachtspunten van het Nationaal Actieplan Dakloosheid. In opdracht van Straatconsulaat en het Ministerie van VWS heeft de Radboud Law Clinic verkennend onderzoek gedaan naar stigmatiserende wet- en regelgeving. De resultaten worden op dit moment geëvalueerd.
Op 4 juni jl. heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de voortgang van het Nationaal Actieplan Dakloosheid.2 Op 5 juni jl. heeft een plenair debat plaatsgevonden waar het beboeten van dakloze mensen aan de orde is geweest.
De motie Bruyning (NSC) roept het kabinet op om gemeenten en de VNG op te roepen om meer in te zetten op alternatieve maatregelen in plaats van het opleggen van boetes. Dit punt zal ik tijdens het volgende Bestuurlijk Overleg over beschermd wonen en maatschappelijke opvang, met het Ministerie van BZK, VNG, Valente, Aedes, de Nederlandse ggz, Mind en Aedes, agenderen. Het is aan mijn ambtsopvolger om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van dit overleg, het verkennend onderzoek en de wijze waarop gemeenten inzetten op alternatieve maatregelen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Ik stuur een afschrift van deze brief ook in kopie aan de gemeenten Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Almelo.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen