[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsbrief Jeugd

Jeugdzorg

Brief regering

Nummer: 2024D26387, datum: 2024-06-21, bijgewerkt: 2024-08-09 10:12, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-1024).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -1024 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2024Z11089:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

31 839 Jeugdzorg

Nr. 1024 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2024

De afgelopen jaren is hard gewerkt om de problemen in de jeugdzorg aan te pakken. Het aantal kinderen dat jeugdzorg kreeg was fors gegroeid, er zaten teveel kinderen in gesloten jeugdzorg, er waren teveel uithuisplaatsingen, wachttijden waren lang en de gemiddelde trajectduur was toegenomen. Deze trend moest worden omgebogen. Ook de kosten stegen te hard en het stelsel was niet houdbaar voor de toekomst.

Vanaf dag één hebben wij ingezet op het sneller en beter helpen van met name de kwetsbare kinderen die jeugdzorg zo hard nodig hebben. Dat doen we met de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. En met resultaat. De afgelopen jaren zijn flinke stappen gezet in het beter helpen van jeugdigen en gezinnen en het verbeteren van het stelsel. We hebben fundamentele, onomkeerbare wijzigingen in gang gezet:

– In alle landsdelen wordt hard gewerkt aan de opbouw van alternatieven voor gesloten jeugdzorg (af- en ombouw). Het aantal kinderen in gesloten jeugdzorg is gedaald van 1.181 in 2021 naar 891 in 2023. Dit is een daling van 25%.1

– De rechtspositie van jeugdigen die wel in gesloten jeugdzorg zitten, is versterkt met de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp die in januari van dit jaar in werking is getreden.

– Het aantal uithuisplaatsingen is gedaald. In 2021 waren er 43.770 jongeren met jeugdhulp met verblijf en in 2023 is dit gedaald naar 41.605 jongeren.2

– De werkdruk voor professionals in de jeugdbescherming is gedaald, onder meer door landelijke tarieven voor de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) vast te stellen (bestuurlijk akkoord oktober 2023). Gemeenten betalen inmiddels al bijna 100 procent van het landelijke tarief.

– De Aanpak Wachttijden zorgt ervoor dat regio’s oorzaken van wachttijden in samenhang aanpakken en daardoor meer grip krijgen op de in-, door- en uitstroom van jeugdigen in de jeugdzorg. Concreet voorbeeld is de aanpak complexe scheidingen van de regio Twente om de instroom te beperken.

Naast deze maatregelen die direct merkbaar zijn voor jeugdigen en gezinnen pakken we het grondig en zorgvuldig aan zodat verbeteringen duurzaam zijn. Dat betekent ook dat het soms meer tijd kost voordat wijzigingen voor jeugdigen en/of professionals zichtbaar zijn.

In deze voortgangsbrief Jeugd kijken wij terug op wat de afgelopen periode is bereikt en in gang is gezet. Wij gaan met name in op de resultaten ten aanzien van (1) de Hervormingsagenda en (2) het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.

In de bijlage bij deze brief treft uw Kamer daarnaast het volgende aan:

– Bredere voortgang t.a.v. de verbetering van zorg voor jeugdigen;

– Beschikbare informatie n.a.v. afgerond onderzoek of advies (waar mogelijk met kabinetsreactie);

– Een reactie op overige moties en toezeggingen;

– De voortgangsrapportage Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.

1. Hervormingsagenda Jeugd

Iedereen wil dat kinderen en jongeren zo goed en veilig mogelijk opgroeien en zich ontwikkelen naar hun mogelijkheden. Soms gaat dit niet vanzelf en is extra ondersteuning nodig. Hoewel het aantal kinderen en jongeren dat jeugdhulp krijgt toeneemt, is interessant genoeg tegelijkertijd het welbevinden van jongeren niét afgenomen.3

Vaak krijgen kinderen jeugdhulp voor problemen die niet bij henzelf zijn ontstaan, maar in hun omgeving zoals een (v)echtscheiding, bedreiging van bestaanszekerheid, of GGZ problematiek van ouders. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) onderstreept dit ook in zijn advies «Kinderen uit de Knel».4 Verder zien we dat steeds meer kinderen een diagnose krijgen, wat enerzijds soms helpt om goede hulp te bieden, maar hen anderzijds ook te snel kan bestempelen als «afwijkend». Door verschillen te accepteren, niet voor alle problemen gelijk professionele hulp in te schakelen en goed te kijken naar wat kinderen en het gezin nodig hebben, kunnen we zorgen dat minder jeugdhulp nodig is. Dat vraagt iets van ons als samenleving. We ondersteunen jeugdigen daarom met de Hervormingsagenda Jeugd op school, in de wijk, in het gezin. We houden daarbij rekening met de mogelijkheden en capaciteiten die het gezin zelf heeft en bekijken eventuele hulpvragen van ouders breder dan jeugdhulp. Maar ook met de schaarse zorgcapaciteit en het gegeven dat individuele jeugdhulp niet altijd de oplossing is. Jeugdhulp moet vooral beschikbaar zijn voor de jeugdigen die dat het meest nodig hebben en deze moet zoveel mogelijk aansluiten bij hun eigen leefwereld. Met de Hervormingsagenda zetten we hier stevig op in.

Met de Hervormingsagenda richten we ons daarmee op twee sporen:

– Het faciliteren en stimuleren van een sterke, elkaar steunende samenleving waarin jongeren zoveel mogelijk een «jeugdzorgloze» toekomst tegemoet kunnen zien met laagdrempelige toegang; én

– Het zorgen voor voldoende beschikbare en kwalitatief goede specialistische jeugdhulp.

Aan de uitvoering van de Hervormingsagenda wordt al een jaar zeer hard gewerkt. Wat ligt er inmiddels?

Een sterke, elkaar steunende samenleving en laagdrempelige toegang

Met veel kinderen in ons land gaat het gelukkig goed. Tegelijkertijd zien we ook dat steeds meer kinderen, jongeren en ouders/verzorgers zich zorgen maken over de toekomst en worstelen met hun mentale gezondheid. Het is aan ons allen als samenleving om de druk op jongeren te verminderen, problemen te voorkomen en jongeren beter toe te rusten zodat zij met deze problemen kunnen omgaan en ze dragelijker worden. Dit vraagt dat wij op een andere manier gaan kijken naar (hulp)vragen van jeugdigen en gezinnen en deze plaatsen in een brede sociale context, waarbij we ook kijken naar onderwijs, bestaanszekerheid etc. Want de overheid heeft niet alle antwoorden en (meer) jeugdzorg is niet altijd de oplossing.

Een sterke pedagogische basis is voorwaardelijk voor een goede start en een goede toekomst van iedere jeugdige. Hoe sterker die basis, hoe beter vragen en problemen die bij opgroeien horen in het gewone leven kunnen worden opgepakt. Daarom zetten we in op het verstevigen van sociale netwerken en versterken van collectieve voorzieningen, zodat we een omgeving creëren die jeugdigen helpt en stimuleert. De volgende aspecten uit de Hervormingsagenda zijn al in gang gezet of gereed:

Het Raayland College in Venray heeft een Jeugd Service Punt waar jongeren met hulpvragen kunnen binnenlopen. Dit initiatief begon pas goed te werken toen de jeugdhulpmedewerkers uit hun kantoor kwamen en samen met de leerkrachten lessen gingen geven. Samen ontwikkelden ze interventies die positieve effecten hebben op klassen. Het leidt er ook toe dat leraren meer reflecteren op het proces van samenwerken, zich competenter voelen in de omgang met gezinnen en dit ook belangrijker vinden.

– Om jongeren en gezinnen meer gebruik te kunnen laten maken van hun eigen netwerk of informele steun zijn 20 trainers en bijna 500 professionals opgeleid in de Jouw Ingebrachte Mentor (JIM)-aanpak.5

– Om de pedagogische basis voor kinderen te versterken in hun eigen leven hebben we professionals ondersteund met een handreiking (opgesteld door het NJI) en zijn webinars door het netwerk «Met Andere Ogen» georganiseerd voor professionals, beleidsmakers en bestuurders uit gemeenten, onderwijs, kinderopvang en jeugdhulp die opereren op het grensvlak kinderopvang-onderwijs-zorg. De winst ligt namelijk in het verbinden van de voorzieningen op dit vlak.

– We hebben iedereen in de samenleving nodig om onze jongeren gezond en veilig te laten opgroeien. Daarom is een maatschappelijke dialoog gestart over wat jongeren nodig hebben, wanneer de overheid en jeugdzorg hierin iets kan betekenen en wanneer niet. De Staatssecretaris van VWS is in gesprek gegaan met jongeren, ouders, professionals en andere belanghebbenden. MIND Us is gevraagd het voortouw te nemen bij het faciliteren van het verdere gesprek met jeugdigen en ouders (zie voor meer informatie bijlage 1, paragraaf «aanpak mentale gezondheid»). Om gesprekken in het kader van de maatschappelijke dialoog in gemeenten en onder professionals te ondersteunen, komt dit jaar een toolbox beschikbaar. Bij de ontwikkeling hiervan betrekken we ook het NJi, zoals de Staatssecretaris van VWS heeft toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg 2023.

– Het is belangrijk meer én expliciet oog te hebben voor de belangen van kinderen, aldus de Raad voor de Samenleving en Volksgezondheid (RVS) in zijn advies «Kinderen uit de Knel» van december 2023. Dit sluit inhoudelijk aan bij wat we voor ogen hebben met de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Met partijen werken we aan de omslag om te focussen op de context van kinderen en het beter borgen van de belangen van kinderen op zogenoemde «ouderdomeinen» (zoals wonen, financiën en gezondheid). Ook zetten wij in op het versterken van het sociale netwerk van ouders en nemen de adviezen van de Raad voor de Samenleving en Volksgezondheid daarin mee.6 In bijlage 2 geven wij een uitgebreide reactie op dit advies.

– Indien jeugdigen en het gezin tóch professionele hulp nodig hebben, dan werkt dat alleen goed als jeugdigen en gezinnen professionals makkelijk kunnen vinden en alle betrokkenen bij het gezin nauw samenwerken, of het nu gaat om ondersteuning bij financiën, wonen, Wmo, volwassenen-ggz, onderwijs, jeugdhulp of jeugdgezondheidszorg. Samen kunnen zij veel vragen afvangen en de inzet van zwaardere vormen van hulp (deels) voorkomen. De volgende aspecten uit de Hervormingsagenda zijn al in gang gezet of gereed:

– Voor jeugdigen met (hulp)vragen moet laagdrempelige hulp beschikbaar zijn. Om gemeente te ondersteunen heeft de VNG in een richtinggevend kader «toegang, lokale teams en integrale dienstverlening in het sociaal domein» beschreven waaraan de toegang, de stevige lokale teams en de integrale dienstverlening in het sociaal domein moet voldoen.7 Het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) biedt o.a. transformatiecoaches, buddy’s en werkpakketten aan om professionals bij hun opgave te ondersteunen. Streven is dat eind dit jaar het convenant «Stevige lokale teams» gereed is waarin partijen vastleggen wat ze van elkaar mogen verwachten. De VNG ontwikkelt dit bestuurlijk kader de komende periode in afstemming met o.a. gemeenten, de Associatie Wijkteams, de Samenwerkende Beroepsverenigingen Jeugd (SBJ), cliënt- en brancheorganisaties, VWS, JenV en partijen uit de brede sociale basis.

– Het NJi en het Kenniscentrum LVB werken op dit moment aan een kwalitatief actieonderzoek, waarin zij bekijken hoe het gesteld is met de toegang tot zorg en ondersteuning voor kinderen, jongeren en hun ouders die een levenslange, levensbrede ondersteunings- en zorgbehoefte hebben. De uitkomsten moeten leiden tot een passend ondersteuningsaanbod dat stevige lokale teams kunnen inzetten om zo laagdrempelig en dicht bij huis mogelijk deze doelgroep te kunnen ondersteunen. De uitkomsten van dit onderzoek verwachten wij eind 2024.

– Deze bovenstaande elementen vinden hun weg naar een aanpassing van de jeugdwet. Werken we aan een wetsvoorstel dat gaat over de reikwijdte van de jeugdhulpplicht gebaseerd op de volgende principes:

• Jeugdigen en gezinnen kunnen zo veerkrachtig mogelijk opgroeien. Dit vraagt om een stevige pedagogische basis en een samenleving waarin we verschillen en variatie tussen mensen accepteren. Waarin we investeren in aanpalende domeinen die een groot effect op jeugdhulpvragen hebben, zoals bijvoorbeeld bestaanszekerheid. De maatschappelijke dialoog moet bijdragen aan een gesprek over «eigen veerkracht».

• Bestuurlijke afspraken over de inrichting van stevige lokale teams – die ook breed kunnen verbinden naar de sociale basis, schuldhulpverlening, onderwijs en andere domeinen – dragen bij aan het bieden van de juiste ondersteuning en dat hoeft lang niet altijd jeugdhulp te zijn. De VNG leidt dit proces wat voor het eind van het jaar tot een akkoord moet leiden. Het wetsvoorstel is ondersteunend aan de uitwerking van deze afspraken.

• Hulpvragen van jeugdigen en het gezin (streven: 80%) worden zoveel mogelijk dichtbij, in de directe leefomgeving van jeugdigen en hun gezinnen aangepakt en bij voorkeur voorkomen met (in ieder geval) een stevige pedagogische basis, algemene voorzieningen en een stevig lokaal team dat zelf hulp kan bieden. Deze hulp en ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen veerkracht en vindt plaats in de eigen omgeving. Het wetsvoorstel geeft deze voorzieningen een basis.

• Voor jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties zal aanvullende specialistische jeugdhulp nodig en beschikbaar moeten zijn (streven: maximaal 20%). Dat betekent: kritischer kijken naar wanneer deze zorg wordt ingezet. Deze specialistische hulp en de toegang hiertoe bakenen we daarom duidelijk af. Idealiter wordt specialistische zorg ingezet volgens het concept van netwerkzorg, dus in consultatie met de algemene jeugdhulp, in de eigen omgeving van het kind en gezin. Dit alles vraagt een transformatie van het aanbod. De zorg die het betreft zal voor een deel overeenkomen met de in een amvb opgenomen zorgvormen die minimaal regionaal moet worden ingekocht en wat de VNG landelijk inkoopt via het Landelijk Transitie Arrangement (LTA). De inkoop en organisatie van de zorgvormen in de amvb worden geregeld met het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» en bijbehorende afspraken over regio-indeling en standaardisatie. In de paragraaf «beschikbare en kwalitatief goede specialistische jeugdhulp» schetsen wij de laatste stand van zaken.

– Het uitwerken van dit wetsvoorstel vraagt scherpe uitvoerbare en gedragen keuzes en dus tijd. Enerzijds is het voor gemeenten belangrijk zo helder en duidelijk mogelijk af te bakenen wat onder de jeugdhulpplicht valt (lijst do’s en don’ts). Anderzijds is ruimte nodig voor professionals om te kunnen doen wat nodig is in navolging van hun eigen beroepscodes, kwaliteitskader en richtlijnen.

– Het streven is dat de internetconsultatie voor de gewijzigde Jeugdwet in de tweede helft van 2024 van start gaat. Er zijn gemeenten die nu al beter willen afbakenen. Hiervoor is een handreiking over de begrenzing van de reikwijdte opgesteld die beschrijft hoe de gemeenteraad in positie kan worden gebracht om de reikwijdte af te bakenen. Deze handreiking is binnenkort landelijk beschikbaar. Relevante elementen uit deze handreiking krijgen een plek in de nieuwe Modelverordening Jeugd van de VNG.

Met bovenstaande maatregelen willen we bijdragen aan een sterke, elkaar steunende samenleving die er uiteindelijk toe moet leiden dat minder individuele jeugdhulp nodig is en meer kinderen (met of zonder ondersteuning) thuis kunnen blijven wonen.

Beschikbare en kwalitatief goede specialistische jeugdhulp

Voor jeugdigen en ouders/verzorgers met meer ernstige zorgvragen moet snel en goede hulp beschikbaar zijn die zo goed mogelijk aansluit bij hun eigen leefwereld. In dat kader nemen we een groot aantal maatregelen.

a. Zorg is passend en helpt

Jeugdigen en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de hulp en zorg die zij ontvangen passend is en hen daadwerkelijk helpt. Er is steeds meer kennis over wat werkt in de jeugdhulp, maar deze is versnipperd beschikbaar en we passen de kennis lang niet altijd toe. Ook zijn er veel richtlijnen en kaders, maar die sluiten niet altijd op elkaar aan en worden niet door iedereen onderschreven. Dit vraagt om een stevige kwaliteitsimpuls in de sector en het creëren van randvoorwaarden om blijvend te kunnen leren en elkaar blijvend verder te kunnen helpen om de noodzakelijke hervormingen tot stand te brengen. Hiervoor richten partijen (cliënten, professionals, aanbieders en gemeenten) een duurzame infrastructuur in.

– De werkorganisatie KBL is begin van het jaar van start gegaan.

– Op 5 juni jl. vond een netwerkbijeenkomst plaats waarin de contouren van de werkagenda zijn getoetst. De werkagenda (met een onderzoeks- en implementatieagenda) is eind 2024 gereed.

– Ondertussen maakt de werkorganisatie inzichtelijk welke kwaliteitsproducten er nu al zijn, hoe partijen ze in de praktijk gebruiken en welke status ze hebben.

b. Verbeteren van de organisatie en inkoop van specialistische jeugdzorg

Om te zorgen dat (hoog)specialistische jeugdzorg voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen voldoende en tijdig beschikbaar is, gaan we deze op regionaal en landelijk niveau inkopen:

– Een belangrijke stap is het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» dat wij op 25 april jl. bij uw Kamer hebben ingediend.8 Met het wetsvoorstel:

• Verplichten wij gemeenten om regionaal samen te werken bij de inkoop van specialistische jeugdzorg;

• Voorzien wij in harmonisering van de administratieve processen bij de inkoop van deze specialistische jeugdzorg zodat de administratieve lasten voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verminderen;

• Komen er verplichtingen over de bestuursstructuur en financiële bedrijfsvoering voor jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen;

• Om de beschikbaarheid van jeugdzorg beter in beeld te krijgen en risico’s voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg sneller te signaleren, krijgt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoeks- en toezichtstaken op het terrein van de Jeugdwet.

– Onder andere de regio-indeling en vormen van jeugdhulp die – net als kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering – minimaal regionaal moeten worden ingekocht, worden in lagere regelgeving uitgewerkt. De contouren van de zogenoemde «zorgvormenlijst» is geschetst in de brief van 25 april jl. en dit voorjaar hebben wij de uitvoerbaarheid en effecten van de inkoop van de betreffende jeugdhulpvormen in enkele regio’s getest.9 De uitkomsten van deze praktijktest verwerken wij in de ontwerp-amvb. Wij streven ernaar de ontwerp-amvb nog in de zomer van 2024 in internetconsultatie te brengen. Nadien zal de amvb worden voorgehangen bij uw Kamer.

– Ten aanzien van de regio-indeling is een afwegingskader voor robuuste regio’s opgesteld. Op basis van de door de regio’s ingevulde zelfscan of basis van dit afwegingskader zijn de afgelopen periode verdiepende gesprekken met 27 (sub)regio’s gevoerd. Op basis van alle verzamelde informatie neemt het Rijk dit jaar een besluit over de regio-indeling.

– De afspraken in het kader van de inkoop van specialistische zorg vormen belangrijke input voor de verregaande vereenvoudiging van de inkoop van en verantwoording over (specialistische) jeugdzorg. Dat is nodig om de administratieve lasten te verminderen, omdat de tijd en aandacht van professionals primair kan uitgaan naar het daadwerkelijk verlenen van jeugdzorg.

– Partijen hebben een gezamenlijk voorstel uitgewerkt om tot één model voor inkoop, registratie, declaratie en verantwoording van jeugdzorg te komen en willen dat formeel verplicht stellen voor alle jeugdzorg die straks minimaal regionaal wordt ingekocht. Omdat we zo snel mogelijk effect willen sorteren en geen nieuwe registratie-eisen willen opleggen als dat niet nodig is, kiezen we ervoor dit model zoveel mogelijk te enten op wat er al is. We starten met het verder vaststellen van een uniform begrippenkader via het Ketenbureau i-Sociaal Domein, waarbij we steeds kijken of we dit ook formeel verplicht kunnen stellen.

– Om te toetsen of de administratieve lasten voor jeugdzorgaanbieders en jeugdzorgprofessionals merkbaar verminderen met onze ideeën voeren we dit najaar een praktijktest uit.

– Per 1 juli 2024 treedt de amvb reële prijzen Jeugdwet in werking, die regelt dat de opbouw van een prijs via de in de amvb bepaalde kostprijselementen tot stand komt. Wanneer gemeenten en aanbieders vragen hebben over tarieven, kunnen zij terecht bij het Kennis- en Informatiepunt Tarieven van de Jeugdautoriteit.

– Een gevolg van standaardisatie is dat er meer homogene zorgvormen komen, zodat het Rijk op den duur kan bepalen wat een reële prijs is. Bij de uitwerking onderzoeken wij of het nodig is voor sommige zorgvormen beschikbaarheidsfinanciering in te stellen. Op deze manier geven wij invulling aan de motie van de leden Dobbe (SP) en Westerveld (GL/PvdA).10

In Amersfoort werken de gemeente, wijkteams en de regionale zorgaanbieders nauw samen om de hulp aan jeugdigen en gezinnen te verbeteren. Ze werken vanuit één gezamenlijke visie. De gemeente heeft meerjarige contracten die duidelijkheid en ruimte geven aan partijen om hun aanbod door te ontwikkelen.

Bij (hulp)vragen staat de situatie van het gezin centraal. De gespecialiseerde zorgaanbieders sluiten aan bij het wijkteam en brengen de benodigde expertise in. Data geeft inzicht in de resultaten van de aanpak en ondersteunt het voortdurende gesprek over het verbeteren van de hulp aan jeugdigen en gezinnen. Zij zien o.a. dat de cliënttevredenheid hoog is.

Een ander belangrijk onderdeel van de aanpak is het tegengaan van de negatieve effecten van marktwerking in de jeugdzorg. Voorop staat dat het overgrote deel van de jeugdzorgaanbieders gericht is op het leveren van goede zorg voor onze jeugdigen. Uitwassen willen we aanpakken. Dit doen wij door gemeenten en regio’s in staat te stellen hun inkooprol goed te vervullen.

– Wij verwachten dat het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» hierin een grote rol gaat vervullen, o.a. omdat dit heldere kaders biedt voor de inkoop van meer specialistische jeugdhulp.

– Gemeenten en regio’s hebben straks veel betere informatie om de juiste zorg tegen het juiste tarief in te kopen, omdat het traject rondom standaardisatie zal zorgen voor meer transparantie.

– Een norm voor integere bedrijfsvoering voor zorg- en jeugdhulpaanbieders, een wettelijke grondslag voor voorwaarden aan winstuitkeringen en ook het publiekrechtelijk toezicht op de naleving hiervan: het zijn voorbeelden van wat we met het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel «Wet integriteit bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders» (Wibz) regelen. Het wetvoorstel is in maart jl. voorgelegd aan de afdeling advisering van de Raad van State.

– Uw Kamer heeft via de motie van het lid Dobbe (SP) gevraagd om het uitvoeren van specialistische jeugdzorg via aanbestedingen en open house-constructies niet langer mogelijk te maken.11 Wij vinden het belangrijk te herhalen dat aanbesteden niet verplicht is.12 Voor gemeenten en regio’s is het van belang dat zij op een manier inkopen die past bij hun visie en bij het type jeugdzorg dat nodig is (aanbesteden, open house of opdracht).

– Er loopt momenteel een onderzoek naar de effecten van inkopen via open house. Daarin nemen wij mee of het nodig is om voor specifieke vormen van jeugdzorg een inkoopmethode voor te schrijven. Dit onderzoek is naar verwachting rond de zomer afgerond en zal t.z.t. met uw Kamer worden gedeeld.

c. Voorkomen residentiële (gesloten) jeugdhulp: zo thuis mogelijk

We willen dat jeugdigen die jeugdhulp nodig hebben «zo thuis mogelijk» kunnen opgroeien. Daarom zetten we in op stevige lokale (jeugd)hulp waarmee we residentiële jeugdhulp zoveel mogelijk willen voorkomen. Waar residentiële jeugdhulp toch nodig is, gaan we deze verder transformeren naar een zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde, kleinschalige vorm met bijpassende vormen van onderwijs. De afgelopen periode is er veel in gang gezet waardoor het aantal kinderen dat niet thuis kan wonen is gedaald: in 2022 kregen 42.110 jongeren tot 23 jaar jeugdhulp met verblijf. In 2023 waren dat er 41.605.

– Om partijen duidelijke kaders mee te geven in de noodzakelijke transformatie van de gesloten jeugdzorg, heeft de bestuurlijke aanjager op basis van gesprekken in het land bestuurlijke afspraken tussen Rijk, VNG en Jeugdzorg Nederland opgesteld, die op 19 juni zijn vastgesteld. Het doel is te komen tot liefdevolle zorg voor jongeren met een intensieve zorgbehoefte. De afspraken gaan o.a. over het op elkaar laten aansluiten van vraag en aanbod, continuïteit in de ondersteuning, maar ook over de randvoorwaarden om dit te realiseren. Denk hierbij aan stevige landelijke regie, duidelijkheid over wat van welke partij wordt verwacht en de financiële middelen voor het realiseren van de opgave. De komende jaren is hiervoor circa € 180 mln. beschikbaar.

– Partijen gaan de komende periode verder aan de slag met het vormgeven van de bovenregionale plannen. De volgende stap is het concretiseren van de vraag en het benodigde aanbod en de benodigde expertise per landsdeel.

– Jongeren, ouders en professionals in de jeugdhulp beoordelen kleinschalige alternatieven voor residentiële (gesloten) jeugdzorg als zeer positief, laat onderzoek zien.13Er bestaat veel variatie in kleinschalige voorzieningen. Het Consortium Kleinschaligheid is bezig om goed inzicht te krijgen in wat werkt, voor wie en waarom. Dat gebeurt in verbinding met het traject rondom Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) in het kader van de Hervormingsagenda. Het Consortium betrekt ook ervaringsdeskundigen bij hun werk. Zo loopt een «fly on the wall» team van ervaringsdeskundigen en onderzoekers mee in kleinschalige voorzieningen om te observeren en te leren hoe kleinschaligheid wordt ontwikkeld en op dit moment is vormgegeven. Dit team geeft ook feedback aan elke bezochte kleinschalige voorziening als input voor doorontwikkeling.

– Jeugdhulpaanbieders in de open jeugdhulp passen soms vrijheidsbeperkende maatregelen toe, terwijl de wettelijke grondslag en rechtswaarborgen voor jeugdigen daarvoor ontbreken. Dat gebeurt voor een deel omdat professionals zich daar niet van bewust zijn. De Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft daarom op verzoek van de Staatssecretaris van VWS advies gegeven over het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdhulp. Om te voorzien in die leemte aan kennis heeft het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) op verzoek van de Staatssecretaris van VWS een handreiking opgesteld op basis van de huidige wet- en regelgeving en gesprekken met het veld.14 Tegelijk wijst de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) erop dat jeugdigen in de open jeugdhulp verblijven voor wie – uit zorginhoudelijk oogpunt – het nodig kan zijn tijdelijk en incidenteel vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen. De suggestie van de IGJ om daartoe de wet te wijzigen heeft de RSJ in het advies overgenomen. Op basis van dit advies vinden wij dat een wijziging van de Jeugdwet, als die past in de ambitie om te stoppen met gesloten jeugdhulp, overwogen moet worden. Echter, alleen als de toepassing van vrijheidsbeperking omgeven is met minimaal dezelfde rechtswaarborgen als in de huidige Jeugdwet voor de gesloten jeugdhulp gelden het «nee, tenzij»-beginsel en strenge voorwaarden aan de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Het is aan het volgende kabinet om een definitief besluit te nemen over een eventuele wijziging van de Jeugdwet. Daarbij kunnen ook de ervaringen van de pilot van Fier Fryslân, Sterk Huis en Levvel betrokken worden over de inzet op basis van vrijwilligheid van beperkende maatregelen voor een specifieke doelgroep voor wie incidenteel of tijdelijk vrijheidsbeperking nodig kan zijn.

– Om te waarborgen dat jeugdigen zeker zijn van hun recht op zak- en kleedgeld bevat de gewijzigde Regeling Jeugd – die 1 januari 2024 in werking trad – ook regels over het toekennen van zak- en kleedgeld. Ook is (voor en door jongeren) een jongerenvriendelijke versie van de regeling opgesteld. Het streven is deze versie van de regeling te verspreiden bij verschillende jeugdhulpaanbieders.15

– Een versterking van pleegzorg en andere gezinsgerichte en kleinschalige oplossingen is gewenst. De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen, Jeugdzorg Nederland en het NJi hebben de afgelopen periode gewerkt aan een toekomstverkenning van de pleegzorg. De uitkomsten gebruiken we bij verbreding van de transformatie van de gesloten jeugdhulp naar de overige residentiële jeugdhulp dit najaar.

d. Erkenningstraject ZIKOS

In maart 2024 verscheen het rapport «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass over de twee ZIKOS-afdelingen binnen de gesloten jeugdhulp. De getuigenissen van jongeren staan in schril contrast met de liefdevolle zorg die zij nodig hebben. Deze getuigenissen hebben ons niet onberoerd gelaten en er is daarna veel in gang gezet.

– Jongeren die verbleven op de twee ZIKOS-afdelingen hebben op veel (crisis)plekken gezeten waar zij zich niet gezien en goed geholpen voelen. De ZIKOS-afdelingen zijn inmiddels gesloten. Jongeren en/of hun ouders die nu nog op ZIKOS verblijven en in afwachting zijn van een passende plek elders beseffen dat zij nu tegen zichzelf beschermd moeten worden. Tegelijkertijd ervaren zij ook dat de structuur waarbinnen ZIKOS werkt, beperkingen kent. Dit blijkt uit de indrukwekkende en aangrijpende gesprekken die de Staatssecretaris van VWS de afgelopen periode heeft gevoerd met jeugdigen zelf en hun ouders. De gesprekken maken onderdeel uit van het traject van erkenning van het leed van jongeren die verbleven op de twee ZIKOS-afdelingen, waarover de Staatssecretaris van VWS uw Kamer op 27 mei 2024 heeft geïnformeerd.16 De komende periode vinden er nog meer gesprekken plaats, ook met jeugdigen die al langer geleden op ZIKOS-afdelingen verbleven. In deze gesprekken krijgt ook de motie-Synhaeve een plek, die de regering verzocht een neutrale derde partij te betrekken.17 Dat gebeurt in nauwe afstemming met de jeugdigen en OZJ.

– Het traject van erkenning geeft de Staatssecretaris van VWS samen met de VNG verder vorm, aangezien de VNG voor beide ZIKOS-afdelingen een landelijke raamovereenkomst had gesloten. Ook de twee aanbieders van ZIKOS betrekken zij hierbij.

– Dit proces van erkenning vraagt tijd om tot een zorgvuldige afweging te komen van het leed, wat dat van ons vraagt en welke conclusie de overheid daaraan moet verbinden. De moties-Dobbe (SP) en Westerveld (GL-PvdA) nemen wij daarin mee.18 19 Over de verdere uitwerking van dit traject informeren wij uw Kamer in de volgende voortgangsbrief Jeugd.

– De aanbeveling van Jason Bhugwandass om onafhankelijk onderzoek te doen, neemt de Staatssecretaris van VWS over. De resultaten van de reflectie van de IGJ maken deel uit van het onderzoek. Het onderzoek is eind dit jaar afgerond, daarna wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

– Naar aanleiding van het rapport «Eenzaam gesloten» heeft de IGJ besloten te gaan reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen en hierbij ook te onderzoeken hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. De IGJ neemt de aanbevelingen uit het rapport «Eenzaam gesloten» hierin mee en betrekt ook stakeholders. Het doel van de IGJ is om te leren van de gebeurtenissen rond de ZIKOS-instellingen, waar nodig veranderingen door te voeren en extern verantwoording af te leggen. Dit goed en zorgvuldig doen kost tijd. De IGJ verwacht de resultaten van de reflectie na de zomer te kunnen delen. De IGJ zet parallel aan de reflectie wel al stappen om de toegankelijkheid voor jongeren die ervaringen willen delen te verbeteren. Meer informatie over deze stappen en het proces van reflectie vindt u terug in bijlage 1.

Al deze maatregelen moeten eraan bijdragen dat de noodzakelijke zorg en expertise beter wordt ingekocht en slimmer wordt georganiseerd, waardoor de specialistische jeugdhulp tijdig beschikbaar is voor jeugdigen die dat nodig hebben, kwalitatief goed is en zoveel mogelijk aansluit bij het gewone leven (goede op- en afschaling indien nodig). Dit vraagt om goede samenwerking tussen specialistische zorgverleners en partijen op lokaal niveau, zoals de stevige lokale teams. De maatregelen uit de Hervormingsagenda vormen een samenhangend geheel en het is daarom noodzakelijk om ze in samenhang op te pakken. Dat geldt zowel op landelijk, als op regionaal en lokaal niveau.

Ondersteunende activiteiten en randvoorwaarden ter verbetering van het stelsel

– De stem en inbreng van jeugdigen en hun naasten willen wij gedurende het gehele traject goed horen en willen hun stem meenemen in het veranderproces dat de Hervormingsagenda in gang zet. De afgelopen periode heeft het Ondersteuningsteam Zorg voor Jeugd (OZJ) samen met de Nationale Jeugdraad (NJR) en cliëntenorganisaties MIND, JongPIT, Ieder(in) en Balans een advies uitgebracht over de uitvoering van de leefwereldtoets, dat inmiddels is vastgesteld. De doelen van de leefwereldtoets zijn: (1) toetsen of de effecten van de afspraken die zijn gemaakt in de Hervormingsagenda goed aansluiten bij de leefwereld van jeugdigen en hun ouders en (2) input ophalen voor beleidsvorming. Het OZJ gaat deze toets de komende jaren uitvoeren. De uitkomsten nemen wij mee in de gesprekken over (de voortgang van) de Hervormingsagenda en het beleid. Conform de motie van de leden Westerveld (GL/PvdA) en Verkuijlen (VVD) koppelen wij aan jongeren en de Kamer terug wat ermee is gedaan.20

– Rijk en VNG ontvangen begin 2025 het eerste zwaarwegende advies van de in april 2024 gestarte Deskundigencommissie. De commissie bekijkt hoe het gaat met de uitvoering van de Hervormingsagenda en of de inspanningen worden geleverd die zijn afgesproken. Ook bekijkt zij of dit het gewenste effect heeft op de uitgaven en zo niet, hoe daarmee om te gaan.

– Omdat partijen tijdig willen (bij)sturen en leren binnen het jeugdstelsel is het essentieel goed zicht te hebben op de ontwikkelingen binnen het stelsel, de inhoudelijke, kwantitatieve en financiële effecten van beleid en best practices. De afgelopen periode zijn belangrijke stappen gezet in het vergroten van het inzicht in het functioneren van het stelsel:

• Een (permanente) coördinerende werkgroep «data en monitoring jeugdstelsel» gaat samenhang aanbrengen en borgen in de (ontwikkeling van) data en monitoring van het jeugdstelsel.

• Om de datakwaliteit te verbeteren zijn de eerste stappen gezet ten aanzien van de financiële informatie van gemeenten (Iv3). Samen met het Ministerie van BZK en de VNG is een nieuwe indeling jeugd vastgesteld n.a.v. van onderzoek dat liet zien dat zich verschillende knelpunten bij de indeling van financiële informatie van gemeenten voordoen.21 Deze nieuwe indeling zal per 2025 ingaan en leiden tot verbeterde datakwaliteit van de uitgaven aan jeugdzorg door gemeenten. Ook kunnen de uitgaven zo beter aan andere databronnen worden gekoppeld, zoals aan cliëntaantallen.

• Om het inzicht te verbeteren en naar verwachting op termijn te zorgen voor een verlaging van lastendruk bij aanbieders is het wetgevingstraject in gang gezet waarmee het berichtenverkeer (waarin gemeenten en aanbieders informatie uitwisselen in het kader van de Jeugdwet) beschikbaar wordt voor het CBS. De internetconsultatie is inmiddels afgerond, er is advies uitgebracht door het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) en het voorstel ligt nu voor advies voor bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Met het wetsvoorstel maken we een verbinding tussen het berichtenverkeer en de Beleidsinformatie Jeugd, waardoor gecombineerd inzicht ontstaat in aantallen en kosten en verdiepende analyses mogelijk worden, ook in relatie tot aanpalende domeinen.

– Partijen voeren periodiek het gesprek over de voortgang van de Hervormingsagenda aan de hand van de beschikbare informatie over jeugdzorg. Daarin reflecteren zij en sturen waar nodig bij. Hiermee geven wij invulling aan de motie van het lid Peters (CDA) cs. die de regering verzoekt te waarborgen dat er voldoende ruimte komt voor reflectie bij het «werkende weg» uitvoeren van de Hervormingsagenda en beschouwen de motie daarmee als afgedaan.22

– De hierboven geschetste maatregelen in het kader van de Hervormingsagenda vragen veel van alle betrokken partijen. Om de maatregelen te kunnen realiseren zijn met de Hervormingsagenda middelen beschikbaar gesteld die coördinatie en slagkracht van de uitvoerende partijen versterkt en ondersteunt. Hiervoor is 9 mln per jaar beschikbaar. Daarnaast zijn er investeringen per maatregel. Zo is bijvoorbeeld voor de financiering van de transformatie van de gesloten jeugdzorg de komende jaren circa € 180 mln. beschikbaar.

2. Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming

De huidige manier waarop kind- en gezinsbescherming vorm krijgt levert problemen op: wachttijden, geen passende zorg beschikbaar, rechtsbescherming onvoldoende geregeld, en kinderen en ouders gaan door een estafette model wanneer dwang in zicht komt waarbij zij steeds opnieuw een andere instantie met een zelfde of net iets andere vraag voor zich zien. Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming richt zich op een kwalitatief verbeterde en vereenvoudigde kind- en gezinsbescherming. Dit geldt voor kinderen en volwassenen die te maken hebben met onveiligheid thuis of een ontwikkelingsbedreiging. Het programma dat hiervoor in opdracht van de VNG, JenV en VWS in 2022 is ingericht, legt in de periode tot 2026 de basis van en de ondersteuning voor nieuwe werkwijzen en een stelselwijziging. Hiervoor gelden vier basisprincipes:

– Gezinsgericht

– Recht beschermend en transparant

– Eenvoudig

– Lerend

En dat werpt zijn vruchten af. De nieuwe werkwijze leidt ertoe dat volwassenen en kinderen zich beter geholpen voelen. Wij zien dat de gezinsgerichte, integrale aanpak blijft leiden tot aanzienlijk minder uithuisplaatsingen en andere gedwongen maatregelen. Ook worden gezinnen niet meer van de ene naar de andere organisatie overgedragen. Bovendien blijkt uit gesprekken met professionals uit proeftuinen een daling van de inzet van jeugdhulp in een aantal proeftuinen. Nadere duiding van deze resultaten is nodig en vindt dan ook plaats.

Een professional is betrokken bij een gezin waarbij het niet lukt om de veiligheidsafspraken waar te maken. Dit is zorgelijk voor zowel ouders als kind. Het gezin vervalt telkens in ruzies en er zijn veel spanningen. Door integraal naar het gehele gezin te kijken en de tijd te nemen om een goede band met de moeder op te bouwen durfde de moeder aan te geven dat zij steeds weer in haar alcoholgebruik terugvalt. Na enkele weken heeft de moeder daarvoor hulp gevraagd. Volgens de professional laat dit voorbeeld zien dat het meenemen van de gehele context waarbinnen het kind opgroeit, gezinsgericht en integraal kijken waardevol is voor het helpen van het kind.

Bron: Inspiratiebundel Toekomstscenario

In de oude situatie zouden professionals, vanuit zorgen over de veiligheid van het kind, sneller zijn overgegaan tot een melding waarna een Veilig Thuis-onderzoek en mogelijk een raadsonderzoek zouden volgen. In dat geval wisselen meerdere professionals elkaar af en duurt het traject door de overdrachten langer (estafettemodel) waardoor de spanning in gezinnen oploopt en het uiteindelijk voor het gezin steeds moeilijker is zich open te stellen voor hulp.

De mogelijke voordelen van samenwerking tussen lokale teams, zorgpartners, Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming, waarbij taken en functionaliteiten op andere wijzen worden ingevuld, zijn nu duidelijk zichtbaar. Deze samenwerking, zoals beoogd in regionale veiligheidsteams (RTV’s), vormt de kern van de nieuwe werkwijze van het Toekomstscenario. Deze RVT’s bieden lokale teams ondersteuning bij het oplossen van problemen in gezinnen waar zorgen zijn over onveiligheid. Professionals geven aan dat zij niet terug willen, maar juist op volle kracht dóór. Meer informatie hierover is terug te vinden in de bijgevoegde voortgangsrapportage.

De nieuwe werkwijze van professionals botst in de praktijk steeds vaker met de huidige inrichting van het stelsel, met name in de proeftuinen die het eerst gestart zijn. Voor professionals van verschillende moederorganisaties met verschillende bevoegdheden blijkt het lastig elkaar onderling bij te staan. Terwijl juist daarmee het huishouden of het gezin beter geholpen zou kunnen zijn. Het is daarbij noodzakelijk de rechtsbescherming voor volwassenen en kinderen goed te borgen. Om de betrokken professionals op korte termijn zo goed mogelijk te ondersteunen in het beproeven van vernieuwingen kijken we samen met de proeftuinen wat juridisch mogelijk is binnen het huidige stelsel. Een vereenvoudiging van het stelsel samen met een andere werkwijze is onvermijdelijk als we duurzaam tot eerdere en betere hulp, bescherming en minder uithuisplaatsingen en andere gedwongen maatregelen willen komen.

Het nieuwe kabinet en de VNG zullen na de zomer gezamenlijk een voorkeur voor een vereenvoudigde inrichting van het stelsel bepalen. Belangrijk hulpmiddel hierbij is een onderzoek naar vijf varianten voor de invulling van een regionaal veiligheidsteam (RVT), die verschillen in aansturing, reikwijdte, intensiteit van de samenwerking en schaalniveau. Dit onderzoek komt binnenkort beschikbaar op de website van het programma. De voorkeur zal in ieder geval mede worden bepaald op basis van de mate waarin deze bijdraagt aan de beoogde maatschappelijke effecten, de aansluiting met lokale organisaties, de bestuurbaarheid en de beschikbare middelen. De beleidsreactie op het rapport van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming markeert hoe een dergelijke voorkeursvariant naast meer eenvoud en gezinsgerichtheid ook een hoog niveau van rechtsbescherming voor kinderen en volwassenen kan waarborgen.23 Door de functionaliteiten «onafhankelijke toets» en «onafhankelijk advies» niet in het RVT te plaatsen maar onder Rijksverantwoordelijkheid te houden, maar ook door opvolging te geven aan andere aanbevelingen van de Adviescommissie.24 Onze verwachting is dat uw Kamer wordt geïnformeerd over de voorkeursvariant van de stelselwijziging na besluit van een nieuw kabinet in het najaar van 2024. De keuze zal richting geven aan specifieke vraagstukken om diepgaander te beproeven. De inschatting van de implementatiegevolgen en financiële consequenties zal vervolgens samen met de betrokken organisaties worden gemaakt. Afhankelijk van keuzes door de opdrachtgevers van het programma en op basis van de bijbehorende ramingen en beschikbare middelen zal het volgende kabinet hierover een besluit kunnen nemen. De start van een bijpassend wetgevingstraject is ook voorzien in 2025. Vooralsnog zijn voor het Toekomstscenario na 2025 geen middelen beschikbaar.

Het succes van de vereenvoudiging hangt sterk samen met de inspanningen in het kader van de Hervormingsagenda Jeugd. Het gaat hierbij in het bijzonder om de versterking van de lokale teams en het verbeteren van de beschikbaarheid van jeugdhulp, zowel in het vrijwillig als in het gedwongen kader. Beide programma’s zijn op aanverwante onderdelen nauw aan elkaar verbonden en versterken elkaar.

2.1 Realisatie landelijke tarieven

Om de werkdruk bij de gecertificeerde instellingen te verlagen hebben we in oktober 2023 een bestuurlijk akkoord gesloten met gemeenten over de verhoging van de tarieven van de jeugdbescherming en jeugdreclassering.25 26 Hiermee geven we invulling aan aanbevelingen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) zorg te dragen dat jeugdbeschermers voldoende tijd en ruimte hebben hun wettelijke taak adequaat te kunnen uitvoeren.27 Omdat niet alle GI’s nu al in staat zijn geheel conform de nieuwe lagere workloadnorm te werken – gezien de opgave om voldoende personeel te werven en op te leiden – moet dat uiterlijk in 2025 voor alle GI’s gerealiseerd zijn.

Samen met gemeenten is een monitor uitgevoerd naar de tarieven die gemeenten in 2024 hanteren. Gemeenten zijn voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van de bestuurlijke afspraken: zij bekostigen de GI’s in 2024 gemiddeld op bijna 99% van de nieuwe landelijke tarieven. De GI’s kunnen hiermee nieuwe jeugdbeschermers aantrekken en opleiden. Hierdoor kan al in 2024 een grote stap gezet worden in het verlagen van de werkdruk en het werken conform de nieuwe normen.

Er is € 60 mln. beschikbaar voor de dekking van de landelijke tarieven. Het Rijk draagt daar met ingang van 2024 € 30 mln. aan bij. Deze middelen zijn bij Voorjaarsnota 2024 aan de Algemene Uitkering van het Gemeentefonds toegevoegd. De gemeenten dragen met ingang van 2024 € 25 mln. bij aan de dekking en met ingang van 2025 in totaal € 30 mln. structureel, mits de daling van de cliëntenaantallen in de tweede helft van 2023 hen daartoe daadwerkelijk de ruimte biedt. De monitor van de cliëntenaantallen op 1 januari 2024 toont aan dat deze daling zich heeft voorgedaan. De VNG heeft aangegeven dat gemeenten daarmee met ingang van 2025 de resterende € 5 mln. dekking in kunnen zetten. Uit de monitor van het Ministerie van JenV komt een verdere verlaging van de caseload naar voren. Meer informatie hierover is terug te vinden in bijlage 2.

Tot slot

Wij zijn gepast trots op de resultaten die de afgelopen periode gezamenlijk zijn bereikt. De uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is goed op gang gekomen. We zien dat alle partijen zich tot het uiterste inspannen te doen wat het beste is voor jeugdigen en hun gezin en doordrongen zijn van de noodzakelijk om de samenwerking te optimaliseren en efficiënter in te richten.

We hebben focus aangebracht in de aanpak. We zetten niet alleen in op het verbeteren van het stelsel, maar ook op het zoveel mogelijk voorkomen dat jeugdhulp nodig is. We werken aan het verstevigen van de pedagogische en sociale basis en het versterken van de lokale wijkteams die een heldere opdracht meekrijgen. We kijken niet meer alleen naar de problemen en hulpvraag van kinderen en jongeren, maar naar die van het gezin en pakken problemen integraal, bij de kern aan. We scheppen duidelijke kaders die eraan moeten bijdragen dat specialistische hulp passend en tijdig beschikbaar is, onder andere met het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» en de netwerkorganisatie Kwaliteit en blijvend leren. We zetten stevig in op de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp en zorgen voor regie. Waar nodig, beproeven we onze aanpak in de praktijk en we deze – waar nodig – direct kunnen bijstellen.

Er moet nog veel gebeuren en we zijn er nog niet, maar er is een onomkeerbare verandering in gang gezet waarmee we de kern van de problemen aanpakken en het stelsel structureel verbeteren. Dat is nodig om jongeren sneller en beter te kunnen helpen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen

De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind

BIJLAGE 1 – DE VOORTGANG T.A.V. DE VERBETERING VAN ZORG VOOR JEUGDIGEN

In deze bijlage gaan wij achtereenvolgens in op:

– Aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» en online platform mentale gezondheid jongeren

– Arbeidsmarkt

– Wijziging Besluit Jeugdwet ten aanzien van bestuursstructuur Stichting kwaliteitsregister jeugd

– Afronding intensiveringsregeling acute jeugd-GGZ uit 2021

– Ontwikkelingen met betrekking tot Bovenregionale Expertisenetwerken

– Informatie- en rechtspositie ouders en jeugdigen in vrijwillig kader

– Vrijwillige uithuisplaatsingen

– Reflectie IGJ op toezicht op ZIKOS

Aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» en online platform mentale gezondheid jongeren

Inzetten op het mentaal welzijn van jongeren blijft noodzakelijk en urgent. Dat blijkt ook weer uit de recent gepubliceerde Gezondheidsmonitor Jeugd, uitgevoerd door GGD-GHOR, de GGD’en en RIVM.28 Daarom werken verschillende maatschappelijke partijen en ministeries, waaronder Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), samen om het mentaal welzijn van jongeren te verbeteren. Dit doen wij in de kabinetsbrede en integrale aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal», gelanceerd in juni 2022. Door deze samenwerking worden initiatieven over beleidsdomeinen heen versterkt.

Mede ondersteund door VWS is eind maart de door MIND Us ontwikkelde supporttool «DE CHECKERS» beschikbaar gesteld. Volwassenen in de omgeving van jongeren, zoals sportcoaches, docenten, familieleden of een buurman kunnen een belangrijke rol spelen bij het herkennen van beginnende mentale klachten bij jongeren. Door inzicht in hoe je deze klachten kunt herkennen, en hoe je een goed gesprek kan voeren,, kunnen jongeren op de juiste en vooral vroegtijdige manier ondersteuning krijgen. Steeds meer organisaties zijn al actief aan de slag met de implementatie van deze tool.

Deze aanpak bevordert een beweging voor een mentaal gezond Nederland met aanvullende specifieke aandacht voor jongeren. Vanuit belangrijke leefomgevingen zoals onderwijs, buurt en online, zetten we in op preventie en het bespreekbaar maken van het belang van mentale gezondheid. In december 2023 ontving uw Kamer de eerste voortgangsrapportage.29

Online platform mentale gezondheid jongeren

De afgelopen periode is een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden en meerwaarde van een online platform mentale gezondheid voor jongeren (16–27 jaar) en hoe dit zich verhoudt tot bestaande initiatieven die zich richten op de mentale gezondheid van jongeren. Dit platform zou dan de volgende functionaliteiten bevatten:

– toegankelijke informatie over mentale gezondheid;

– een peer-to-peer forum;

– doorverwijsmogelijkheden naar andere hulporganisaties;

– een (anoniem) luisterend oor middels telefonie en chat.

Een online platform kan mogelijk een belangrijke rol spelen in het verbeteren van de kwaliteit van hulpverlening aan jongeren met lichte mentale klachten. Ook kan het mogelijk (verergering van) mentale problemen voorkomen. Dit blijkt uit een onderzoek dat is uitgevoerd door adviesbureau Berenschot.

Tegelijkertijd laat het huidige landschap met preventieve (online) voorzieningen een aanzienlijke versnippering zien en biedt het platform slechts beperkt synergie tussen initiatieven. Het onderzoek van Berenschot is als bijlage bij deze Kamerbrief gevoegd.

De Staatssecretaris van VWS en de Minister van VWS zijn voornemens de ontwikkeling van het platform en de eerste drie jaar van de exploitatie financieel te ondersteunen. Zij zien het maatschappelijk belang voor het versterken van de mentale veerkracht van jongeren. Budgettaire dekking loopt mee in de augustusbesluitvorming. Het platform wordt dit jaar ontwikkeld en wij zijn voornemens dit platform vanaf 2025 van start te laten gaan. Na drie jaar vindt een evaluatie plaats, waarbij de doelmatigheid wordt gewogen aan de hand van een – nog nader te vormen – visie en beleidskader. We verwachten dat de ontwikkeling van dit platform dit jaar van start gaat. Hiermee beschouwen wij de motie van het lid Raemakers (D66) c.s. over een platform vanwaar jongeren doorverwezen kunnen worden naar de juiste hulporganisatie als afgedaan.30

Arbeidsmarkt

Goede en gemotiveerde professionals zijn essentieel voor goede jeugdhulp. Samen met partners nemen we initiatieven om te zorgen voor voldoende medewerkers in de jeugdzorg. Dit gebeurt onder andere via projecten uit de arbeidsmarktagenda jeugd.

De Minister van VWS heeft binnen het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (TAZ) acties in gang gezet voor de gehele sector zorg en welzijn; onder andere op het gebied van behoud van personeel, innovatieve werkvormen en ruimte voor leren en ontwikkelen. Zie hiervoor verder de voortgangsbrief over het programma TAZ die de Minister van VWS uw Kamer op 31 mei jl. heeft toegezonden.

Wijziging Besluit Jeugdwet ten aanzien van bestuursstructuur Stichting kwaliteitsregister jeugd

Op verzoek van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) is een wetswijziging gestart voor het Besluit Jeugdwet. Deze wijziging heeft betrekking op de bestuursstructuur van de SKJ. In plaats van een Raad van Bestuur en een directeur, wordt een Raad van Toezicht met een directeur-bestuurder ingesteld. De reden hiervoor is dat de stichting sinds de oprichting gegroeid is, zowel in het aantal geregistreerde jeugdprofessionals als in medewerkers. Deze ontwikkeling vraagt een meer professionele bestuursstructuur en krijgt vorm in een Raad van Toezicht met daarin leden met expertise op o.a. financieel, juridisch en personeel vlak en met toezichthoudende kwaliteiten. De wetswijziging zal per 1 juli 2024 in werking treden.

Afronding intensiveringsregeling acute jeugd-GGZ uit 2021

In april 2021 is € 50 mln. beschikbaar gesteld voor de acute jeugd-ggz vanwege een toename van crisismeldingen door corona.31 32 Zorgaanbieders konden hiermee de crisiscapaciteit tijdelijk uitbreiden, zowel ambulant als klinisch, en de druk op de acute keten verlichten tot eind 2022. In 2022 verzochten de Nederlandse GGZ en VNG namens gemeenten en aanbieders aan VWS de middelen langer dan 31 december 2022 te besteden. Door ziekteverzuim, mede door corona, en krapte op de arbeidsmarkt konden de geplande activiteiten niet binnen gestelde termijn worden uitgevoerd. Daarom is besloten de termijn van de regeling te verlengen tot en met 31 december 2023.33 Onderstaand geven we toelichting op de afronding van deze regeling.

De acute jeugd-ggz raakte in sommige regio’s overbelast. Daarom was het cruciaal om de middelen snel op de juiste plek te krijgen. Samen met de Nederlandse GGZ, VNG en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie hebben we een doelmatige aanpak uitgewerkt: 28 acute jeugd-ggz aanbieders zijn gevraagd snel een plan in te dienen. Acht gemeenten kregen een coördinerende rol om de gesprekken over oplossingen en benodigde middelen, regionaal en bovenregionaal, te faciliteren. Dit leidde tot een regeling waarbij gemeenten en zorgaanbieders gezamenlijk aanvragen voor middelen konden indienen. De middelen zijn op de volgende manier verdeeld over de acht coördinerend gemeenten:

Amsterdam € 11.100.214,80 5
Eindhoven € 4.926.710,86 6
Enschede € 614.761,62 2
Groningen € 2.176.450,06 1
Nijmegen € 5.705.680,75 2
Roermond € 2.330.801,39 3
Rotterdam € 18.964.087,63 6
Utrecht € 4.181.292,89 3

Uit een uitvraag bij gemeenten en aanbieders naar de inzet van de middelen blijkt dat de aanbieders veel activiteiten hebben gerealiseerd die bijdragen aan de beschikbaarheid van de acute jeugd-ggz en de druk op het personeel hebben verlicht. De verlenging van de termijn heeft geholpen bij de verdere besteding van de middelen. Naar verwachting blijft ongeveer € 6 mln. onbenut, vooral in de regio’s van coördinerende gemeenten Rotterdam (schatting € 4,2 mln.) en Eindhoven (schatting € 1 mln.). Na de verlenging van de bestedingstermijn is in bestuurlijk overleg met de VNG en de Nederlandse GGZ afgesproken dat zij gezamenlijk in gesprek zouden gaan met de coördinerende gemeenten waar nog de meeste middelen beschikbaar waren.34 Het doel was oplossingen te vinden zodat de middelen nog in 2023 ten goede konden komen aan de acute jeugd-ggz. Helaas heeft dit niet geleid tot volledige besteding van de middelen.

Uit de uitvraag na afronding van de regeling komt naar voren dat de middelen met name zijn ingezet voor het vergroten van de crisiscapaciteit en het voorkomen van crisis. Dit is onder nadere gerealiseerd door:

– het aannemen van extra personeel zowel ambulant als klinisch,

– het uitbreiden van triage teams,

– wachtlijstondersteuning,

– respijtzorg.

De bestaande zorg is geïntensiveerd door het aannemen van extra (tijdelijk) personeel. Om professionals te ondersteunen zijn vanuit de middelen ook scholing en trainingen verzorgd zodat zij beter in staat waren met de toegenomen complexe zorgvraag om te gaan. Een voorbeeld hiervan is het scholen van medewerkers in systeemgericht werken en het implementeren van de nieuwe richtlijnen eetstoornis, suïcidepreventie en omgaan met chronische suïcidaliteit.

Enkele aanbieders geven aan dat de regeling in sommige regio’s heeft gezorgd voor betere samenwerking in de acute jeugd-ggz keten. Ook wordt gekeken naar het langdurig borgen van opgestarte initiatieven. Enkele aanbieders rapporteren een wachtlijst reductie van 13 tot 28 weken.

Ontwikkelingen met betrekking tot Bovenregionale Expertisenetwerken

In 2020 zijn acht gemeenten gevraagd om een Bovenregionaal Expertisenetwerk (hierna: BEN) in te richten.35 Het doel van de BENs is het verbeteren van de zorg voor jeugdigen met meervoudige complexe problemen die tussen wal en schip vallen. Zij werken samen in een bovenregionaal netwerk met partijen en ondersteunen de regionaal expertteams (RET) in de jeugdregio’s. Het doel van de RETs is dat voor elk kind passende hulp beschikbaar komt, ongeacht de complexiteit van de zorgvraag.

Deze doelstellingen sluiten aan bij de ambities in de Hervormingsagenda. Ook wordt ingezet op het voorkomen van residentiële jeugdhulp om zo thuis mogelijk te kunnen opgroeien, én waar residentiële jeugdhulp toch nodig is, deze te transformeren naar zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde kleinschalige vorm.

De BENs hebben de afgelopen jaren op verschillende vlakken bijgedragen aan het verbeteren van de zorg voor deze jeugdigen. Bijgaand vindt u de voortgangsrapportage over hoe de BENs zich hebben ontwikkeld en welke resultaten dankzij de BENs zijn gerealiseerd. Daarnaast heeft Tilburg Universiteit op verzoek van het Ministerie van VWS en VNG onderzoek gedaan naar de governance van de BENs. Dit onderzoek treft u als bijlage bij deze brief aan. Hieronder gaan wij kort in op de gerealiseerde resultaten, het onderzoek en de beoogde doorontwikkeling van de BENs. Hiermee geeft de Staatssecretaris van VWS invulling aan zijn toezegging om uw Kamer te informeren over de voortgang van de BENs.36

Voortgangsrapportage

De BENs ondersteunen wanneer zorgvragen vastlopen:

– door het beschikbaar stellen van expertise,

– door ondersteuning bij casuïstiek,

– door het financieren van zorginitiatieven.

In de bijlage bij de voortgangsrapportage vindt u een lijst met initiatieven die (mede) middels bijdragen van de BENs tot stand zijn gekomen. Daarnaast zijn de BENs aanjager van een cultuurverandering bij vastgelopen zorgvragen in het jeugdhulpveld. Zij zetten zich in om samen te werken mét jeugdigen en hun omgeving, én stimuleren partijen over de grenzen van expertise, organisaties, financieringsafspraken en wetten heen tot passende oplossingen komen.

BENs dragen bij aan een structurele verbetering van de zorg voor jeugdigen met complexe zorgvragen. Kennis en ontwikkeling over welke hulp en ondersteuning nodig is wordt gestimuleerd en gefaciliteerd. Zij dragen bij aan het beter toepassen van beschikbare kennis in de praktijk door samen met partijen te leren van casuïstiek en lacunes in het zorglandschap te signaleren en te agenderen binnen de regio’s in het landsdeel.

Onderzoek governance

De BENs zijn op verschillende manieren vormgegeven. Het Ministerie van VWS en de VNG hebben aan Tilburg Universiteit gevraagd hiernaar onderzoek te doen en te komen met aanbevelingen over het versterken van de governance van de BENs. Dit onderzoek vindt u in de bijlage.

BENs werken verschillend en zijn niet allemaal hetzelfde georganiseerd. Dit is te verklaren door de grote mate van vrijheid die is gegeven aan de BENS bij invulling van hun rol. Hierdoor konden zij optimaal aansluiten op (boven)regionale ontwikkelingen en inspelen op behoeften in het landsdeel. De verschillen blijken sterk samen te hangen met de bovenregionale positie van de BENs in relatie tot de jeugdhulpregio’s (regionaal) en de invloed van de coördinerende gemeente op andere gemeenten in het desbetreffende landsdeel. In hun bovenregionale context zijn de BENs zeer afhankelijk van andere organisaties waar ze zelf geen zeggenschap over hebben. Dit betekent dat de resultaten van de BENs sterk beïnvloed worden door de acties, beslissingen en verwachtingen van deze andere organisaties. De BENs zijn daarmee voor hun resultaat sterk afhankelijk van hoe hun samenwerking met deze organisaties en professionals vorm krijgt.

Het onderzoek geeft vier aanbevelingen voor het versterken van de governance van de BENs:

– Zorg voor een heldere definitie van de rol van de BENs en handel daarnaar, zodat duidelijk is wat ze wel en niet doen en ook door de buitenwereld beter herkend en erkend worden.

– Onderzoek de mogelijkheden voor de BENs om secundaire taken gezamenlijk uit te voeren (shared services) om schaalvoordeel te creëren en zo bij te dragen aan efficiëntie.

– Bevorder onderling leren bij het uitvoeren van de primaire taken van de BENs, zodat ze van elkaar kunnen leren om zo bij te dragen aan hun effectiviteit.

– VWS en VNG wordt aanbevolen om de governance rol van de BENs centraal te stellen, zonder daarbij voorschrijvend te zijn hoe deze zou moeten worden ingevuld. Daarnaast kunnen VWS en VNG bijdragen aan stimuleren van onderling leren, en faciliteren door eventuele belemmeringen voor samenwerkingen weg te halen.

Toekomst

Op basis van de voortgangsrapportage en het onderzoek zien wij drie prioriteiten voor de toekomst:

– De komende jaren ligt er voor de jeugdhulp een grote opgave om de residentiële zorg te transformeren. De ambitie is om in 2030 zo dichtbij nul gesloten plaatsingen als mogelijk te zijn en residentiële zorg kleinschalig en zo gezinsgericht als mogelijk vorm te geven. Wij zien een belangrijke opgave voor de BENs om het veld hiertoe te ondersteunen en stimuleren, onder andere in de opzet van alternatieven voor gesloten jeugdhulp. Om dit te kunnen doen, is een sterke bovenregionale samenwerking door de jeugdhulpregio’s noodzakelijk. Dit zal onderdeel zijn van de bestuurlijke afspraken voor de gesloten jeugdhulp.

– De RETs hebben als doel om voor elk kind passende hulp te organiseren, ongeacht de complexiteit van de zorgvraag. De BENs ondersteunen hen waar nodig. Het is essentieel dat jeugdigen, ouders en zorgprofessionals die vastlopen in de zorg, hen weten te vinden. Daarnaast is het belangrijk dat de RETs stevig staan, een stevige positie hebben in de jeugdregio’s en dat hun advies zonder meer wordt overgenomen als de best passende zorg. Met de VNG en jeugdhulpregio’s gaan wij in gesprek over wat nodig is om dit te realiseren.

– De governance van de BENs kan worden versterkt. Dit najaar volgt een bestuurlijk overleg met de coördinerende gemeenten waarin we afspraken maken wat hiervoor nodig is en hoe VNG en VWS dit kunnen ondersteunen.

Informatie- en rechtspositie ouders en jeugdigen in vrijwillig kader

Goede informatievoorziening versterkt de rechtspositie van ouders en jeugdigen die te maken hebben met jeugdzorg op het snijvlak van het vrijwillig en gedwongen kader.37 Alleen wanneer zij goed geïnformeerd zijn, kunnen ouders en jongeren volwaardig participeren in het proces en voelen zij zich gezien, gehoord en betrokken. In opdracht van het Ministerie van VWS heeft bureau van Montfoort inzichtelijk gemaakt:

– Welke wettelijke rechten en plichten gelden voor ouders, jeugdigen en hulpverleners op het snijvlak van vrijwillige en gedwongen jeugdhulp;

– Welke mogelijkheden ouders en jeugdigen, die zich op dit snijvlak bevinden, hebben om te participeren in het hulpverleningsproces;

– Welke mogelijkheden zij kunnen benutten voor (onafhankelijke) ondersteuning gedurende het hulpverleningsproces.

Dit adviesrapport vormt de basis voor het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal voor ouders en jeugdigen.38 Het Ministerie van VWS is in dat kader bezig met het opstellen van een opdracht en het (laten) ontwikkelen van een implementatiestrategie. Het informatiemateriaal is naar verwachting eind 2024/begin 2025 gereed. Bij het ontwikkelen van het voorlichtings- en informatiemateriaal worden ervaringsdeskundige ouders en jeugdigen betrokken, zodat het materiaal aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. Daarnaast zullen ook professionals betrokken worden om het draagvlak voor verspreiding van materiaal te vergroten en neemt het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming dit mee.

Vrijwillige uithuisplaatsingen

In de voortgangsbrief Jeugd van 20 juni 2023 is toegezegd na te gaan hoe we meer zicht kunnen krijgen op jongeren die vrijwillig buitenshuis verblijven, met intensieve bemoeienis van hulpverlening. Helaas is het, ook na gesprekken met onafhankelijke wetenschappers, niet mogelijk gebleken een specifiek beeld te krijgen van deze groep, omdat de aard en achtergrond van het verblijf verschilt en niet altijd wordt geregistreerd. Jongeren kunnen bijvoorbeeld ook bij familie logeren om even tot rust te komen of opgenomen zijn in een kliniek vanwege een eetstoornis. De variëteit in (persoonlijke) overwegingen kan niet uitgedrukt worden in kwantitatieve macro-cijfers. Met het CBS en de VNG hebben we waar mogelijk wel verdieping aangebracht in de beschikbare data.

Een uitsplitsing naar soort verblijf geeft het volgende beeld39:

Totaal aantal jongeren met verblijfzonder maatregel KB 17.785
Waarvan pleegzorg 7.885
Waarvan gezinsgericht 2.315
Waarvan gesloten plaatsing 355
Waarvan verblijf overig 7.605

Het CBS bleek na aanvullende gesprekken het beeld op basis van beschikbare data iets te kunnen verfijnen:

– Het grootste deel (71%) van de groep met verblijf zonder KB-maatregel is 12 jaar of ouder.

– Bij jeugdigen tot 8 jaar wordt het vaakst (65–70%) pleegzorg en gezinsgericht verblijf ingezet. Jeugdigen van 12–17 verblijven relatief meer in overige verblijfsvormen.

– Pleegzorg duurt over het algemeen langer dan andere vormen van verblijf.

– Gesloten plaatsingen komen relatief (erg) weinig voor (ca. 2% van het totaal, meestal 12 jaar en ouder en niet onder de 8 jaar).

Het CBS kan de categorie «verblijf overig/anders met verblijf» niet nader uitsplitsen omdat zij niet over die gegevens beschikken. Verdiepende vragen bij de VNG wijzen uit dat- in het berichtenverkeer onder «verblijf overig» de volgende categorieën vallen:

– Driemilieuvoorzieningen (waarbij verblijf, dagbesteding (onderwijs/werk) en vrije tijd nauw met elkaar verbonden zijn)

– Woongroepen

– Begeleid wonen/kamertraining

– Crisisverblijf

– GGZ-verblijf

Onderzoek naar het berichtenverkeer in 16 gemeenten toont aan dat ggz- en crisisverblijf slechts een zeer klein percentage van deze groep bevat.40

Komende jaren willen we door verdere verfijning van beschikbare data een beter beeld krijgen van de jongeren die op verschillende manieren binnen het vrijwillig kaders elders verblijven. Daarom hebben we met het CBS en de VNG afspraken gemaakt over registratie en uitsplitsing van de duur van het verblijf, voltijd en deeltijd verblijf en een nadere registratie van de categorie «verblijf overig». Wij beschouwen de toezegging hiermee als afgedaan.

Reflectie IGJ op toezicht op ZIKOS

Naar aanleiding van het rapport «Eenzaam gesloten» gaat IGJ reflecteren op het eigen toezicht op de ZIKOS-afdelingen en onderzoekt ook hoe de informatie van ervaringsdeskundigen beter gebruikt kan worden in het toezicht. Deze stappen en het proces van de reflectie zijn als volgt.

a. Verbeteren toegankelijkheid ervaringen jongeren

Het toezicht door de IGJ heeft impact op het leven van jongeren die te maken hebben met jeugdhulp. Ook beschikken de jongeren over waardevolle informatie op basis waarvan de IGJ risicoafwegingen maakt in het toezicht. Het is daarom van belang om hen te betrekken bij het toezicht op de kwaliteit van de hulp aan jongeren, met jongeren verbinding te maken en met hen in gesprek te gaan over hun ervaringen in de jeugdhulp.

b. Betrekken van jongeren bij het toezicht

De IGJ betrekt jongeren bij het thematisch toezicht door voorafgaand aan het toezicht jongeren te vragen naar onderwerpen waarvan zij vinden dat de IGJ hier aandacht voor moet hebben in de bezoeken aan instellingen. Daarnaast wil de IGJ tijdens de bezoeken standaard van jongeren weten hoe zij de zorg ervaren. Ter voorbereiding op het toezicht op de gesloten jeugdhulp sprak de IGJ met 81 jeugdigen en tijdens het daadwerkelijke toezicht in het najaar van 2023 met 85 jeugdigen. Hoe het kan dat de grensoverschrijdende bejegening zoals geconstateerd in het rapport «Eenzaam gesloten» niet naar voren is gekomen in deze gesprekken, is onderdeel van de reflectie.

c. Verbeteren toegankelijkheid van inspectie voor jongeren

De IGJ merkt dat veel jongeren de IGJ niet weten te vinden of niet weten waarvoor ze bij de IGJ terecht kunnen. Daarom start de IGJ in juni 2024 een pilot Jongerencampagne op social media waarbij jongeren zelf ervaringen (zowel positief als negatief) kunnen delen met de IGJ. Hierdoor hoopt de IGJ beter te weten welke thema’s er écht toe doen bij jongeren. Jongeren kunnen hun ervaring delen en ervoor kiezen om hierover in contact te komen met de IGJ of andere partijen, zoals Jeugdstem. In geval van misstanden, kunnen jongeren een melding doen bij het meldpunt van de IGJ.

d. Het proces en tijdpad van de reflectie op het toezicht op de ZIKOS-afdelingen

De reflectie bestaat uit vijf fasen:

1. Feiten op tafel – tijdlijnen

2. Kaarten op tafel – open gesprekken met inspecteurs

3. Open tafel – reflectie op de feiten

4. Ronde tafels – over de geboden jeugdzorg en over het stelsel

5. Advies op tafel – wat moet er veranderen?

In de eerste fase brengt de IGJ via tijdlijnen in kaart hoe het toezicht op de individuele ZIKOS-afdelingen er afgelopen jaren heeft uitgezien. Hierbij wordt ook het werkproces van de IGJ rondom ontvangen meldingen en signalen inzichtelijk gemaakt. De opbrengst hiervan is input voor fase 2, 3 en 4: individuele gesprekken met interne betrokkenen bij het toezicht op de ZIKOS-afdelingen (2), groepsgesprekken waarin IGJ reflecteert op de feiten en op de inzet van ervaringsdeskundigen (3) en de ronde tafels met externe betrokkenen over de geboden jeugdhulp op de ZIKOS-afdelingen en de rol van de IGJ met betrekking tot het functioneren van het stelsel (4). Dit reflectietraject leidt tot conclusies en beslissingen over welke veranderingen nodig zijn in het toezicht (5).

Bijzonder hoogleraar Toezicht Femke de Vries begeleidt de IGJ in dit traject. De IGJ streeft ernaar het hele proces na de zomer af te ronden. De uitkomsten van de reflectie publiceert de IGJ en zullen wij naar uw Kamer sturen. Daarnaast informeren wij u in ieder geval voor het volgende WGO over de uitvoering van de motie Synhaeve c.s. over de wijze waarop de IGJ haar werkwijze gaat verbeteren.41

BIJLAGE 2 – INFORMATIE DIE BESCHIKBAAR IS GEKOMEN N.A.V. AFGEROND ONDERZOEK

In deze bijlage gaan wij achtereenvolgens in op:

– Kabinetsreactie RVS-advies «Kinderen uit de knel»

– Voorlopige CBS-cijfers jeugdzorg

– Monitor effecten verbetermaatregelen uitvoering kinderbescherming

– Reactie op het rapport «Eisen ten aanzien van jeugdprofessionals in gemeentelijke inkoop van jeugdzorg

– WODC-onderzoek: vroegtijdig ingrijpen op antisociaal gedrag 0–15 jarigen

Kabinetsreactie RVS-advies «Kinderen uit de Knel42

Volgens de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving komen kinderen in de knel als ouders in de knel komen. Om kinderen veilig en gezond te laten opgroeien, is het volgens de Raad cruciaal ouders tijdig te ondersteunen op de diverse terreinen. Als alle betrokken partijen in het sociaal domein gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen om een stabiele context voor kinderen te creëren, kan naar het oordeel van de Raad een duurzaam en (financieel) houdbaar jeugdstelsel beter worden gerealiseerd. De Raad adviseert daarom:

– De belangen van kinderen structureel te borgen op de zogenoemde «ouderdomeinen» zoals inkomen en schulden, wonen, geestelijke gezondheid en relatie- en scheiding, conform het Internationaal verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK);43

– Het versterken van sociale netwerken.

Wij zijn de Raad zeer erkentelijk voor zijn advies. Het advies sluit inhoudelijk aan bij de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Met beide programma’s zetten we met gemeenten, aanbieders, professionals en cliënten in op het zoveel mogelijk voorkomen en in een zo vroeg mogelijk stadium aanpakken van problemen. Jeugdhulp is niet altijd het passende antwoord op een hulpvraag van kinderen als er problematiek speelt bij de ouders. De oplossing ligt eerder in een goede pedagogische context in het onderwijs, kinderopvang en in bestaanszekerheid. Met behulp van het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) zetten we in op de beweging van zorg naar welzijn en gezondheid. Een domeinoverstijgende samenwerking is essentieel om de onderliggende factoren die leiden tot problemen bij ouders (en hun kinderen), zoals de beschikbaarheid van passende hulp en ondersteuning op het terrein van schulden en inkomen, verslaving, geestelijke gezondheid, woningproblemen en relatie- en scheidingsproblemen, integraal aan te pakken. Het vraagt om een forse omslag in denken en handelen om de rechten van kinderen – conform het IVRK44 – beter te borgen. Hieronder geven wij een reactie op de aanbevelingen van de Raad.

Ad 1 Structureel borgen belangen van kinderen op ouderdomeinen

De Kinderombudsman heeft het afgelopen jaar in samenwerking met de departementen een Kinderrechtentoets ontwikkeld om beleid, wet- en regelgeving te toetsen aan het Kinderrechtenverdrag. Tijdens de Kinderrechtendialoog van 22 april 2024 is het concept gepresenteerd en is interactief kennis gemaakt met de kinderrechtentoets door beleidsmakers en wetgevingsjuristen van de verschillende departementen. De Kinderrechtentoets wordt verder getest bij een aantal specifieke beleidsopgaven/wetgevingstrajecten op het terrein van JenV, BZK en SZW. De verwachting is dat de Kinderrechtentoets eind dit jaar gereed zal zijn. Daarnaast wil het kabinet met het ontwikkelen van de nationale jeugdstrategie nadrukkelijk de stem van jongeren in beleidskeuzes meenemen om beleid beter aan te laten sluiten bij de behoeften van jongeren en hun toekomst.45Verder worden de belangen van kinderen in toenemende mate meegewogen bij de totstandkoming van beleid en wet- en regelgeving op diverse terreinen. Ter illustratie een aantal voorbeelden:

1. Schuldhulpverlening en bestaanszekerheid

– SZW zet met de meerjarige Aanpak geldzorgen, armoede en schulden (GAS) in op het in 2025 halveren van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede. De eerste monitor Kindgarantie wordt meegezonden met de derde voortgangsrapportage Aanpak GAS.46

– Per 1 juli 2023 zijn de aflosperiodes in de minnelijke schuldhulpverlening en de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) verkort. Hiermee is de periode gehalveerd van drie jaar naar anderhalf jaar waarbinnen mensen in een schuldregeling schulden dienen terug te betalen.47

– Via vroegsignalering van betalingsachterstanden op vaste lasten (zoals energie, water, zorgverzekering en huur) proberen gemeenten huishoudens met dreigende problematische schulden eerder te bereiken en hen een hulpaanbod te doen.

– SZW en I&W zetten samen met drinkwaterbedrijven en gemeenten in op het voorkomen van het afsluiten van drinkwater bij huishoudens met kinderen. Momenteel wordt onderzocht op welke wijze de regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater kan worden aangepast om de belangen van het kind beter te borgen.

– In de herziening van de Participatiewet in balans onderzoekt SZW hoe meer rekening kan worden gehouden met iemands situatie bij het ondersteunen vanuit de bijstand. Daar hoort ook een gezinssituatie bij.

– SZW en JenV zullen de bevindingen van de Raad over de toepassing van de beslagvrije voet bij huishoudens met kinderen betrekken in de kabinetsreactie op de nog te verschijnen tussentijdse evaluatie van de wet vereenvoudiging beslagvrije voet en het verdiepend onderzoek van SZW. De verwachting is dat uw Kamer rond de zomer hierover wordt geïnformeerd.

– Ondanks dat kinderopvang volgens de Raad wordt gezien als kinddomein zorgt kinderopvang er tevens voor dat ouders werk en arbeid kunnen combineren. Dit heeft invloed op de bestaanszekerheid van gezinnen.

De herziening van het financieringsstelsel maakt kinderopvang voor werkende ouders eenvoudiger en goedkoper.

2. Passend wonen voor gezinnen

– Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting introduceert de verplichting voor alle gemeenten om een huisvestingsverordening vast te stellen met een urgentieregeling.48 De regelgeving schrijft met strikte voorwaarden voor welke groepen in alle gemeenten recht op urgentie moeten krijgen. Het gaat onder meer om jongeren die uitstromen uit de residentiële jeugdzorg en slachtoffers van huiselijk geweld. Per 1 januari 2024 is de wet Huurbescherming weeskinderen in werking getreden, waardoor jongvolwassenen die hun ouders hebben verloren en wonen in de corporatiewoning van hun overleden ouder(s) het recht hebben om in de ouderlijke woning te blijven wonen tot en met hun 27e levensjaar. Daarnaast krijgt een weeskind huurverlaging wanneer dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van huurtoeslag. Verder wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om huurbescherming te bieden aan alle weeskinderen ouder dan 16 jaar, zodat ook zij in een huurwoning van een private verhuurder na het overlijden van de hurende ouder(s) kunnen blijven wonen.

3. «Kindcheck» bij psychische problemen van ouders

– Het is belangrijk de belangen van kinderen meer preventief mee te nemen tijdens de behandeling van ouders met psychische problemen. Dit vraagt om een systematische toepassing van de zogenoemde «Kindcheck». Dit is onderdeel van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Organisaties in de zorg zijn verplicht een meldcode te hebben en professionals zijn verplicht te handelen volgens de stappen van de meldcode.49 Hiermee wordt het welzijn van het kind in beeld gebracht en behouden. Naar aanleiding van dit advies gaat mijn ministerie dit onder de aandacht brengen in de reguliere gesprekken met vertegenwoordigers van professionals en aanbieders in de ggz.

4. Onveiligheid in gezinnen

– In de proeftuinen van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming blijkt dat bij gezinnen die worstelen met onveiligheid veel minder gedwongen maatregelen worden ingezet als meer wordt ingezet op integraal gezinsgericht werken, effectieve hulp en begeleiding. De inzet op bestaanszekerheid kan bijvoorbeeld stress weghalen in een gezin en is een cruciale factor om te komen tot meer stabiliteit en veiligheid. De inzet op achterliggende factoren zorgt voor een betere borging van het welzijn van zowel kinderen en ouders. Ook voelen zij zich beter gehoord. Ingrijpende maatregelen zoals uithuisplaatsingen kunnen we hiermee zoveel mogelijk voorkomen. Bovendien vermindert het maatschappelijke kosten. Specifiek voor «volwassenenproblematiek» levert het Toekomstscenario onderzoek en instrumenten om een betere verbinding tussen veiligheidspartners en het bredere sociaal domein, partners rond bestaanszekerheid en in het bijzonder de volwassenen-ggz te maken.50

5. Kinderen en complexe scheidingen

– Wij willen ouders en kinderen beter ondersteunen tijdens het moeilijke proces van een scheiding wanneer ouders het niet lukt om in onderling overleg tot afspraken te komen. Hiervoor zijn twee actielijnen ingericht:

a) beschikbare specifieke deskundigheid en informatie breder in het land ontsluiten voor ouders en professionals;

b) zorgdragen dat juridische scheidingsprocedures zo kindvriendelijk en de-escalerend mogelijk kunnen worden doorlopen.51

Het kabinet is verder in gesprek met de VNG, gemeenten en veldpartijen over het faciliteren en borgen van de belangen van kinderen op de zogenoemde ouderdomeinen. Stevige lokale teams kunnen hierin een belangrijke rol spelen, doordat zij met het juiste mandaat én met behulp van een brede vraagverheldering-methode komen tot een adequate analyse van dynamiek binnen gezinnen en sociale netwerken. Dit zal ertoe leiden dat de gekozen aanpak veel meer in de sfeer van bestaanszekerheid en volwassenen-ggz zal liggen dan in die van individuele jeugdhulp. Ander voorbeeld is dat BZK corporaties stimuleert maatwerk te leveren bij schrijnende gevallen. Verder verwacht het kabinet dat met het wetsvoorstel «Aanpak meervoudige problematiek sociaal domein» een substantiële bijdrage kan worden geleverd aan het oplossen van specifieke knelpunten inzake privacywetgeving, zodat gemeenten meer integraal kunnen werken in geval van ernstige meervoudige problematiek in de context van het kind en gezin.52

Ad 2 Versterken van sociale netwerken

De sociale- en pedagogische basis zijn voorwaarden voor het gezond, veilig en kansrijk opgroeien van kinderen en helpt ouders bij het omgaan met alledaagse opvoedvragen en mogelijke persoonlijke problemen. Vanuit de Hervormingsagenda Jeugd en de akkoorden GALA en IZA zetten we hier samen met de VNG, gemeenten en partijen uit het veld op in. Door bij te dragen aan het versterken van sociale netwerken van ouders, het stimuleren van cross-linking practices en meer groepsgewijze (preventieve) hulpverlening. Kennisdeling om de sociale- en pedagogische basis te versterken in het alledaagse leven en inzetten op een beweging richting stevige lokale teams zijn belangrijke stappen hierin. Daarnaast zetten we in op het versterken van het informele netwerk rondom een jongeren en de samenwerking met een steunfiguur. Dit is essentieel in het versterken van de sociale basis van ouders en kinderen. Dit doen wij bijvoorbeeld met de JIM-aanpak (Jouw Ingebrachte Mentor), maar ook bijvoorbeeld via het familiegroepsplan. Vanuit de verbindingsroute kinderopvang-onderwijs-zorg wil het kabinet lokale en landelijke partners stimuleren om tot een gezamenlijke aanpak te komen van ondersteuning en zorg in het onderwijs en de opvang.53

In het GALA zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met gemeenten en zorgverzekeraars over het versterken van de sociale basis, mantelzorg en respijtzorg. In 2024 dient iedere gemeente een «beleidsvisie sociale basis» hebben opgesteld. Samen met diverse betrokken partijen in het veld werken wij aan een inzet voor de korte en lange termijn om de sociale basis te versterken.54 Conform de aanbevelingen van de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving is hierbij aandacht voor de diverse lagen van de sociale basis en voor de fysieke aspecten om informele netwerken te stimuleren. Daarnaast zijn in de zorgakkoorden GALA en IZA afgesproken dat elke gemeente een lokale ketenaanpak Kansrijke Start heeft, inclusief de bijbehorende structurele middelen. Hierbij zet het kabinet in op het versterken van het informele netwerk en op thema’s als opvoedingsondersteuning en ouderschap.55 Met IZA werken partijen aan een landelijk dekkend netwerk van laagdrempelige steunpunten, zoals zelfregie- en herstelcentra, waar iedere inwoner toegang tot heeft.56

Tot slot is het uitgangspunt in de Hervormingsagenda om (lichte) ambulante hulp en ondersteuning zoveel mogelijk vorm te geven als (groepsgerichte) vrij toegankelijke voorziening. Vanuit het jeugddomein kan de hulp binnen de wettelijke kaders collectief worden aangeboden (bijvoorbeeld opvoedhulp). We bezien in het kader van het wetsvoorstel reikwijdte hoe we dit verder kunnen stimuleren. Groepsgewijze interventies buiten het jeugddomein, die tegelijkertijd bijdragen aan een beter sociaal netwerk zijn: CenteringZwangerschap en CenteringOuderschap.

Voorlopige CBS-cijfers jeugdzorg

Bijgevoegd bij deze brief ontvangt u de voorlopige CBS-cijfers over het jeugdhulpgebruik in 2023.

– Volgens de voorlopige cijfers van het CBS ontvingen 474.000 jongeren jeugdzorg in 2023, dat is 1 op de 7 jongeren tot 18 jaar en 1 op de 9 jongeren tot 23 jaar. Dit is een toename van 10.000 jongeren (2.2%) t.o.v. 2021.

– Bij de meeste jongeren met jeugdzorg (ruim 469.000) ging het specifiek om jeugdhulp (dus geen jeugdbescherming of jeugdreclassering).

– Het CBS verwacht dat het definitieve aantal jongeren met jeugdhulp met nog ongeveer 8.000 zal toenemen tot 477.000, een stijging van 2,7% t.o.v. 2022.

– De stijging in de jeugdzorg komt het hogere aantal jongeren dat jeugdhulp zonder verblijf kreeg. Dit waren met name meisjes van 12 tot 18 jaar (1 op de 6). Ook was, net als in voorgaande jaren, jeugdhulp zonder verblijf de meest gebruikte vorm van jeugdzorg; hier maakte 447.000 jongeren (94% van het totaal) gebruik van.

– Bij de andere vormen van jeugdzorg was er sprake van een daling van het aantal jongeren t.o.v. 2021 namelijk – 5% onder jongeren met jeugdhulp met verblijf, – 15% onder jongeren met ondertoezichtstelling, – 10% onder jongeren onder voogdij, en – 4% minder jongeren met jeugdreclassering.

– Na een jarenlange daling is het aantal jongeren met jeugdreclassering in 2023 weer toegenomen met 2% t.o.v. 2022. Tegelijkertijd is de gemiddelde duur van een JR-traject in 2023 met 7% gedaald ten opzichte van een jaar eerder.

– Verder kregen jongens in de leeftijd van 8 tot 12 jaar het vaakst jeugdhulp (1 op de 4 jongens) in vergelijking met andere leeftijdsgroepen onder zowel jongens als meisjes. Hetzelfde patroon was zichtbaar in de twee voorgaande jaren.

Meer cijfers over andere ontwikkelingen binnen de jeugdzorg vindt u in de bijgevoegde rapporten.

Monitor effecten verbetermaatregelen uitvoering kinderbescherming

Op 1 januari 2024 en op 1 april 2024 hebben we, conform de motie Hijink, een monitor uitgevoerd bij de GI’s naar de ontwikkeling van het aantal cliënten en medewerkers, de werklast/workload en de wachtlijsten. Uit deze monitor van het Ministerie van JenV komt een verdere verlaging van de caseload naar voren:

Cliënten

– Het totaal aantal jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen in behandeling bij GI’s is verder afgenomen. Van 32.429 cliënten op 1 oktober 2023, naar 32.168 cliënten op 1 januari 2024, tot 32.080 cliënten op 1 april 2024. Een daling van 1% in de periode 1 oktober tot 1 april.

– De dalende trend – die ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek is geconstateerd – zet nog steeds door, maar minder sterk dan in de voorgaande periode. In de periode 1 mei 2023 tot 1 oktober 2023 was sprake van een daling van 2,1%.

Capaciteit en werkdruk

– De formatie aan jeugdbeschermers bij de GI’s is licht toegenomen van 2.543 fte op 1 oktober 2023 naar 2.556 fte op 1 april 2024. Hierin zijn inbegrepen de medewerkers die jeugdreclasseringsmaatregelen uitvoeren en de ondersteunend jeugdbeschermers/jeugdreclasseerders, maar niet de medewerkers met juridische of gedragswetenschappelijke expertise.

– Van het aantal op 1 april 2024 was door onder meer personeelsverloop, ziekteverzuim en inwerken 2.254 fte feitelijk beschikbaar. Dit was 2.122 op 1 oktober 2023. Er is dus sprake van een toename van de inzetbare capaciteit.

– Het personeelsverloop en ziekteverzuim bedroegen op 1 april 2024 respectievelijk 15,0% en 7,0%. Dit was 16,2% respectievelijk 7,1% op 1 oktober 2023. Met name het personeelsverloop is verder gedaald.

– De landelijke gemiddelde organisatieworkload is in de periode 1 oktober 2023 tot 1 april 2024 gedaald van 15,3 naar 14,2 cliënten per jeugdbeschermer.

Deze was 17,1 op 1 december 2022, bij de start van deze monitor. Daarmee zet de daling van de gemiddelde workload van de jeugdbeschermer verder door. De verwachting is dat deze workload met de nieuwe landelijke tarieven in 2024 verder zal dalen.

Wachtlijsten

– Op basis van deze uitvraag komt naar voren dat aan 518 kinderen bij de start van de maatregel niet binnen 5 dagen een jeugdbeschermer is toegewezen. Dit was 319 op 1 oktober 2023. De wachtlijst bij de start is dus toegenomen. Deze toename heeft te maken met regionale verschillen in instroom van nieuwe kinderen (onverwachte toename) en verschillen tussen GI’s in de lengte van de interne wachtlijst (zie onder), waardoor enkele GI’s de voorkeur geven om kinderen die al lang op de interne wachtlijst staan, eerst te helpen. De gemiddelde wachttijd op 1 april 2024 was ca. 34 dagen.

– Daarnaast staan er 825 kinderen op een interne wachtlijst binnen de GI. Dat was 1.179 op 1 oktober 2023. Dit gaat om kinderen die door langdurige ziekte of personeelsverloop bij jeugdbeschermers, nog geen nieuwe vaste jeugdbeschermer hebben. Deze kinderen hebben in de regel wel een plan van aanpak en al (jeugd)hulp. Gemiddeld is sprake van een wachttijd van 47 dagen. Dat was 36 dagen in oktober 2023.

– In totaal (zowel de wachtlijst bij de start als de interne wachtlijst) wachten op 1 april 2024 in 1.343 kinderen langer dan 5 dagen op een jeugdbeschermer. Dat waren 1.498 kinderen op 1 oktober 2023. Daarmee is sprake van een verdere daling van het totale aantal kinderen dat langer dan 5 dagen wacht op een jeugdbeschermer.

– Voor alle kinderen op de wachtlijst geldt dat de GI zicht houdt op de veiligheid van het kind.

Totaal aantal wachtende kinderen 2.072 1.498 1.343

Zij-instroom en landelijke campagne Gecertificeerde Instellingen (GI’s)

De zij-instroomregeling die in 2023 is gestart, blijkt een succes. Bij alle GI’s zijn zij-instromers gestart, in totaal ruim 100 professionals. In de voortgangsbrief Jeugd van 18 oktober 2023 hebben wij aangekondigd dat de zij-instroomregeling voor jeugdbeschermers is uitgebreid met € 5 mln. in zowel 2024 als 2025. Hiervoor is op 30 maart 2024 een nieuwe subsidieregeling gepubliceerd, waardoor GI’s 150 extra zij-instromers kunnen aannemen en opleiden bovenop de eerdere 150 zij-instromers. Voor de vacatures als zij-instromer is veel animo. Daarom verwachten wij wederom dat alle GI’s een subsidieaanvraag zullen doen.

Daarnaast zetten wij ook in op het behoud van jeugdbeschermers. Daarom zijn de GI’s en de Raad voor de Kinderbescherming vorig jaar de landelijke campagne «wat zou jij doen?» gestart. Het doel van de campagne is het werk van jeugdbeschermers, jeugdreclasseerders en raadsonderzoekers beter op de kaart te zetten, zodat meer begrip en waardering ontstaat voor deze beroepsgroep. De campagne is verlengd tot eind 2024. JenV ondersteunt deze opnieuw.

De campagne heeft voor meer interne trots gezorgd onder jeugdbeschermers:

– In een uitvraag onder 194 medewerkers vindt 88% vindt de campagne recht doen aan het betekenisvolle werk.

– De website kreeg tot eind mei 2024 ruim 150.000 unieke bezoekers.

– In totaal zijn er 44 publicaties in de krant, online en uitzendingen op regionale TV en SBS 6.

– In totaal is de online campagne 36 miljoen keer weergegeven, met een bereik van 1,8 miljoen mensen.

Reactie op het rapport «Eisen ten aanzien van jeugdprofessionals in gemeentelijke inkoop van jeugdzorg

VWS hoort van sectorpartijen dat gemeenten aanvullend op de norm van verantwoorde werktoedeling eisen stellen aan de registratie van professionals die worden ingezet in de uitvoering van jeugdzorg. We vonden het daarom relevant om te onderzoeken of en in welke mate deze signalen kloppen en of er grote verschillen zijn tussen gemeenten. Om dit nader in beeld te brengen heeft een onderzoeksbureau (PPRC) in opdracht van het Ministerie van VWS een onderzoek uitgevoerd. Op basis van een analyse van inkoopcontracten in het jaar 2023 van 260 gemeenten is in kaart gebracht welke eisen in de contractdocumenten worden gesteld aan jeugdprofessionals. Ook is hierbij specifiek gekeken naar verschillende zorgvormen.

De conclusie van het onderzoek is:

– In 61% van de lopende contracten wordt de norm van verantwoorde werktoedeling toegepast.

– Bij 35% van de geanalyseerde contracten worden aanvullende eisen aan jeugdzorgprofessionals gesteld. Bij de overige contracten worden geen eisen gesteld aan jeugdprofessionals.

– Uit de analyse per zorgvorm volgt dat er geen grote verschillen tussen de zorgvormen bestaan. Wel valt op dat gemeenten het vaakst bij pleegzorg de eis van SKJ-registratie stellen.

– Bij daghulp stellen gemeenten het minst vaak eisen aan jeugdprofessionals.

Verder stellen gemeenten die inkopen in grotere samenwerkingsverbanden vaker aanvullende eisen bij jeugdzorg met verblijf. Het rapport biedt interessante aanknopingspunten voor nadere bespreking met sectorpartijen en biedt inzichten die we meenemen in lopende trajecten.

WODC-onderzoek: vroegtijdig ingrijpen op antisociaal gedrag 0–15 jarigen

Door het WODC is onderzoek gedaan naar aanknopingspunten voor interventies die gericht zijn op het voorkomen van het ontwikkelen van (ernstig) crimineel gedrag bij kinderen in hun vroege adolescentie (9–15 jaar).57 De bevindingen van het onderzoek sluiten aan bij de aanpak preventie van jeugdcriminaliteit.

– De resultaten in het rapport benadrukken het belang van gezond opgroeien en het versterken van een goed opgroeiklimaat nog vóór er sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag.

– In grote lijnen is er consensus over het inzetten van interventies gericht op bijsturen in reactie op zorgwekkende signalen (primaire preventie) of op het stoppen en ombuigen van delictgedrag (secundaire preventie). In de praktijk geven professionals de voorkeur aan interventies gericht op het kind, het gezin en school om bijtijds in te grijpen op een antisociale ontwikkeling.

– Bij jongeren onder 11 jaar is het advies terughoudend te zijn bij het repressief ingrijpen. Hierbij gaat het om contact met politie, een melding bij Veilig Thuis of toezicht door Jeugdhulp.

– Er is minder overeenstemming over repressief ingrijpen bij jonge adolescenten tussen 12–15 jaar. Zo wordt er getwijfeld aan het nut van gesloten plaatsing van jongeren tussen 12–15 jaar, omdat gedwongen ingrijpen de vertrouwensrelatie tussen professional en cliënt negatief kan beïnvloeden.

– Het multimodaal inzetten van interventies blijkt van meerwaarde, omdat dit het effect van een interventie kan versterken. De wijze waarop multimodale inzet van interventies het meeste effect heeft, vergt nader onderzoek.

Deze inzichten zijn van belang voor het bevorderen van de huidige jeugdaanpak. De effectiviteit van interventies krijgen een plek in het programma Preventie met Gezag en de resultaten en bevindingen in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming.

BIJLAGE 3 – OVERIGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN

In deze bijlage gaan wij achtereenvolgens in op:

– Effectiviteit van methodes voor mentale weerbaarheid van jongeren

– Database effectieve jeugdinterventies verbreden tot een pragmatisch instrument

– Buurtvaders

– Structurele financiële ondersteuning voor organisaties voor jongeren in een kwetsbare positie

– Verantwoordingseisen en toezicht door gemeenten op jeugdhulpaanbieders

– Wachttijdbemiddeling

– Evaluatie bestuurlijke akkoorden ten aanzien van pleegzorg en gezinshuizen

– Evaluatie bestuurlijke akkoorden ten aanzien van pleegzorg en gezinshuizen

– Structurele borging pleegzorg.nl

– Ontschotting tussen jeugdzorg, GGZ, onderwijs en justitie

– Handvatten voor ontwikkeling tarieven in beeld brengen

– Tariefdifferentiatie

– Werking delegatiebepalingen in een gedecentraliseerd stelsel

– 18-/18+

– Schaduwgezinnen

– Onderzoek Berenschot: Druk op de Keten

Effectiviteit van methodes voor mentale weerbaarheid van jongeren

De motie van het lid Synhaeve (D66) verzoekt de regering in gesprek te gaan met onder andere het Nederlands Jeugdinstituut om de effectiviteit van methodes voor mentale weerbaarheid van jongeren te laten vaststellen.58 De databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut en de database «gezond en actief leven» van het RIVM bevatten effectieve interventies voor scholen en kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Deze interventies vragen om een goede implementatie en een integrale aanpak. Hierdoor kan de school bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren en kunnen mentale problemen worden voorkomen. Het programma «Welbevinden op school» ondersteunt professionals hierbij.

Wij zijn nog in gesprek met kennis- en onderwijspartners om te bepalen of de bestaande instrumenten voldoende bekend zijn en wat aanvullend nodig is. Trimbos werkt aan een vernieuwde factsheet «Mentale weerbaarheid en mentaal welbevinden in de schoolsetting» waarin zij de effectiviteit van interventies op dit gebied bespreken. Deze factsheet zal scholen helpen bij de implementatie van effectieve interventies. Hiermee hebben wij invulling gegeven aan de motie.

Database effectieve jeugdinterventies verbreden tot een pragmatisch instrument

De motie van het lid Tielen (VVD) verzoekt de regering in overleg met het Nederlands Jeugdinstituut de database effectieve jeugdinterventies te verbreden tot een pragmatisch instrument.

Aan aanbieders en interventies bestaat een grote hoeveelheid, maar de effectiviteit van jeugdhulp is vaak onduidelijk. Daarom is er behoefte aan een pragmatisch instrument dat professionals, aanbieders en gemeenten helpt bij het kiezen van effectieve interventies en werkzame elementen. De Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) bevat ruim 200 programma’s voor hulp bij opgroeien en opvoeden. De interventies voldoen aan selectiecriteria en zijn door een onafhankelijke erkenningscommissie beoordeeld. De erkenningsprocedure duurt gemiddeld negen maanden en omvat: aanmelden, eerste selectie, beschrijven en onderbouwen, beoordeling, publicatie en een herbeoordeling na vijf jaar. Dit proces is langdurig en kostbaar, waardoor niet alle beschikbare interventies in de databank staan.

Psychosociale problemen van kinderen en gezinnen kunnen veel verschillende oorzaken hebben vereisen een verschillende aanpak. Hulpverleners bepalen vaak zelf welke interventies ze inzetten, gebaseerd op ervaring en beschikbare middelen. Omdat er veel varianten van interventies bestaan, is kennis van de werkzame elementen cruciaal. Het consortium «Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd» onderzoekt welke (delen van) interventies het beste werken, wanneer, bij wie en door wie.

Onderzoekers van dit consortium hebben de Keuzehulp Kernelementen ontwikkeld, een hulpmiddel voor professionals en ouders om de juiste aanpak en interventies te kiezen op basis van richtlijnen en kwaliteitskaders.59 Deze zomer wordt de Keuzehulp gepubliceerd op de website van het NJi. Hiermee geven wij invulling aan de motie.

Buurtvaders

Voorbeelden van initiatieven:

In Den Haag worden Zuidwest Buurt Interventieteams ingezet. Deze teams worden gevormd door groepen bewoners die op vrijwillige basis jongeren aanspreken op hun gedrag.

In Utrecht Overvecht bestaat het initiatief «stadsmakers», een netwerk van ongeveer 70 actieve bewoners. Dit zijn buurtvaders, -moeders en -jongeren die actief zijn tijdens Oud en Nieuw, maar ook tijdens recente ongeregeldheden in de wijk.

In Delft West wordt een kartrekker aangesteld voor de inzet op sleutelfiguren, om onder andere bij te dragen aan het signaleren, voorkomen en tegengaan van criminaliteit onder jongeren.

Het lid Ceder (CU) verzoekt de regering om initiatieven gericht op sociale controle en voorbeeld-figuren in de vorm van buurtvaders, voor wie jeugdigen respect hebben, in kaart te brengen en een voorstel uit te werken hoe gemeenten met kwetsbare wijken deze initiatieven in eigen context vorm kunnen geven, en de Kamer hierover te informeren voor het zomerreces.60

De initiatieven zijn geïnventariseerd in de twintig NPLV-gebieden. Dit zijn kwetsbare wijken waar de leefbaarheid en veiligheid structureel onder druk staan. Gekeken is naar:

– Initiatieven die betrekking hebben op de inzet van buurtvaders, -moeders of -ouders.

– Initiatieven die gebruik maken van rolmodellen of sleutelpersonen om overlast en criminaliteit onder jongeren tegen te gaan.

Deze inventarisatie is gedaan op basis van de gebieds-/programmaplannen en uitvoeringsplannen van de twintig NPLV-gebieden. De aanvragen voor de SPUK Kansrijke Wijk zijn betrokken voor het onderdeel Veerkracht en Weerbaarheid, waarmee initiatieven t.b.v. sociale controle en voorbeeldfiguren gefinancierd kunnen worden (met middelen van het Ministerie van SZW). Het is aan de lokale partijen om hier invulling aan te geven en de initiatieven te ondersteunen of organiseren. Ook de lokale projecten van SZW op het gebied van «weerbare en gesloten gemeenschappen» in de focusgebieden zijn meegenomen in de inventarisatie.

We geven ook invulling aan het tweede deel van de motie. In het project «weerbare gemeenschappen» ondersteunt en adviseert de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van SZW gemeenten bij het versterken van wederkerige samenwerking met hun lokale gemeenschappen voor het vergroten van de sociale controle en cohesie in de wijk ter bevordering van de veiligheid. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid financiert het project vanuit de brede domeinoverstijgende preventie aanpak jeugdcriminaliteit (het programma Preventie met Gezag). Het ESS gaat naast de gemeente staan om een weerbare gemeenschap te vormen in de kwetsbare wijken, door in te zetten op:

– ondersteuning en advisering door de ontwikkeling en verspreiding van methodische handreikingen kennis en praktijkvoorbeelden;

– het stimuleren van kennisuitwisseling tussen gemeenten;

– financiering.

Initiatieven worden in samenspraak tussen burgers, gemeenten en veiligheidspartners ontwikkeld.61

– Om gemeenten te inspireren is het project Buurtvaders in Laak uitgelicht.62

– Ook is er een themadag georganiseerd over netwerken en samenwerken met gemeenschappen in de preventie van jeugdcriminaliteit. 63

– Aan het einde van het jaar wordt een handreiking opgeleverd waar alle gemeenten mee aan de slag kunnen.

– Ook worden de inzichten via de website Sociale Stabiliteit breed toegankelijk gemaakt voor alle gemeenten.64

– Daarnaast is er in het kader van de eerdergenoemde SPUK Kansrijke Wijk een leerkring Veerkracht en Weerbaarheid voor de 20 NPLV-gebieden, waarin aandacht zal zijn voor werken met dit soort initiatieven.

Structurele financiële ondersteuning voor organisaties voor jongeren in een kwetsbare positie

De motie van het lid Westerveld (GL/PvdA) verzoekt de regering te onderzoeken hoe organisaties voor jongeren in een kwetsbare positie structureel financieel kunnen worden ondersteund.65 De leden Westerveld (GL/PvdA) en Drost (CU) verzoeken de Minister van OCW om jongerenorganisaties, die de belangen van jongeren in de jeugdzorg en jongeren met een beperking vertegenwoordigen, beter te faciliteren.66

Het is belangrijk jongeren en ervaringsdeskundigen te betrekken bij het beleid dat over hen gaat omdat de kennis en expertise van grote meerwaarde is voor beleidsontwikkeling. Daarom sluiten zij steeds vaker structureel aan bij overleggen binnen verschillende ministeries en werken verschillende ministeries samen met jongerenorganisaties. Voor de werkzaamheden ontvangen de jongeren een passende vergoeding.

Vanaf 2024 is de subsidieregeling voor patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) 2024–2028 herzien. Pg-organisaties met een bredere focus, die ook kijken naar jongeren met chronische ziekten of in kwetsbare posities zoals een verleden met jeugdzorg, krijgen meer ruimte. Bijvoorbeeld de organisatie JongPIT: zij behartigen de belangen van jongeren met een beperking. Een vaste voorwaarde is wel dat er een aantoonbare relatie moet zijn met aandoeningen uit de ICD-11 of de DSM-5 om de stem van mensen met aandoeningen of beperkingen te versterken.67 Hierdoor kunnen niet alle organisaties voor kwetsbare jongeren een subsidie ontvangen. Hoewel sommige organisaties voor kwetsbare jongeren geen structurele steun krijgen, investeren we wel in hun betrokkenheid bij beleid. Ook kijken we naar passende financieringsvormen, zoals vrijwilligersvergoedingen, opdrachten of projectsubsidies. We maken gebruik van de ontwikkelde vergoedingenkaart voor het inzetten van ervaringsdeskundigen. Met deze beantwoording beschouwing wij de moties als afgedaan.

Verantwoordingseisen en toezicht door gemeenten op jeugdhulpaanbieders

Het lid Dobbe (SP) en het lid Synhaeve (D66) verzoeken de regering in hun motie om samen met jeugdhulpmedewerkers, jeugdhulpaanbieders en gemeenten uniforme toetsingskaders op te stellen die van toepassing zijn op alle jeugdhulpaanbieders inclusief onderaannemers.68 Gemeenten maken voor hun toezichtstaak o.a. gebruik van de openbaar beschikbare verantwoordingsinformatie van jeugdhulpaanbieders en GI’s in DigiMV en hebben hiernaast vanuit hun toezicht- en inzichtbehoefte soms ook eigen databases opgezet. Dit laatste kan leiden tot extra uitvragen en een toename in administratieve lasten voor aanbieders. Eén van de ambities van de Hervormingsagenda is komen tot betere kwaliteit en beschikbaarheid van data en een betere landelijke integrale monitoring, die inzicht genereert in de werking van het jeugdzorgstelsel over de jaren heen. Daarnaast is ook het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» en het wetsvoorstel «Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders» relevant. Op dit moment voeren we een verkenning uit rondom de mogelijkheden en kwaliteit van informatie in DigiMV om knelpunten beter in beeld te krijgen. In het kader van deze verkenning vinden gesprekken plaats met betrokken partijen zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Jeugdautoriteit, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), en brancheverenigingen van jeugdhulpaanbieders. Het verzoek, zoals gesteld in de motie, zal ook in deze verkenning meegenomen worden. Wij zullen u in de volgende voortgangsbrief informeren over de laatste stand van zaken rondom deze verkenning.

Wachttijdbemiddeling

De motie van het lid Den Haan verzoekt de regering de functie van wachttijdbemiddeling nader te onderzoeken.69 In het wetsvoorstel «Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» stellen wij voor bepaalde schaarse zorgvormen verplicht op (minimaal) regionaal niveau in te kopen. Een deel van de jeugdhulpregio’s werkt al op deze manier, voor andere regio’s betekent dit dat zij meer of beter moeten gaan samenwerken om te komen tot een toereikend aanbod van zorg.

Wachttijdbemiddeling kan een effectief instrument zijn voor de regio’s. Het is belangrijk dat dit goed wordt georganiseerd door middel van:

– een centraal schakelpunt dat gezamenlijk zoekt naar oplossingen en gezamenlijke verantwoordelijkheid draagt,

– inhoudelijke expertise integraal wordt ingezet,

– het zorgvuldig stellen van prioriteiten.

Een voorbeeld hiervan is de zorgbemiddelingstafel (ZBT). Een ZBT is een regionaal/centraal schakelpunt voor de toeleiding naar met name jeugdhulp met verblijf dat jeugdigen koppelt aan de juiste jeugdhulp op basis van kennis van het totale jeugdhulpaanbod, capaciteit en eventuele bestaande wachtlijsten. Belangrijk is een juiste prioritering in plaats van het snel vinden van één plek, ruimte voor professionals om in lokale en regionale context de juiste afweging te kunnen maken. Het staat gemeenten en regio’s vrij om wachttijdbemiddeling in te richten op een manier die past bij de lokale en regionale situatie. Hier ligt geen taak voor het Rijk. Wij beschouwen de motie hiermee als afgedaan.

Evaluatie bestuurlijke akkoorden ten aanzien van pleegzorg en gezinshuizen

Het lid Raemakers (D66) en het lid Ceder (CU) hebben de regering in hun motie verzocht de bestuurlijke akkoorden ten aanzien van pleegzorg en gezinshuizen goed te evalueren en de uitkomsten mee te nemen in het besluit over wettelijke verankering van de duur van gezinshuizen.70 De uitkomsten zijn voor ons aanleiding om met gemeenten en aanbieders in gesprek te gaan. Verlengde pleegzorg is inmiddels wettelijk vastgelegd. Dit moet in praktijk ook zo worden uitgevoerd als pleegkind en pleegouders dit willen. Daarnaast gaan wij voor gezinshuizen in gesprek over het beter invulling geven aan de mogelijkheden voor verlenging van verblijf in het gezinshuis. Hierbij houden we rekening met wens en belang van het kind. Wij informeren uw Kamer dit najaar over de opbrengsten en nemen hierin ook eventuele wettelijke mogelijkheden voor gezinshuizen mee.

Oplossingsrichtingen voor de vergoeding van kinderopvang voor pleegouders

De motie van het lid Den Haan (fractie Den Haan) c.s. verzoekt de regering in overleg te gaan over mogelijke structurele oplossingsrichtingen voor de vergoeding van kinderopvang voor pleegouders.71 Het onderzoek naar de kosten die pleegouders maken is recent afgerond en vindt u in de bijlage. Samen met de sector gaan wij in gesprek over wat de uitkomsten van dit onderzoek betekenen. Dit najaar zullen wij uw Kamer hierover nader informeren.

Structurele borging pleegzorg.nl

Het lid Ceder (CU) vroeg tijdens het WGO Jeugd van 29 januari jl. om te voorzien in structurele borging voor de website pleegzorg.nl. Wij onderstrepen het belang van pleegzorg.nl, omdat de webpagina fungeert als vaste informatiebron voor veel pleegouders. In de Handreiking Tarifering en Inkoop Pleegzorg72 is een bijdrage voor platform pleegzorg.nl inmiddels onderdeel van het reguliere tarief pleegzorg. Wij hechten veel waarde aan de continuering van pleegzorg.nl. Daarom houden wij de ontwikkelingen rondom de financiering nauwlettend in de gaten.

Ontschotting tussen jeugdzorg, GGZ, onderwijs en justitie

De motie van het lid Ceder (CU) c.s. over «voorbereidingen treffen om ontschotting tussen onder andere jeugdzorg, ggz, onderwijs en justitie mogelijk te maken» betrekken wij bij de uitwerking van een nieuw financieringsmodel jeugd, één van de afspraken uit de Hervormingsagenda.73

Handvatten voor ontwikkeling tarieven in beeld brengen

De motie van het lid Raemakers (D66) over het in te richten kennis- en informatiepunt van de Jeugdautoriteit vraagt vóór de zomer 2024 in beeld te brengen welke handvatten benodigd zijn voor de ontwikkeling van tarieven, en hierover de Kamer te informeren. Samen met de Jeugdautoriteit werken wij aan het uitvoeren van de motie. De handvatten zijn momenteel in ontwikkeling. 74

Tariefdifferentiatie

De motie Mohandis (GL/PvdA) c.s. vraagt de regering om zich tot het uiterste in te spannen om, in samenspraak met de Kamer, te zorgen dat:

– de regelgeving voor reële tarieven begin 2024 van kracht is;

– de wetgeving voor regionale en landelijke inkoop van (hoog)specialistische jeugdzorg voor juli 2024 bekrachtigd is;

– de wetgeving voor het waarborgen van een integere bedrijfsvoering in juli 2024 bekrachtigd is.75

Voorts is de regering gevraagd de bijhorende lagere regelgeving op zo kort mogelijke termijn in werking te laten treden. Conform de motie Mohandis c.s. is de amvb reële prijzen Jeugdwet op 27 maart jl. gepubliceerd in het Staatsblad en zal de amvb met ingang van 1 juli 2024 in werking treden.76 Daarnaast is het wetsvoorstel «Wet Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg», dat onder andere betrekking heeft op de regionale en landelijke inkoop van (hoog-)specialistische jeugdzorg, in april jl. bij uw Kamer ingediend. De lagere regelgeving bij dit wetsvoorstel werken wij momenteel uit en zal gelijktijdig met het wetsvoorstel in werking treden. Tot slot is het wetvoorstel «Wet Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders» in maart jl. voorgelegd aan de afdeling advisering van de Raad van State.

Werking delegatiebepalingen in een gedecentraliseerd stelsel

In deze motie van het lid Bergkamp (D66) c.s. is geconstateerd dat in de huidige Jeugdwet een delegatiebepaling is opgenomen om samenwerking tussen gemeenten te verplichten en dat deze delegatiebepaling en de mogelijk preventieve werking van delegatie-bepalingen in een gedecentraliseerd stelsel goed geëvalueerd dienen te worden.77 In het wetsvoorstel «Wet Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» stellen wij voor de samenwerking tussen gemeenten bij de inkoop van bepaalde vormen van jeugdzorg verplicht op wetsniveau te regelen en de voormelde delegatiebepaling te schrappen. Gelet hierop beschouwen wij deze motie als afgedaan.

18-/18+

In de voortgangsbrief van 18 december 2023 hebben wij toegezegd een update te geven over het onderzoek naar de belemmeringen, praktijkvoorbeelden, het beter meenemen van wensen van jongeren, de wijze waarop een omkering van de bewijslast een rol kan spelen en de effecten daarvan.78 Dit onderzoek is gestart.

Wij verwachten uw Kamer in het najaar van 2024 te informeren over de resultaten van dit onderzoek.

Schaduwgezinnen

Ter uitvoering van de toezegging tijdens het Wetgevingsoverleg op 29 januari jl. kunnen wij u berichten dat er inmiddels vanuit VWS een gesprek heeft plaatsgevonden met OCW, de PO-Raad en mw. Doornbos van Schaduwgezin om te kijken hoe schaduwgezinnen in omgeving van school nog beter verbonden kunnen worden aan het onderwijs, bijvoorbeeld via de brugfunctionarissen. Dit wordt de komende tijd verder uitgewerkt.

Onderzoek Berenschot: Druk op de Keten

In de verzamelbrief van 18 december 2023 heb wij uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek Druk op de Keten.79 Een nieuw kabinet zal zorgdragen voor een integrale beleidsreactie op het onderzoek. Wij verwachten uw Kamer na de zomer van 2024 de beleidsreactie op het onderzoek te sturen.


  1. Factsheet-JeugdzorgPlus-2023.pdf (jeugdzorgnederland.nl↩︎

  2. StatLine – Kerncijfers over jeugdzorg (cbs.nl)↩︎

  3. Mentale gezondheid jongeren | RIVM↩︎

  4. Kinderen uit de knel | Advies | Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (raadrvs.nl)↩︎

  5. Stichting JIM werkt samen met negen organisaties uit de jeugdzorg aan JIMpact: Enver, Levvel, entrea lindenhout, iHUB, Via Jeugd, Wij Groningen, Youké, Sterk Huis en Jarabee.↩︎

  6. Kamerstukken II, 2022/23, 30 169, nr. 75↩︎

  7. https://vng.nl/nieuws/richtinggevend-kader-voor-toegang-sociaal-domein-vastgesteld↩︎

  8. Kamerstukken II, 2023–2024, 36 546, nr. 5↩︎

  9. Kamerstukken II, 2023–2024, 36 546, nr. 5↩︎

  10. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 1003↩︎

  11. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 1002↩︎

  12. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 765, nr. 846↩︎

  13. Kleinschalig verblijf voor kinderen en jongeren in de jeugdhulp (awrj.nl)↩︎

  14. Omgaan met dilemma’s rond vrijheidsbeperking in open jeugdhulp met verblijf. Een handreiking voor professionals, Nederlands Jeugdinstituut, 2024.↩︎

  15. https://jeugdwelzijnsberaad.nl/projecten/zak-en-kleedgeld/↩︎

  16. Kamerstukken II, 2023/24, 31 839, nr. 1020↩︎

  17. Kamerstuk 31 839, nr. 1006↩︎

  18. Kamerstuk 31 839, nr. 1004↩︎

  19. Kamerstuk 31 839, nr. 1001↩︎

  20. Kamerstukken II 2022/2023, 31 839, nr. 965↩︎

  21. Kamerstukken II 2023–2024, 31 839, nr. 984↩︎

  22. Kamerstukken II, 2022/23, 31 839, nr. 963↩︎

  23. Kamerstukken II, 2023/2034, 31 839, nr. 1018↩︎

  24. Het onafhankelijk advies ter voorbereiding op de uitspraak van de kinderrechter over kinderbeschermingsmaatregelen.↩︎

  25. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 985↩︎

  26. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 990↩︎

  27. Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd: Toezicht bij de jeugdbescherming en jeugdreclassering (IGJ/IJenV, november 2019). Zie ook: Stand van zaken jeugdbeschermingsketen (IGJ/IJenV, mei 2022).↩︎

  28. PowerPoint-presentatie (ggdghor.nl)↩︎

  29. Kamerstukken II, 2023–2024, 25 424, nr. 677↩︎

  30. Kamerstukken II, 2022–2023, 36 200 XVI, nr. 134↩︎

  31. Regeling specifieke uitkering vergroten van beschikbaarheid van acute jeugd-ggz capaciteit↩︎

  32. Kamerbrief toezeggingen commissiedebat jeugd oktober 2021↩︎

  33. Kamerbrief stand van zaken jeugdzorg november 2022↩︎

  34. Kamerbrief voorgangsbrief jeugd juni 2023↩︎

  35. Detail 2019D36395 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  36. Toezegging gedaan in commissiedebat over jeugdbescherming (25 oktober 2023)↩︎

  37. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 990.↩︎

  38. Inhoudelijke communicatie ouders en jeugdigen op het snijvlak van het vrijwillige en gedwongen kader, adviesrapport van Van Montfoort, 1 mei 2024.↩︎

  39. Ook vermeld in de voortgangsbrief Jeugd van 20 juni 2023↩︎

  40. Aspectu, 2022 Onderzoek naar de opbouw en ontwikkeling van gebruik en kosten van voorzieningen uit de Jeugdwet)↩︎

  41. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 1008↩︎

  42. Kinderen uit de knel – Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (raadrvs.nl)↩︎

  43. Voor Nederland trad het IVRK op 8 maart 1995 in werking: Verdrag inzake de rechten van het kind, New York 20 december 1989, trb.1995, 92.↩︎

  44. In artikelen 4 en 18 van het IVRK is vastgesteld dat de overheid «alle passende wettelijke, bestuurlijke en andere maatregelen moet nemen om de in het verdrag erkende rechten van kinderen te verwezenlijken». En dat de overheid «alles moet doen wat in haar vermogen ligt om erkenning te verzekeren van het beginsel dat ouders de ouderlijke verantwoordelijkheid dragen én ouders passende bijstand verlenen bij de uitoefening van deze verantwoordelijkheid↩︎

  45. Kamerstuk 35 883, nr. 3↩︎

  46. SZW geeft opvolging aan de raadsaanbeveling ten aanzien van Kindgarantie met het doel om de vicieuze cirkel van armoede en sociale exclusie te doorbreken door onder meer integraal samen te werken, waaronder op «ouderdomeinen».↩︎

  47. Kamerstuk 24 515, nr. 696↩︎

  48. Kamerstuk 36 512, nr. 5↩︎

  49. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling | Augeo↩︎

  50. ZonMW voert daarnaast zes experimenten uit variërend van geboortezorg tot zorg in de jeugdbescherming en gezinnen waarbij sprake is van huiselijk geweld, tot casuïstiek rond kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP)↩︎

  51. Kamerstuk 33 836, nr. 90↩︎

  52. Kamerstuk 36 295, nr. 1 – 4 (30 januari 2023 ingediend bij uw Kamer en is momenteel controversieel verklaard)↩︎

  53. Kinderopvang en het onderwijs vormen een belangrijk onderdeel van de pedagogische basis. De focus ligt hierbij op 0–6 jaar zodat kinderen zich zo optimaal kunnen ontwikkelen↩︎

  54. O.a. Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk, Sociaal Werk Nederland, de VNG en Mantelzorg NL↩︎

  55. Pharos en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg (NCJ) hebben samen met VWS en een expertgroep (op het gebied van ouderschap, opvoeden en kinderen, waaronder het NJI) een visiedocument over ouderschap opgesteld: OOK in Balans. In 2024 organiseert Pharos ook een leertraject ouderschap met een aantal lokale kansrijke start coalities.↩︎

  56. Dit wordt gerund door ervaringsdeskundige en vrijwilligers, ondersteund door sociaal werkers en in verbinding met ggz-professionals. Deze laagdrempelige steunpunten zijn ook toegankelijk voor ouders, die een hulpvraag hebben.↩︎

  57. Vroegtijdig ingrijpen op antisociaal gedrag 0–15 jarigen: «wat als je het de praktijk vraagt?», WODC rapport, december 2023.↩︎

  58. Kamerstukken II, 2023–2024, 36 410 XVI, nr. 96↩︎

  59. https://projecten.zonmw.nl/nl/project/keuzehulp-kernelementen-jeugdhulp↩︎

  60. Kamerstukken II, 2023–2024, 36 410 XVI, nr. 103↩︎

  61. Daarbij worden onder andere de adviezen gebruikt uit: de kennissynthese: Versterking samenwerking met lokale (hechte) gemeenschappen & weerbaarheid tegen ondermijnende (jeugd)criminaliteit (S. Noor en S. Adiembaks); de rapporten Community Bases Veiligheid van Movisie https://www.socialestabiliteit.nl/publicaties/publicaties/2024/05/07/verkenning-community-based-veiligheid; en de Kracht van Informele Netwerken van het Kennisplatform Inclusief Samenleven https://www.kis.nl/publicatie/rapport-de-kracht-van-informele-netwerken.↩︎

  62. https://www.socialestabiliteit.nl/praktijkverhalen/we-doen-dit-niet-voor-maar-met-de-gemeenschap en https://www.socialestabiliteit.nl/praktijkverhalen/als-gemeente-moet-je-ook-pragmatisch-kunnen-zijn↩︎

  63. https://www.socialestabiliteit.nl/publicaties/publicaties/2024/05/08/verslag-tweede-bijeenkomst-project-weerbare-gemeenschappen-tegen-ondermijning↩︎

  64. https://www.socialestabiliteit.nl/weerbare-gemeenschappen-tegen-ondermijning↩︎

  65. 36 410 XVI, nr. 95↩︎

  66. Kamerstukken II, 2022–2023, 31 839, nr. 955↩︎

  67. file (overheid.nl)↩︎

  68. Kamerstukken II, 2023–2024, 36 410 XVI, nr. 100↩︎

  69. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 957↩︎

  70. Kamerstuk 35 833, nr. 22↩︎

  71. Kamerstuk 31 839, nr. 956↩︎

  72. file (overheid.nl)↩︎

  73. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 1009↩︎

  74. Kamerstukken II, 2023–2024, 31 839, nr. 980↩︎

  75. Kamerstukken II 2022–2023, 31 839, nr. 951↩︎

  76. Stb. 2024, 69.↩︎

  77. Kamerstukken II 2018–2019, 34 857, nr. 14↩︎

  78. Kamerbrief voortgangsbrief Jeugd december 2023↩︎

  79. Druk op de Keten, Berenschot, november 2023.↩︎