Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 25 juni 2024 (Kamerstuk 21501-02-2913)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2024D26702, datum: 2024-06-24, bijgewerkt: 2024-08-05 14:03, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2915).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
- Beslisnota bij Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 25 juni 2024 (Kamerstuk 21501-02-2913)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2915 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2024Z11186:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-06-25 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-12 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2915 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 juni 2024
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 14 juni 2024 over de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 25 juni 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2913), over de brief van 30 mei 2024 over het Verslag Raad Algemene Zaken van 21 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2910), over de brief van 19 april 2024 over de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2887) en over de brief van 17 mei 2024 over het Jaarbericht 2023. Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie van de EU (Kamerstuk 36 410 V, nr. 83).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 juni 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
Inhoudsopgave
• | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon | 2 |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon | 2 |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon | 4 |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon | 6 |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon | 6 |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon | 14 |
• | Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon | 15 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda die 25 juni besproken gaat worden en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
Deze leden zijn bezorgd over het Europees Democratieschild en hebben hier nog wat vragen over. Zij vragen wie namens de Europese Unie gaat bepalen wat betrouwbaar nieuws en wat nep-nieuws is. Wordt daar een Eurocommissaris voor aangesteld? Er wordt gesproken over kwaadwillende beïnvloeding. Wat zal de EU daaronder kunnen verstaan? Voornoemde leden vragen of dat in de praktijk kan betekenen dat de EU actief nieuws dat zij als nep-nieuws betitelt, gaat censureren en dat mogelijkerwijs ook politiek onwelgevallige meningen als dusdanig geïnterpreteerd kunnen worden.
1.
Antwoord van het kabinet:
Voor zover bekend is het Europees Democratieschild op dit moment enkel een initiatief genoemd in een speech van Ursula von der Leyen bij de Copenhagen Democracy Summit, waar zij sprak vanuit haar rol als Spitzenkandidaat van de Europese Volkspartij. Het is niet aan het kabinet om hierop te reageren. Als de Commissie met een voorstel komt, wordt uw Kamer hier via de geëigende procedures over geïnformeerd.
Het kabinet benadrukt dat de verspreiding van desinformatie, uit zowel binnen- als buitenland, een risico vormt voor het vrije en open debat. Voor het behoud van een veilige en productieve informatie-omgeving acht het kabinet het van cruciaal belang dat Nederland en de EU maatregelen nemen om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan en de impact van desinformatie te mitigeren en daarbij de grondrechten te blijven waarborgen, in lijn met de Rijksbrede Strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.1
Ook hebben de leden van de PVV-fractie nog enkele vragen over de tegenstrijdige houding van het demissionaire kabinet met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen van Moldavië. Aan de ene kant zegt het kabinet dat ze het perspectief van Moldavië om toe te treden steunt, anderzijds zegt het kabinet uit te zien naar de beoordeling van de Europese Commissie waaruit moet blijken of Moldavië de noodzakelijke stappen heeft gezet, voordat het onderhandelingsraamwerk voor toetreding kan worden vastgesteld. Voornoemde leden vragen opheldering over deze tegenstrijdige houding en of het oordeel over het perspectief van Moldavië tot toetreding niet ondergeschikt zou moeten zijn aan de beoordeling van de Europese Commissie.
2.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet steunt het toetredingsproces, gebaseerd op eigen merites, en het EU-perspectief van Moldavië. In december 2023 besloot de Europese Raad (ER) de toetredingsonderhandelingen met Moldavië te openen, en nodigde de Raad uit om het onderhandelingsraamwerk aan te nemen zodra Moldavië de relevante stappen had gezet, in lijn met Commissie-aanbeveling van 8 november 2023. Op 7 juni legde de Commissie in het Comité van permanente vertegenwoordigers een verklaring af over de voortgang van Moldavië, waarin het oordeelt dat Moldavië de overige voor deze fase relevante stappen heeft gezet, en daarmee aan de aanbeveling van de Commissie heeft voldaan.2 Zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda deelt het kabinet dit oordeel van de Commissie. Op basis hiervan is Nederland voornemens in te stemmen met het vaststellen van het onderhandelingsraamwerk voor Moldavië en de organisatie van de eerste Intergouvernementele Conferentie met Moldavië, conform het strikt, fair en betrokken uitbreidingsbeleid.
Wat Oekraïne betreft zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat het vaststellen van de onderhandelingskaders voor Oekraïne, een land in oorlog, in dit stadium uiterst ontijdig is en vragen waarom het kabinet hier toch voor opteert.
3.
Antwoord van het kabinet:
In december 2023 besloot de ER de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne te openen, en nodigde de ER de Raad uit om het onderhandelingsraamwerk met het land aan te nemen zodra het de relevante stappen heeft gezet, in lijn met de Commissie-aanbeveling van 8 november 2023.3 Op 7 juni legde de Commissie in het Comité van permanente vertegenwoordigers een verklaring af over de voortgang van Oekraïne, waarin het oordeelt dat het land de voor deze fase relevante stappen heeft gezet en daarmee aan de aanbeveling van de Commissie van 8 november 2023 heeft voldaan. Zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda deelt het kabinet dit oordeel van de Commissie.4 Op basis hiervan is Nederland voornemens in te stemmen met het vaststellen van het onderhandelingsraamwerk voor Oekraïne en de organisatie van de eerste Intergouvernementele Conferentie met het land, conform het strikt, fair en betrokken uitbreidingsbeleid.
De EU-verdragen verzetten zich niet tegen het openen van toetredingsonderhandelingen met een land dat zich in een gewapend conflict bevindt. Voor toetreding dient wel te worden voldaan aan de toetredingscriteria die opgenomen zijn in artikel 49 VEU en de Kopenhagen-criteria. Wanneer de toetredingsonderhandelingen geopend worden, begint een lang en complex proces waarbij de Kopenhagencriteria, en de overname en implementatie van het EU-acquis, als uitgangspunt gelden voor de beoordeling van de voortgang van kandidaat-lidstaten. Dit proces kan jaren duren. Oekraïne bevindt zich aan het begin van het EU-toetredingsproces en van toetreding is op dit moment geen sprake. De veiligheid, stabiliteit en externe betrekkingen van de kandidaat-lidstaat zijn onderdeel van de toetredingsonderhandelingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 25 juni 2024. Zij hebben nog enkele vragen.
Hervorming artikel 7-procudere
Al geruime tijd staat in Hongarije, en in toenemende mate ook in Slowakije, de rechtsstaat onder druk. Dat is gevaarlijk voor de werking en slagkracht van de Unie. Daarom is het wat de VVD betreft tijd om de artikel-7 procedure onder de loep te nemen en waar nodig te hervormen. We hechten veel waarde aan gelijkheid van de lidstaten, maar het kan niet zo zijn dat als een land stelselmatig de boel ondermijnt, zowel op nationaal als Unie niveau, daar geen passende maatregelen getroffen voor kunnen worden. Daarom vragen deze leden het kabinet in hoeverre Nederland zich op dit moment inzet voor de hervorming van de artikel 7-procedure en wat op dit vlak het speelveld is met betrekking tot de andere lidstaten. Is het kabinet het met deze leden eens dat het voor de Unie als geheel van belang is dat we de gezamenlijke waarde hooghouden en is het kabinet voornemens om tijdens de bespreken van genoemde procedure jegens Hongarije hier aandacht voor te vragen?
4.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is het met de leden eens dat het van groot belang is dat de lidstaten de Uniewaarden, zoals vastgelegd in artikel 2 VEU, respecteren. Het kabinet zal Hongarije komende Raad Algemene Zaken dan ook oproepen om de rechtsstaatproblematiek, die ten grondslag ligt aan de Artikel 7 procedure tegen Hongarije, zo snel mogelijk te adresseren. In algemene zin zet het kabinet in op een zo effectief mogelijke voortzetting van de Artikel 7 procedure tegen Hongarije, en de actieve deelname van zoveel mogelijk lidstaten. De hervorming van de Artikel 7 procedure vereist echter een verdragswijziging, hetgeen op dit moment niet aan de orde is. Mocht dat in de toekomst anders worden, dan zal het kabinet een integrale afweging maken over zijn inzet. Het kabinet zal dan bezien hoe dit proces benut kan worden voor de aanscherping van het rechtsstaatsinstrumentarium en de Kamer hierover informeren.
Stemming Natuurherstelwet
De leden van de VVD-fractie zijn misnoegd met betrekking tot de gang van zaken rondom de stemming over de Natuurherstelwet. Deze leden zijn geschrokken van staan paf van het feit dat een persoonlijke stem, tegen de wens van de eigen regering van de eigen lidstaat in kan gaan. Geeft deze gang van zaken niet stof tot nadenken over dergelijke procedures en is het kabinet het met deze leden eens dat hiermee de geloofwaardigheid en de besluitvorming van de Unie als geheel mee op de tocht kan komen te staan? Is het kabinet daarom voornemens om en marge van de Raad met de overige lidstaten te spreken over deze situatie en daarbij te onderkennen dat het nooit het geval kan zijn dat een persoonlijke mening, prevaleert boven dat van de lidstaat?
5.
Antwoord van het kabinet:
De recente gebeurtenissen hebben een uniek karakter. Daar kan niet de conclusie aan worden verbonden dat de geloofwaardigheid en de besluitvorming van de Unie als geheel op de tocht kan komen te staan. In algemene zin geldt dat de Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat op ministerieel niveau, die gemachtigd is om de regering die hij vertegenwoordigt, te binden en het stemrecht uit te oefenen. De machtiging om een regering te vertegenwoordigen is een interne aangelegenheid van een lidstaat.
Westelijke Balkan
Deze leden zien op dit moment dat kandidaat-lidstaten op de Westelijke Balkan toenadering zoeken en publiekelijk willen laten zien dat het stappen zet in het toetredingsproces. Deze leden zijn van mening dat deze landen op dit moment nog niet klaar zijn voor volgende stappen in het proces, maar pleiten aan de andere kant wel voor een geëngageerde opstelling van zowel Nederland zelf als de overige lidstaten. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Is het kabinet het met deze leden eens dat deze kandidaat-lidstaten nog stappen moet zetten op het gebied van sancties jegens Rusland en aansluiting met de GBVB? Kan het kabinet op laatstgenoemde daarbij uiteenzetten hoe ver deze landen op dat vlak op dit moment zijn? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat stabiliteit en rust op de Balkan kan bijdragen aan een stabiel Europa. Ziet het kabinet daarbij kans om tijdens de aankomende Raad met de overige lidstaten te spreken over een geëngageerde opstelling jegens de Westelijke Balkan, zonder afbreuk te doen aan de criteria tot toelating?
6.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hanteert een strikt, fair en betrokken benadering ten aanzien van EU-uitbreiding. Hierbij staat het principe van eigen merites centraal, en wordt de voortgang van elke kandidaat-lidstaat individueel beoordeeld. Aansluiting bij het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) valt onder hoofdstuk 31 (buitenland, veiligheid en defensiebeleid) van het toetredingsproces van de kandidaat-lidstaten. Hierbij kijkt de Commissie naar aansluiting van kandidaat-lidstaten bij verklaringen van de Hoge Vertegenwoordiger en relevante besluiten van de Raad op het gebied van GBVB, inclusief restrictieve maatregelen. Van kandidaat-lidstaten wordt verwacht dat zij zich progressief aansluiten bij de genoemde verklaringen en besluiten. Het belang van aansluiting bij het GBVB is sinds de oorlog in Oekraïne voor een grote groep lidstaten, waaronder Nederland, toegenomen.
De mate van aansluiting bij het GBVB fluctueert. In de rapporten van het uitbreidingspakket van de Commissie van 8 november 2023 stelt de Commissie dat Albanië, Montenegro, Kosovo en Noord-Macedonië volledig aangesloten zijn bij het GBVB.5 De mate van aansluiting door Bosnië en Herzegovina verbeterde tijdens de rapportage periode. De mate van aansluiting van Servië bleef schommelen rond de 50%. Het kabinet roept kandidaat-lidstaten die nog niet volledig aansluiten bij het GBVB op om, met prioriteit, de mate van aansluiting te verbeteren, inclusief het overnemen van restrictieve maatregelen.
Tot slot blijft het kabinet met andere lidstaten in gesprek over een geëngageerde opstelling jegens de Westelijke Balkan, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en stabiliteit op de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni a.s. Ook op andere terreinen, zoals rechtsstaats- en capaciteitsopbouw, blijft de EU betrokken bij de Westelijke Balkan, bijvoorbeeld via instrumenten als het Instrument voor Pre-accessiesteun (IPA), het Groeiplan voor de Westelijke Balkan en het Western Balkans Investment Framework.
Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bij dit schriftelijk overleg. Zij hebben nog enkele vragen.
Deze leden lezen dat de RAZ een oriënterend debat zal voeren over het opstellen van richtlijnen betreffende transparantie en belangenbehartigingactiviteiten. Deze leden lezen tevens dat er een voorstel zal worden gedaan dat streeft naar een EU-brede definitie van belangbehartiging en voorziet in transparantievereisten, zoals de verplichting van entiteiten die belangen vertegenwoordigen vanuit derde landen. Daarom vragen de leden van de NSC-fractie of EU-lidstaten ook vallen onder het begrip van derden? Indien dit niet het geval is, in hoeverre biedt dit de mogelijkheid om voor derden gebruik te kunnen maken van financiering middels tussenconstructies binnen EU-lidstaten?
7.
Antwoord van het kabinet:
In het Commissievoorstel wordt met de term «derde landen» gedoeld op landen die geen lid zijn van de Unie of van de Europese Economische Ruimte. Het kabinet deelt de zorg over de effectiviteit van het voorstel,6 onder andere gelet op de ruimte en mogelijkheden die bestaan om de verplichtingen te omzeilen via tussenconstructies. Het kabinet zal deze zorgen aan de orde blijven stellen tijdens de onderhandelingen over dit voorstel.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de criteria zijn voor de registratie van lobbyisten en belangengroepen en hoe wordt gecontroleerd of de informatie accuraat en up-to-date is?
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de balans wordt gevonden tussen transparantie en privacybescherming, en wat zijn de rechten van individuen om hun gegevens te corrigeren of te laten verwijderen?
8.
Antwoord van het kabinet:
Kernpunt van de voorgestelde definitie van belangenbehartiging is het uitoefenen van invloed op de ontwikkeling, formulering of uitvoering van beleid of wetgeving namens een entiteit uit een derde land. Deze activiteit moet tegen vergoeding worden uitgevoerd. Entiteiten die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd, worden geacht zich te registreren in het register. De te registreren gegevens omvatten onder meer naam, adres, het derde land of de entiteit uit een derde land in naam waarvan wordt opgetreden, en de jaarlijks te ontvangen bedragen. De voor het register verantwoordelijke autoriteit houdt logbestanden bij van de verwerking van de gegevens. Entiteiten kunnen verzoeken om wijziging, aanvulling of schrappen van gegevens.7 De onderhandelingen over het Commissievoorstel zijn nog gaande, en deze artikelen zijn daarmee nog niet definitief. Het kabinet zet in op waarborgen en toezicht om zeker te stellen dat informatie accuraat, up-to-date, betrouwbaar en transparant is. Ook zet het kabinet in op de bescherming van de rechten van individuen en hun persoonlijke gegevens.8
De leden van de NSC-fractie hebben met aandacht de ontwikkelingen rondom de Artikel 7-procedure tegen Hongarije gevolgd en willen graag meer inzicht krijgen in de stappen die worden ondernomen om de rechtsstaat te versterken en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Daarom vragen deze leden of de regering kan toelichten of er vanuit EU-verband meer kan worden gedaan om Hongarije aan te spreken op de schendingen van de rechtsstaat?
9.
Antwoord van het kabinet:
De breedte en de ernst van de rechtsstaatsproblematiek in Hongarije blijven vragen om de effectieve inzet van het volledige EU-rechtsstaatsinstrumentarium.9 In 2022 zijn drie financiële instrumenten ingezet tegen Hongarije, om door middel van opschorting of het niet verkrijgen van goedkeuring voor de uitbetaling van EU-middelen hervormingen op het terrein van rechtsstaat af te dwingen. Omdat Hongarije stappen heeft ondernomen om tegemoet te komen aan de zorgen op het terrein van corruptie en rechterlijke onafhankelijkheid is inmiddels een deel van het opgeschorte bedrag weer vrijgegeven.10 Dit toont aan dat het financiële instrumentarium heeft aangezet tot rechtsstaathervormingen. Het kabinet blijft erop toe zien dat de Commissie zorgvuldig toetst of aan de voorwaarden voor uitbetaling van de nog opgeschorte middelen wordt voldaan. Daarnaast zet de Commissie juridische instrumenten in, en is het verschillende inbreukprocedures gestart tegen Hongarije op het terrein van de rechtsstaat, zoals recent over de soevereiniteitswet.11 Nederland intervenieert met een grote groep lidstaten aan de zijde van de Commissie in de procedure bij het EU-Hof over de anti-lhbtiq+ wetgeving. Ook dringt het kabinet er bij de Commissie op aan om naleving af te dwingen van arresten van het EU-Hof die Hongarije niet opvolgt, inclusief waar nodig het vorderen van boetes. Daarnaast zet het kabinet bij de inzet van politieke instrumenten in op de effectieve voortzetting van de Artikel 7 procedure en wordt de Hongaarse rechtsstaat ook structureel gemonitord en besproken binnen het kader van het rechtsstaatmechanisme.12 Het kabinet blijft nadenken hoe het EU-rechtsstaatinstrumentarium verder kan worden ontwikkeld en versterkt.
Tevens vragen de leden van de NSC-fractie hoe de rechten van Hongaarse burgers worden beschermd m.b.t. de Artikel 7-procedure en wat zijn de maatregelen om te voorkomen dat gewone burgers de dupe worden van (potentiële) politieke sancties?
10.
Antwoord van het kabinet:
De Artikel 7 procedure tegen Hongarije bevindt zich in de dialoogfase. Zoals ook beschreven in de beantwoording van vraag 4 is het nemen van een volgende stap in de procedure momenteel (nog) niet aan de orde. Het kabinet kan dan ook niet vooruitlopen op eventuele sancties en hoe mogelijke effecten op burgers het beste gemitigeerd kunnen worden.
Tevens hebben de leden van de NSC-fractie enkele vragen over de thema’s en de democratische legitimiteit van de intergouvernementele beslissingen. De leden van de NSC-fractie appreciëren de kritische houding van het kabinet tegenover de harmonisatie en het voorstel om te pleiten voor een minimum harmonisatie. De leden van de NSC-fractie vragen hoe een beoogd minimum eruit komt te zien en tot in hoeverre dit effectief kan worden geïmplementeerd zonder de soevereiniteit van de lidstaten te schaden en hoe dit minimum kan bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de EU zonder onnodige bureaucratische lasten te creëren?
11.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken aandringen op een politieke discussie over de vraag hoe de beoogde doelstellingen op de meest effectieve manier kunnen worden verwezenlijkt. Ook zal het kabinet aangeven een register zoals nu voorgesteld niet te kunnen steunen. Het kabinet zal ook uitdragen – in het geval dat een dergelijk register er toch komt – voorkeur te hebben voor minimumharmonisatie, zodat lidstaten ruimte hebben om aanvullende transparantiemaatregelen te nemen of aanvullende eisen te stellen aan de registratie van belangenvertegenwoordigers in een register.
Daarnaast vragen deze leden wat de belangrijkste (beoogde) hervormingen zijn voor de komende intergouvernementele conferenties?
12.
Antwoord van het kabinet:
De Europese Raad (ER) verleende zowel Oekraïne als Moldavië in juni 2022 kandidaat-lidstatus. In haar Opinies van 17 juni 2022 beval de Commissie aan beide landen kandidaat-lidstatus te verlenen, met dien verstande dat Oekraïne zeven, en Moldavië negen hervormingsstappen zou nemen.13 De Commissie stelde in november 2023 vast dat Oekraïne vier van de zeven stappen volledig had voltooid, en op de overige drie stappen voortgang had geboekt. Voor Moldavië stelde de Commissie vast dat het zes van de negen stappen volledig had voltooid, en op de overige drie voortgang had geboekt.14 In december 2023 besloot de ER de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en met Moldavië te openen, en nodigde de ER de Raad uit om het onderhandelingsraamwerk met deze landen aan te nemen zodra beide landen de relevante stappen hebben gezet, in lijn met de Commissie-aanbevelingen. Op 7 juni legde de Commissie in het Comité van permanente vertegenwoordigers een verklaring af over de voortgang van beide landen, waarin het oordeelt dat beide landen de voor deze fase relevante stappen hebben gezet en daarmee hebben voldaan aan de aanbevelingen van de Commissie van 8 november 2023.15 Het kabinet deelt dit oordeel van de Commissie.
Tot slot, op dit punt, vragen de leden van de NSC-fractie of er naast de EU-toetreding nog andere doelen en onderwerpen zijn die tijdens deze conferenties worden besproken?
13.
Antwoord van het kabinet:
In beginsel worden tijdens de Intergouvernementele Conferenties naast het EU-toetredingsproces van de betreffende landen geen andere onderwerpen besproken.
De leden van de NSC-fractie lezen dat Oekraïne en Moldavië de relevante stappen hebben gezet waarmee is voldaan aan de aanbevelingen van de Commissie. Op basis van deze voldane aanbevelingen lezen de leden van de NSC-fractie dat Nederland op basis daarvan voornemend in gaat stemmen met het onderhandelingsraamwerk voor verdere toetreding tot de EU. Deze leden vragen de regering wat de belangrijkste bevindingen zijn van de Commissie over de voortgang in Oekraïne en Moldavië en welke hervormingen zijn er doorgevoerd sinds het laatste rapport?
14.
Antwoord van het kabinet:
De Commissie constateert dat Oekraïne voldaan heeft aan de uitstaande stappen, op corruptiebestrijding, de-oligarchisering en bescherming van nationale minderheden. De Commissie oordeelt dat Oekraïne het personeelsplafond voor het Nationale Bureau voor Corruptiebestrijding (NABU) verhoogd heeft en de bevoegdheden van het Nationale Agentschap voor Corruptiepreventie (NACP) met betrekking tot verificatie van activa, heeft uitgebreid. De Commissie concludeert tevens dat de positieve trend met corruptieaanklachten en -veroordelingen is doorgezet. Als onderdeel van de-oligarchisering stelt de Commissie dat wetgeving is aangenomen voor het reguleren van lobbyen in overeenstemming met de relevante standaarden. Ten slotte stelt de Commissie dat Oekraïne wetgeving aannam die aanbevelingen van de Venetië-Commissie adresseert inzake nationale minderheden, en betreffende de nationale taal, media en onderwijs.
Ten aanzien van Moldavië constateert de Commissie dat dat land voldaan heeft aan de drie uitstaande stappen, op corruptiebestrijding, de-oligarchisering en hervorming van de justitiesector. De Commissie oordeelt dat Moldavië het mandaat van de Openbaar Aanklager voor Corruptiebestrijding heeft verhelderd en deze door aanname van een nieuwe organisatorische structuur en begroting, significant versterkt heeft. Daarmee heeft het voldoende middelen aangewezen. Tevens is volgens de Commissie een track-record opgebouwd met vervolgingen en veroordelingen voor corruptie. Wat betreft de-oligarchisering stelt de Commissie dat Moldavië verdere stappen heeft gezet door aanname van wetgeving die contante betalingen, en de overdracht van financiële middelen naar het buitenland, controleert. Tenslotte stelt de Commissie dat Moldavië voortgang heeft geboekt met justitiehervormingen door de benoeming van doorgelichte rechters van de Hoge Raad, en de benoeming van een Procureur-Generaal in een transparante en op merites gebaseerde procedure.16
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie hoe de steun van de EU aan Oekraïne en Moldavië wordt gemonitord en geëvalueerd en wat zijn de criteria voor de evaluatie van de EU-steunprogramma’s?
15.
Antwoord van het kabinet:
De EU steunt Oekraïne en Moldavië in het doorvoeren van de hervormingen die nodig zijn in het kader van het EU-toetredingsproces via verschillende programma’s gefinancierd vanuit het NDICI-instrument17 en de derde pijler van de Oekraïne-faciliteit.18 Voor beide instrumenten geldt dat monitoring en rapportage plaatsvindt. In de bijbehorende Verordeningen en besluiten zijn verschillende specifieke doelstellingen en indicatoren voor monitoring vastgelegd, evenals verslagleggingsvereisten voor Oekraïne en Moldavië. Voor zowel het NDICI-instrument als de Oekraïne-faciliteit geldt dat de Commissie jaarlijks verslag doet aan de Raad over de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Verordening en de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering. Voorts is het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) bevoegd onderzoek te doen naar fraude en corruptie met EU-middelen, en controleert – in algemene zin – de Europese Rekenkamer de financiën van de EU.
De leden van de NSC-fractie volgen met belangstelling het EU-toetredingsproces van Montenegro en willen graag inzicht krijgen in de voortgang en de uitdagingen die Montenegro tegenkomt tijdens dit proces. Daarom vragen de leden van de NSC-fractie wat de huidige stand van zaken is in het toetredingsproces van Montenegro tot de EU en welke hoofdstukken van de acquis communautaire zijn al geopend en afgesloten? Ook vragen deze leden wat de belangrijkste uitdagingen zijn voor Montenegro in het toetredingsproces en hoe wordt de voortgang gemonitord? Welke concrete maatregelen worden genomen om deze uitdagingen het hoofd te bieden?
16.
Antwoord van het kabinet:
De toetredingsonderhandelingen met Montenegro zijn begonnen in 2012. Inmiddels zijn alle beleidsinhoudelijke hoofdstukken geopend, waarbij de onderhandelingen op drie hoofdstukken (25, 26 en 30) reeds onder voorbehoud afgerond zijn. De Commissie monitort in detail de voortgang van Montenegro op alle onderhandelingshoofdstukken van het acquis communautaire, inclusief de hoofdstukken die reeds onder voorbehoud zijn gesloten. Daarnaast volgt Nederland de hervormingen in Montenegro en onderhoudt Nederland contact met de Commissie, de Montenegrijnse autoriteiten en het maatschappelijk middenveld in dat land over de voortgang in het toetredingsproces. De Commissie rapporteert jaarlijks in haar uitbreidingspakket, en het bijbehorende Montenegro-rapport, over de voortgang en de uitdagingen binnen de afzonderlijke onderhandelingshoofdstukken. Tevens bevatten de Commissierapporten aanbevelingen en geven de rapporten richting aan het hervormingsproces. Tijdens de voorziene Intergouvernementele Conferentie met Montenegro zullen zogenaamde closing benchmarks aan Montenegro gecommuniceerd worden. Hierin zijn de vereisten neergelegd waaraan Montenegro moet voldoen voordat de twee rechtsstaathoofdstukken (23 en 24) aan het einde van het toetredingsproces gesloten kunnen worden. Deze zien onder andere op de thema’s onafhankelijke rechtspraak, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, mensenrechten, migratie, berechting van oorlogsmisdaden, en constitutionele en electorale hervormingen. Tijdens de Intergouvernementele Conferentie zal Montenegro opgeroepen worden werk te maken van verdere hervormingen. De EU en verschillende lidstaten, waaronder Nederland, bieden Montenegro steun bij het doorvoeren van de nodige hervormingen. De Commissie zal in het najaar wederom een rapport presenteren waarin de voortgang wordt geanalyseerd. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk een appreciatie van dit rapport ontvangen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 25 juni 2024. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
Transparantieregister
De leden van de D66-fractie lezen dat de RAZ een oriënterend debat zal voeren over het voorstel voor een richtlijn betreffende de transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangenbehartigingsactiviteiten. Deze leden steunen de wens om ongewenste invloeden van derde landen te beperken binnen de Europese Unie. D66 begrijpt ook de wens om dit zoveel mogelijk op Europees niveau te organiseren, de Europese rechtsstaat is ten slotte slechts zo sterk als de zwakste schakel. Als een lidstaat zich inlaat met onwenselijke invloeden van buiten de EU, dan heeft dat gevolgen voor de Europese rechtsstaat als geheel. Een aantal maatschappelijke organisaties maakt zich zorgen dat deze richtlijn onbedoelde, negatieve effecten zal hebben op het maatschappelijk middenveld in Europa. Is dat wat de Nederlandse regering betreft een gegronde zorg? Zo ja, welke oplossingen draagt Nederland aan om deze zorg weg te nemen? In de GA is te lezen dat «een groep lidstaten» zich zal uitspreken tegen de stigmatisering van het maatschappelijk middenveld. Kan de Minister aangeven om welke lidstaten dit gaat?
17.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen over de lastendruk en de mogelijke stigmatisering van het maatschappelijk middenveld en de negatieve impact op het recht van vereniging en meningsuiting. Het kabinet heeft hierover contact met diverse organisaties uit het maatschappelijk middenveld.Het kabinet zal deze zorgen en het belang van een actief maatschappelijk middenveld aan de orde blijven stellen tijdens de onderhandelingen over dit voorstel. Het kabinet blijft daarbij aandacht vragen voor de instrumenten die Nederland ziet om transparantie te bevorderen, zoals open agenda's van bewindspersonen, inzage in lobbywerkzaamheden bij beleids- en wetgevingstrajecten en financiële paragrafen in jaarverslagen van maatschappelijke organisaties zelf. De posities van lidstaten kunnen niet worden gedeeld vanwege de vertrouwelijke omgang met deze informatie.
Voorbereiding van de ER van 27 en 28 juni
De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele vragen voor de ER van 27/28 juni. De leden vragen zich af of de Minister kort nog iets kan toelichten over de stand van de onderhandelingen voor wat betreft de topposities in Brussel. In de media is te lezen dat wat eigenlijk een simpele puzzel had moeten zijn, toch gecompliceerder is geworden doordat de Europese volkspartij naast het voorzitterschap van de Europese Commissie en het Europees Parlement, ook nog een deel van het voorzitterschap van de Europese Raad wil. Hoe kijkt Nederland hier tegenaan? Is Nederland voorstander voor het opsplitsen van het Raadstermijn? Wat D66 betreft is het van belang dat de Europese topfuncties zo snel mogelijk gevuld worden, en is het daarmee voor de hand liggend dat het Raadsvoorzitterschap niet verder opgeknipt wordt. Europa staat voor grote uitdagingen, en het is nodig dat wij een stabiele kracht in de wereld blijven. Een snel besluit over de Europese topfuncties zou daaraan bijdragen.
18.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is voorstander om bij de benoeming van topposities, kandidaten voor te dragen die slagvaardig uitvoering kan geven aan de EU- prioriteiten van de komende jaren. Het kabinet is het met de leden eens dat snelle besluitvorming wenselijk is om aan de slag te gaan om de uitdagingen van de EU het hoofd te bieden.
De termijn van de voorzitter van de Europese Raad is 2,5 jaar, met mogelijkheid tot eenmalige herverkiezing. Zie artikel 15, lid 5, van het Verdrag van de Europese Unie.
Verder wordt ook het vaststellen van de Strategische agenda besproken. De leden van de D66-fractie lezen dat de inzet van Nederland zich voornamelijk toespitst op het verminderen van regeldruk. Daar is D66 voorstander van, maar zij zet er wel vraagtekens bij dat dit de hoofdprioriteit voor de Nederlandse inzet ten opzichte van de strategische agenda is. De vorige Europese Commissie heeft zich, terecht, ingezet voor het tot stand komen van de Green Deal. Bij de Europese verkiezingen van 6-9 juni 2024 hebben opnieuw partijen die voorstander zijn van de Green Deal een meerderheid gehaald in het Europese Parlement. Toch zien we klimaat als onderwerp nog niet sterk terug in de prioriteiten voor de strategische agenda. Kan de Minister aangeven wat haar inzet zal worden met betrekking tot de Green Deal en het Europese klimaatbeleid voor de volgende strategische agenda?
Is het Europese klimaatbeleid wat haar betreft een prioriteit voor de volgende Europese Commissie?
Hoe zal Nederland zich voor die prioriteit inspannen?
19.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet in op een zestal prioriteiten voor de Strategische Agenda: 1) interne markt, concurrentievermogen en duurzaamheid, 2) geopolitiek handelingsvermogen, 3) rechtsstaat en gedeelde waarden, 4) migratie en 5) implementatiekracht. Tegelijkertijd moet de EU zich 6) voorbereiden op EU-uitbreiding.19 Betere regelgeving (als onderdeel van implementatiekracht) is daarmee één van de prioriteiten van het kabinet. Implementatie van de Green Deal valt voor het kabinet onder de prioriteit interne markt, concurrentievermogen en duurzaamheid. Er is geen rangschikking van deze prioriteiten. Samen met andere lidstaten draagt Nederland deze prioriteiten actief uit in Brussel in aanloop naar de ER van 27-28 juni waar de Strategische Agenda zal worden aangenomen.
Artikel 7-procedure Hongarije
Tot slot lezen de leden van de D66-fractie dat er opnieuw een inbreukprocedure tegen Hongarije gestart is. De leden van de D66-fractie steunen die procedure. Verder vinden zij het goed dat er opnieuw over de artikel 7 procedure tegen Hongarije gesproken zal worden. De leden van de D66-fractie vinden het wel bevreemdend te weten dat dit de laatste RAZ is onder het Belgisch voorzitterschap, alvorens Hongarije zelf het stokje over zal nemen. Hoe is gewaarborgd dat Hongarije de rechtsstaat niet nog verder zal afbreken, als zij tijdens het voorzitterschap van Hongarije minder gemakkelijk door de Raad op de vingers getikt kunnen worden?
20.
Antwoord van het kabinet:
Het aankomende Hongaarse voorzitterschap doet niets af aan de inzet van het kabinet op een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaat- en corruptieproblemen in Hongarije.20 Naast de Artikel 7 procedure worden er verschillende instrumenten ingezet om Hongarije aan te zetten tot rechtsstaathervormingen. Het is voor het kabinet onverminderd van belang dat deze instrumenten zo volledig en adequaat mogelijk worden toegepast.
Zullen er tijdens het voorzitterschap van Honagrije nog gesprekken gevoerd worden over de artikel 7 procedure?
21.
Antwoord van het kabinet:
Het Hongaarse voorzitterschap lijkt (vooralsnog) niet voornemens de Artikel 7 procedure te agenderen.
Hoe zit het krachtenveld erop dit moment uit met betrekking tot de artikel 7 procedure tegen Hongarije? Tekent zich inmiddels een meerderheid af voor het ontnemen van het stemrecht van Hongarije?
22.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet houdt het krachtenveld nauwlettend in de gaten21. De vereiste viervijfde meerderheid om als Raad te constateren dat er ten aanzien van Hongarije een duidelijk gevaar bestaat voor ernstige schending van de waarden van de EU is nog niet in zicht. Om daadwerkelijk over te kunnen gaan tot het opleggen van sancties in de vorm van schorsing van bepaalde Verdragsrechten is een unaniem besluit van de Raad nodig (minus de lidstaat in kwestie), en goedkeuring van het Europees Parlement, dat er sprake is van een «ernstige en voortdurende schending» (artikel 7(2) VEU). Pas daarna kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten om sancties in de vorm van schorsing van bepaalde Verdragsrechten op te leggen (artikel 7(3) VEU). Ook dit is nog niet aan de orde. Mochten wijzigingen in het Europese krachtenveld aanleiding geven om te veronderstellen dat het nemen van de bovengenoemde stap(pen) in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou(den) kunnen komen, dan wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg over de RAZ met interesse gelezen en hebben enige vragen over het nonpaper over betere regelgeving.
Welke gevolgen moeten de territorial impact assessments hebben in het wetgevingsproces, zo vragen de leden van de SGP-fractie?
23.
Antwoord van het kabinet:
Het analyseren van de territoriale impact die EU-wetgeving kan hebben is onderdeel van de betere regelgeving toolbox van de Commissie.22 Deze toolbox geeft aan dat EU-wetgeving verschillende gevolgen kan hebben op lokaal en regionaal niveau en voor overheden. Leefomstandigheden, industrie, infrastructuurvoorzieningen, bevolkingsdichtheid en geografische omstandigheden variëren aanzienlijk binnen de EU. Bij effectbeoordelingen en evaluaties moet rekening worden gehouden met de territoriale impact, als er een indicatie is dat deze wetgeving een significant andere weerslag zal hebben op verschillende gebieden. In de praktijk wordt deze territoriale impact zelden meegenomen in de impact analyses van de Commissie. In het non-paper roept Nederland, samen met andere lidstaten, de Commissie op om dit aspect wel mee te nemen bij het opstellen van wetgeving die plaatsgebonden gevolgen heeft en van invloed is op de ruimtelijke ordening. Dit is voor Nederland in het bijzonder van belang gezien de beperkte ruimte en de verschillende opgaven die daarbinnen gerealiseerd moeten worden. De impactanalyses van de Commissie zijn openbaar en daarmee ook inzichtelijk voor uw Kamer. Verder gaat het kabinet in BNC-fiches ook in op de regeldruk en hoe de Europese Commissie omgaat met de territoriale impact van wetgeving.
Is het kabinet het eens dat die territorial impact assessments ook altijd naar de Kamer gestuurd moeten worden? Hoe garandeert het kabinet dat we ons in de toekomst strenger aan het «one in, one out» principe houden, zo vragen de leden van de SGP-fractie?
24.
Antwoord van het kabinet:
Het «one in one out» principe werd als pilot ingevoerd door de Commissie in 2021, en vervolgens toegepast sinds het Commissie werkprogramma in 2022. De Commissie gebruikt dit principe in de vorm van een interne «calculator», om te analyseren hoe nieuwe en weggevallen administratieve lasten zich tot elkaar verhouden bij het introduceren van nieuwe wetgeving. Daarom roept Nederland – samen met andere lidstaten – de Commissie in het non-paper op om dit principe actief te blijven inzetten. Het kabinet ziet dit als een belangrijk instrument in de bredere agenda om de regeldruk en administratieve lasten met ten minste 25% te verminderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de Volt fractie hebben gelezen dat er een oriënterend debat zal worden gevoerd over het voorstel voor een richtlijn betreffende de transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangenbehartigingsactiviteiten. Er wordt gestreefd naar een EU-brede definitie en bijvoorbeeld een register. Momenteel bestaat er in vijftien lidstaten een transparantieregister voor belangenvertegenwoordigingsactiviteiten, zij het niet overal op nationaal niveau. Welke inzet heeft Nederland als het gaat om dit transparantieregister? Welke inzet heeft Nederland rondom het toepassingsgebied? Welke inzet heeft Nederland omtrent de drempels voor de omvang van de entiteiten of het niveau van de activiteiten die bepalen of er transparantie- of registratievereisten van toepassing zijn? Daarnaast hebben de leden van de Volt fractie gelezen dat er naar verwachting een groep lidstaten zal zijn die wat betreft de aard van de harmonisatie, zal pleiten voor minimum harmonisatie in plaats van de voorgestelde maximum harmonisatie (rondom het transparantie register). Welk standpunt neemt Nederland omtrent dit onderwerp in?
25.
Antwoord van het kabinet:
Zoals ook in het BNC-fiche is uiteengezet, onderschrijft het kabinet de doelstelling om transparantie te bevorderen en ongewenste beïnvloeding van derde landen tegen te gaan.23 Tegelijkertijd is Nederland zeer kritisch over de reikwijdte, het harmonisatieniveau en de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen. Ook heeft het kabinet zorgen over de lastendruk voor en mogelijke stigmatisering van het maatschappelijk middenveld en de negatieve impact op het recht van vereniging en het recht van vrije meningsuiting. Het kabinet zal deze zorgen aan de orde stellen tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken. Het kabinet zal aandringen op een politieke discussie over de vraag hoe de beoogde doelstellingen op de meest effectieve manier kunnen worden verwezenlijkt. Ook zal het kabinet aangeven een register zoals nu voorgesteld niet te kunnen steunen. Het kabinet zal ook uitdragen – in het geval dat een dergelijk register er toch komt – voorkeur te hebben voor minimumharmonisatie, zodat lidstaten ruimte hebben om aanvullende transparantiemaatregelen te nemen of aanvullende eisen te stellen aan de registratie van belangenvertegenwoordigers.
Ook lezen de leden van de Volt-fractie dat er zal worden stilgestaan bij de vaststelling van de Strategische Agenda voor 2024–2029. Hoewel het Nederlandse kabinet een non-paper heeft opgesteld met Italië, Denemarken, Tsjechië en Zweden over betere regelgeving, vragen deze leden wat de overige inzet van het kabinet zal zijn.
26.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet in op een zestal prioriteiten voor de Strategische Agenda: 1) interne markt, concurrentievermogen en duurzaamheid, 2) geopolitiek handelingsvermogen, 3) rechtstaat en gedeelde waarden, 4) migratie en 5) implementatiekracht. Tegelijkertijd moet de EU zich 6) voorbereiden op EU-uitbreiding.24
Kan het kabinet een appreciatie geven van de Strategische Agenda en kan zij aangeven waar Nederland op heeft ingezet?
27.
Antwoord van het kabinet:
Naar oordeel van het kabinet zijn de Nederlandse prioriteiten zoals uiteengezet bij de beantwoording van de vragen 21 t/m 25 goed gereflecteerd in de conceptversie, en het kabinet ziet erop toe dat deze voldoende sterk gereflecteerd blijven in de definitieve Strategische Agenda.
Tot slot lezen de leden van de Volt fractie dat voorlopig nagenoeg alle andere lidstaten, met uitzondering van één lidstaat, instemmen met het vaststellen van de raamwerken. Welke lidstaat kan niet instemmen met het raamwerk, en met elke argumentatie?
28.
Antwoord van het kabinet:
Tijdens de bijeenkomst van het Comité van permanente vertegenwoordigers op 14 juni is door alle lidstaten in beginsel overeenstemming bereikt over de onderhandelingsraamwerken voor zowel Oekraïne als Moldavië.
Kamerstukken II, 2022–2023, 30 821, nr. 173; Kamerstukken II, 2023–2024, 30 821, nr. 230.↩︎
Commission Statement on the Negotiating Frameworks for Ukraine and Moldova↩︎
Commission Statement on the Negotiating Frameworks for Ukraine and Moldova↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2913↩︎
2023 - EU Enlargement Package↩︎
Zie ook Kamerstuk 22 112, nr. 3896↩︎
Voor definities van o.a. de term belangenbehartigingsactiviteit en registratieverplichtingen zij verwezen naar artikelen 2 en 10 van het Commissievoorstel (EUR-Lex - 52023PC0637 - NL - EUR-Lex (europa.eu)). Voor bepalingen over bescherming van privacy en de correctie van gegevens zij verwezen naar artikel 9, lid 4, artikel 10 en artikel 18, lid 4 van het Commissievoorstel.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr.3896↩︎
Zie voor een overzicht van het EU-rechtsstaatinstrumentarium Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426↩︎
Zie o.a. voor meer informatie: Voor HVF Kamerstuk Kamerbrief 21 501-20, nr. 1903 en Kamerstuk 21 501-07, nr. 1990 en Kamerstuk 21 501-07, nr. 1995. Voor de MFK-rechtsstaatsverordening Kamerstuk 21 501-20, nr. 1903 en Kamerstuk 21 501-07, nr. 1995. Voor CPR Kamerstuk 21 501-20, nr. 1970 en Kamerstuk 21 501-07, nr. 1995↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2913↩︎
Zie voor een overzicht van het rechtsstaatinstrumentarium: Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426↩︎
Opinions on the application for EU membership submitted by Ukraine, Georgia and the Republic of Moldova↩︎
Zie tevens Kabinetsappreciatie Uitbreidingspakket 2023, van 1 december 2023, Kamerstuk 23 987, nr. 395↩︎
Commission Statement on the Negotiating Frameworks for Ukraine and Moldova↩︎
Commission Statement on the Negotiating Frameworks for Ukraine and Moldova↩︎
Verordening 2021/947 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking↩︎
Verordening 2024/792 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne.↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1417↩︎
Zie ook de beantwoording van de Kamervragen van het lid Piri van 14 juni 2023, Aanhangsel Handelingen II 2022/2023, nr. 2908↩︎
Zie de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 15 november van d.d. 3 november 2023, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2778↩︎
Europese Commissie, Better Regulation Toolbox 2023.↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3896↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1417↩︎