Beleid Palestijnse Gebieden
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2024D27142, datum: 2024-06-26, bijgewerkt: 2024-08-14 07:34, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-3264).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Beslisnota bij Beleid Palestijnse Gebieden
- De veiligheidssituatie in de Gazastrook
- Veiligheidssituatie op de Westelijke Jordaanoever
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -3264 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z11358:
- Indiener: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-04 09:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-12 14:00: Vreemdelingen- en asielbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2024-09-19 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
23 432 De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 3264 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2024
Op 19 december 2023 is een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor de duur van zes maanden. Op 24 april jl.1 heeft de Afdeling geoordeeld dat het afkondigen van het besluitmoratorium onvoldoende is gemotiveerd omdat er niet voldoende is ingegaan op ontwikkelingen tussen 5 november 2023 en 19 december 2023. Het besluitmoratorium is dan ook niet rechtmatig geacht en heeft nooit gegolden. Bij brief van 27 mei jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik gelet op het aanstaande verstrijken van de termijn van zes maanden en de ontwikkelingen in de situatie in de Palestijnse Gebieden over zou gaan tot het voeren van landenbeleid (Kamerstuk 23 432, nr. 533). Daarover informeer ik u in deze brief. Met het vaststellen van landenbeleid voor de Palestijnse Gebieden zal het vertrekmoratorium, dat op 19 juni 2024 van rechtswege afloopt, ook komen te vervallen.
Anders dan gebruikelijk is het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet verzocht om een ambtsbericht. Zoals in de reactie op het (destijds) ACVZ advies «weten en wegen» van 25 mei 2020 gesteld hoeft het formuleren van beleidsregels voor een bepaald land niet enkel te zijn voorbehouden aan landen waar een ambtsbericht voor beschikbaar is.
Ten behoeve van een zorgvuldig advies heeft het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van de IND aan de hand van de richtlijnen van de EUAA en op basis van zorgvuldige geselecteerde bronnen daarom een rapport over de actuele veiligheidssituatie in respectievelijk Gaza en de Westelijke Jordaanoever opgesteld. De rapporten met een verslagperiode tot respectievelijk mei en juni 2024 baseren zich enkel op de informatie die volgt uit de onderliggende openbare bronnen.
UNRWA2 in Gaza en de Westelijke Jordaanoever
Bij de beoordeling van een asielaanvraag van een (staatloze) Palestijn die stelt onder het mandaat van de UNRWA te vallen, toetst de IND altijd eerst aan artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag. In het kader van die toets ligt de vraag voor of de vreemdeling onder de reikwijdte van artikel 1D valt en indien dat het geval is, of hij het werkgebied van de UNRWA onvrijwillig heeft verlaten en in hoeverre de UNRWA in Gaza nog in staat is levensomstandigheden te bieden die stroken met haar opdracht. Voor een toelichting op de toepassing van artikel 1D verwijs ik u naar de bijlage.
Uit de beschikbare informatie volgt dat de positie van UNWRA in Gaza sinds het uitbreken van de oorlog ernstig is verzwakt. Ik zie daarom aanleiding om aan te nemen dat de UNRWA in Gaza geen daadwerkelijke bescherming en bijstand kan bieden. Er wordt daarom aangenomen dat UNRWA niet in staat kan worden geacht de levensomstandigheden te bieden die stroken met haar opdracht in Gaza. Dit heeft tot gevolg voor «UNRWA-Palestijnen» uit Gaza dat de uitsluitingsgrond artikel 1D niet kan worden tegengeworpen, en dat de vluchtelingenstatus moet worden toegekend. Voor de Westelijke Jordaanoever geldt dat de positie van UNRWA daar ook onder druk staat als gevolg van de verhoogde militaire activiteit aldaar. Om deze reden wordt aangenomen dat UNRWA in de Westelijke Jordaanoever in algemene zin niet in staat kan worden geacht de levensomstandigheden te bieden die stroken met haar opdracht, tenzij er aanknopingspunten zijn dat UNRWA ten aanzien van de individuele (staatloze) Palestijn wel voldoende bijstand of bescherming kon bieden.
15c-situatie
Aan de hand van openbare bronnen is beoordeeld of er in de Palestijnse Gebieden sprake is van een dermate hoog niveau van willekeurig geweld dat er een reëel risico dreigt op ernstige schade als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Om de intensiteit van het willekeurig geweld te onderzoeken en de mate van het risico dat een burger hier slachtoffer van wordt te bepalen, worden verschillende elementen, met grondslag in (inter)nationale jurisprudentie en zoals opgenomen in de Vreemdelingencirculaire (Vc), in samenhang gewogen.
Ten aanzien van Gaza kan zonder meer gesteld worden dat er sprake is van een gewapend conflict. Gelet op de beschikbare informatie is de conclusie voorts gerechtvaardigd dat voor alle districten van Gaza een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn wordt aangenomen. In het kader van deze hoogste gradatie is reeds bij de loutere aanwezigheid van een persoon in dit gebied een reëel risico op ernstige schade aanwezig. De beoordeling richt zich dan op de geloofwaardigheid van de herkomst van de vreemdeling.
Ten aanzien van de Westelijke Jordaanoever geldt dat het geweld aldaar zich hoofdzakelijk kenmerkt door gerichte acties in de vorm van zogeheten search-and-arrest operaties. Ook is het zo dat de piek van het geweld qua omvang en intensiteit in de maanden na 7 oktober 2023 plaatsvond. Sindsdien is het geweld afgenomen. Gelet op vorengaande zal ik de situatie in de Westelijke Jordaanoever niet aanmerken als 15c-situatie.
Omdat de beschikbare informatie in het landenrapport over de Westelijke Jordaanoever primair ziet op de algemene veiligheidssituatie, kan op grond daarvan geen conclusie worden getrokken ten aanzien van het aanmerken van bepaalde groepen of categorieën als risicoprofiel. Een volledig individuele beoordeling zal daarom het uitgangspunt zijn. Elke aanvraag zal op individuele omstandigheden worden getoetst aan de gronden van het Vluchtelingenverdrag en het (persoonlijke) risico op ernstige schade bij terugkeer naar het land van herkomst met inachtneming van het voornoemde beleidskader.
Vanzelfsprekend zal de IND alert zijn op signalen die wijzen op handelingen zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingverdrag of die wijzen op een risico voor de nationale veiligheid.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
AbRS 24-4-2024, ECLI:NL:RVS:2024:1663↩︎
United Nations Relief and Works Agency for Palestine refugees in the Near East. Deze organisatie heeft tot taak het welzijn en de menselijke ontwikkeling van de Palestijnse vluchtelingen te dienen. Het werkgebied van de UNRWA uit vijf sectoren, te weten de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever (met inbegrip van Oost-Jerusalem), Jordanië, Libanon en Syrië.↩︎