Schone Lucht Akkoord en EU-luchtkwaliteitsrichtlijn
Luchtkwaliteit
Brief regering
Nummer: 2024D27335, datum: 2024-06-27, bijgewerkt: 2024-08-14 08:40, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30175-464).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Quickscan impact nieuwe luchtkwaliteitsrichtlijn woningbouwopgave
- Uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord 2024-2030
- Monitoringsrapportage Doelbereik Schone Lucht Akkoord. Tweede voortgangsmeting
- Beslisnota bij Schone Lucht Akkoord en EU-luchtkwaliteitsrichtlijn
- Rekenblad bijlage (shortlist) aan rapport Verkenning maatregelen luchtkwaliteit
- Verkenning maatregelen luchtkwaliteit
Onderdeel van kamerstukdossier 30175 -464 Luchtkwaliteit.
Onderdeel van zaak 2024Z11436:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-07-03 09:30: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-11 13:30: Leefomgeving (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-12 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
30 175 Luchtkwaliteit
Nr. 464 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Iedereen heeft recht op schone lucht. Luchtkwaliteit heeft van alle milieufactoren de grootste negatieve invloed op de gezondheid van mensen in Nederland. De afgelopen decennia is de luchtkwaliteit verbeterd. Toch worden mensen ziek door luchtvervuiling, overlijden mensen vroegtijdig en maken burgers zich zorgen over de gezondheidseffecten door luchtverontreiniging. De luchtkwaliteit verdient dus onze volle aandacht. Met het Schone Lucht Akkoord (SLA) en het EU-beleid wordt ingezet op een verdere verbetering van de luchtkwaliteit en gezondheidswinst.
Met deze brief ontvangt de Kamer de tweede voortgangsmeting van het Schone Lucht Akkoord. Daaruit blijkt dat Nederland grotendeels op koers ligt om de doelen van het Schone Lucht Akkoord (SLA) te halen. Bij deze brief is ook de geactualiseerde Uitvoeringsagenda 2024–2030 van het SLA gevoegd, en er wordt meer informatie gegeven over de herziening van de EU-luchtkwaliteitsrichtlijn. Verder wordt met deze brief invulling gegeven aan een aantal toezeggingen.
Resultaten van de voortgangsmeting van het Schone Lucht akkoord
Op 13 januari 2020 werd het Schone Lucht Akkoord (SLA)1 ondertekend door het Rijk, 9 provincies en 35 gemeenten, met als streven om de luchtkwaliteit in ons land permanent te verbeteren en het realiseren van 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016 door de aanpak van binnenlandse bronnen. Het aantal partijen bij het SLA blijft toenemen: inmiddels nemen alle provincies en 106 gemeenten deel. Het SLA is nu ongeveer halverwege de looptijd. Met de voortgangsmeting wordt in beeld gebracht in hoeverre Nederland op koers ligt om de doelen voor het SLA te halen. De voortgangsmeting wordt om de twee jaar uitgevoerd door het RIVM.
Het eerste doel van het Schone Lucht Akkoord is het streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, waarbij wordt toegewerkt naar de advieswaarden die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 2005 heeft opgesteld. In deze voortgangsmeting constateert het RIVM een dalende trend in emissies en concentraties. Het is goed om te zien dat bijna heel Nederland volgens de prognoses in 2030 zal voldoen aan de WHO-advieswaarden van 2005 voor stikstofdioxide en fijnstof. In enkele gebieden, waaronder de IJmond, de Maasvlakte, de directe omgeving van Schiphol, in gebieden in de grote steden en in enkele gebieden met hoge veedichtheid zullen deze waarden nog niet worden gehaald volgens analyse van het RIVM.
Het tweede doel van het Schone Lucht Akkoord is het realiseren van 50% gezondheidswinst2 in 2030 ten opzichte van 2016 door de afname van binnenlandse emissies van luchtvervuilende stoffen. Tabel 1 geeft aan in hoeverre we op koers liggen, uitgesplitst voor verschillende sectoren. Uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid zal tot 46% gezondheidswinst leiden in 2030. Dit percentage loopt op tot 50% als ook het geagendeerd klimaat- en stikstofbeleid wordt meegerekend. Deze berekeningen gaan uit van het beleid zoals het 1 mei 2023 was vastgesteld en op dat moment doorgerekend kon worden. Hier is nog geen rekening gehouden met voornemens uit het Hoofdlijnenakkoord.
Overkoepelend doel | 50% gezondheidswinst | 46% gezondheidswinst | 50% gezondheidswinst | Ja |
Mobiliteit (wegverkeer) | 70% gezondheidswinst | 46% gezondheidswinst | 50% gezondheidswinst | Nog niet |
Mobiele werktuigen (bouw) | 75% gezondheidswinst | 50% gezondheidswinst | 64% gezondheidswinst | Nog niet |
Landbouw | 37% gezondheidswinst | 40% gezondheidswinst | 46% gezondheidswinst | Ja |
Industrie | Dalende trend emissies en ontkoppeling uitstoot en groei | PM10: -5% PM2,5: -6% NO2: -50% |
PM10: -5% PM2,5: -6% NO2: -50% |
Ja |
Houtstook | Dalende trend emissies | PM10: -40% PM2,5: -39% NO2: -20% |
PM10: -40% PM2,5: -39% NO2: -20% |
Ja |
Binnenvaart en havens | 35% reductie in emissies (in 2035 t.o.v. 2015) | PM10: -40% PM2,5: -39% NO2: -17% |
PM10: -40% PM2,5: -39% NO2: -17% |
Deels (NO2 nog niet) |
Het derde doel is om een dalende trend in emissies voor alle sectoren van het Schone Lucht Akkoord te realiseren. Het gaat om de sectoren mobiliteit (wegverkeer), mobiele werktuigen, landbouw, industrie, houtstook, en binnenvaart en havens. De prognoses van het RIVM laten een gemengd beeld zien. Sommige sectoren lopen ver vooruit op hun doelen, andere sectoren lopen nog achter. Uitvoering van het geagendeerde klimaat- en stikstofbeleid is belangrijk voor het halen van een aantal doelen.
De resultaten van deze tweede voortgangsmeting liggen grotendeels in lijn met de resultaten van de eerste voortgangsmeting uit maart 20223. Daaruit bleek al dat Nederland op koers ligt om de gestelde doelen voor 2030 te halen. Daar werden toen wel twee belangrijke kanttekeningen bij geplaatst. Ten eerste moeten de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Ten tweede kunnen de doelen pas gehaald worden als het Nederlandse klimaat- en stikstofbeleid ook echt zo wordt uitgevoerd als toegezegd. Deze kanttekeningen gelden ook weer voor deze voortgangsmeting.
Reactie op de resultaten van de tweede voortgangsmeting
De prognoses uit deze voortgangsmeting van het RIVM geven een aantal inzichten. Ten eerste ligt Nederland op koers om de doelen van het SLA te halen. Een prognose van 46 á 50% gezondheidswinst laat zien dat het overkoepelende doel van 50% binnen bereik is (Tabel 1). Dit betekent dat mensen in Nederland in 2030 daadwerkelijk minder gezondheidsschade zullen ondervinden van luchtvervuiling dan in 2016. Dit resulteert in 2030 in nog maar de helft van het levensduurverlies door luchtvervuiling ten opzichte van 2016. Bovendien laten de berekeningen van het RIVM zien dat de gezondheidsverschillen tussen mensen in Nederland als gevolg van luchtvervuiling ook kleiner zullen worden. Het verschil tussen de hoogste blootgestelde mensen en de laagste blootgestelde mensen wordt kleiner.
Ten tweede worden in 2030 de WHO-advieswaarden uit 2005 voor luchtkwaliteit bijna overal gehaald. Dit betekent dat met het Schone Lucht Akkoord Nederland is voorbereid op de herziene EU-luchtkwaliteitsrichtlijn. De daarin opgenomen nieuwe normen komen immers grotendeels overeen met de WHO-advieswaarden uit 2005. In een aantal gebieden worden de WHO-advieswaarden uit 2005 nog niet gehaald, zoals de Maasvlakte, de IJmond, Schiphol, rondom de grote steden en in enkele gebieden met hoge veedichtheid. In het SLA wordt samengewerkt aan een aanvullende aanpak voor hoogblootgestelde gebieden die moet helpen om de concentraties in deze locaties verder omlaag te brengen. Verderop in deze brief wordt ingegaan op de meer gedetailleerde analyse die nog zal worden gedaan om toekomstige overschrijdingen goed in kaart te brengen. Elke aanvullende inspanning die we nu nemen om dit streefdoel veilig te stellen, gaat ons ook helpen met het voldoen aan de EU-richtlijn in 2030.
Ten derde worden de meeste sectordoelen van het SLA naar verwachting gehaald (zie Tabel 1). Aan de Tweede Kamer is toegezegd om de Kamer te informeren wanneer de voortgangsmeting van het SLA aanleiding geeft tot bijstelling van beleid4. Gezien de hoofdconclusie dat we op koers liggen om de doelen te halen is er nu geen aanleiding het beleid in het SLA hiervoor bij te stellen. De sectoren landbouw, houtstook en industrie liggen op koers om de sectordoelen te halen. De prognoses voor houtstook worden goed in de gaten gehouden omdat het aantal houtkachels dat is verkocht flink is toegenomen de laatste jaren. Dit kan negatief uitpakken voor het bereiken van het SLA-doel. Een aantal sectoren ligt nog niet helemaal op koers: mobiliteit (wegverkeer), mobiele werktuigen en binnenvaart en havens. Deze doelen zijn nog niet binnen bereik onder andere vanwege een aantal nieuwe (wetenschappelijke) inzichten en beleidsontwikkelingen (onder andere tegenvallend Europees bronbeleid). Dit wordt nader toegelicht in de bijlage.
Ziektelastcijfers in de voortgangsmeting
In deze voortgangsmeting heeft het RIVM ook een inschatting gemaakt van het optreden van verschillende typen ziektes als gevolg van luchtvervuiling. Volgens deze schattingen was luchtvervuiling de oorzaak van 1 op de 7 gevallen van astma onder kinderen in 2016; in 2030 zal dat dalen naar 1 op de 17 gevallen. In 2016 was 1 op de 15 hartaanvallen een gevolg van luchtvervuiling; in 2030 zal dit dalen naar 1 op de 24. Deze cijfers geven goed weer wat het positieve effect op de gezondheid is van een verbeterde luchtkwaliteit.
Zoals toegezegd in reactie op de motie5 van lid Kostić c.s., is gekeken of er concrete gezondheidsdoelen kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsagenda. Inschattingen over ziektegevallen zijn aansprekend en nuttig voor de discussie over het dagelijks leed dat mensen ondervinden door luchtvervuiling. Het is echter niet wenselijk om cijfermatige doelen hierover toe te voegen aan het SLA. Inschattingen over het optreden van specifieke ziektes gaan met meer onzekerheid gepaard dan de huidige doelen en zijn vaak gebaseerd op blootstelling aan individuele stoffen (alleen PM2,5 of alleen NO2), terwijl het belangrijk is om de focus juist te houden op blootstelling aan het hele mengsel van luchtvervuiling. De huidige doelstellingen in het SLA zijn dus al voldoende om de goede stappen te nemen voor de gezondheid van mensen in Nederland. Hiermee wordt de toezegging aan het lid Kostić afgedaan.
Uitvoeringsagenda SLA 2024–2030
Met deze brief ontvangt de Kamer de tweede uitvoeringsagenda, voor de periode 2024–2030. Deze uitvoeringsagenda is tot stand gekomen in samenwerking met de Ministeries van BZK, EZK en LNV en met de werk- en themagroepen van het SLA, waarin vertegenwoordigers van Rijk, provincies, gemeenten, omgevingsdiensten en GGDs samenwerken. De tweede uitvoeringsagenda betreft een actualisatie van de eerste uitvoeringsagenda. Veel maatregelen in het Schone Lucht Akkoord zijn op dit moment in uitvoering. Dit geldt ook voor de pilots die zijn afgerond en vervolgens zijn vertaald naar concrete stappen, adviezen en aanbevelingen.
Deze geactualiseerde uitvoeringsagenda geldt in principe tot en met 2030, het einde van de huidige looptijd van het Schone Lucht Akkoord. Uitvoering van het SLA is tot en met 2025 gegarandeerd. Voor de periode 2026 tot en met 2030 zijn echter nog geen middelen gereserveerd op de Rijksbegroting. Daarnaast zijn verschillende ontwikkelingen rondom klimaat, energie, landbouw en woningbouw, van invloed op de luchtkwaliteit, waardoor het doelbereik nog niet kan worden veiliggesteld. Hiervoor zou een tussentijdse actualisatie van deze uitvoeringsagenda nodig kunnen zijn. Mocht daar aanleiding voor zijn, wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Samenhang met de Actieagenda Industrie en Omwonenden
In het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid werd geconstateerd dat de streefwaarden van het Schone Lucht Akkoord (de WHO-advieswaarden uit 2005) «geen directe doorwerking» hebben en dus niet door omgevingsdiensten kunnen worden gebruikt om strenger te vergunnen6. Dit is de aanleiding geweest om te verkennen of het Schone Lucht Akkoord, dat nu een vrijwillig convenant is tussen deelnemers, een meer verplichtend karakter zou kunnen krijgen (Actie 6 uit de Actieagenda Industrie en Omwonenden7). Eerder is uw Kamer toegezegd om hierop terug te komen bij de geactualiseerde uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord8.
De herziene Europese richtlijn Industriële Emissies, die basis vormt voor eisen in de vergunningen aan de grotere bedrijven, wordt binnenkort vastgelegd. Op grond hiervan zullen bevoegde gezagen meer mogelijkheden hebben om scherp te vergunnen. De herziene luchtkwaliteitsrichtlijn zal voor scherpere luchtkwaliteitsnormen zorgen, die voor alle overheden gelden. Ook hebben provincies en gemeenten met de inmiddels in werking getreden Omgevingswet de mogelijkheden om eigen omgevingswaarden op te nemen. Zij kunnen op deze manier afwegingen maken, waarbij zowel het belang van een schone leefomgeving als het belang van een gelijk speelveld voor bedrijven in Europa kan worden meegenomen. Bovendien is een groot deel van de maatregelen uit het SLA in uitvoering of vastgesteld in wet- of regelgeving. Daarom is er nu geen aanleiding om het Schone Lucht Akkoord een meer verplichtend karakter te geven, en wordt Actie 6 uit de Actieagenda hiermee afgerond. Met het oog op de inwerkingtreding van de herziene richtlijn Industriële Emissies zal in kaart worden gebracht bij welke industriële activiteiten scherp vergunnen de meeste gezondheidswinst kan opleveren bij omwonenden. Hier zal ook worden gekeken naar het daadwerkelijke gebruik van de bovengenoemde mogelijkheden door bevoegde gezagen en of een verduidelijking van de regelgeving vanuit het Rijk wenselijk is.
De WHO-advieswaarden en een verkenning naar aanvullende maatregelen
Naar aanleiding van de nieuwe WHO-advieswaarden uit 2021 is aan de Kamer toegezegd dat er zal worden gekeken wanneer Nederland naar de nieuwe WHO-advieswaarden zou kunnen toewerken. Ook is toegezegd aan te geven welke aanvullende maatregelen daar eventueel voor nodig zouden zijn9. CE Delft is gevraagd om een shortlist van maatregelen te maken die het grootste effect op de luchtkwaliteit zouden kunnen hebben. De resultaten van deze indicatieve verkenning zijn als bijlage bij de brief toegevoegd. Het is aan het volgende kabinet om te besluiten over eventuele aanvullende maatregelen om verder naar de WHO-advieswaarden toe te werken. Wanneer de WHO-advieswaarden daadwerkelijk in Nederland kunnen worden gehaald, hangt ook af van Europees en internationaal beleid en maatregelen die onze buurlanden nemen. De herziene EU-richtlijn Luchtkwaliteit bevat de verplichting tussen 2030 en 2050 naar de WHO-advieswaarden toe te werken. In de analyse van de impact en haalbaarheid van de herziene EU-luchtkwaliteitsrichtlijn zal worden gekeken in welk tempo dat voor Nederland haalbaar is.
Actualisatie van de Stookwijzer
Zoals in de Kamerbrief van 28 juni 202310 aangegeven, zou de Stookwijzer worden verbeterd. Het RIVM heeft advies gegeven hoe de Stookwijzer kan worden verbeterd11. Begrijpelijkheid voor burgers en het voorkomen van overlast waren daarbij leidend. Dit advies wordt overgenomen en de Stookwijzer wordt hierop aangepast. De geactualiseerde Stookwijzer wordt binnenkort ter beschikking gesteld en kan worden gevonden op www.stookwijzer.nu en op www.atlasleefomgeving.nl/stookwijzer.
De herziene Europese luchtkwaliteitsrichtlijn
De herziening van de Europese richtlijn Luchtkwaliteit bevindt zich in de afrondende fase. Raad en Europees Parlement hebben dit voorjaar voorlopig ingestemd met een compromisvoorstel, waarin strengere normen voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen voor 2030 uit het oorspronkelijk voorstel van de Europese Commissie overeind zijn gebleven, maar de mogelijkheden voor tijdelijke derogatie verruimd zijn. Dit najaar stemmen Raad en parlement nog over een definitief akkoord, waarna de richtlijn definitief is en de implementatieperiode van twee jaar start.
De Kamer is eerder toegezegd12 informatie te ontvangen over de analyse van de betekenis van de richtlijn voor Nederland als deze definitief zou zijn vastgesteld. De verwachting was dat dat vóór de zomer het geval zou zijn. De richtlijn is op dit moment nog niet definitief. Nederland is inmiddels gestart met enkele voorbereidende acties die duidelijkheid gaan geven over de opgave waar we voor staan. Hieronder volgt een duiding van deze acties.
Belangrijkste wijzigingen in de herziene richtlijn
Met de herziening wordt de richtlijn op een aantal onderdelen gewijzigd. De grenswaarden voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen worden aangescherpt per 2030. Als lidstaten in 2027 nog niet voldoen aan deze normen, en prognoses laten zien dat ze zonder extra beleid ook niet zullen gaan voldoen, moeten lidstaten een plan opstellen om aan te tonen hoe ze alsnog kunnen voldoen.
Verder gaat er vanaf 2030 een gemiddeldeblootstellingsverminderingsverplichting gelden (ook wel AERO genoemd, average exposure reduction obligation). De AERO beschrijft hoe in stappen gewerkt moet blijven worden aan dalende concentraties van fijnstof (PM2,5) en stikstofdioxide. Immers, ook bij de nieuwe grenswaarden voor 2030 kan nog gezondheidsschade optreden. Het is daarom belangrijk om te blijven werken aan schonere lucht. De AERO geeft daarmee de verplichting het pad op te gaan richting de meest recente WHO-advieswaarden (uit 2021) in 2050. Het doel is dat elke lidstaat, en dus ook Nederland, een situatie moet bereiken van nul vervuiling (Zero Pollution): geen schade meer aan de menselijke gezondheid en de gezondheid van ecosystemen door vervuiling.
Bovendien zijn er wijzigingen op het terrein van meten, monitoren, modelleren, rapporteren en informeren van het publiek. Het RIVM zal worden gevraagd om deze te inventariseren. De meest opvallende wijziging is de introductie van zogenaamde monitoring supersites. Op die supersites worden naast de stoffen waarvoor normen zijn vastgelegd, ook andere stoffen gemeten zoals ammoniak, roet, en ultrafijnstof. Als het overzicht van deze wijzigingen beschikbaar is, zal de Kamer hierover in het kader van de implementatie van de richtlijn worden geïnformeerd.
Haalbaarheid nieuwe normen en gevolgen voor woningbouw
Het is van belang dat we op tijd aan de slag gaan om de nieuwe verplichtingen voortvloeiend uit de herziene richtlijn te implementeren in Nederland. De voortgangsmeting van het Schone Lucht Akkoord geeft al voor een aantal stoffen aan wat de prognose is voor 2030. Echter, de richtlijn vraagt meer dan alleen voldoen aan de jaargemiddelde normen vanaf 2030 zoals die worden berekend in de voortgangsmeting. Er zijn bijvoorbeeld de AERO en ook daggemiddelde waarden. In 2023 heeft het RIVM al een eerste rapport uitgebracht over de haalbaarheid van de richtlijn voor Nederland13. Omdat er nu meer duidelijkheid is over het klimaatbeleid en de vorderingen van het Schone Lucht Akkoord, zal het RIVM worden gevraagd om dit najaar te starten met een vervolganalyse. Het is de inzet om dan ook een ruimtelijk gedetailleerder beeld te krijgen van mogelijke knelpunten.
Parallel is in samenwerking tussen de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opdracht gegeven aan Deloitte voor het uitvoeren van een Quickscan over de mogelijke impact van de nieuwe grenswaarden op de woningbouwopgave. Het rapport is bijgevoegd bij deze brief. In de Quickscan zijn de prognoses van het RIVM vergeleken met de locaties waar in 2030 nieuwe woningen zijn voorzien en aangegeven waar mogelijk knelpunten zullen kunnen optreden. Uit de analyse blijkt dat in totaal in 48 wijken uit 31 gemeenten met woningbouwplannen de concentraties op of boven de nieuwe grenswaarden zullen liggen. Het gaat om potentieel 32.000 nieuwe woningen, zo’n 3% van het totaal aantal woningen in woningbouwplannen tot 2030. Dit aantal is weliswaar beperkt, wat niet wegneemt dat dit lokaal wel impact kan hebben. De resultaten uit het rapport zullen worden betrokken bij de bredere analyse die voor de implementatie van de richtlijn zal volgen. Daarin zal ook gekeken worden naar de bredere ruimtelijke effecten op andere beleidsterreinen dan woningbouw.
Tot slot
De voortgangsmeting van het RIVM laat zien dat de doelen van het SLA binnen bereik zijn. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de maatregelen uit het SLA en uit het klimaat- en stikstofbeleid worden uitgevoerd. Alleen zo kan 50% gezondheidswinst worden gerealiseerd. Hiernaast worden ook voorbereidingen getroffen voor de implementatie van de EU-richtlijn Luchtkwaliteit. Daarin worden nieuwe aangescherpte grenswaarden voor 2030 opgenomen. Het halen van deze nieuwe EU-normen betekent nog niet dat de leefomgeving gezond is. Het is aan het volgende kabinet om hierover te besluiten. Door te blijven inzetten op een verbetering van de luchtkwaliteit leven mensen in Nederland langer én gezonder.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Nadere toelichting op de tweede voortgangsmeting van het Schone Lucht Akkoord
Nieuwe wetenschappelijke inzichten
Uit de vorige voortgangsmeting bleek Nederland op 47% en 52% gezondheidswinst te koersen met voorgenomen en geagendeerd beleid, respectievelijk14. Deze keer staat de range op 46 á 50%. In deze voortgangsmeting zijn een aantal nieuwe wetenschappelijke inzichten doorgevoerd die een effect hebben op de cijfers. Het rapport van het RIVM gaat nader in op deze actualisaties en hun invloed op de berekeningen. In het kort:
– Er wordt rekening gehouden met de vergrijzing van de bevolking. Dit betekent dat de Nederlandse bevolking in 2030 wat ouder is dan in 2016 en daardoor meer negatieve gezondheidseffecten gaat ondervinden. In eerdere scenario’s was hier nog geen rekening mee gehouden, en dus vallen deze berekeningen wat ongunstiger uit qua gezondheidseffecten (~1 procentpunt)
– Er werd deze keer gezondheidseffecten berekend als gevolg van blootstelling aan de combinatie PM2,5/NO2 in plaats van PM10/NO2 zoals in het verleden is gedaan. Het gebruik van PM2,5 wordt onderbouwd met meer wetenschappelijk bewijs en sluit beter aan bij de praktijk in het buitenland. Echter maakt dit het halen van de doelen voor sommige sectoren wat lastiger als de maatregelen gekozen zijn deels vanwege hun effect op PM10 en niet per se PM2,5.
– De relatieve risico’s voor NO2 en fijnstof (ruwweg de gezondheidsschade per eenheid concentratie) zijn geactualiseerd in lijn met het advies van de WHO uit 2021.
Nieuwe inzichten in emissies
Sinds het ondertekenen van het Schone Lucht Akkoord zijn er nieuwe inzichten in de emissies die het enigszins lastiger maakt om de bestaande doelen te halen:
– De auto’s en mobiele werktuigen in Nederland gaan langer mee dan eerder was gedacht. In 2030 gaan ze dus gemiddeld meer luchtverontreiniging uitstoten dan eerder was ingeschat.
– Er zijn nieuwe bronnen van luchtvervuiling ontdekt, zoals koelaggregaten op vrachtwagens.
– De nieuwe Euro 7-normen voor personenauto’s zijn minder streng geworden dan eerder werd verondersteld.
Nieuw beleidsontwikkelingen
Een deel van onlangs aangekondigd beleid kon nog niet worden meegenomen in de berekeningen. Klimaat- en stikstofmaatregelen die bij de Klimaat en Energieverkenning van oktober 2023 nog niet door het PBL kon worden doorgerekend15, konden ook niet in deze berekeningen worden meegenomen. Het gaat onder meer om de maatregelen:
– Aanscherpen normen duurzaam inkopen
– Vergroenen reisgedrag
– Beprijzing emissies binnenvaart onder het EU-ETS2
– Subsidie voor waterstof in wegvervoer en binnenvaart
Kamerstukken II, vergaderjaar 2019–2020, 30 175, nr. 343↩︎
Gezondheidswinst wordt door het RIVM berekend aan de hand van verloren levensjaren en gemiddeld levensduurverlies. Meer informatie hierover kan in de RIVM-rapportage worden gevonden.↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 30 175, nr. 397↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 30 175, nr. 438↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 XII, nr. 54↩︎
Onderzoeksraad voor Veiligheid, Industrie en omwonenden, april 2023 (blz. 76)↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 28 089, nr. 273↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 30 175, nr. 452↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 30 175, nr. 415; Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 30 175, nr. 417; ook mondeling tijdens het commissiedebat Milieuraad op 13 december 2022 (toezeggingennummer: TZ202301–001)↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 30 175, nr. 448↩︎
Terug te vinden op: https://www.rivm.nl/publicaties/herziening-criteria-stookwijzer↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 21 501-08, nr. 936↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 36 246, nr. 11↩︎
Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 30 175, nr. 397↩︎
Planbureau voor de Leefomgeving, Klimaat- en Energieverkenning 2023, 26 oktober 2023↩︎