Rapport Universiteit Leiden over intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed
Terrorismebestrijding
Brief regering
Nummer: 2024D27471, datum: 2024-06-27, bijgewerkt: 2024-08-14 08:14, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29754-726).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Eindrapport NCTV Intergenerationele Overdracht 2024
- Beslisnota bij Kamerbrief Rapport Universiteit Leiden over intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed
Onderdeel van kamerstukdossier 29754 -726 Terrorismebestrijding.
Onderdeel van zaak 2024Z11481:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-07-04 09:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-12-11 14:30: Terrorisme/extremisme (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 726 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
In Nederland zijn er gezinnen waar kinderen mogelijk opgroeien met extremistische denkbeelden. Reeds in de vijftigste editie van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van juni 2019 werd gewaarschuwd voor het potentiële gevaar dat kan uitgaan van kinderen die opgroeien in een jihadistisch milieu, doordat zij mogelijk op de langere termijn deze ideeën zouden kunnen overnemen.1
Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (hierna: WODC) heeft in 2020 en 2021 op verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (hierna: NCTV) verkennend onderzoek laten doen door de Universiteit Leiden naar de overdracht van jihadistisch extremistisch gedachtegoed binnen de gezinscontext. Dit onderzoek, genaamd «Van ouder op kind», richtte zich op het in kaart brengen van bestaande inzichten in het fenomeen van intergenerationele overdracht van jihadistisch en extremistisch gedachtegoed binnen de gezinscontext. Voornaamste uitkomst van dit onderzoek was dat er aanvullend onderzoek gewenst was, waarbij ook andere vormen van extremisme meegenomen dienden te worden. In de begeleidende Kamerbrief uit 2021 is toegezegd om dit aanvullende onderzoek uit te voeren.2
De Universiteit Leiden heeft in dit vervolgonderzoek gekeken naar de overdracht van jihadistisch en rechts-extremistisch gedachtegoed. Het onderzoek richt zich specifiek op de manier waarop ouders en ouderfiguren hun ideologische denkbeelden, direct en indirect, op hun kinderen kunnen overdragen. Het geeft inzicht in de wijze waarop het ideologische gedachtengoed kan worden overgedragen en hoe deze overdracht mogelijk kan worden tegengaan. Hierbij bied ik u, mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), het eindrapport en mijn beleidsreactie aan. Ik ben de Universiteit Leiden erkentelijk voor het gedegen onderzoek dat zij hebben verricht.
Inleiding
«Is een kind van een extremist extra vatbaar voor de ideologie van de ouder?»
«Voeden extremistische ouders actief hun kinderen op met hun extremisme?»
«Wat zijn de langetermijneffecten van opgroeien bij een extremistisch gezin?»
Voor de beantwoording van dergelijke voorbeeldvragen is de specifieke overdracht van ouder op kind onderzocht. Centraal stond de intergenerationele overdacht, dat verwijst naar een multi-directioneel proces.3 Bij zowel ouder als kind kun je niet «in het hoofd» kijken om daadwerkelijk na te gaan of de ouder intentioneel werkt aan de overdracht en of het kind vatbaar is daarvoor. Wel kan inzicht in hoeverre intergenerationele overdracht mogelijk is en de wijze waarop dit kan worden overgedragen van belang zijn om systemisch om te gaan met dit risico op radicalisering. In de aanpak van casussen wordt immers rekening gehouden met de familiaire en sociale context.
Het rapport beschrijft de resultaten van onderzoek dat is gedaan naar:
1. De typen overdrachtsmechanismen;
2. De opvoedstijlen die door ouders worden gehanteerd;
3. De visie op ouderschap (de assumpties, attitudes en overtuigingen die aan opvoedingskeuzes ten grondslag liggen).
4. De langetermijneffecten van de intergenerationele overdracht van extremisme.
Belangrijkste bevindingen
Uit het onderzoek blijkt dat er in Nederland gezinnen zijn waar kinderen opgroeien met extremistische denkbeelden. Het is echter niet per definitie zo dat er dan ook direct sprake is van intergenerationele overdracht van deze denkbeelden. De daadwerkelijke omvang en impact blijken – ook na dit onderzoek – moeilijk te onderzoeken. De bevindingen worden hieronder nader toegelicht.
Overdracht
Ouders kunnen op een directe en indirecte manier hun extremistische denkbeelden overbrengen op hun kinderen. Directe (of oudergestuurde) overdracht betreft de bewuste en actieve keuzes die ouders in de extremistische socialisering maken, zoals sociale isolatie, mediacontrole, thuisonderwijs en het kind blootstellen aan extremistische narratieven. Indirecte (of kindafhankelijke) overdracht heeft betrekking op de manier waarop kinderen met deze aangereikte denkbeelden omgaan. Kinderen voelen veel loyaliteit naar hun ouders toe en kunnen het extremistische gedachtegoed van de ouder romantiseren. Het kind kan zich aangetrokken voelen tot de denkbeelden van de ouder(s). Niet alle kinderen zijn echter even ontvankelijk voor de overdrachtsinspanningen en niet alle ouders hebben de behoefte om hun denkbeelden op hun kinderen over te dragen.
Opvoeding
Uit het onderzoek blijkt dat ouders, ondanks hun extremistische gedachtegoed, in staat zijn om hun kinderen een warme en liefdevolle opvoeding te bieden. Ook binnen extremistische gezinnen kunnen kinderen op een veilige manier aan hun ouders hechten. Het zelfvertrouwen dat een gezonde hechting levert kan mogelijk een beschermende factor zijn tegen de overdracht van de extremistische denkbeelden. Tegelijkertijd doen dysfunctionele opvoedingssituaties en ambivalente opvoedingsstijl, waarbij emotionele en fysieke mishandeling kan plaatsvinden, zich ook voor in extremistische gezinnen. Vermoedelijk leidt dit tot onveilige hechtingsstijlen bij kinderen, wat de intergenerationele overdracht van extremisme juist in de hand zou kunnen werken.
Ouderschap
De onderzoekers concluderen dat de intergenerationele overdracht van extremisme is verbonden aan individuele ideeën en aannames over het ouderschap. Enerzijds komt dit doordat het ouderschap een belangrijk onderwerp is in extremistische ideologieën. Anderzijds kunnen ouderschapsstijlen indirect de kinderen vatbaar maken voor extremistische denkbeelden. Desondanks worden extremistische narratieven over de opvoeding van kinderen in de praktijk niet altijd nageleefd. Het ouderschap zorgt in sommige gevallen juist voor deradicalisering van de ouders.
Langetermijneffecten: nasleep van intergenerationele overdracht
Kinderen die opgroeien in een extremistisch gezin (en ook de (voormalig) extremistische ouders) ervaren stigmatisering, labelling en vijandigheid. Dit kan bijdragen aan versterking van het extremistisch gedachtengoed: enerzijds door het isolationisme dat ontstaat bij kinderen en anderzijds door het mogelijk aanwakkeren van slachtoffergevoel. Daarnaast hebben enkele respondenten als langetermijneffect aangegeven te worstelen met trauma’s en psychische problematiek.
Het onderzoek wijst uit dat kinderen zich los kunnen maken van het gedachtegoed van hun ouders. Helpend hierin is blootstelling aan mensen met andere leefwijzen of denkbeelden. Daarnaast komt in het onderzoek terug dat sommige kinderen zoeken naar nieuwe vormen van zingeving om de extremistische ideologie mee te vervangen. De onderzoekers concluderen dat intergenerationele overdracht van extremisme een veld is dat ook de komende jaren aandacht zal blijven vragen.
Aanbevelingen en beleidsreactie
Aanbeveling 1: Zicht op extremistisch thuisonderwijs vergroten
Hoewel extremistisch thuisonderwijs voor lijkt te komen en hier ook in de Nederlandse context zorgen over worden geuit, benadrukken de onderzoekers dat onduidelijk is in hoeverre dit daadwerkelijk gebeurt. Er zijn op zowel lokaal als nationaal niveau geen cijfers over de mate waarin dit voorkomt. Zo bestaat er momenteel geen meldplicht voor leerplichtambtenaren, wanneer er zorgen zijn over extremistisch thuisonderwijs, waardoor deze zorgen niet in kaart kunnen worden gebracht. De onderzoekers benadrukken het stimulerende effect dat dergelijke sociale isolatie op de overdracht van extremisme kan hebben. Wanneer er meer zicht is op eventuele extremistische thuisscholingspraktijken kan dit bovendien helpen om tijdig tot gezinsinterventies over te gaan, indien de situatie daarom vraagt.
Beleidsreactie
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen aanvullend thuisonderwijs, waarbij een kind ook naar school gaat, en thuisonderwijs als gevolg van een vrijstelling van de leerplicht vanwege richtingsbezwaren. Bij de eerste groep heeft de leerplichtambtenaar geen rol, omdat in de regel aan de leerplicht wordt voldaan doordat kinderen scholen bezoeken. Het veronderstelde gebrek aan signaleringsbereidheid van leerplichtambtenaren kan daar dan ook niet aan de orde zijn. Bij de tweede groep bestaat het risico dat in enkele gevallen kinderen opgroeien in een ideologische bubbel. Het totaal aantal kinderen dat thuisonderwijs krijgt op basis van een vrijstelling vanwege richtingsbezwaren betrof vorig jaar 2.124 kinderen. Deze groep groeit de laatste jaren. Ouders moeten het beroep op een vrijstelling kenbaar maken bij een leerplichtambtenaar voordat het kind de leerplichtige leeftijd bereikt. Dit moet vervolgens jaarlijks worden herhaald. De rol van de leerplichtambtenaar in dit proces is om te constateren of het beroep gegrond is. Zij hebben niet de bevoegdheid om bij dit oordeel de inhoud van het thuisonderwijs te betrekken. Eerder onderzoek onder gemeenten wees uit dat zij zien dat het merendeel van deze ouders een beroep doet op de vrijstelling vanwege een holistische levensovertuiging of vanuit een specifiek christelijke geloofsovertuiging.4 Op dit moment wordt door OCW bezien hoe aan de verschillende moties op het dossier thuisonderwijs vanwege richtingsbezwaren invulling wordt gegeven. We gaan in ieder geval door met het uitwerken van het wetsvoorstel voor het stellen van minimale eisen aan thuisonderwijs. Hiermee willen we, net als met het wetsvoorstel toezicht informeel onderwijs, ook een vorm van toezicht organiseren. Het is immers in het belang van kinderen en jongeren dat we meer zicht en grip krijgen op thuisonderwijs en de kwaliteit daarvan. De Tweede Kamer wordt later dit jaar over de voortgang van het dossier geïnformeerd. Het voorliggende onderzoek wordt door OCW betrokken bij de verdere beleidsvorming rond het thuisonderwijs.
Aanbeveling 2: Bewustwording vergroten over mogelijke neveneffecten van repressieve maatregelen
Het onderzoek wijst uit dat repressieve (strafrechtelijke) maatregelen de overdracht van intergenerationele overdracht van extremisme mogelijk in de hand kunnen werken. Boosheid speelt een belangrijke rol in de verhalen die extremistische ouders aan hun kinderen meegeven. Ervaringen van discriminatie en stigmatisering liggen hier veelal aan ten grondslag; extremistische ouders voelen zich vaak buitengesloten of te kort gedaan door de buitenwereld. Hoewel het vooralsnog onduidelijk is wat de langetermijneffecten van (de overdracht van) deze narratieven van boosheid zullen zijn, is het van belang dat bewustwording over dit potentiële neveneffect van repressieve maatregelen wordt vergroot. Bijkomende observering van de onderzoekers is dat een groot deel van de (voormalig) jihadistische respondenten worstelt met hun ouderrol in detentie. Het onderzoek suggereert dat gedetineerde (voormalig) extremistische ouders gebaat zouden zijn bij meer pedagogische en praktische ondersteuning in de opvoeding van hun kinderen, zowel tijdens als na gevangenschap.
Beleidsreactie
Wanneer er vermoedens zijn van extremistisch gedachtegoed, kunnen personen worden opgenomen in de lokale persoonsgerichte aanpak voorkoming radicalisering en extremisme. Hier kunnen partners die betrokken zijn bij de casus komen tot een gezamenlijke, integrale aanpak. Door het Openbaar Ministerie wordt, indien opportuun, opgetreden wanneer er sprake is van een gepleegd strafbaar feit. Het is van belang om de mogelijk katalyserende werking van (repressieve) maatregelen op de intergenerationele overdracht van extremistisch gedachtegoed op kinderen mee te nemen bij de uitvoering van maatregelen, zowel bij strafrechtelijke, bestuurlijke als casus specifieke maatregen. Bewustwording bij de jeugdbeschermingsinstanties en andere betrokken organisaties over dit mogelijk neveneffect maakt dat er gekeken kan worden naar mitigerende maatregelen voor de kinderen als onderdeel van een grotere (preventieve) aanpak. Deze specifieke aanbeveling zal ik onder de aandacht brengen bij relevante partijen zoals gemeenten en de Raad voor de Kinderbescherming.
Voor alle gedetineerden geldt dat het lastig is om een goede invulling te geven aan de ouderrol. Gedetineerde (voormalig) extremistische ouders zijn hierin geen uitzondering. Zoals ook bij de lokale persoonsgerichte aanpak het geval is, worden gedetineerden met een terroristische of extremistische achtergrond besproken in een multidisciplinair casusoverleg. In dit casusoverleg, het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR), wordt door de penitentiaire inrichting, gemeente en Reclassering Nederland bezien welke risico’s en hulpvragen er zijn om deze gedetineerden veilig terug te laten keren in de maatschappij, en welke activiteiten en interventies er nodig zijn om hen hierin te ondersteunen. Deze gedetineerde ouders kunnen ook op eigen verzoek een opvoedcursus volgen waarin inzicht wordt gegeven in de ouderrol en verschillende opvoedstijlen, en de effecten hiervan op de kinderen. De Gecertificeerde Instelling, die in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel toezicht houdt op de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen, voert daarnaast gesprekken met ouders waarin zij uitleg kunnen krijgen over de hechting met hun kind. Het onderzoek laat het belang zien van een goede hechting tussen ouder en kind. Hoewel er reeds activiteiten ondernomen worden om deze ouders in hun ouderrol te ondersteunen, zal er met partners worden gekeken wat hierin ter ondersteuning aanvullend mogelijk is.
Aanbeveling 3: Inzetten op beschermende factoren om ideologische bubbel te doorbreken
Kinderen uit extremistische gezinnen zijn in staat om zich los te maken van de ideologische denkbeelden van hun ouders. Zij volgen hierin verschillende paden. Waar sommigen het contact met hun ouders volledig verbreken, blijven anderen zich achter hun ouders scharen en brengen een duidelijke scheiding aan tussen hun ouders en het gedachtegoed. Uit het onderzoek blijkt dat er beschermende factoren zijn waarop kan worden ingezet om kinderen de kans te geven zich los te maken van het extremistische gedachtegoed. Er gaat een beschermende kracht uit van niet-extremistische invloeden van buiten de gezinssfeer. De onderzoekers adviseren om in te zetten op alternatieve identiteitsvorming, positieve triggerevents en blootstelling aan mensen met andere leefwijzen of denkbeelden. Ook blijkt dat kinderen vaak op zoek gaan naar nieuwe vormen van zingeving, bijvoorbeeld in de rol van (oosterse) religie, ter vervanging van de gezinsideologie en om betekenis te geven aan hun ervaringen. Kortom, het doorbreken van de geïsoleerde bubbel waarin kinderen opgroeien is cruciaal.
Beleidsreactie
Het onderzoek laat zien dat deze kinderen hun eigen pad kunnen kiezen en niet automatisch meegaan in het gedachtegoed van hun ouders. Voorkomen moet worden dat deze kinderen worden gestigmatiseerd en daarmee onbedoeld juist in de extremistische hoek worden gedrukt. Ik onderstreep daarom ten volste de aanbeveling om in te zetten op positieve manieren om kinderen uit de ideologische bubbel te halen en beschermende factoren te versterken.
Het is belangrijk dat kinderen op een ongedwongen manier kennis maken met andere ideeën, opvattingen en mensen. Daarbij moet worden gewaakt voor het opzetten van programma’s en activiteiten die speciaal voor kinderen uit extremistische gezinnen zijn ontwikkeld. Dit kan stigmatiserend en stereotyperend werken. Het is daarom raadzaam om aan te sluiten bij reeds bestaande, bredere participatieprogramma’s. Zo zet SZW in op het versterken van veerkracht en weerbaarheid in de samenleving. Vanuit de Agenda Veerkrachtige en Weerbare Samenleving wordt lokaal ingezet op (de ontwikkeling van) interventies gericht op preventieve beschermende factoren, zoals kritisch denken en positieve identiteitsvorming. De Agenda is nu actief in ruim 25 gemeenten en de uitkomsten van de interventies komen beschikbaar voor gemeenten en professionals in heel Nederland.
Verder bestaan er op nationaal en lokaal niveau verschillende initiatieven om kinderen op laagdrempelige wijze bij de maatschappij te betrekken, zoals met sportprogramma’s en jongerenwerk. Vaak ontbreekt het besef dat deze initiatieven ook belangrijk zijn bij het voorkomen van radicalisering. SZW werkt momenteel aan het ontwikkelen van een model, dat overzicht biedt van beschermende- en risicofactoren binnen een aantal domeinen die bewezen belangrijk zijn bij de preventie van radicalisering (zoals: het individu, familie, dagbesteding, sociale- en digitale omgeving van peers en de bredere omgeving). Daarnaast biedt het model een overzicht van interventies gericht op de preventie van radicalisering, maatschappelijke spanningen en polarisatie. Daarmee wil SZW gemeenten en (jeugd)professionals verder ondersteunen bij het vormgeven van hun preventieve beleid. Door duidelijk te maken op welke leefgebieden en met welke interventies gemeenten kunnen inzetten op de preventie van radicalisering, maatschappelijke spanningen en polarisatie.
Tot slot
Ofschoon het lastig blijft om zicht te krijgen op de daadwerkelijke aantallen van gezinnen waar overdracht van extremistisch gedachtegoed plaatsvindt biedt het rapport belangrijke en nuttige kwalitatieve inzichten en aanbevelingen. Het onderzoek laat zien dat opgroeien met extremistische denkbeelden niet per definitie leidt tot daadwerkelijke overdracht en internalisering van dit gedachtegoed. De heersende assumptie dat kinderen die opgroeien in een extremistisch gezin, per definitie zelf ook extremisten worden, is dan ook onterecht en mogelijk zelfs schadelijk. Wel blijft het zorgelijk wanneer kinderen volledig worden onttrokken aan de samenleving en enig zicht op hun ontwikkeling ontbreekt. Het is daarom belangrijk dat lokale partners, zoals zorg- en jeugdprofessionals, contact met het gezin houden en hen blijven betrekken bij de maatschappij. Door in te zetten op preventie en het doorbreken van de ideologische bubbel krijgen kinderen de kans om hun eigen pad te kiezen. Mochten deze kinderen toch signalen van (mogelijke) radicalisering richting extremisme laten zien, dan kunnen zij ook zelf opgenomen worden in de lokale persoonsgerichte aanpak voorkoming radicalisering en extremisme. Hier zal door partners uit het sociaal-, zorg- en veiligheidsdomein gekeken worden naar interventies op maat om de juiste zorg aan het betreffende kind te kunnen bieden.5
Voor dit vraagstuk is een brede inzet noodzakelijk. Ik zal dit onderzoek, zoals aangekondigd, onder de aandacht brengen bij relevante partners en, samen met mijn collega’s van SZW en OCW, op gepaste wijze de bevindingen meenemen in bestaand beleid.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
Kamerstukken II, 2018/19, 29 754, nr. 516.↩︎
Kamerstukken II, 2020/21, 29 754, nr. 614.↩︎
Een multi-directioneel proces beschrijft een mechanisme waarbij zowel ouders als kinderen elkaar direct of indirect beïnvloeden in hun overtuigingen, normen en waarden (Wieringen et al., 2024, p.6).↩︎
Ingrado, Resultaten enquête vrijstellingen 5 onder b leerplicht, april 2023.↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 29 754, nr. 681.↩︎