Kabinetsappreciatie van het Clingendaelrapport over de toekomst van EU- missies
Defensieraad
Brief regering
Nummer: 2024D27822, datum: 2024-06-28, bijgewerkt: 2024-08-15 13:49, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-28-268).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: K.H. Ollongren, minister van Defensie
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 28-268 Defensieraad.
Onderdeel van zaak 2024Z11586:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Medeindiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-05 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2024-10-10 10:00: Raad Buitenlandse Zaken d.d. 14 oktober 2024 (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-28 Defensieraad
Nr. 268 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, VAN DEFENSIE EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2024
Hierbij ontvangt u conform de toezegging tijdens het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken op 23 mei jl. de kabinetsappreciatie van het Clingendaelrapport European Defence – The Future of EU Missions. Het rapport gaat in op de veranderende context en focus van EU Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB)-missies en schenkt bijzondere aandacht aan de vraag hoe EU GVDB-missies de stabiliteit van Moldavië, Georgië en Armenië kunnen bevorderen en Oekraïne kunnen ondersteunen in de strijd tegen Rusland. Clingendael benoemt een aantal tekortkomingen in de bestaande missies en levert overkoepelende en missie-specifieke aanbevelingen.
Veranderende veiligheidsomgeving GVDB-missies
De Russische dreiging aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied neemt nog altijd toe in omvang en complexiteit. De instabiliteit aan de oostflank raakt direct aan de veiligheid van ons eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied. Het NAVO Strategisch Concept heeft Rusland uitgeroepen tot de meest significante en directe dreiging voor de bondschappelijke veiligheid en voor vrede en stabiliteit in het Euro-Atlantische gebied. Onder Poetin’s leiderschap is Rusland teruggekeerd naar het imperialistische denken, inclusief de wens tot het hebben en uitbreiden van haar eigen invloedssfeer. Rusland is overgeschakeld op een oorlogseconomie en heeft hiervoor economische veranderingen doorgevoerd die van structurele aard lijken. De NAVO en EU zijn cruciaal om ons daar tegen te weren, en daarbinnen moet de EU meer verantwoordelijkheid nemen voor haar eigen veiligheid en die op en om het Europese continent en zo ook een grotere bijdrage leveren aan de NAVO als hoeksteen van de Europese veiligheid. Het daadwerkelijk tegengaan van de toenemende dreiging vraagt om fundamentele veranderingen vanuit de overheid en de samenleving. Veiligheidsinzet op de oostflank is daarbinnen een onmisbare vorm van vooruitgeschoven verdediging en afschrikking voor de veiligheid van Nederland en Europa.
Het kabinet onderschrijft daarom volledig de essentie van het Clingendael advies, waarin opgeroepen wordt serieus te investeren in Europa’s directe omgeving en op maritieme veiligheid, ten behoeve van Europa’s eigen veiligheid. Dit correspondeert in belangrijke mate met de kabinetsinzet, zoals verwoord in de brief Beleid Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 35 925 V, nr. 84, d.d. 8 maart 2022) en de Samenhangbrief Missies en Operaties (Kamerstuk 29 251, nr. 446, d.d. 17 juni 2022).
Deze kabinetsinzet heeft zich in de afgelopen periode onder meer vertaald in een toegenomen Nederlandse civiele, militaire en politiële bijdrage ter versterking van de NAVO-Oostflank (met onder andere de lopende bijdrage aan enhanced Forward Presence (eFP) Litouwen en de MQ9-inzet in Roemenië),1 de Nederlandse steun aan Oekraïne (waarvan EU Military Assistance Mission in support of Ukraine (EUMAM) en de EU Advisory Mission (EUAM) onderdeel zijn), de toegenomen samenwerking met Moldavië (waaronder via het EU Partnership Mission (EUPM) en de EU Border Assistance Mission (EUBAM)), de inzet binnen de EU Mission in Armenia (EUMA) en de bijdrage aan EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina ter bevordering van de stabiliteit in de Westelijke Balkan. Daarnaast levert Nederland een significante bijdrage aan EU- en VS-geleide missies ter bevordering van de maritieme veiligheid in de Rode Zee.
Het kabinet wijst tegelijkertijd ook op het belang van voortdurende inzet voorbij de buitengrenzen van Europa, noodzakelijk om veiligheidsbelangen en de internationale rechtsorde te waarborgen of bondgenootschappelijke solidariteit te tonen. De Nederlandse veiligheidsinzet in Irak (waaronder NATO Mission Iraq (NMI) en de EU Advisory Mission in Iraq (EUAM)) is daarvan een voorbeeld. Het kabinet hecht tegelijkertijd aan de rol van Nederland als betrouwbare partner en het leveren van een Nederlandse fair share als het gaat om inzet van de krijgsmacht, politie en civiele experts in militaire en civiele missies. In dat kader streeft Nederland aanhoudend naar een proportionele bijdrage aan de internationale inspanningen om dreigingen voor Europa en Nederland tegen te gaan door onder andere de internationale rechtsorde te versterken, waaronder door deelname aan GVDB-missies. In lijn met de geïntegreerde benadering wordt veiligheidsinzet daarbij gecoördineerd met diplomatieke-, ontwikkelingssamenwerking- en andere inzet. Daarbij streeft het kabinet zoveel mogelijk naar synergie met andere Nederlandse beleidsprioriteiten, zoals de bestrijding van irreguliere migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme.
Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens het commissiedebat voortgang missies op 26 maart jl., maak ik tevens van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over het doorlopend leren van missies en conflicten. Het kabinet hecht eraan dat missies zich aanpassen aan de wijzigende veiligheidsomgeving en aan de geleerde lessen uit eerdere missies en operaties, door meer oog te hebben voor de context van geopolitieke competitie, realistische verwachtingen van wat bereikt kan worden en transparant te zijn over de voortgang en resultaten. Het kabinet maakt daar ook werk van, zoals geschetst in de recente voortgangsrapportages over missiebijdragen.2 Nederland maakt periodiek een afweging of het ingezette missie-instrumentarium nog aansluit bij de lokale context en behoefte in een land, of dat versterking, aanpassing of afschaling gewenst zou zijn. In de Sahel is EU Training mission (EUTM) Mali beëindigd conform de inzet van het kabinet. In het Europese krachtenveld blijkt afschaling of sluiten van missies niettemin regelmatig een lastige opgave. De EU-trainingsmissie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) is een voorbeeld van een missie waar de kabinetsinzet tot beëindiging niet overeenkomt met de inzet van andere EU-lidstaten. Een aantal lidstaten prioriteert de aanwezigheid van de EU in de CAR en zichtbare steun aan de regering in de vorm van GVDB- missies en hecht minder belang aan de effectiviteit en impact van een missie. Ook het feit dat verschillende EU-lidstaten uiteenlopende geografische prioriteiten hanteren voor GVDB-instrumenten, speelt daarbij een rol.
Tegelijkertijd erkent het kabinet dat voor de uitvoering van het door EU-lidstaten gewenste hogere ambitieniveau de EU GVDB-missies tegen grenzen van beschikbare capaciteit aanlopen.3 De toenemende instabiliteit in en rondom betreffende landen gaat er gepaard met toenemende urgentie tot handelen en daarmee ook de vraag naar EU GVDB-missies. Dit blijkt onder meer uit de oprichting en versterking van de EU Monitoring Mission to Armenia (EUMA) en EU Partnership Mission to Moldova (EUPM) in 2023 en de versterking van EUMAM en de EU Advisory Mission to Ukraine (EUAM) in 2024. Daarbij geldt dat de presentie van GVDB-missies door landen als betreffende landen als een substantiële vorm van EU betrokkenheid wordt ervaren, waar een geruststellende werking vanuit kan gaan. Het lukt EU-lidstaten echter regelmatig niet om gezamenlijk de benodigde inhoudelijke expertise te leveren voor de uitvoering van mandaten. Het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB)-budget voor civiele GVDB-missies is daarnaast overvraagd. Op dit moment is een significante opschaling van bestaande civiele GVDB-missies niet mogelijk zonder af te schalen in andere landen waar civiel GVDB als instrument wordt ingezet.
Generieke aanbevelingen
Taakverdeling NAVO-EU
Clingendael stelt dat een taakverdeling tussen de EU en de NAVO, waarbij de NAVO zich richt op collectieve verdediging («in area») en de EU op crisismanagement («out of area»), voor de hand ligt. Clingendael adviseert te onderzoeken hoe beide organisaties optimaal gebruik kunnen maken van hun comparatieve voordelen en hoe zij elkaar kunnen versterken. Het kabinet deelt deze observatie. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat deze taakverdeling onwaarschijnlijk is: de NAVO zal waarschijnlijk ook actief blijven buiten het bondgenootschappelijk grondgebied; de EU onderneemt activiteiten die (indirect) bijdragen aan collectieve verdediging; en het onderscheid tussen collectieve verdediging en crisismanagement wordt kleiner. Het kabinet acht het daarnaast van belang te benadrukken dat de scope van EU GVDB-missies breder is dan alleen crisisbeheersing; ook op het gebied van capaciteitsopbouw, grensmanagement en het vergroten van weerbaarheid van staten spelen deze missies een belangrijke rol.
Het kabinet onderschrijft de constatering dat de NAVO en de EU complementair aan elkaar zijn. Het kabinet beschouwt de NAVO als hoeksteen van onze collectieve verdediging.4 De EU is daarnaast realistisch gezien niet toegerust om een dergelijke taak in de nabije toekomst te vervullen. Het kabinet acht het dan ook onverstandig om te streven naar een strikte taakverdeling tussen beide organisaties, en ondersteunt de oproep tot versterkte synergie. Zo kan de EU bijdragen aan standaardisatie, hetgeen de interoperabiliteit en operationele effectiviteit van de NAVO versterkt. EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina is een goed voorbeeld van NAVO-EU samenwerking, waarbij NAVO de EU-operatie ondersteunt met command and control en door reserve-eenheden beschikbaar te stellen. Nederland draagt sinds januari 2023 bij aan de operatie met vier stafofficieren. In oktober werd deze bijdrage uitgebreid met een Human Intelligence (HUMINT)-team en een infanteriecompagnie.
De EU heeft een uitgebreid instrumentarium waarmee het in toenemende mate verantwoordelijkheid neemt voor haar eigen veiligheid en daarmee bijdraagt aan de NAVO-doelstellingen. Dit instrumentarium omvat EU-missies en operaties,5 de Europese Vredesfaciliteit (EPF),6 het voeren van politieke dialoog en het uitoefenen van politieke druk, het instellen van sancties, handelsbeleid, het EU-mechanisme voor civiele bescherming7, ontwikkelingssamenwerking en conflictpreventie. De civiele dimensie van het GVDB, waaronder ook de politie-inzet valt, vormt een significante en unieke bijdrage aan de geïntegreerde aanpak van veiligheidsproblemen op het raakvlak van interne en externe veiligheid.
De ondersteuning van Oekraïne tegen de Russische agressie laat zien hoe de NAVO en de EU beide hun unieke instrumentarium kunnen aanwenden en daarmee elkaar aanvullen. Op het vlak van hybride dreigingen richt de EU-NATO Structured Dialogue on the Resilience of Critical Infrastructure zich op het versterken van de weerbaarheid en bescherming van kritieke infrastructuur, zoals het gezamenlijk tegengaan van dreigingen tegen kritieke infrastructuur op zee. De EU heeft een breed instrumentarium, zoals economische, financiële, wetgevende en diplomatieke maatregelen om in te zetten tegen hybride dreigingen. Het NAVO-instrumentarium tegen hybride dreigingen bevindt zich meer in het militair-politieke domein. Daarnaast versterkt de EU de defensie-capaciteit van EU-lidstaten via de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP). Dit komt ten goede aan zowel de EU als de NAVO.
Herziening juridisch kader GVDB
Clingendael constateert dat het snel veranderende geopolitieke klimaat de EU dwingt te kijken naar het juridische raamwerk van het GVDB. Voorgesteld wordt om de lijst met verschillende taken genoemd in artikel 43, lid 1 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) te wijzigen in een meer generieke omschrijving, zodat een eventuele nieuwe EU civiele GVDB-missie in Oekraïne met een uitvoerend mandaat op grensbewaking, brandbestrijding, ontmijning en noodhulp, zoals tevens voorgesteld door Clingendael, binnen het juridische raamwerk zou vallen. Het kabinet is van oordeel dat het huidige juridische raamwerk voldoende ruimte biedt om de taken uit te voeren zoals geïdentificeerd in het EU Strategisch Kompas. Zodra het kabinet meer inzicht heeft in de wenselijkheid van, en internationaal draagvlak voor, een dergelijke uitvoerende civiele GVDB-missie, staat het kabinet open om een aanpassing aan het EU Strategische Kompas en het juridisch raamwerk van het GVDB te overwegen.
Artikel 44 als basis voor inzet RDC
Clingendael stelt het gebruik van artikel 44 VEU8 voor als belangrijke optie om de Rapid Deployment Capacity (RDC), de snel inzetbare capaciteit van de EU, succesvol te operationaliseren. Het kabinet onderkent dat artikel 44 VEU kan worden gebruikt voor de inzet van de RDC, maar benadrukt dat activering van artikel 44 VEU alsnog unanimiteit van EU-lidstaten vereist. Bovendien benadrukt het kabinet het belang van solidariteit en dus het gezamenlijk adresseren van de huidige geopolitieke uitdagingen door alle EU-lidstaten. Het kabinet verwelkomt daarom de inzet van de lidstaten om de RDC te operationaliseren zodat deze vanaf 2025 kan worden ingezet zoals afgesproken in het Strategisch Kompas.9 Zo committeren meerdere lidstaten in toenemende mate militairen aan het rooster van de RDC, vinden er inmiddels jaarlijks militaire live oefeningen plaats met deelname van verschillende lidstaten, en dragen de lidstaten bij aan de uitbreiding van het Military Planning and Conduct Capability (MPCC). Ook Nederland zet zich actief in om de RDC te operationaliseren, onder andere door een grote bijdrage te leveren aan het oplossen van de huidige tekortkomingen van de MPCC op gebied van personeel en beveiligde communicatie. Zo zullen circa 150 Nederlandse militairen in 2025 onderdeel uitmaken van de EU-Battlegroup, die Duitsland als Framework Nation zal leiden binnen de RDC.
Specifieke aanbevelingen
Oekraïne
Clingendael schetst een aantal uitdagingen voor EUMAM Oekraïne, zoals de korte duur van trainingsmodules, een tekort aan tolken, en de kloof tussen de tactische en strategische trainingen en de realiteit aan het front. Het kabinet herkent delen van deze analyse. Het kabinet is positief over de behaalde resultaten van EUMAM Oekraïne. Er zijn grote aantallen Oekraïense militairen getraind binnen de EU en ook zijn er vele complexe, specialistische trainingsmodules aangeboden van hoge kwaliteit. Door de grote militaire druk op het land moeten Oekraïense autoriteiten een doorlopende afweging maken tussen enerzijds het beschikbaar stellen van militairen voor trainingen en anderzijds de inzet van diezelfde militairen aan het front. Uiteraard is het uitgangspunt dat de EUMAM-trainingen, ongeacht in welke lidstaat en door welke Europese krijgsmacht ze worden verzorgd, aansluiten bij de directe en continue aan ontwikkelingen onderhevige behoeften van de Oekraïense krijgsmacht. Tegelijkertijd wil Oekraïne zijn krijgsmacht vernieuwen met als uiteindelijke doel aansluiting bij de NAVO. Daarom zijn EUMAM-trainingen tevens gericht op het aanleren van NAVO-werkwijzen en -doctrines, hetgeen een extra verdiepende doch vertragende factor kan vormen. EUMAM past het aanbod van trainingen voortdurend aan op de ontwikkelende behoeften van Oekraïne en door lessen te trekken uit eerdere trainingsactiviteiten.
Het Clingendaelrapport stelt onder andere voor om militaire instructeurs naar Oekraïne te sturen. Ook de Franse president Macron stelde op 6 juni jl. dat er geen taboe zou moeten rusten op het bespreken van dit onderwerp. Daarnaast wijst Clingendael op een toegevoegde waarde van een civiele uitvoerende missie in Oekraïne. Nederland levert in Oekraïne al een bijdrage aan de grensbewaking en opbouw van hulpdiensten zoals de Oekraïense politie via EUAM. Deze steun is van adviserende aard. Oekraïne heeft nog niet verzocht om een uitvoerende civiele EU-missie. Het kabinet verkent op continue basis mogelijkheden om Oekraïne op civiel en militair vlak verder te ondersteunen en sluit hierbij op voorhand geen opties uit, rekening houdend met de verschillende moties die uw Kamer heeft aangenomen waaronder de gewijzigde motie Ephraim (Kamerstuk 35 925 V, nr. 77, d.d. 8 februari 2022) die de regering oproept geen Nederlandse militairen uit te zenden naar Oekraïne, indien dit om gevechtshandelingen zou gaan. Bij het beoordelen van het voorstel om militaire trainers naar Oekraïens grondgebied te zenden, zoals het Clingendaelrapport voorstelt, weegt het kabinet een aantal belangrijke randvoorwaarden mee. Leidend in die afweging is of de militaire en politieke meerwaarde van dergelijke inzet opweegt tegen de operationele risico’s van een dergelijke inzet. Deze elementen dienen tevens in breder internationaal verband te worden gewogen.
Moldavië
Ten aanzien van Moldavië onderschrijft het kabinet de dreigingsanalyse zoals beschreven in het Clingendael-rapport. In het licht van aanstaande verkiezingen in het land is de niet aflatende Russische druk een directe bedreiging voor de politieke en fysieke stabiliteit in Moldavië. Dat verdient onze onversneden aandacht. Het kabinet onderstreept het belang van de aldaar aanwezige civiele missie EUPM bij de ondersteuning van de Moldavische autoriteiten in het tegengaan van Russische hybride dreigingen en het versterken van de weerbaarheid van overheidsinstellingen. Het kabinet blijft, geheel in lijn met motie-Paternotte, Brekelmans10, verschillende opties bezien om nadere veiligheidssamenwerking met Moldavië te vergroten. De Minister van Defensie tekende in dit licht op 11 april jl. een intentieverklaring met haar Moldavische ambtsgenoot om de veiligheidssamenwerking nog verder te intensiveren. Het kabinet ziet EUPM als één van de instrumenten om deze veiligheidssamenwerking verder vorm te geven, en doet daarom een aanvullende bijdrage van 4 miljoen euro ten behoeve van de activiteiten van de missie. Via de EU en NAVO wordt ook militaire samenwerking uitgebreid, onder andere door steunpakketten ter waarde van 137 miljoen euro vanuit de Europese Vredesfaciliteit, het recent getekende Veiligheid en Defensie partnerschap tussen de EU en Moldavië, en het NAVO Defence Capacity Building Initiative. Het kabinet alloceerde in mei jl. aanvullend 1 miljoen euro aan Moldavië via dit initiatief. Ten slotte ondersteunt Nederland Moldavië via EU Border Assistance Mission to Moldova (EUBAM), een missie onder aansturing van de Europese Commissie die is gericht op het tegengaan van grensoverschrijdende criminaliteit op de grens tussen Moldavië en Oekraïne met bijzondere aandacht voor Transnistrië. Naast financiële steun, ondersteunt het kabinet Moldavië ook door de inzet van diverse experts, zowel bilateraal als via verschillende EU initiatieven.
Verder stelt Clingendael dat de inzet van de RDC in de vorm van een stabiliseringsmissie mogelijk een belangrijke bijdrage kan leveren aan regionale stabiliteit in een scenario van toenemende spanningen in Moldavië, inclusief de regio Transnistrië. Het kabinet ziet de inzet van de RDC in Oost-Europa ook als goede mogelijkheid om bij te dragen aan Europese veiligheid. In dit licht werkt het kabinet momenteel samen met de EU-lidstaten en de EU Militaire Staf verschillende scenario’s uit om de RDC verder te operationaliseren, waarover uw Kamer geïnformeerd zal blijven worden. Een voorbeeld hiervan is het recente Duitse non-paper over de mogelijke inzet van de RDC op de Westelijke Balkan, als aanvullende reserve-eenheid bij EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina. Nederland heeft dit non-paper medeondertekend.11
Georgië
Ook met betrekking tot Georgië onderschrijft het kabinet de politieke en veiligheidsanalyse, zoals vormgegeven in het Clingendaelrapport. De ontwikkelingen in het land zijn zorgelijk, zowel voor wat betreft externe als interne druk op de stabiliteit van het land. Het Clingendael-rapport adviseert mede daarom om het mandaat van de EU Monitoring Mission (EUMM) in Georgië te versterken ten aanzien van grenscontroles en om EPF-financiering in te zetten ten behoeve van ondersteuning van de Georgische grensbewaking. Daarnaast schetst het rapport de optie om het mandaat van EUMM uit te breiden naar het verbeteren van de weerbaarheid van Georgië, al zal de mogelijkheid tot zulke samenwerking met de overheid afhankelijk zijn van de uitkomst van de verkiezingen in oktober dit jaar en de weg er naartoe.
Het kabinet onderkent het belang van EUMM. Zo draagt Nederland met een nationaal kader van vijftien civiele en politie-experts bij aan deze missie. Hoewel het kabinet de suggestie verwelkomt om EUMM in te zetten om de Georgische grensbewaking te versterken, benadrukt ze het belang dat dit vraaggestuurd gebeurt en dat de missie haar onpartijdigheid en onafhankelijkheid behoudt.
Armenië
Het kabinet onderschrijft het belang van steun aan Armenië en ziet die steun ook als prioriteit, gegeven de politieke en veiligheidsontwikkelingen in het land in de afgelopen periode. Zo draagt Nederland sinds de start van de EU Mission Armenia (EUMA) met civiele en politie experts bij, momenteel met een nationaal kader van tien personen. Het Clingendaelrapport adviseert om het mandaat van EUMA te verbreden met als doel het versterken van de rechtsstaat in Armenië en het opbouwen van weerbaarheid tegen Russische invloed, vergelijkbaar met EUPM Moldavië. Ook schetst het rapport de complexiteit van de situatie vanwege de grote mate waarin Armenië afhankelijk is van Rusland. Het kabinet onderschrijft deze observaties, maar stelt dat dergelijke inzet afhankelijk is van het bredere draagvlak onder EU-lidstaten, en benadrukt daarbij de balans die de EU probeert te vinden tussen aan de ene kant de steun aan Armenië te versterken en aan de andere kant het behoud van EUMA als een onpartijdige en onafhankelijke observatiemissie om zo een bemiddelende rol in het conflict te kunnen blijven spelen.
Doorontwikkeling GVDB-instrumentarium
Naast de NAVO biedt het GVDB het belangrijkste beleidskader waarmee de lidstaten een Europese strategische cultuur van veiligheid en defensie tot stand kunnen brengen, samen conflicten en crises kunnen aanpakken, de Unie en haar burgers kunnen beschermen en de internationale vrede en veiligheid kunnen versterken. Een versterking van het GVDB komt het handelingsvermogen van Europa ten goede en draagt daarmee bij aan een sterkere Europese veiligheidsarchitectuur.
Daarmee wordt ook de NAVO versterkt, die nog steeds de hoeksteen is van ons veiligheidsbeleid. Nederland zet doorlopend in op het doorontwikkelen van het GVDB-instrumentarium.
Missiebijdragen geven concrete invulling aan Nederlandse beleidsprioriteiten en vergroten voorts de Nederlandse strategische informatiepositie en invloed. Nederland zet zich doorlopend in om de effectiviteit en meerwaarde van missies te vergroten. Aankomende strategische herzieningen van een aantal EU-missies bieden een goede gelegenheid om verbeteringen door te voeren.12 Ten slotte erkent het kabinet dat de verschillende in het rapport genoemde ontwikkelingen van invloed zijn op het GVDB-instrumentarium. Niet alleen wordt er daarom met regelmaat bezien of de huidige missies in scope en omvang nog aansluiten bij de nieuwe geopolitieke realiteit; ook het concept van (civiele) GVDB-missies wordt continu aan herziening onderworpen. Het nieuwe Civiel Compact van 2023 bevat twintig commitments om het instrumentarium te verstevigen.13 Voorbeelden van de ontwikkelingen van het civiele compact zijn meer flexibele inzet en schaalbaardere missies, bijvoorbeeld door het gebruik van Specialised Teams.14 Het kabinet is voorstander van en zet zich in om deze veranderingen te realiseren.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Defensie,
K.H. Ollongren
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yesilgöz-Zegerius
Daarnaast heeft Nederland sinds de Russische inval in Oekraïne bijgedragen aan de Multi National Battle Group in Roemenië met een infanterie compagnie; aan Air Policing in Bulgarije met onder andere vier F-35 gevechtsvliegtuigen; aan de Air and Missile Defence Task Force in Slowakije met een Patriot-luchtverdedigingseenheid. Deze bijdragen zijn inmiddels afgerond.↩︎
Kamerstuk 27 925, nr. 967 – Voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de verschillende missies en operaties in Irak; Kamerstuk 29 521 nr. 484 – Voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina; Kamerstuk 28 676, nr. 455 – Voortgangsrapportage over de Nederlandse inzet aan de NAVO-Oostflank; Kamerstuk 29 521, nr. 483 – Jaarlijkse voortgangsrapportage overige missiebijdragen.↩︎
De EU beschikt over zeven militaire missies en -operaties, 13 civiele GVDB-missies en drie maritieme missies. Daarnaast levert de EU in 21 landen steun via het European Peace Facility. Een geografisch overzicht van de EU GVDB-inzet is beschikbaar op https://www.eeas.europa.eu/sites/default/files/documents/2024/EU-mission-and-operation_2024.pdf↩︎
Kamerstuk 36 310, nr. 3 – Initiatiefnota van het lid Stoffer over Europese en internationale defensiesamenwerking: «Het heft in handen houden. Over de noodzaak van een fundamenteel debat over Europese en internationale defensiesamenwerking» (20 april 2023).↩︎
https://www.eeas.europa.eu/eeas/eu-missions-and-operations_en↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2893 – Kamerbrief Periodieke update Europese Vredesfaciliteit.↩︎
Via dit EU-coördinatiemechanisme voor civiele bescherming kan elk land in de wereld de EU-lidstaten om hulp vragen bij rampenbestrijding. https://www.consilium.europa.eu/nl/policies/civil-protection/↩︎
Dit artikel geeft de Raad de mogelijkheid om na unanimiteit te besluiten een groep EU-lidstaten het mandaat te geven onder EU-vlag een missie onder het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GVDB) uit te voeren.↩︎
https://www.eeas.europa.eu/eeas/strategic-compass-security-and-defence-1_en↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2854 – Motie van de leden Paternotte en Brekelmans over de mogelijkheid van nadere veiligheidssamenwerking met Moldavië bezien.↩︎
Kamerstuk 21 501-28, nr. 265, 8 mei 2024 – Kamerbrief over de Geannoteerde Agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 28 mei 2024↩︎
In het komend half jaar zullen de volgende missies een dergelijke strategische herziening ondergaan: EUBAM Libië, EUMM Georgië, EUCAP Somalië, EUTM Somalië, Atalanta, EUCAP Sahel Mali, EUMAM Oekraïne.↩︎
https://www.eeas.europa.eu/sites/default/files/documents/2023/Civilian%20CSDP%20Compact%20Report_22.05.2023.pdf↩︎
Een specialised team is een samengestelde groep van (politie) experts, met een afgebakende (specialistische) opdracht, die voor een korte tijdsperiode uitgezonden worden naar een missie. Deze vorm van inzet maakt het mogelijk om op schaalbare wijze snel en effectief in te spelen op ontwikkelingen in het uitzendgebied.↩︎