Onderzoek naar de verwachte gevolgen van de verlaging vrijstelling groen beleggen bij Belastingplan 2025
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
Brief regering
Nummer: 2024D27893, datum: 2024-07-01, bijgewerkt: 2024-08-15 14:29, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36418-149).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Beslisnota's bij Kamerbrief Onderzoek naar de verwachte gevolgen van de verlaging vrijstelling groen beleggen bij Belastingplan 2025
- Rapport verwachte gevolgen verlaging vrijstelling groen beleggen
Onderdeel van kamerstukdossier 36418 -149 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024).
Onderdeel van zaak 2024Z11611:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-11 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-26 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 418 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024)
Nr. 149 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2024
Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 op 26 oktober 2023 heeft uw Kamer een amendement aangenomen waarmee de fiscale vrijstelling in de inkomstenbelasting voor groen sparen en groen beleggen (hierna: vrijstelling groen beleggen) per 2025 meer dan gehalveerd wordt. Hiermee wordt met ingang van 1 januari 2025 de vrijstelling groene beleggingen verlaagd van € 71.251 (fiscale partners: € 142.502) naar € 30.000 (fiscale partners: € 60.000). Dit betreft een dekkingsmaatregel voor aanpassingen in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting (omvang verwachte dekking: € 27 miljoen).
Vanuit de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de groenfondsen heeft dit geleid tot weerstand en bezorgdheid over de gevolgen van dit besluit voor de continuïteit van de Regeling groenprojecten. Om meer zicht te krijgen op de verwachte gevolgen van deze maatregel voor de Regeling groenprojecten is door de Staatssecretaris van IenW onderzoek hiernaar toegezegd aan uw Kamer op 15 maart jl.1.
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, de uitkomsten van dit onderzoek, waarvan het rapport is opgesteld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Groen beleggen heeft tot doel om kapitaal van particuliere spaarders en beleggers aan te trekken en deze beschikbaar te stellen voor de financiering van innovatieve duurzame projecten die anders niet zouden worden gerealiseerd. Met deze regeling kunnen spaarders en beleggers een belastingvoordeel krijgen als zij erkende innovatieve duurzame projecten ondersteunen. Banken kunnen daardoor tegen gunstige tarieven «innovatieve groene projecten» financieren, terwijl spaarders en investeerders door het belastingvoordeel een tegemoetkoming krijgen voor het lagere rendement op «groene» beleggingen ten opzichte van «gewone» beleggingen. Op dit moment zijn er twee regelingen voor particulieren om groene beleggingen (groene spaartegoeden en andere groene bezittingen) te stimuleren, namelijk een vrijstelling in box 3 en een heffingskorting over het vrijgestelde deel van de groene beleggingen. Projecten die aan de eisen van de Regeling groenprojecten voldoen, komen in aanmerking voor een «groenverklaring» op basis waarvan groenfondsen meerjarige leningen verstrekken tegen een aantrekkelijk tarief.
In deze brief wordt eerst ingegaan op de conclusies uit het rapport. Daarna wordt de kabinetsreactie toegelicht.
Bevindingen van het onderzoeksrapport
De daadwerkelijke gevolgen van de verlaging van de vrijstelling zullen vermoedelijk pas eind 2024 zichtbaar worden. Interesse in groen sparen en beleggen is historisch hoog, met bijna € 6,7 miljard aan ingelegd vermogen op 31 december 2023 (cijfers NVB). Het aantal groene spaarders en beleggers lag op dat moment op bijna 170.000, een toename van ruim 18% ten opzichte van twee jaar eerder. Het ingelegd vermogen neemt al sinds 2018 elk jaar toe met de grootste stijging in 2023. De onderzoekers beschrijven de verwachte gevolgen op drie onderdelen:
Spaarders en beleggers: forse daling in ingelegd vermogen
De verlaging van de vrijstelling voor groen sparen en beleggen zorgt volgens de onderzoekers naar verwachting voor een daling van 30% tot 37% van het ingelegde vermogen in 2025. In absolute zin zou dit een daling van het ingelegde vermogen van de huidige € 6,7 miljard naar € 4,2 miljard tot € 4,7 miljard betekenen. Dit komt met name door een verschuiving van de inleg van spaarders en beleggers van de huidige naar de verlaagde vrijstellingsgrens. Hoewel 38% van de spaarders en beleggers in 2021 een inleg had van meer dan € 30.000, zorgt deze groep wel voor 72% van het ingelegde vermogen voor de financiering van groenprojecten.
De verlaging heeft naar verwachting een meerjarig effect op het ingelegde vermogen. Hoe snel het fiscale product groen sparen en beleggen van deze verwachte daling herstelt, is onzeker. Wel is het is de verwachting dat het ingelegde vermogen vanaf 2026 niet zomaar weer toeneemt. En als dit weer toeneemt, zal het naar verwachting nog meerdere jaren duren voordat de omvang van het ingelegde vermogen weer op het huidige niveau ligt.
Groenfondsen: fondsen krimpen
Hoewel er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat groenbanken en -fondsen hun activiteiten door de verlaging van de vrijstelling zullen beëindigen, is de verwachting dat een daling van de inleg in groen sparen en beleggen een negatief effect heeft op de omvang van groenbanken en -fondsen. Die zullen volgens het rapport (deels) krimpen. Dit zal de zoektocht naar kwalitatief goede en impactvolle groenprojecten in de toekomst lastiger maken. Bovendien bestaat hiermee een verhoogd risico dat de financiering van meer complexe projecten, waar de ondernemer op advies van het groenfonds een extra inspanning doet om aan de eisen van de Regeling groenprojecten te voldoen, onder druk komt te staan. Hierdoor zullen ook de beoogde innovatie en milieueffecten die met de groenprojecten gerealiseerd worden naar verwachting lager zijn.
Rem op (nieuwe) innovatieve en groene financieringen
Groenbanken en -fondsen geven aan dat, uitgaande van een lager ingelegd vermogen, zij geen of nauwelijks ruimte zullen hebben voor de financiering van nieuwe projecten. De huidige financieringscontracten lopen namelijk vaak zo’n 10 jaar, waardoor het eerst zaak is om de al lopende projecten te blijven financieren voordat men nieuwe projecten kan financieren.
De combinatie van een lager ingelegd vermogen en langlopende huidige financieringscontracten zal tot gevolg hebben dat er in ieder geval in 2025, geen tot weinig nieuwe groenprojecten gefinancierd zullen worden. Concreet betekent dit dat alleen al in 2025 naar verwachting maximaal 1.450 groenprojecten met een totaal projectvermogen van c.a. € 1,6 miljard niet voor groenfinanciering in aanmerking zullen komen en daardoor mogelijk niet zullen worden gerealiseerd. Dit kan ten koste gaan van nieuwe, kansrijke en tegelijkertijd risicovolle innovatieve ontwikkelingen in sectoren zoals biobased bouwen, waterstof en geothermie. Groenbanken en -fondsen zien mogelijkheden om dergelijke projecten te financieren maar zullen dit op korte termijn door gebrek aan ingelegd vermogen niet kunnen doen. Op de (middel)lange termijn betekent een lager ingelegd vermogen dat er jaarlijks ook minder groenprojecten gefinancierd kunnen worden. Hoeveel lager zal grotendeels afhangen van hoe het ingelegd vermogen zich vanaf 2026 ontwikkelt.
Tot slot geven de groenbanken en -fondsen aan door deze maatregel onzekerheid te ervaren voor de lange termijn bedrijfsvoering van groenfinanciering. De onderzoekers wijzen er daarbij op dat de groenbanken en -fondsen de verlaging moeilijk uitlegbaar vinden en dat dit voor ondernemers en burgers onbetrouwbaar kan overkomen. Zij zijn bang dat de opschaling van technische en economische innovatie hierdoor in gevaar komt.
Kabinetsreactie
Dit onderzoek biedt aanvullend inzicht ten aanzien van het door de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst destijds ontraden amendement.2 Voorts is deze brief aanvullend op zijn brief van 16 mei jl. met een overweging om deze maatregel te beperken3, naar aanleiding van een motie door het lid Idsinga c.s. met als strekking de ongewenste gevolgen van het aangenomen amendement 11 terug te draaien, uiterlijk in het Belastingplan 2025.4
Groen beleggen en de daaraan verbonden Regeling groenprojecten is gericht op het bevorderen van innovatieve en duurzame private investeringen en het verhelpen van de knelpunten in de financiering van innovatieve en duurzame projecten. Voor duurzame economische ontwikkeling en groene groei zijn dit type technische en economische innovaties belangrijk. Doordat dit instrument private investeringen aantrekt en slim gebruik maakt van de expertise van de banken, komen met relatief weinig middelen heel veel financieringen tot stand5. Een effectievere manier om financiering te stimuleren van beleidsmatig wenselijke maar lastig financierbare innovatieve projecten ligt niet voorhanden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Kamerbrief over reactie inbreng Nederlandse Vereniging van Banken aan commissiedebat Circulaire Economie | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 421, nr. 11.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 421, nr. 12.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 36 128, nr. 16. Ondertekend door de leden Idsinga en Omtzigt (NSC), Sneller (D66) en Stultiens (GL-PvdA).↩︎
Uit de laatste beleidsevaluatie (2019) blijkt dat tegenover iedere euro gederfde belastinginkomsten staan tussen de 29 en 34 euro private investeringen in innovatieve duurzame projecten die zonder de regeling niet zouden zijn gefinancierd.↩︎