Verslag Milieuraad van 17 juni 2024
Milieuraad
Brief regering
Nummer: 2024D27896, datum: 2024-07-01, bijgewerkt: 2024-08-15 11:48, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-953).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie (D66)
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-953 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2024Z11612:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Medeindiener: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-11 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2024-09-30 12:00: Milieuraad op 14 oktober 2024 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 953 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2024
Met deze brief informeren wij de Kamer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Natuur en Stikstof, over de Milieuraad die op 17 juni 2024 in Luxemburg plaatsvond.
Daarnaast informeren wij de Kamer over de algemene oriëntaties die zijn bereikt in de Raad op de herziening detergenten verordening en op de 3 wetgevende voorstellen onder het één stof, één beoordeling-pakket.
Tot slot bieden wij de Kamer de kwartaalrapportage aan met de stand van zaken van de lopende onderhandelingen van de Europese voorstellen op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten
I. Verslag Milieuraad d.d. 17 juni 2024
Op de Milieuraad van 17 juni jl. in Luxemburg werden drie algemene oriëntaties bereikt op de voorstellen voor de Green Claims richtlijn, de deelherziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA), en de richtlijn Bodemmonitoring en veerkracht. Verder werd de Natuurherstelverordening formeel door de Raad aangenomen, alsook Raadsconclusies inzake het Achtste Milieuactieprogramma (8MAP). Daarnaast vond er een beleidsdebat plaats over het Klimaatdoel 2040.
Eerder is aan de Kamer via de geannoteerde agenda1 gecommuniceerd dat er ook een beleidsdebat over klimaatadaptatie zou plaatsvinden. Dit heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.
Onder het punt «diversen» vroegen Hongarije, Tsjechië en Polen aandacht voor de Europese Waterstofbank. Daarnaast informeerde het Belgisch Voorzitterschap onder «diversen» de Raad over de voortgang op twee lopende milieuwetsvoorstellen. Ook gaf het voorzitterschap een terugkoppeling van de 4e sessie van het Intergouvernementeel Onderhandelingscomité (INC-4) over een internationaal juridisch bindend instrument tegen plasticvervuiling. Tot slot presenteerde het Hongaars Voorzitterschap het programma voor haar aankomende EU-voorzitterschap van juli-december 2024.
Natuurherstelverordening
Tijdens de Milieuraad van 17 juni jl. heeft de Raad de Natuurherstelverordening (NHV) besproken en heeft het Belgisch Voorzitterschap geconcludeerd dat er sprake is van een gekwalificeerde meerderheid die het politiek akkoord steunt. De verordening is aangenomen en zal twintig dagen na publicatie in werking treden. U bent op 17 juni jl. reeds per Kamerbrief geïnformeerd over deze uitkomst.
Herziening Kaderrichtlijn Afvalstoffen
Op de deelherziening Kaderrichtlijn Afvalstoffen2 is tijdens de Milieuraad van 17 juni jl. een algemene oriëntatie bereikt. Hiermee kunnen de onderhandelingen met het Europees Parlement (EP) op dit dossier van start gaan. Deze zogenaamde triloogonderhandelingen zullen daarmee onder het inkomend Hongaars voorzitterschap en onder mandaat van het nieuwe EP en de nieuwe Europese Commissie (hierna «Commissie») plaatsvinden.
De lidstaten stemden unaniem in met de algemene oriëntatie op dit voorstel dat zich richt op de grondstofintensieve voedsel- en textielsectoren. Een aantal lidstaten gaf aan dat de reductiedoelstellingen voor het tegengaan van voedselverspilling in het aangenomen voorstel het maximaal haalbare resultaat is. Hierbij neemt deze groep al voorschot op de onderhandelingen met het EP waar hogere, juridisch bindende doelen zijn opgenomen.
Op het gebied van textiel was er grote steun voor het instellen van de zogenoemde uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel en schoeisel. Een klein aantal lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte nogmaals het belang van het tegengaan van overconsumptie en overproductie in de textielindustrie. Ook werd er door een klein aantal lidstaten gepleit voor strengere controles op textielafvalstromen die naar derde landen gaan.
De Commissie gaf aan de punten over de hoogte van reductiedoelstellingen voor voedselverspilling en de zorgen over textieloverproductie en -consumptie mee te nemen in de triloogonderhandelingen.
Groene Claims Richtlijn
Na publicatie van het Commissievoorstel op 22 maart 2023,3 is op de Milieuraad van 17 juni een Algemene Oriëntatie vastgesteld op het voorstel voor een Groene Claims Richtlijn. Het Europees Parlement heeft al op 12 maart 2024 haar positie plenair vastgesteld. Naar verwachting zal het inkomend Hongaars voorzitterschap de zogenaamde triloogonderhandelingen starten nadat het nieuwe EP en de nieuwe Commissie zijn aangesteld.
De Raadspositie is uiteindelijk na een tweede tafelronde tijdens de Milieuraad vastgesteld. Na de eerste tafelronde bleek er nog geen meerderheid te zijn voor de voorliggende tekst. Om aan de zorgen van enkele lidstaten tegemoet te komen over de opname van microbedrijven in de reikwijdte, heeft het Belgisch Voorzitterschap de overgangstermijn voor deze bedrijven verlengd van 42 maanden naar 50 maanden. Deze aanpassing was acceptabel voor de meer ambitieuze lidstaten op dit voorstel, waaronder Nederland, en voor de meeste kritische lidstaten. Na deze aanpassing werd de finale compromistekst na een snelle tweede ronde alsnog aangenomen. Een aantal lidstaten heeft zich, ondanks de aanpassing in de tekst, van stemming onthouden. Zij konden niet instemmen met de tekst vanwege zorgen over de administratieve en financiële lasten voor bedrijven en voor lidstaten zelf bij de implementatie en handhaving van de Richtlijn. Tevens gaven enkele lidstaten aan dat zij niet konden instemmen omdat nationale keurmerken niet geheel worden uitgezonderd in de compromistekst over de Richtlijn.
Het Voorzitterschap benadrukte nog maar eens dat in de hele EU meer dan de helft van de groene claims die worden gebruikt vaag, misleidend, of ongerechtvaardigd zijn. Het voorzitterschap voegde toe dat de Groene Claims Richtlijn greenwashing tegengaat en bestaande wetgeving ter bescherming van consumenten aanvult.
De Commissie benadrukte dat het voorstel consumenten in staat stelt om op betrouwbare wijze duurzamere keuzes te maken. Het voorstel beloont daarmee bedrijven die hun productieprocessen verduurzamen. De Commissie gaf ook aan dat het voorstel voor meer rechtszekerheid en een gelijker speelveld voor duurzame bedrijven zorgt. De Commissie sprak wel haar zorgen uit over het opnemen van microbedrijven onder de Richtlijn, over bepaalde tekstaanpassingen (zoals verwijdering van het verbod op nieuwe nationale keurmerken) die haaks staan op het terugdringen van het enorme aantal bestaande groene claims, en de in de ogen van de Commissie verzwakte handhavingsbepalingen in de tekst. De Commissie zal deze zorgen ook opbrengen in de triloogonderhandelingen.
Richtlijn Bodemmonitoring en veerkracht
Tijdens de Milieuraad is een algemene oriëntatie bereikt op het op 5 juli 2023 door de Commissie gepubliceerde voorstel voor de richtlijn Bodemmonitoring en veerkracht. Onder Spaans en Belgisch voorzitterschap hebben er onderhandelingen op het voorstel plaatsgevonden en is er tot een compromistekst gekomen. De Commissie gaf aan te betreuren dat de compromistekst is afgezwakt ten opzichte van het originele voorstel. Desondanks gaf de Commissie aan blij te zijn dat er een tekst ligt die evenwicht bereikt in de bodemmonitoring. De Commissie benadrukte nogmaals dat de monitoringsrichtlijn geen bindende doelstellingen bevat en dat gezonde bodems essentieel zijn voor de lange termijn veerkracht en concurrentiekracht van de Europese economie en ecosystemen.
De lidstaten gaven aan blij te zijn met de flexibiliteit die de richtlijn biedt door rekening te houden met nationale factoren, bijvoorbeeld door het verwijderen van het one out all out-principe en het expliciet erkennen van de nationale bevoegdheid op het vlak van ruimtelijke ordening in het omstreden artikel 11 over land take. Ook Nederland was kritisch over deze twee punten en heeft aangegeven blij te zijn de voorgestelde aanpassingen hierop terug te zien in de compromistekst. Ook heeft Nederland nog een keer aandacht gevraagd voor het negatief subsidiariteitsoordeel, conform de motie-Van der Plas4 en de motie-Olger van Dijk en Veltman.5
Het voorzitterschap benadrukte dat met deze bodemmonitoringsrichtlijn de bodemregulering op EU-niveau op gelijke voet komt te staan met Europese water- en luchtregelgeving. De triloogonderhandelingen zullen plaatsvinden onder Hongaars voorzitterschap, met het doel tot een politiek akkoord te komen voor het einde van dit jaar. Tijdens deze onderhandelingen zal Nederland scherp zijn op de flexibiliteit voor nationale omstandigheden.
Raadsconclusies Achtste Milieuactieprogramma (8MAP)
De Raad nam Raadsconclusies aan over het Achtste Milieuactieprogramma (8MAP). De Raadsconclusies zetten de visie van de Raad uiteen op de herziening van het 8MAP en de voortgang van het Europese klimaat-, natuur-, en milieubeleid. In de Raadsconclusies staat dat ondanks voortgang de afgelopen jaren, op allerlei beleidsterreinen nog aanvullende inzet nodig is naast de spoedige en volledige implementatie van overeengekomen wetgeving, met daarbij ook oog voor de economische gevolgen. In lijn met de Nederlandse inzet zijn er referenties in de Raadsconclusies opgenomen naar klimaatadaptatie, de klimaatdoelstelling voor 2040, het uitfaseren van subsidies voor fossiele brandstoffen, duurzame koolstof, circulaire economie, chemicaliën, en testvalidatie.
Lidstaten erkenden in hun interventies dat er veel werk is verzet in de uitrol van alle wetgevingsvoorstellen onder de Green Deal. Lidstaten benadrukten dat onder de volgende Commissie naast aanvullende wetgeving op het terrein van klimaatadaptatie, waterweerbaarheid, chemicaliën en circulaire economie de focus vooral zal moeten liggen op de uitvoering van wetgeving. Ook werd door veel lidstaten het belang van een rechtvaardige transitie en een sterke koppeling tussen verduurzaming en EU-concurrentievermogen benadrukt.
Het voorzitterschap deed, in lijn met het eerste artikel van de Raadsconclusies, de oproep dat Milieuactieprogramma’s ook na 2030 doorgezet moeten worden met een 9e en 10e Milieuactieplan om bij te dragen aan concurrerende duurzaamheid in de hele economie en industrie van de EU naar een rechtvaardige en inclusieve transitie binnen de planetaire grenzen.
De Commissie gaf aan blij te zijn dat de Raadsconclusies de synergie benadrukken tussen milieu en klimaatbeleid en andere prioriteiten van de EU, zoals concurrentievermogen, veiligheid en rechtvaardigheid. De Commissie prees ook de voortdurende inzet van de Raad op de overgang naar een circulaire economie, waarbij het nodig is om economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen. De Commissie was tevreden met de erkenning in de conclusies van de noodzaak om tijdig een besluit te nemen over de tussentijdse klimaatdoelstelling voor 2040. De Commissie gaf tot slot aan graag een sterkere formulering gezien te hebben in de tekst over het afbouwen van subsidies voor fossiele brandstoffen. In de Raadsconclusies is de Commissie ook meegegaan in de oproep van Nederland voor een strategie voor testmethoden en validatie. Voor de toelating van chemische stoffen op de markt, moeten deze getest worden. Er worden regelmatig nieuwe testmethodes ontwikkeld, bijvoorbeeld in het kader van Europees onderzoek, maar een methode kan pas worden toegepast als deze vervolgens wordt gevalideerd en vastgesteld.
Klimaatdoel 2040
Tijdens de Milieuraad vond een beleidsdebat plaats over het EU klimaatdoel voor 2040. De EU-Klimaatwet verplicht tot het vaststellen van een EU-klimaatdoel voor 2040 als tussenstap op weg naar klimaatneutraliteit in 2050, waarbij rekening gehouden moet worden met het advies van de EU Wetenschappelijke Klimaatraad die een 2040-doel van netto 90–95% reductie ten opzichte van 1990 heeft geadviseerd om de doelstelling van maximaal 1,5 graden Celsius temperatuurstijging wereldwijd uit de Overeenkomst van Parijs binnen bereik te houden. Op 6 februari jl. publiceerde de Commissie een mededeling met daarin de aanbeveling dat het EU-klimaatdoel voor 2040 moet uitkomen op 90% netto broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990. De mededeling bevat geen wetgevend voorstel of nieuwe beleidsmaatregelen. Dit wordt overgelaten aan de nieuwe Commissie. De mededeling beoogt een brede maatschappelijke dialoog te starten over het doel en de acties die nodig zijn om dit doel te realiseren.
Het voorzitterschap vroeg de lidstaten in te gaan op de vraag hoe het 2040 klimaatdoel vormgegeven zou moeten worden, rekening houdend met het concurrentievermogen van de EU en een rechtvaardige transitie, en hoe maatregelen aan de vraagzijde, zoals een meer circulair gebruik van materialen, het best kunnen worden gemobiliseerd.
De meeste lidstaten moeten nog een positie bepalen over de hoogte van het doel, maar in algemene zin leek een meerderheid te kunnen leven met een tussendoel van 90% in 2040 op het al afgesproken pad naar klimaatneutraliteit in 2050.
Enkele lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van een EU-klimaatdoel voor 2040 van 90%. Nederland wees er hierbij op dat het aanbevolen EU-klimaatdoel een beperkte verhoging van de ambitie betreft ten opzichte van de koers die is ingezet met het huidige beleid, dat bij voortzetting uitkomt op 88%. De meeste lidstaten benadrukten een ambitieus doel te willen in lijn met wetenschappelijke inzichten en internationale toezeggingen over het binnen bereik houden van maximaal 1,5 graden Celsius temperatuurstijging wereldwijd. Enkele lidstaten pleitten voor snelle besluitvorming over het 2040-doel, met oog op investeringszekerheid en de door de EU in te dienen Nationally Determined Contribution (NDC) onder de Overeenkomst van Parijs in 2025.
Het zwaartepunt van de discussie richtte zich op de randvoorwaarden die geadresseerd moeten worden om zowel het 2030 als 2040 doel te kunnen behalen. In reactie op de eerste vraag benadrukten vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, het belang van een rechtvaardige transitie en draagvlak, alsook het versterken van het EU-concurrentievermogen en het creëren van een mondiaal gelijk speelveld. Daarbij heeft Nederland conform de motie Erkens aangegeven dat een stevig uitvoeringspakket cruciaal is om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen.6 De Kamer is hier in een aparte kamerbrief op 26 juni jl. over geïnformeerd.7
Nederland benadrukte ten eerste dat de verdere versnelling van vergunningverlening voor energieprojecten en het aanpakken van netcongestie noodzakelijk is om de energietransitie te versnellen. Ten tweede onderstreepte Nederland het belang van duurzaam concurrentievermogen en investeringszekerheid voor bedrijven. Hiervoor is toegang tot financiering, het verminderen van bureaucratie en behoud van een gelijk speelveld op EU en mondiaal niveau cruciaal, waarbij er mogelijk aanvullende maatregelen nodig zijn bovenop het emissiehandelssysteem (ETS) en de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). Ten derde wees Nederland op het belang van een goed werkend mechanisme voor koolstofverwijdering, zodat de opschaling hiervan niet ten koste gaat van emissiereductie. Tot slot riep Nederland op tot een sterkere focus op een rechtvaardige transitie waarin alle burgers worden meegenomen. Hiervoor is het belangrijk dat alle lidstaten en sectoren een bijdrage leveren aan het 2040 klimaatdoel.
De genoemde randvoorwaarden varieerden per lidstaat, waarbij lidstaten o.a. kosteneffectiviteit, de volledige implementatie van het Fit-for-55 pakket, technologieneutraliteit, voldoende (publieke en private) investeringen, het vergroten en beter herverdelen van EU fondsen, opschalen technologieën voor koolstofverwijdering, verminderen van bureaucratie en het doorontwikkelen van de CBAM benadrukten. Een aantal lidstaten gaf aan dat dat de huidige Effort Sharing Regulation (ESR) die nationale emissiereductiedoelen stelt voor de landbouw, mobiliteit, gebouwde omgeving en een deel van de industrie niet geschikt is om als EU klimaatneutraliteit te bereiken, waarbij een aantal lidstaten meer nadruk op kosteneffectiviteit willen leggen. Tot slot riep een aantal lidstaten op rekening te houden met specifieke nationale (geografische en sociaaleconomische) omstandigheden.
De Commissie heeft aangegeven dat zij hoopt dat de discussie over 2040 wordt voortgezet onder het Hongaars Voorzitterschap.
Diversen
– Huidige wetsvoorstellen
Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering microplasticsvervuiling
Er werd door het Voorzitterschap kort een update gegeven over de voortgang van de onderhandelingen op het voorstel voorkoming pelletverlies voor vermindering van microplasticvervuiling.8 Deze onderhandelingen zullen worden voortgezet onder het onHongaars voorzitterschap. Een klein aantal grote lidstaten gaf aan graag zeevervoer te willen opnemen in het voorstel. Zij staan daarin tegenover een kleine groep lidstaten aan de Middellandse Zee die liever de opname van de maritieme sector tegen microplasticvervuiling overlaten aan de aanstaande internationale onderhandelingen via het Internationale Maritieme Organisatie (International Maritime Organization, IMO).
Verordening Circulaire voertuigen
Het Voorzitterschap gaf een korte toelichting over de vooruitgang die het heeft bereikt op de verordening Circulaire Voertuigen.9 Tijdens de onderhandelingen wordt ingegaan op de inzameling van autowrakken, afspraken over definities van autowrakken en tweedehands voertuigen, en het hergebruik en recycling van auto-onderdelen. De Commissie gaf aan deze vooruitgang te verwelkomen en blij te zijn met wat nu voorligt en de brede steun op het voorstel. Het Hongaars voorzitterschap zal dit dossier verder oppakken.
– Terugkoppeling INC-4 VN plastics
Tijdens de Milieuraad gaf het Voorzitterschap een terugkoppeling van de vierde sessie van het Intergouvernementeel Onderhandelingscomité (Intergovernmental Negotiating Committee, INC-4) om een internationaal juridisch bindend instrument tegen plasticvervuiling te ontwikkelen, ook in het mariene milieu, dat plaatsvond van 23–29 april jl. in Ottawa, Canada. Het Voorzitterschap en de Commissie bedankten de lidstaten voor hun inzet en samenwerking tijdens INC-4 en gaven aan dat het afronden van de onderhandelingen tijdens de volgens planning laatste onderhandelingsronde in INC-5 (25 november tot 1 december 2024) een uitdaging gaat zijn. De Commissie riep de lidstaten op om via alle politieke lagen, in gezamenlijk verband, de Europese must-haves en rode lijnen te blijven communiceren in aanloop naar INC-5, in Busan, Zuid-Korea.
Ook voor Nederland zijn deze onderhandelingen prioritair. Plasticvervuiling is een internationaal probleem dat een internationale aanpak vergt. Internationale afspraken kunnen de Nederlandse en EU-aanpak van plasticvervuiling versterken, het concurrentievermogen van de Nederlandse en Europese industrie vergroten en zorgen voor een internationaal eerlijk speelveld. In Ottawa is enige voortgang geboekt, al blijven de verschillen in posities groot. Een grote groep ambitieuze landen (62) verenigd in de High Ambition Coalition, waar NL en de EU ook deel van uitmaken, zet in op een ambitieus en effectief Verdrag met bindende gemeenschappelijke regels, niet alleen voor het einde van de levenscyclus (afvalfase en aanpak bestaande vervuiling) maar ook het begin van de levenscyclus van plastic (o.a. productie en design). Dit moet leiden tot minder en duurzamer plastics op de markt en preventie van plasticvervuiling. Alleen dan zijn maatregelen gericht op de afvalfase effectief. Een kleinere groep van 15 vooral olie- en plastic producerende landen (o.a. de golfstaten, Rusland, India en China) zijn weinig ambitieus en zetten in op vooral vrijwillige en nationaal gedreven maatregelen voor het einde van de levenscyclus van plastics. Komende maanden zal binnen en buiten de INC intensief worden ingezet, via formeel en informeel overleg, op het niveau van experts en politiek, om posities dichter bij elkaar te brengen en een akkoord op hoofdlijnen eind dit jaar mogelijk te maken.
– Europese Waterstofbank
Dit diversenpunt zag toe op de voorwaarden rond veilingen in het kader van de waterstofbank. Recent heeft de eerste Europese subsidieveiling onder de Europese Waterstofbank en het Innovatiefonds plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze veiling pleitte een aantal lidstaten dat bij de volgende ronde veilingen de toekenningen geografisch meer gespreid moeten worden. Doordat de eerste veiling subsidie toekende aan projecten voor groene waterstofproductie op basis van kostenefficiëntie (lees: laagste prijs), is subsidie toegekend aan 7 projecten in 4 landen met een groot competitief voordeel voor projecten met goedkope hernieuwbare energieproductie. Volgens de lidstaten die het agendapunt aandroegen, bemoeilijkt het criterium van kostenefficiëntie de aanspraak op subsidies. Zij stellen dat dit komt doordat in deze lidstaten de gunstige condities missen om goedkoop hernieuwbare energie op te wekken. Zij pleiten voor een meer gelijk speelveld en toegang tot middelen onder het Innovatie Fonds. Enkele lidstaten sloten zich hierbij aan. Enkele andere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat kostenefficiëntie het uitgangspunt moet blijven. Ook de Commissie stelt in reactie hierop dat het doel van de waterstofbank is om een kosteneffectieve waterstofmarkt op te zetten tegen zo laag mogelijke prijzen. Daarnaast stelde de Commissie dat er ook fondsen zijn voor een regionale aanpak, zoals het Just Transition Fund.
– Werkprogramma inkomend Hongaars voorzitterschap
Het inkomend Hongaars voorzitterschap heeft haar werkprogramma voor het komende halfjaar toegelicht. De focus binnen de Milieuraad zal liggen op het aanpakken van klimaatverandering en tegengaan van water- en luchtvervuiling, circulaire economie en biodiversiteit. Deze onderwerpen zullen ook aan bod komen tijdens de informele bijeenkomst van milieu en klimaatministers op 11–12 juli a.s. in Boedapest, Hongarije. Het Hongaars voorzitterschap zet in op het behalen van een algemene oriëntatie op de Microplastics-verordening. Ook zullen onder Hongaars voorzitterschap de triloogonderhandelingen plaatsvinden op de dossiers Bodemmonitoring, kaderrichtlijn Afvalstoffen, Green Claims, Prioritaire stoffen in water en het één stof, één beoordeling pakket.
II. Algemene oriëntatie herziening detergentenverordening
Op 28 april 2023 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor de herziening van de verordening betreffende detergentia en oppervlakte-actieve stoffen.10 Met de voorgestelde herziening wordt de Detergentenverordening vereenvoudigd en geactualiseerd. Het voorstel betreft een sectorale aanvulling op de regelgeving voor het toelaten en gebruik van stoffen en producten tot de Europese markt (REACH)11 en de verordening voor het indelen, etiketteren en verpakken van stoffen en producten (CLP)12. De Kamer is eind vorig jaar middels het gebruikelijke BNC-fiche over de kabinetsappreciatie van het voorstel geïnformeerd.13
Er is de afgelopen maanden met de lidstaten een raadspositie op het dossier bereikt, waarop op 14 juni in Coreper een raadsmandaat is vastgesteld. Hiermee kan het Hongaarse voorzitterschap de onderhandelingen met het Europees Parlement starten. Nederland is met het voorstel van het voorzitterschap akkoord. In de voorbereiding van dat voorstel heeft Nederland, op basis van het BNC-fiche, zich op hoofdlijnen aangesloten bij de voorstellen van het voorzitterschap en de meeste lidstaten.
Hierbij vond Nederland vooral een goede aansluiting op het productpaspoort belangrijk. Daarnaast was het in het kader van actualisatie belangrijk dat wordt voorzien in een goede risicobeoordeling van levende micro-organismen als werkzaam bestanddeel in moderne detergenten. Ook heeft Nederland benadrukt dat een goede aansluiting op – dus ook geen dubbeling met – bestaande regelgeving zoals de REACH-verordening, CLP-verordening en de Biocidenverordening14 van belang is. Ten slotte was voor Nederland een goede uitvoerbaarheid voor handhaving en douane van belang. Al deze punten zijn nu goed verankerd in het voorliggende voorstel en zullen ook in de volgende fase voor Nederland punten van aandacht blijven.
III. Algemene oriëntaties één stof, één beoordeling wetgevingspakket
Op 7 december 2023 heeft de Europese Commissie drie voorstellen gepubliceerd in het kader van het principe «één stof, één beoordeling». De voorstellen hebben als doel de algehele doelmatigheid, samenhang, robuustheid en transparantie van de uitwisseling van de beoordeling van de veiligheid van chemische stoffen tussen verschillende wettelijke kaders te verbeteren en beoogt daarmee de beoordeling van chemische stoffen in de EU te harmoniseren en de administratieve lasten te verminderen. Twee van de wetsvoorstellen zijn erop gericht de wetenschappelijke en technische taken opnieuw te verdelen tussen de agentschappen van de Unie en om de samenwerking tussen de agentschappen op het gebied van chemische stoffen te verbeteren. Het gaat hierbij om een voorstel voor een Verordening15 en een voorstel voor een Richtlijn16. Een derde wetsvoorstel is voor een Verordening met als doel het opzetten van een centraal databestand voor chemische stoffen17. De Kamer is in februari 2024 middels twee BNC-fiches over de kabinetsappreciatie van deze voorstellen geïnformeerd18.
In de afgelopen maanden is er een raadspositie op de drie voorstellen (die gezamenlijk worden behandeld) bereikt, waarop op 14 juni in Coreper, met steun van Nederland, een raadsmandaat is vastgesteld. Nederland steunt de implementatie van het principe van één stof, één benadering via deze wetsvoorstellen. Het vastgestelde onderhandelingsmandaat is ook in lijn met de Nederlandse inzet zoals beschreven in de BNC-fiches. Met de vastgestelde raadspositie kan het Hongaarse voorzitterschap de onderhandelingen met het Europees Parlement starten.
Kamerstuk 21 501-08, nr. 945↩︎
COM(2023) 420 final↩︎
COM (2023) 166, Kamerstuk 22 112, nr. 3671↩︎
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1584.↩︎
Kamerstuk 21 501-08, nr. 922.↩︎
Kamerstuk 31 793, nr. 257↩︎
Kamerstuk 31 793, nr. 271↩︎
Kamerstuk 22 122, nr. 3839↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3776↩︎
COM(2023) 217, Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende detergentia en oppervlakte-actieve stoffen, tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 648/2004 – COM(2023) 217↩︎
Verordening voor registratie en beoordeling van en autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, Verordening (EG) nr. 1907/2006↩︎
Verordening (EG) No 1272/2008↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3891↩︎
Verordening (EU) 528/2012↩︎
COM (2023) 783↩︎
COM (2023) 781↩︎
COM (2023) 779↩︎
Kamerstukken 22 112, nr. 3880 en 22 112, nr. 3881↩︎