EU-Ontwikkelingssamenwerking rapportage 2024
Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Brief regering
Nummer: 2024D28039, datum: 2024-07-01, bijgewerkt: 2024-08-14 15:05, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36180-104).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Onderdeel van kamerstukdossier 36180 -104 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Onderdeel van zaak 2024Z11661:
- Indiener: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-07-03 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-05 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-28 14:00: Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling (Geannuleerd wegens niet door gaan Raad) (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-01-31 14:00: Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2024
Hierbij deel ik met u de jaarlijkse Kamerbrief over EU-ontwikkelingssamenwerking. Deze vloeit mede voort uit de motie Becker-Bouali (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209) en is een vervolg op eerdere brieven over dit onderwerp, waaronder de meest recente de Kamerbrief betreffende de rapportage van Europese ontwikkelingssamenwerking van 20 april 2023 (Kamerstuk 36 180, nr. 54).
In de voorliggende brief informeert het kabinet u over de meest recente rapportages over EU-ontwikkelingssamenwerking. Dit betreft de rapportages van de Europese Commissie over verslagjaar 2022 en de inzet van begrotingssteun in 2022. Daarnaast gaat deze brief in op de impact van de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) op de beschikbare financiering voor het externe beleid van de Europese Unie. Vervolgens licht de brief de EU Global Gateway-strategie toe en de wijze waarop Nederland zich inzet voor een geïntegreerde benadering ten opzichte van derde landen in dit verband, conform de toezegging aan Kamerlid Boswijk tijdens het plenaire debat over de Begroting van Buitenlandse Zaken op 14 februari 2024, en in lijn met de motie Klink (Kamerstuk 29 237, nr. 193), alsmede de brede EU-partnerschappen die het afgelopen jaar zijn aangegaan. Ten slotte gaat deze brief in op de Team Europe-aanpak en op gedelegeerde samenwerking, mede naar aanleiding van de motie Klink-Amhaouch (Kamerstuk 36 180, nr. 13).
De wereld is de afgelopen jaren geconfronteerd met ingrijpende gebeurtenissen, zoals de oorlog in Oekraïne, de COVID-pandemie, militaire spanningen tussen grootmachten, groeiende voedsel- klimaat- en biodiversiteitscrises en conflicten in gebieden zoals de Sahel en het Midden-Oosten. Door de opkomst van nieuwe markten en de groeiende invloed van opkomende economieën, zoals die in Azië, veranderen ook handelsrelaties en economische samenwerking.
De combinatie van geopolitieke veranderingen en toenemende mondiale concurrentie brengt uitdagingen met zich mee die te groot zijn voor Nederland of voor individuele EU lidstaten om alleen aan te pakken. Samen optrekken in EU verband is daarom belangrijk. Het kabinet acht het van belang de positie van Europa in de wereld te versterken, om de belangen van de EU en Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, stabiliteit en veiligheid, economie en klimaat, beter te kunnen behartigen.
Ontwikkelingssamenwerking vormt een belangrijk onderdeel van de EU-samenwerking met derde landen. Door een geïntegreerde aanpak, waarbij diplomatie, handel en ontwikkelingssamenwerking met elkaar worden verbonden, kan de EU meer ontwikkelingsimpact genereren en tegelijkertijd de gezamenlijke belangen van de lidstaten en die van partnerlanden behartigen en daarmee vaak een sterker aanbod doen. Een dialoog op basis van gelijkwaardigheid met partnerlanden blijft hierbij essentieel.
Het Global Gateway initiatief en de brede partnerschappen die met landen worden aangegaan om onder andere stabiliteit, economische ontwikkeling en samenwerking op het gebied van migratie te bevorderen, zijn voorbeelden van hoe deze geïntegreerde aanpak in EU-verband vorm krijgt. Ook blijft het belangrijk om de werkwijze aan te passen aan de context, waarbij fragiele contexten vragen om een focus op sociale en humanitaire noden voor stabiliteit en duurzame ontwikkeling. Team Europe initiatieven dragen ook bij aan een gecoördineerde en gezamenlijke inzet van de EU en haar lidstaten. Dit zijn belangrijke instrumenten die in aanvulling op de financiering uit het EU Instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) moeten worden bezien. In deze brief zal nader ingegaan worden op de rapportage van de financiering uit NDICI op het gebied van ontwikkelingssamenwerking in 2023.
Rapportages over EU-ontwikkelingssamenwerking
Officiële ontwikkelingshulp 2023
Jaarlijks rapporteert het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO over officiële ontwikkelingshulp (ODA). De meest recente ODA resultaten zijn in april 2024 gepubliceerd en gaan over 2023.1 De totale ODA van alle DAC-landen is in 2023 met 1,8% gestegen. Deze stijging komt voornamelijk doordat er meer is besteed aan steun aan Oekraïne, aan humanitaire hulp en aan bijdragen voor internationale organisaties (met name de Wereldbank). 9% van de totale ODA gaat naar Oekraïne. Binnen de DAC is 42% van alle ODA is afkomstig van de EU-lidstaten. De Europese Unie en haar lidstaten zijn gezamenlijk ook dit jaar weer de grootste donor van officiële ontwikkelingshulp ter wereld. De totale ODA via de Europese Commissie in 2023 is € 25,1 miljard en van de DAC-EU-lidstaten € 86,4 miljard.2 Sinds 2022 wordt ieder jaar een vast bedrag van de Nederlandse EU-afdrachten toegerekend aan ODA. Dit is een bedrag van € 863 miljoen.
Jaarverslag externe financieringsinstrument 2022
In december 2023 is het jaarlijkse rapport3 van de Europese Commissie gepubliceerd over de resultaten van het externe financieringsinstrument van de EU in verslagjaar 2022. Dit is de periode waarvan de meest recente resultaten beschikbaar zijn. De rapportageperioden van de Europese Commissie en Nederland lopen daarmee niet gelijk. In december 2024 verschijnt het rapport over 2023.
In verslagjaar 2022 had de Europese Commissie € 20,1 miljard aan openstaande verplichtingen voor officiële ontwikkelingssamenwerking en werden er € 17,1 miljard aan betalingen gedaan. Figuur 1 laat de thematische verdeling van de betalingen zien. Van de betalingen van officiële ontwikkelingssamenwerking was in 2022 31% bestemd voor Afrika, 25% voor Europa (grotendeels voor Turkije en Oekraïne), 16% voor Azië en 4% voor Noord- en Zuid Amerika.4
Terwijl de wereld nog aan het herstellen was van de COVID-19 pandemie, stond het verslagjaar 2022 in het teken van een nieuwe crisis door de oorlog in Oekraïne. De EU, de lidstaten en financiële instituties hebben, middels een Team Europe-aanpak, brede financiële hulp geboden door € 18,9 miljard te mobiliseren. Dit omvatte de steun die mogelijk wordt gemaakt door de begroting en garanties van de Europese Unie, en verdere bilaterale steun van lidstaten (€ 7,3 miljard). Deze financiële steun richtte zich op de uitdagingen waarmee Oekraïne op meerdere fronten wordt geconfronteerd: humanitaire hulp, crisisresponsmaatregelen, steun aan de Oekraïense begroting in de vorm van subsidies en concessionele leningen, en hulp aan de burgermaatschappij.
De oorlog in Oekraïne heeft ook een effect op de wereldwijde voedselveiligheid gehad. In dit kader werden op 20 juni 2022 Raadsconclusies aangenomen over de Team Europe-aanpak voor mondiale voedselonveiligheid, waarbij een alomvattende aanpak werd geformuleerd. De totale bijdrage in Team Europe-verband voor 2021–2024 wordt geschat op € 18 miljard, waarvan € 8,3 miljard afkomstig is van de EU en ongeveer € 9,6 miljard van de lidstaten. In 2022 heeft de EU ongeveer € 2,6 miljard uitgegeven aan het bestrijden van mondiale voedselonzekerheid, met name in Afrika, het Midden-Oosten, het Caribische gebied en landen in de Stille Oceaan.
De EU heeft in haar beleid voor ontwikkelingssamenwerking verschillende prioriteiten gesteld die bijdragen aan het belang van de EU en haar lidstaten en in lijn zijn met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (sustainable development goals; SDG’s). In november 2022 werd bijvoorbeeld de Global Health Strategy aangenomen om door middel van intensievere samenwerking grote mondiale gezondheidsuitdagingen aan te pakken in een veranderende wereld. Dit was onderdeel van een bredere inzet op sociale ontwikkeling, waaronder onderwijs en sociale zekerheid. Ook werd er in 2022 in het EU-ontwikkelingsbeleid verder ingezet voor migratie en vluchtelingen. Zo werd er bijvoorbeeld € 6,4 miljard gemobiliseerd tijdens de zesde Brusselconferentie voor de opvang en het welzijn van Syrische vluchtelingen in Jordanië, Libanon, Turkije, Egypte en Irak. Daarnaast werd ingezet op de aanpak van klimaatverandering; digitalisering, wetenschap, technologie en innovatie; duurzame groei en banen; en goed bestuur, vrede, veiligheid en mensenrechten.
Nederland heeft ingezet op versterking en beïnvloeding van het EU-ontwikkelingsbeleid in lijn met de prioriteiten uit de nota «Doen waar Nederland goed in is»5. Deze beïnvloeding loopt onder andere via de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking, diverse Raadswerkgroepen, zoals de Raadswerkgroep voor ontwikkelingssamenwerking en de beheerscomités. In de Raadswerkgroep werden onder andere raadsconclusies uitonderhandeld over onderwerpen zoals de sociale, groene en digitale transitie6, corruptie als obstakel voor ontwikkeling7, de EU Global Health Strategy8, en de Team Europe aanpak9. Ook heeft Nederland ingezet op versterking en beïnvloeding van EU ontwikkelingssamenwerking via het ontwikkelen van een aantal geïntegreerde Global Gateway proposities. Voor meer informatie daarover verwijs ik u naar het kopje «Global Gateway» verderop in deze brief.
Begrotingssteunrapportage 2022
De Europese Commissie rapporteert10 separaat over de trends en resultaten van begrotingssteun, een vorm van EU-ontwikkelingssamenwerking die direct bijdraagt aan het versterken van de systemen en begrotingsprocessen van partnerlanden. Het vormt een belangrijke modaliteit om de capaciteit van partnerlanden te vergroten voor de implementatie van beleid en het doorvoeren van hervormingen. Begrotingssteun kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de stabiliteit, ontwikkeling en verzelfstandiging van partnerlanden.
Partnerlanden kunnen in aanmerkingen komen voor begrotingssteun wanneer wordt voldaan aan de minimumcriteria voor transparante, betrouwbare en effectieve overheidsfinanciën. Het proces rondom het aangaan van dergelijke steun omvat onder meer een dialoog met een partnerland om overeenstemming te bereiken over de hervormingen of ontwikkelingsresultaten waarop begrotingssteun kan worden ingezet. De bereikte voortgang moet worden geëvalueerd en wanneer de afgesproken resultaten zijn behaald wordt de steun verleend. Bovendien beoogt de EU met begrotingssteun bij te dragen aan duurzame capaciteitsopbouw van partnerlanden, door middel van het vergroten van de verantwoording van de overheid jegens haar burgers, in plaats van het creëren van parallelle structuren die buiten de begroting om worden beheerd door derde partijen, waaronder internationale partners.
De meest recente rapportage is in september 2023 gepubliceerd en is met name gebaseerd op data die eind 2022 beschikbaar was. In 2022 heeft de Europese Commissie € 1,8 miljard aan begrotingssteunbetalingen aan partnerlanden verleend en is zij € 2,7 miljard aan nieuwe verplichtingen aangegaan, via 51 nieuwe begrotingssteunprogramma’s. Met name in het Oostelijk Partnerschap is een toename te zien van begrotingssteun. Dit betreft de steun aan Oekraïne en de buurlanden sinds de oorlog. Hiermee bedroeg het totaal aan openstaande verplichtingen per eind 2022 in totaal € 10,4 miljard. In figuur 2 is de geografische verdeling van de betalingen in 2022 van begrotingssteun te zien.
Ter illustratie hieronder een aantal voorbeelden van wat met begrotingssteun werd bereikt.
In Oekraïne werd met begrotingssteun bijgedragen aan het herstel van kritieke infrastructuur, om de voortzetting van het levensonderhoud van de door conflicten getroffen bevolking te verzekeren en om onderwijsfaciliteiten te herbouwen. Met de begrotingssteun zijn onder meer boeren geholpen bij het cultiveren van land en aanschaffen van vee, en is geholpen bij het formaliseren van de agrarische sector via het State Agrarian Register. Ook zijn financiële transfers gedaan aan huishoudens die binnenlands ontheemden huisvesten.
In Jordanië is met behulp van EU-begrotingssteun een belangrijke bijdrage geleverd aan het verduurzamen van de energievoorziening. Het verlies op het energienet is gereduceerd door het installeren van slimme meters en er is steun geboden bij het aansluiten van hernieuwbare energie.
De Europese begrotingssteun is daarnaast in 2022 een belangrijk instrument geweest in reactie op de brede impact van de COVID-19 pandemie. In Mauritius heeft de EU bijvoorbeeld middels de begrotingssteun bijgedragen aan het verbeteren van de capaciteit om op COVID-19 te testen en om deze en andere overdraagbare ziekten te behandelen.
In Zuid-Afrika heeft de EU via begrotingssteun bijgedragen aan de brede aanpak van gendergerelateerd geweld en vrouwenmoord.
Tussentijdse herijking Meerjarig Financieel Kader (MFK)
De Europese Raad bereikte op 1 februari 2024 een akkoord over de door de Europese Commissie voorgestelde tussentijdse herziening (mid-term review; MTR) van het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Hiermee werd de EU-begroting voor de tweede helft van het MFK aangepast aan de veranderende omstandigheden in de wereld, waaronder de oorlog in Oekraïne. Dit had ook implicaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Allereerst werd de Oekraïne faciliteit aangenomen, een essentieel meerjarig steunpakket voor Oekraïne van € 50 miljard (bestaande uit € 33 miljard leningen en € 17 miljard niet-terugbetaalbare steun) voor de periode van 2024 tot en met 2027, gericht op herstel, wederopbouw en hervormingen in het licht van het EU-toetredingsproces. De faciliteit integreert hiermee verschillende vormen van steun en vervangt per 2024 de bestaande instrumenten voor financiële EU-steun aan Oekraïne, waaronder de bilaterale allocaties onder NDICI. Hiermee kwam dit pakket bovenop bestaande EU steun voor Oekraïne en ging het niet ten koste van NDICI programma’s voor andere landen. Daarnaast komt er door deze tussentijdse herziening € 7,6 miljard beschikbaar voor nieuwe prioriteiten op de externe dimensie van de EU (rubriek 6 van de EU begroting) bestaande uit € 4,5 miljard herschikkingen en € 3,1 miljard nieuwe middelen. Deze middelen worden onder andere aangewend om doeltreffende samenwerking op het gebied van migratie met derde landen te behouden, waaronder ook financiering van partnerschappen en samenwerking ten aanzien van de migratieroutes. Het gaat om de volgende enveloppen: opvang van Syrische vluchtelingen in Turkije (€ 2 miljard) en in Syrië, Libanon en Jordanië (€ 1,6 miljard), het Zuidelijk Nabuurschap (€ 2 miljard) als ook steun voor de Westelijke Balkan (€ 2 miljard).11, 12
Versterking van EU-ontwikkelingssamenwerking
De afgelopen periode is nader invulling gegeven aan de ontwikkeling van Global Gateway en aan de eerder opgestelde landelijke meerjarenprogrammering, de zogenaamde Multiannual Indicative Programmes, met specifieke jaarprogramma’s, de Annual Action Programmes. Deze zijn aan de lidstaten voorgelegd in de beheerscomités. Een aanzienlijk deel van deze programmering komt ten goede aan de ondersteuning van Team Europe Initiatieven (TEI). Daarnaast zijn ook dit jaar stappen gezet met de uitvoering van delegated cooperation.
Global Gateway
Het Global Gateway-initiatief van de Europese Unie heeft zich sinds zijn lancering in 2021 ontwikkeld tot een belangrijk vehikel voor een geïntegreerd en zichtbaar EU-buitenlandbeleid gericht op het versterken van de relaties met landen als antwoord op de veranderende geopolitieke werkelijkheid. Daarbij wordt ingezet op een geïntegreerde benadering van geopolitieke belangen, ontwikkelingssamenwerking en samenwerking met de private sector, alsmede de daarvoor beschikbare financiële instrumenten van de EU. In de periode 2021–2027 wordt beoogd € 300 miljard aan publieke en private investeringen te mobiliseren, waarvan de helft voor Afrika. Prioritaire investeringsterreinen zijn digitale connectiviteit, klimaat en energie, transport, gezondheid en onderwijs en onderzoek. Hierbij wordt uitgegaan van kernprincipes zoals hoge standaarden, goed bestuur en transparantie, gelijkwaardige partnerschappen en duurzaamheid.
In 2022 en 2023 zijn lijsten opgesteld met de meest in het oog springende projecten die onder Global Gateway vallen, de zogenoemde vlaggenschipprojecten. Deze lijsten zijn openbaar toegankelijk en dienen het doel om de inspanningen van Team Europe, het geheel van Europese Commissie en EU-lidstaten, helder en inzichtelijk te maken.13 Daarnaast worden ook bij regionale topbijeenkomsten, zoals de EU-CELAC top en de EU-Japan top overzichten van projecten en investeringen gemaakt. Nederland is betrokken bij diverse vlaggenschipprojecten.
Het Global Gateway-initiatief sluit aan op de Nederlandse inzet om de positie van de EU als geopolitieke speler te versterken, onze ontwikkelingsimpact te vergroten via de EU en het Nederlands verdienvermogen in het buitenland te versterken. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld sluit de Global Gateway tevens aan bij de ambities uit de Afrikastrategie, inclusief het afsluiten van grondstoffenpartnerschappen.14 Nederland zet zich samen met een kopgroep van gelijkgestemde lidstaten in om Global Gateway verder te versterken. Ook heeft Nederland gepleit voor opname van kritieke grondstoffen binnen de reikwijdte van Global Gateway en verschillende lidstaten evenals de Commissie hebben benadrukt dat Global Gateway een rol moet spelen in het verduurzamen van de grondstoffenketen en de toegang van de EU tot kritieke grondstoffen. Binnen de grondstoffenpartnerschappen die de EU aangaat met derde landen kunnen afspraken worden gemaakt over samenwerking op economische ontwikkeling, waar de Global Gateway-projecten vervolgens concreet aan kunnen bijdragen.
Nederland heeft ruime ervaring met het combineren van hulp en handel die kan worden ingezet voor het versterken van Global Gateway. Nederlandse instellingen als Invest International, gericht op het mobiliseren van de private sector, FMO, een belangrijke afnemer van garanties en leningen uit het EU-financieringsinstrument EFSD+, en Atradius als exportkredietverzekeraar kunnen op veel interesse van de Europese Commissie rekenen. Het kabinet probeert deze partijen nadrukkelijker te positioneren in het Europese speelveld om de geleerde lessen uit het combi-beleid te delen in EU-kader. Ook zijn deze uitvoerders betrokken bij de Enhanced Coordination of External Financial Tools agenda van de Europese Commissie. Met deze agenda beoogt de Commissie de slagkracht van het externe EU-financieringsinstrumentarium te vergroten, de investeringsdoelstellingen van met name Global Gateway te ondersteunen en de private sector hier beter bij te betrekken.
In overleg met DG INTPA heeft Nederland een aantal geïntegreerde Global Gateway proposities in ontwikkeling met betrokkenheid van onze uitvoerders (Invest International en FMO), de private sector, kennisinstellingen, NGO’s en een belangrijke makelaarsrol voor de Nederlandse overheid (de zogeheten «Dutch diamond»-aanpak). De focus ligt hierbij op terreinen waar Nederland meerwaarde heeft en actief is met programma’s en instrumenten, waaronder de energietransitie en agrilogistiek.
Voorts zijn Nederlandse bedrijven aangesloten bij de Business Advisory Group die is opgericht om de private sector te betrekken bij de ontwikkeling en implementatie van Global Gateway. Ook heeft Nederland gepleit voor betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld via het inmiddels opgerichte Global Gateway Civil Society and Local Authorities Dialogue Platform. Met deze inzet wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie Klink waarin de regering wordt verzocht zich in Europa in te zetten voor een meer proactieve Global Gateway benadering om met Nederlandse publieke en private kennis en kunde meer ontwikkelingsimpact te bereiken.15 Ook wordt hiermee uitvoering gegeven aan de motie Klink/Amhaouch over het aanwenden van EU-gelden door een proactieve en leidende aanpak.16
Team Europe Initiatieven (TEI)
Een concrete vorm van samenwerking tussen de Europese Commissie en de lidstaten zijn de Team Europe Initiatieven (TEI), grote programma’s die gericht zijn op het vergroten van de impact van de EU als geheel waarin meerdere lidstaten en de Europese Commissie een rol vervullen. Ook hieraan draagt Nederland bij op basis van de Nederlandse beleidsprioriteiten. TEI’s kunnen zowel de vorm aannemen van landeninitiatieven als thema-initiatieven.
Een voorbeeld hiervan is de TEI voor de Productie en Toegang tot Vaccins, Geneesmiddelen en Gezondheidstechnologieën in Afrika (MAV+), gericht op een onderwerp dat door de COVID 19 pandemie hoog op de agenda is komen te staan. Er wordt onder andere gewerkt aan het creëren van een gunstig productieklimaat, bijvoorbeeld door het versterken van wetgevingskaders. Momenteel worden programma’s uitgevoerd in Nigeria, Senegal, Rwanda, Zuid-Afrika en Ghana. Aangezien lokale productie ook een speerpunt is uit de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie, draagt Nederland bij door lokale productie te stimuleren en de betrokkenheid van de private sector hierbij te versterken. Als onderdeel van deze TEI nam Nederland in februari dit jaar op hoogambtelijk niveau deel aan een gezamenlijke reis naar Ethiopië en de Afrikaanse Unie, om het belang van dit onderwerp en de dialoog hierover te stimuleren. Terugkoppeling over deze TEI-reis is opgenomen in het verslag van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 11 en 12 februari 2024.17
Ontwikkeling van brede EU-partnerschappen
Sinds het verzoek van de Europese Raad in het najaar van 2021 om brede EU-partnerschappen te ontwikkelen, zijn er door de Europese Commissie samen met de lidstaten diverse stappen gezet. Met deze partnerschappen wil de EU de bilaterale relatie en samenwerking met prioritaire landen versterken op het gebied van migratie, handel en investeringen; bevorderen van mensenrechten; en onderwijs en onderzoek. Voor migratie is de samenwerking erop gericht om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer te bevorderen, opvang en bescherming van vluchtelingen en migranten te versterken en legale migratie te bevorderen. Er zijn actieplannen opgesteld voor prioritaire landen in de focusregio’s op het gebied van migratie van de EU (Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten, Westelijke Balkan). Deze actieplannen bouwen voort op eerdere samenwerking en combineren een geïntensiveerde dialoog met concrete acties en tastbare steun om internationale samenwerking tussen de EU en derde landen te versterken. Mede als gevolg van de Nederlandse inzet tijdens de Europese Raad van februari 2023 werkt de EU aan een whole-of-government benadering om de partnerschappen met derde landen verder te brengen.
Deze brede partnerschappen moeten zowel het belang van de partnerlanden als van de Europese Unie en haar lidstaten, waaronder Nederland dienen. De Nederlandse inzet op migratiepartnerschappen, zowel bilateraal als via de EU, is gericht op het beperken van irreguliere migratie, het bevorderen van terugkeer bij onrechtmatig verblijf en het beschermen van migranten langs de migratieroutes. In juli 2023 is door de EU een memorandum van overeenstemming afgesloten met Tunesië, wat momenteel verder wordt uitgewerkt. In maart 2024 sloot de EU een brede overeenkomst met Mauritanië en de EU heeft een strategisch partnerschap afgesloten met Egypte dat bestaat uit onder andere macro-financiële bijstand18 en programma’s op het gebied van migratiesamenwerking19. Het kabinet zal de voortgang van de partnerschappen nauwgezet monitoren.
Vanuit NDICI-Global Europe is indicatief 10% van de financiering (ca. € 7,9 miljard) beschikbaar voor migratie en ontheemding voor de periode 2021–2027. Bovendien is in het kader van de herziening van het MFK besloten aanvullende middelen vrij te maken om doeltreffende samenwerking op het gebied van migratie met derde landen te behouden, zoals eerder in deze brief gemeld. In 2021 en 2022 is er een start gemaakt met de inzet van deze financiering en zijn er voor ongeveer € 3,3 miljard aan verplichtingen aangegaan op het gebied van migratie. Voor Noord-Afrika is in november 2022 een migratie programma opgesteld, gericht op de centrale middellandse zee route, van € 412 miljoen. De activiteiten richten zich voornamelijk op Libië, Egypte, Tunesië en Marokko. Voor Sub-Sahara Afrika is in 2022 € 506 miljoen gereserveerd voor migratie en regionale opvang van vluchtelingen. Daarnaast is er een speciaal pakket samengesteld van € 5,7 miljard voor vluchtelingen gastgemeenschappen in Turkije, Jordanië, Libanon, Irak en Syrië. Hiervan is € 3 miljard voor vluchtelingen en de gast gemeenschappen in Turkije, in de periode van 2021–202320.
Als onderdeel van het migratiesamenwerkingsbeleid zet het kabinet tevens in op bilaterale migratiepartnerschappen met partnerlanden in Noord-Afrika, de Sahel en het Midden-Oosten, De migratiepartnerschappen worden gezamenlijk gecoördineerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Partnerschappen zijn breed, gelijkwaardig en duurzaam, en worden vormgegeven binnen de kaders van internationaal en Europees recht. Vanwege de grote schaal en slagkracht ligt de EU-inzet op migratiepartnerschappen in belangrijke mate in het verlengde van de bilaterale inzet. Nederland maakt sinds 2023 jaarlijks € 25 miljoen vrij voor bilaterale migratiepartnerschappen, bovenop de bestaande € 34 miljoen per jaar voor algemene inzet op migratiesamenwerking.
Delegated Cooperation
Nederlandse organisaties kunnen programma's of projecten uitvoeren met Europese financiering door middel van het EU-instrument voor gedelegeerde samenwerking (delegated cooperation). Het kabinet streeft ernaar de programma’s die aanmerking komen voor delegated cooperation zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de Nederlandse beleidsprioriteiten in de desbetreffende landen. Ook wordt gekeken naar de meerwaarde van samenwerking in Europees verband. Wanneer gebruik wordt gemaakt van delegated cooperation dienen organisaties ook eigen middelen in te brengen.
In lijn met de motie van de leden Klink en Amhaouch (36 180, nr. 13), is de afstemming tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere geaccrediteerde organisaties verder versterkt. Momenteel zijn het Ministerie van Buitenlandse Zaken, FMO, RVO, NUFFIC geaccrediteerd door de Europese Commissie voor gedelegeerde samenwerking op het terrein van internationale samenwerking.
In 2023 zijn door Nederlandse organisaties vijf contracten voor delegated cooperation-projecten met de EU ondertekend waarbij de EU in totaal € 33,8 miljoen overdroeg voor uitvoering. Het totale budget dat vanuit de Commissie werd overgedragen aan Nederlandse organisaties bedraagt tot nu toe € 86,2 miljoen. Nederlandse geaccrediteerde organisaties zijn in nauw contact met de EU om dit verder uit te breiden en er zijn diverse projecten in voorbereiding. Voor projecten met een totaalbedrag van ongeveer € 73,5 miljoen is dit in een vergevorderd stadium. Zoals ook vorig jaar gemeld heeft FMO zich met name gericht op middelen uit het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling (EFSD+). Inmiddels zijn er voorstellen voor garanties van FMO met een totale waarde van ongeveer € 600 miljoen goedgekeurd. De inzet van het kabinet is erop gericht om de positionering van Nederland in de EU om delegated cooperation als instrument te gebruiken nog verder uit te breiden en aan te laten sluiten bij de inspanningen in het kader van de Global Gateway die hierboven worden genoemd.
In reactie op de motie van lid Kamminga (Kamerstuk 36 550 XVII, nr. 16) zal het kabinet onderzoeken hoe Nederland meer gebruik kan maken van delegated cooperation. Hierbij zal worden gekeken naar de inzet van andere EU-lidstaten via delegated cooperation, met als streven het bedrag voor Nederlandse geaccrediteerde organisaties de komende jaren substantieel te vergroten in lijn met de motie.
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
https://www.oecd.org/dac/ODA-summary-2023.pdf↩︎
De originele data is gerapporteerd in Amerikaanse dollars. Deze cijfers zijn omgerekend naar euro’s op basis van de wisselkoers van 11 april 2024 (1 USD = 0,93 EUR).↩︎
https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/a80c9b4f-9d5a-11ee-b164-01aa75ed71a1↩︎
Circa 25% van de uitgaven kent geen geografische specificatie in de onderliggende rapportage.↩︎
Beleidsnotitie 2022 – Doen waar Nederland goed in is | Beleidsnota | rijksoverheid.nl↩︎
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-15732-2023-INIT/en/pdf↩︎
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9015-2023-INIT/en/pdf↩︎
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-5908-2024-INIT/en/pdf↩︎
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-15684-2023-INIT/en/pdf↩︎
https://international-partnerships.ec.europa.eu/document/download/75ec1cb3-dacc-4a24-a5cf-fc126c783ae1_en?filename=budget-support-trends-and-results-2023_en.pdf↩︎
Kamerstuk 21 501-20-2018↩︎
https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2024/02/01/european-council-final-conclusions-1-february-2024/↩︎
https://international-partnerships.ec.europa.eu/publications/global-gateway-flagship-projects-infographics_en↩︎
Kamerstuk 29 237-183.↩︎
Kamerstuk 29 237, nr. 193.↩︎
Kamerstuk 36 180, nr. 13.↩︎
Kamerstuk 21 501-04, nr. 269.↩︎
Kamerstuk 21 112, nr. 3922↩︎
Kamerstuk 32 317-874↩︎
https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/05f287d6-9d57-11ee-b164-01aa75ed71a1/language-en↩︎