Verslag
Wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2024D28466, datum: 2024-07-05, bijgewerkt: 2024-11-11 08:28, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36571-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (VVD)
- Mede ondertekenaar: G.C. Honsbeek, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36571 -5 Wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen).
Onderdeel van zaak 2024Z09978:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-06-11 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-13 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-07-04 14:00: Wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen) (TK 36571) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-11-14 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 571 Wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 5 juli 2024
I. | ALGEMEEN DEEL | 1 |
1. | Inleiding | 2 |
2. | Inhoud | 2 |
3. | Adviezen en consultatie | 5 |
II. | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING | 5 |
I. ALGEMEEN DEEL
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de mening van de regering dat het van groot belang is dat verkiezingen plaatsvinden door kiezers die zonder drang of dwang zelf kunnen bepalen op wie zij gaan stemmen. Het ronselen van volmachtstemmen past daar niet bij. Deze leden zijn van mening dat tegen het ronselen van stemmen moet worden opgetreden en dat daar aanscherping van de bestaande wetgeving voor nodig is. Zij hebben slechts enkele vragen over het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen. Graag willen deze leden de regering daarover een paar vragen stellen.
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen de inzet om het ronselen van stemmen middels volmachten tegen te gaan. De voorgestelde wijzigingen beschouwen zij als een passende inzet om de bestrijding van ronselen naar aan te passen aan de huidige risico’s.
De leden van de SP-fractie hebben de Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden steunen de inzet om de strafbaarstelling inzake ronselen te herzien. Zij vinden het echter wel van belang dat het wetsvoorstel onbedoelde effecten in de familiesfeer vermijdt. Zij constateren dat de toelichting slechts zeer summier aandacht geeft aan dit vraagstuk.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen). Deze leden delen het standpunt van de regering dat het ronselen van stemmen in strijd is met het uitgangspunt dat de kiezer zonder drang of dwang zelf bepaalt hoe hij zijn stemrecht gebruikt, en dat een eventueel initiatief tot het stemmen per volmacht altijd van de kiezer zelf moet uitgaan. Zij hebben op dit moment geen nadere vragen bij het voorstel van de regering om de betreffende bepalingen in de Kieswet aan te scherpen.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie zijn het ermee eens dat een belangrijke waarborg voor betrouwbare verkiezingen is dat de kiezer zelf bepaalt hoe hij zijn stemrecht gebruikt, zonder drang of dwang van iemand anders. Ronselpraktijken, ook al komen deze wellicht niet vaak voor, ondermijnen wel de integriteit van het verkiezingsproces en zijn schadelijk voor het vertrouwen in de parlementaire democratie. Het is daarom een goede zaak dat de huidige delictsomschrijving van ronselen van volmachtstemmen wordt aangepast aan de huidige tijd, waarin er allerlei nieuwe (digitale) mogelijkheden zijn om stemmen te ronselen. Het kan niet zo zijn dat als die nieuwe manieren in feite ook gewoon als ronselen van stemmen beschouwd kunnen worden, dat die nieuwe manieren dan niet strafbaar zouden zijn. Eveneens achten deze leden het een goede zaak dat ronselen van volmachtstemmen een misdrijf wordt en dat de strafmaat wordt verhoogd.
2. Inhoud
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het aantal gevallen van het ronselen van volmachtstemmen beperkt is. Deze leden delen de mening van de regering dat hoewel het probleem in omvang beperkt is, zelfs een beperkt aantal gevallen van ronselen het vertrouwen in eerlijke verkiezingen kan ondermijnen. In hoeverre heeft het voorliggend wetsvoorstel met name een normatieve werking en in hoeverre meent de regering dat de aanscherping van de wet tot meer vervolgingen zal gaan leiden? In hoeverre zorgt het feit dat de huidige delictsomschrijving van ronselen een effectief optreden tegen ronselen belemmert ervoor dat ronselpraktijken nu nog buiten beeld blijven? Gaat de nieuwe delictsomschrijving in meer gevallen leiden tot een strafrechtelijk onderzoek?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat voorwaardelijke opzet volstaat om mogelijk te spreken over strafbaarheid. Voor strafbaarheid is in ieder geval nodig dat een persoon iemand benadert om die te bewegen een stem af te geven. Daarbij zijn de wijze en omstandigheden waaronder dit gebeurt van belang. In dit verband wijst de regering er enerzijds op dat ook in huiselijke kring ronselen kan voorkomen en anderzijds dat als een kind een oudere vader of moeder aanbiedt om voor deze persoon te gaan stemmen, dat er dan geen sprake van ronselen is. Het komt deze leden over als ingewikkeld om onderscheid te maken tussen het al dan niet strafbaar ronselen in huiselijke kring. Wanneer gaat helpen over in opzettelijk benaderen? Hoe gaat dit in de praktijk van opsporing en vervolging werken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de mening van de regering dat politieke partijen terughoudend moeten zijn om kiezers aan te zetten tot het bij volmacht laten stemmen. Daartegenover staat het belang dat kiezers zoveel als mogelijk gebruik maken van hun stem en dat daarbij volmachten kunnen helpen. Over wat de grens is tussen wat wel en niet strafbaar handelen, hebben deze leden een vraag. Zo lezen zij dat het plaatsen van een bericht waarin algemene informatie wordt gegeven over de mogelijkheid om een gemachtigde aan te wijzen, toegestaan is, maar het geven van aanvullende argumenten om volmacht ter beschikking te krijgen, wordt al snel wel strafbaar. De regering noemt als strafbaar het voorbeeld van het geven van het argument dat er vaak fouten worden gemaakt bij het stemmen en dat het geven van een volmacht dat kan verhelpen. Mag wel het argument gebruikt worden dat een stem niet verloren moet gaan? Of het argument dat volmachten kunnen helpen om mensen met een beperking te laten stemmen die dat anders niet zouden doen? In hoeverre is bij dergelijke argumenten als die door een politieke partij worden gebruikt sprake van een vorm van drang of het naar een politieke partij toe leiden van volmachten? En maakt het daarbij verschil of die argumenten door een politieke partij worden gebruikt of door een neutrale organisatie, bijvoorbeeld een gemeente of de Kiesraad?
De leden van de VVD-fractie zijn wel benieuwd naar de effectiviteit van de nieuwe bepaling, omdat ook wordt gesteld dat voor het bepalen of er sprake is van het «opzettelijk benaderen» van iemand om hem ertoe te bewegen zijn stempas af te geven, een en ander afhankelijk is van de feiten en omstandigheden van het individuele geval. Aangegeven wordt dat ook «voorwaardelijk opzet» volstaat. Is er al sprake van het ronselen van volmachtstemmen als voorwaardelijk opzet aan de orde is? Of spelen ook nog andere aspecten een rol wil er sprake zijn van het ronselen van stemmen? Graag krijgen deze leden een nadere verduidelijking.
Een punt van zorg bij het ronselen van stemmen is drang dan wel dwang, uitgeoefend in de familiesfeer. Dit is niet of nauwelijks aan te pakken, terwijl er ook in die relatie sprake van kan zijn dat een kiezer niet zelf bepaalt hoe hij zijn stemrecht gebruikt. De leden van de VVD-fractie vragen hier aandacht voor. Goede algemene voorlichting kan hierbij wellicht enige soelaas bieden. Zijn er nog andere mogelijkheden? Zo ja, welke? In dit kader vragen deze leden ook aandacht voor het bieden van hulp aan een kiezer in het stemhokje. Ook als er bijstand aan iemand in het stemhokje wordt gegeven, kan een kiezer ook onder druk worden gezet om te stemmen op een bepaalde partij dan wel kandidaat. Zij vragen de regering dit laatste punt in de reactie te betrekken.
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat politieke partijen soms hulp aanbieden aan kiezers bij het vinden van een gemachtigde. De regering merkt hierover op dat politieke partijen terughoudend moeten zijn met deze bemiddelingsactiviteiten, omdat er een reëel risico bestaat dat de grens van strafbaar handelen in zich komt. In hoeverre is het volgens de regering überhaupt gewenst dat politieke partijen als bemiddelaar optreden, nu zij als deelnemers aan de verkiezingen een direct belang hebben bij de wijze waarop er gestemd wordt? Heeft de regering gekeken of dergelijke bemiddelingsactiviteiten door politieke partijen verboden kunnen worden?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het verschil tussen enerzijds «opzettelijk benaderen om te bewegen» en anderzijds «het verlenen van een gunst» niet altijd duidelijk zal zijn. In de memorie van toelichting staat dat van «opzettelijk benaderen» sprake zal zijn als een persoon het doel heeft om de volmachtstem «tot zijn eigen beschikking» te maken. Deze leden constateren echter dat het criterium «tot eigen beschikking maken» niet duidelijk is of niet duidelijk vast te stellen zal zijn. Kan de regering een nadere onderbouwing geven van dit criterium? Kan de regering voorbeelden geven waarin er wel/niet aan dit criterium wordt voldaan?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de grens van de straffeloosheid wordt gepasseerd wanneer iemand erop aandringt een volmacht af te geven in plaats van dat die ander zelf gaat stemmen. Deze leden constateren echter dat een persoon soms met goede reden bij iemand kan aandringen om een volmacht te geven. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een dochter het onwenselijk vindt dat haar vader die slecht ter been is de weg naar het stemlokaal moet afleggen. Hoe kijkt de regering tegen een dergelijke situatie aan waarin er wel sprake is van aandringen, maar dit met goede reden gebeurt?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering het van belang vindt dat mensen bekend worden met de omstandigheden waaronder het verkrijgen van volmachten strafbaar is. Heeft de regering in kaart welke mensen het meest kwetsbaar zijn voor ronselpraktijken? Hoe is de regering van plan om deze mensen te bereiken?
De leden van de NSC-fractie constateren dat stemmen met stemvolmacht aanzienlijke nadelen met zich mee kan brengen, omdat de volmachtgever nooit zeker weet of de gevolmachtigde conform instructie stemt. Uitgangspunt moet daarom zijn dat de kiezer zelf zijn stem uitbrengt en daarvoor voldoende gelegenheid heeft. In hoeverre is het überhaupt wenselijk om stemmen per volmacht te faciliteren? En zal dit nog steeds wenselijk zijn in het geval het mogelijk wordt in Nederland om per brief te stemmen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom zij er niet voor kiezen om het aantal te verkrijgen volmachten terug te brengen van twee naar één. Dit lijkt deze leden de meest voor de hand liggende maatregel om het risico op het ronselen van stemmen te reduceren. Wat zijn de redenen om het aantal volmachten vast te stellen op twee, zo vragen zij tevens. Kan de regering inzicht verschaffen in hoe vaak een gemachtigde één, twee of tot voor kort meerdere volmachten ontving, zo vragen zij tevens.
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering een behoorlijke strafverzwaring voorstelt voor het ronselen van stemmen, van één naar zes maanden hechtenis. Deze leden zijn het eens met het feit dat het ronselen van stemmen moet worden voorkomen en dat stemmen ronselen de democratie ondermijnt. Waaruit blijkt dat een forse verzwaring van de straf effect zal hebben, waarop is die verwachting gebaseerd?
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een nadere toelichting op de mogelijke strafbaarheid van gedragingen binnen gezinnen en families op grond van het wetsvoorstel. Deze leden constateren dat dit vraagstuk slechts in enkele minieme flarden verspreid in de toelichting aan de orde komt. Zij wijzen erop dat de regering pas in hoofdstuk vier van de toelichting een nieuw onderscheid toevoegt, namelijk het doel waarvoor betrokkene de volmacht poogt te verwerven. Indien sprake is van goede bedoelingen of indien men de volmacht niet naar eigen inzicht wil aanwenden, is volgens de regering geen sprake van strafbaarheid. Deze leden merken op dat deze duiding niet noodzakelijkerwijs uit het voorstel volgt. Ook familieleden met goede bedoelingen, die handelen naar de bedoeling van een volmacht, kunnen voldoen aan de delictsomschrijving als zij opzettelijk hun familielid benaderen om hen ertoe te bewegen de volmacht te verstrekken. Deze leden vragen wat de regering vindt van het voorstel van de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) om een expliciete uitzondering voor naaste familieleden op te nemen. Zij menen dat bijvoorbeeld een indringende uitnodiging om een volmacht te verstrekken om te vermijden dat een gezinslid in barre weersomstandigheden naar het stembureau moet anders beoordeeld zou kunnen worden dan dezelfde gedraging in de context van een studentenwoning. Hoe weegt de regering zulke situaties?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering van mening is dat het verstrekken van argumenten voor het verlenen van een volmacht als zodanig al strafbaar zou moeten zijn. In hoeverre speelt de hoedanigheid van een persoon of organisatie hierbij een rol en hoe wordt voor verschillende personen en organisaties het recht op vrije meningsuiting gewogen?
3. Adviezen en consultatie
De leden van de SP-fractie willen waken voor de randgevallen van ronselen waarin iemand niet goed doorheeft dat ook iemand overtuigen voor het geven van een volmachtstem kan worden gezien als een vorm van ronselen terwijl deze persoon zich in sommige gevallen van geen kwaad bewust is omdat deze persoon de regels omtrent volmachtstemmen niet volledig begrijpt. De NOvA deelt deze zorg en geeft aan dat het bewegen van naasten in het verkrijgen van een volmachtstem hiermee buitenproportioneel bestraft kan worden. Kan de regering zich voorstellen dat het categoriseren als een misdrijf in sommige gevallen kan worden gezien als buitenproportioneel? Kan de regering zich voorstellen dat er met deze wetgeving gevallen mogelijk kunnen zijn waarmee een naaste wordt overtuigd een volmachtstem af te geven, en de ander hiervoor een buitenproportionele straf kan krijgen?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering van mening is dat het vervalsen en namaken van stembescheiden, evenals als het ronselen van stemmen, niet tot ontzetting uit het kiesrecht zou moeten leiden.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ervoor gekozen heeft om ten aanzien van de schriftelijke volmacht te verwijzen naar het specifieke wetsartikel (L8), terwijl dat bij de onderhandse volmacht niet gebeurt (L14) en gekozen wordt voor een omschrijving. Het ligt volgens deze leden in de rede om een eenduidige lijn te hanteren.
De fungerend voorzitter van de commissie,
P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Easton