[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake o.a. verslag formele Energieraad van 30 mei 2024 (Kamerstuk 21501-33-1076)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D28542, datum: 2024-07-08, bijgewerkt: 2024-07-10 07:49, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D28542).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z10661:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D28542 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de Geannoteerde Agenda Informele Energieraad 15 en 16 juli 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1076), Verslag formele Energieraad van 30 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1075) en Reactie op de motie van het lid Erkens over aangeven dat voor Nederland bij een potentieel EU-klimaatdoel voor 2040 een stevig uitvoeringspakket randvoorwaardelijk is (Kamerstuk 31 793, nr. 271).

De fungerend-voorzitter van de commissie,

Stoffer

Adjunct-griffier van de commissie,

Teske

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken voor de informele Energieraad van 15 en 16 juli. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Minister van Klimaat en Groene Groei gaat deelnemen aan de informele Energieraad van 15 en 16 juli. Indien zij deelneemt, heeft zij dan een andere inzet dan haar voorganger? Deze leden vragen wat de Minister als haar speerpunten ziet als het gaat om Europees klimaatbeleid. Kan de Minister dit toelichten? Gaat zij zich net als haar voorganger in Europa hard maken voor het afbouwen van fossiele subsidies?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vernemen graag hoe de Minister zich verhoudt tot het EU-Klimaatdoel voor 2040. Houdt de Minister vast aan het doel om in 2040 90% CO2-reductie gerealiseerd te hebben?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de brief over de uitvoering van het EU-Klimaatdoel 2040 dat de voorganger van de Minister het van belang vond om in te zetten op een gebalanceerde en kosteneffectieve bijdrage aan het 2040 doel van alle lidstaten en sectoren. Dit is van belang omdat het maatschappelijk draagvlak onder druk komt te staan indien de verdeling van inspanningen en kosten niet als rechtvaardig wordt ervaren door burgers en bedrijven. Deze leden onderschrijven deze benadering en hechten veel waarde aan klimaatrechtvaardigheid. Echter, zij zien hiervoor geen acties terugkomen in de elementen van het uitvoeringspakket. Is de Minister van plan om klimaatrechtvaardigheid en maatschappelijk draagvlak wel mee te nemen in de uitvoering van het EU-Klimaatdoel 2040? Zo niet, waarom niet? Zo wel, op welke manieren is zij van plan dit te doen? Kan zij klimaatrechtvaardigheid en het behouden en bevorderen van maatschappelijk draagvlak meenemen in de update over het klimaatdoel in het najaar?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-Fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde stukken en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister conform de motie-Erkens over aangeven dat voor Nederland bij een potentieel EU-klimaatdoel voor 2040 een stevig uitvoeringspakket randvoorwaardelijk is (Kamerstuk 31 793, nr. 257), een oproep zal doen om gezamenlijk te werken aan een uitvoeringsagenda ter versnelling van de energietransitie, en aandacht vragen voor het wegnemen van belemmeringen voor de uitvoering hiervan.

De leden van de NSC-fractie constateren dat de Minister spreekt van een versnelling van de energietransitie, terwijl de motie-Erkens (Kamerstuk 31 793, nr. 257), waar de inzet van de Minister op ziet, spreekt van het oplossen van knelpunten in de uitvoering, en verzoekt om een stevig uitvoeringspakket naar het smeden van een coalitie van lidstaten die dit samen verder uitwerken. De leden van de NSC-fractie vragen de Minister daarom om bij de Energieraad niet te spreken van een benodigde versnelling van de energietransitie, maar van een benodigd gezamenlijk uitvoeringspakket, dat de wettelijk vastgelegde klimaatdoelen haalbaar/uitvoerbaar maakt, en waardoor de wettelijk vastgelegde doelen daadwerkelijk behaald zullen kunnen worden.

De leden van de NSC-fractie vragen de Minister naast de praktische uitvoerbaarheid en het daadwerkelijk behalen van wettelijk vastgelegde klimaatdoelen, ook de betaalbaarheid van de energietransitie te bevorderen, door de energieprijzen voor lagere en middeninkomens in Nederland betaalbaar te houden. Het vast te stellen gezamenlijke uitvoeringspakket mag niet leiden tot een energierekening die onbetaalbaar is voor laag- en middeninkomens.

De leden van de NSC-fractie vragen de Minister om van de gezamenlijk vast te stellen uitvoeringsmaatregelen het verstoken van houtige biomassa uit te sluiten, waaronder ook Bio-Energy with Carbon Capture Storage (BECCS). Het massaal inzetten van biomassa in de Europese Unie als oplossing voor het klimaatprobleem draagt bij aan de vernietiging van biodiversiteit en ecosystemen. De leden van de NSC-fractie achten dit onwenselijk. Zij verzoeken de Minister hierop te reageren.

De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister de strategie voor de inzet van Nederland op het gebied van CCS, naar aanleiding van de motie Postma (Kamerstuk 31 793, nr.262), voorafgaand aan het commissiedebat over Carbon Capture & Storage (CCS) met de Tweede Kamer kan delen?

De leden van de NSC-fractie constateren dat in de Oostende verklaring de North Seas Energy Cooperation-landen (NSEC-landen) hebben afgesproken om 300 gigawatt (GW) aan windenergie te realiseren in de Noordzee. Dit gaat een grote druk geven op natuur en biodiversiteit, maar kan ook een kans zijn om biodiversiteit en visstanden te vergroten. Nederland loopt voorop als het gaat om het bouwen van windmolens op een natuurversterkende manier waarbij ook mitigerende maatregelen worden ingezet om schadelijke effecten te verkleinen. Zoals bubbelschermen geluidswaarschuwingen en het stilzetten van de molens bij vogelmigratie. Kan de Minister zich in NSEC verband inzetten om ecologische tendercriteria zwaarwegend mee te laten nemen bij tenders op de gehele Noordzee?

De leden van de NSC-fractie menen dat harmonisatie binnen de Europese Unie van de nettarieven en belastingtarieven op elektriciteit nodig is voor een eerlijk speelveld. Deze leden zien echter dat een aantal landen grote kortingen geeft op nettarieven of belastingtarieven en dat er daardoor sprake is van oneerlijk concurrentie tussen lidstaten.

De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister bereid is zich in te zetten voor een gelijk speelveld wat betreft nettarieven en belastingtarieven op elektriciteit binnen Europa. Wat voor positie en strategie neemt Nederland hierin? Gaat de Minister zonder meer akkoord geven op maatregelen zoals bovenstaand? Wordt er een strategie ingezet om het speelveld zo gelijk mogelijk te laten en geen uitzonderingen bij andere landen toe te staan? Is de Minister van plan om nettarieven en belastingen te verlagen? Heeft de Minister zicht op de uitzonderingen zoals bovenstaande die landen willen indienen? Zo ja, kan de Minister deze delen?

De leden van de NSC-fractie constateren dat in de non-paper van Nederland over de herziening van Leveringszekerheidsverordening 2017/1938 wordt verwezen naar de verschuiving van afhankelijkheid van Russisch gas naar Liquefied natural gas-importen (LNG-importen) en de volatiliteit van de mondiale LNG-markt. Voorts constateren deze leden dat PricewaterhouseCoopers (PWC) in maart van dit jaar een rapport heeft opgesteld over de lange termijn benodigdheid van LNG in Nederland.

De leden van de NSC-fractie vragen of de Minister bereid is, teneinde inzicht en grip te krijgen op de afbouw van gas tot 2050 in het kader van de wettelijk vastgelegde klimaatdoelen, om vanaf de begroting 2025 een meerjarenbegroting gasverbruik op te nemen waaruit in elk geval blijkt hoeveel gas we voor het komende jaar/ jaren nodig zullen hebben, hoe het staat met de («s zomers) opgebouwde gasvoorraden die 1 oktober van elk/het lopende jaar tot 90% gevuld moeten zijn, waar het benodigde en opgeslagen gas vandaan komt (NB: volgens Eurostat levert Rusland op dit moment levert nog altijd 17,3% van ons gas), wat de kosten van inkoop en opslag van het geïmporteerde gas zijn en hoeveel gas uit de EU-voorraden in Nederland voor Nederland zelf bestemd is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-Fractie

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda voor de informele Energieraad van 15 en 16 juli 2024 en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland aandacht zal vragen voor de achterblijvende uitrol van warmtenetten in de gebouwde omgeving. In hoeverre speelt dit probleem ook in andere lidstaten? Zijn er lessen die Nederland kan leren van andere landen? Is Europese samenwerking nuttig bij de uitrol van warmtenetten en zo ja, in hoeverre gebeurt dit al of kan dit verbeteren?

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland zal oproepen om de mogelijkheid van versnelde vergunningenprocedures te onderzoeken. Deze leden vragen in hoeverre de renewable go to-areas in Nederland reeds worden benut en of het aanwijzen van deze gebieden zinvol is geweest in het versnellen van vergunningprocedures. Hoewel deze leden de noodzaak inzien van het versnellen van vergunningenprocedures, schrikken zij van de inzet van Nederland om tijdelijke natuurverslechtering toe te staan om zo vergunningenprocedures te versnellen.

De leden van de D66-fractie zien dat de natuur in Nederland onder grote druk staat en dat verdere verslechtering, ook tijdelijk, ongewenst is. Zij zien hierin een glijdende schaal. Hoe ziet de Minister het in de praktijk voor zich dat de natuur tijdelijk mag verslechteren en op lange termijn netto verbetert? Erkent de Minister dat de natuur nog te vaak het onderspit delft tegenover andere belangen? Waarom stelt de Minister dat de natuur pas op lange termijn, en niet op korte termijn, al netto moet verbeteren? Waarom denkt de Minister dat dit een kansrijke route is, gezien het oordeel van de rechter over het Programma Aanpak Stikstof (PAS), dat een soortgelijke aanpak hanteerde? Erkent de Minister dat het toestaan van natuurverslechtering laat zien dat het Nederlandse natuurherstelbeleid nog steeds ondermaats is? Erkent de Minister dat natuurherstel en -verbetering altijd de voorkeur zou moeten hebben boven het toestaan van natuurverslechtering?

De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland inzet op wijziging van de Europese netwerkcodes. Kan de Minister een overzicht geven van de Europese netwerkcodes die Nederland graag zou willen wijzigen, inclusief de gewenste wijziging?

De leden van de D66-fractie wensen tot slot de nieuwe Minister een voorspoedige eerste Energieraad toe.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-Fractie

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de verplichtingen voor industrieel gebruik van groene waterstof via de RenewableEnergy Directive (RED-III). Deze verplichtingen hebben potentieel grote gevolgen omdat de onrendabele top van groene waterstof groot is en fabrieken voor de productie van ammoniak(meststoffen) omgebouwd moeten worden. Is de veronderstelling juist dat een consultatie/onderzoek loopt naar de gevolgen van RED-III voor de verschillende ketens? Deze leden horen graag wat de stand van zaken is. Deze leden hebben ook begrepen dat de Europese Commissie bezig is met een nieuwe gedelegeerde handeling met betrekking tot eventuele uitzonderingen op de genoemde verplichtingen. Is deze veronderstelling juist? Deze leden constateren dat in overweging 63 van de RED-richtlijn wordt aangegeven dat erkend moet worden dat de genoemde verplichting problemen zou kunnen opleveren voor bepaalde bestaande geïntegreerde productie-installaties voor ammoniak. In hoeverre is/komt er ruimte voor uitzonderingen op de genoemde verplichtingen om de gevolgen te beperken? Gaat Nederland hierop inzetten en gebruik van maken?

II Antwoord / Reactie van de Minister