[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)

Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)

Nummer: 2024D28744, datum: 2024-07-12, bijgewerkt: 2024-12-03 15:44, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36577-6).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36577 -6 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen).

Onderdeel van zaak 2024Z10910:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 577 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 12 juli 2024

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen

De adjunct-griffier van de commissie,
Meijerink

I. ALGEMEEN

Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven in hoeverre het alsnog noodzakelijk is om de beslistermijnen op aanvragen voor aanvullende compensatie van werkelijke schade te verlengen nu de SGH-route wordt gecontinueerd?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen). Deze leden bedanken de regering voor de toezending hiervan en willen opmerken dat zij hechten aan een spoedige behandeling van het voorstel. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen.

Deze leden vragen de regering allereerst een reflectie te geven op hoe het komt dat het voorliggende wetsvoorstel nu behandeld moet worden. De termijnen worden verlengd naar jaren, terwijl de meeste gedupeerden binnen weken in de ellende zaten. En UHT slaagt er in de ogen van deze leden niet in de zaak op orde te krijgen.

De leden van de NSC-fractie missen nog enkele hoofdstukken in de memorie van toelichting. Deze leden verzoeken de regering om expliciet aan te geven hoe de voorgestelde wijzigingen zich verhouden tot de Grondwet en het EVRM en meer in het bijzonder artikel 17 van de Grondwet en artikel 6 van het EVRM. In het nader rapport wordt daar wel een stuk op ingegaan, maar deze leden zijn zeer verbaasd dat er in de memorie van toelichting geen aandacht aan is geschonken. Deze leden vernemen daarom graag van de regering of er bij de regering (bij de departementen van financiën, binnenlandse zaken en justitie) werkelijk waar niemand gewaarschuwd heeft dat er grondwettelijke bezwaren zijn bij het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden ontvangen graag de ambtelijke adviezen van alle drie de ministeries die betrekking hebben op de grondwettelijke aspecten als aparte bijlage bij de antwoorden.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot aanpassing van termijnen en de nabestaandenregeling binnen de hersteloperatie toeslagen. Deze leden begrijpen vanuit het huidige verloop van de hersteloperatie dat de regering dergelijke voorstellen in het wetsvoorstel heeft opgenomen, maar vrezen dat de voorstellen niet zullen bijdragen aan het vertrouwen van gedupeerden in de hersteloperatie. Deze leden hebben een aantal nadere vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover enkele vragen.

1 De termijnen verlengen voor het besluiten op een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade

De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor het voornemen van de regering om de termijnen voor het besluiten op een aanvraag voor compensatie werkelijke schade te verlengen. Hiermee komt er meer duidelijkheid voor ouders en worden beroepsprocedures voorkomen. Het recht van een persoon om binnen een redelijke termijn een beslissing te krijgen mag niet ten koste gaan van het recht van een ander binnen een redelijke termijn een beslissing te krijgen. Voor de leden van de VVD-fractie staat voorop dat ouders niet langer dan nodig in onzekerheid mogen zitten.

De leden van de CDA-fractie vragen ter verduidelijking of met de forfaitaire schaderoute de SHG-route wordt bedoeld. De regering geeft aan dat de aanvullende schaderoutes in de praktijk niet leiden tot het halen van de beslistermijn. Uit de evaluatie van de pilot SGH bleek een versnelling wel degelijk haalbaar. Deze leden vragen wat volgens de regering de verwachte versnelling is die met het formeel instellen van de SGH-route wordt bereikt, en wat de verwachte invloed daarvan is op de behandeltermijnen.

Deze leden vinden het een vergaande beslissing om beslistermijnen tot 24 maanden te gaan hanteren. Deze leden vragen of ooit beslistermijnen van 24 maanden zijn gehanteerd en hoe de regering zo’n lange termijn nog als redelijk kan zien. Deze leden vragen of de regering het ook voor zich ziet om deze beslissing enkele maanden uit te stellen, totdat een beter inzicht kan worden gekregen in aanvragen bij de SGH-route en behandeling daarvan.

Ook vragen deze leden of andere opties zijn overwogen, bijvoorbeeld van 6+6 naar 6+6+6 in plaats van naar 12+12 gaan, of een andere kortere termijn, om op die manier wel steeds het streven naar het halen van de termijnen te benadrukken en daarnaast te streven naar het verkorten van de gemiddelde beslistermijn van 22 maanden.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de regeling werkelijke schade voor ex-partners naar verwachting zal gaan worden uitgevoerd. Deze leden vragen hoeveel vertraging het voor gedupeerde ouders zal opleveren als deze regeling tegelijk zal gaan worden uitgevoerd door dezelfde organisatie.

De leden van de SGP-fractie vragen wat de effecten van de diverse reeds genomen maatregelen zijn op de overschrijdingen van de wettelijke beslistermijnen. In hoeverre zijn deze overschrijdingen gedempt? Ook vragen deze leden of er vergelijkbare situaties zijn geweest waarin gekozen is voor een verlenging van de beslistermijnen, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De leden van de SGP-fractie constateren dat de voorgestelde wijziging inbreuk maakt op de rechtsbescherming van burgers. Erkent de regering dat en kan de regering nogmaals toelichten waarom dat in dit geval rechtmatig is?

Tevens wijzen de leden van de SGP-fractie erop dat de verruiming van de beslistermijn betrekking heeft op een betrekkelijk kleine, maar vooral afgebakende groep. Deze groep zou voordeel moeten hebben van deze wijziging, volgens deze leden. In hoeverre is deze groep meegenomen bij het voorstellen van de verlenging van de beslistermijnen?

Is overwogen de termijn weer te bekorten indien de wachttijd is teruggelopen? Deze leden vinden het van groot belang dat de verlenging van de beslistermijnen van tijdelijke aard is. Is het mogelijk wettelijk te verankeren dat de beslistermijnen weer worden bekort als aan bepaalde voorwaarden is voldaan?

1.1 Voorgestelde aanpassingen van de termijn voor het besluiten op een aanvraag voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de door de regering beschreven vicieuze cirkel onwenselijk is. Deze leden zijn benieuwd of de regering andere manieren ziet om het instellen van een beroep niet tijdig beslissen te ontmoedigen, afgezien van de voorgestelde aanpassingen van de maximale beslistermijnen. Daarnaast vragen deze leden of de regering kan kwantificeren hoe groot het dempende effect is geweest van de genoemde «diverse versnellingsmaatregelen» op de gemiddelde wachttijd op een beschikking en in hoeverre de genomen maatregelen naar verwachting in de toekomst nog een dempend effect gaan hebben. Heeft deze verwachting (inclusief die over het effect van het opschalen van de route via de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH)) ook gevolgen voor de noodzaak van het aanpassen van de maximale beslistermijnen? In hoeverre kan en zal het voorliggende wetsvoorstel tussentijds worden aangepast als blijkt dat de beslistermijnen door ingezette versnellingsmaatregelen toch gehaald worden?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen op dit punt dat de regering «maximale inspanningen» heeft geleverd. Deze leden vragen hoeveel medewerkers (fte) er nu grofweg nodig zijn voor het afhandelen van beroepen niet tijdig beslissen en hoeveel daarvan weer beschikbaar komen voor de kerntaak van de UHT op het moment dat het voorliggende wetsvoorstel geïmplementeerd zou worden. Daarnaast vragen deze leden hoeveel extra medewerkers (fte) nodig zouden zijn om de huidige wettelijke beslistermijnen wél te halen. Kan de regering daarnaast aangeven hoeveel medewerkers (fte) er extra nodig zouden zijn om de gemiddelde wachttijd terug te brengen tot 12 maanden? En tot zes maanden? Wat zouden de budgettaire gevolgen daarvan zijn? In hoeverre is de UHT nu in staat om voldoende medewerkers te werven? Kan de regering een inschatting geven van hoe realistisch een extra wervingsopgave in lijn met de hierboven genoemde scenario’s zou zijn?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd hoe groot de druk momenteel is op de rechtspraak en hoeveel de regering verwacht dat dit concreet zal afnemen na voorgestelde aanpassing.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen ook of het verlengen van de termijnen voor het besluiten op een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade precedent kan scheppen voor het verlengen van termijnen op andere onderwerpen of wetten in de toekomst. Kan dit niet zorgen voor een glijdende schaal met betrekking tot het inperken van rechtsbescherming en rechtszekerheid, als door toedoen van beleid van de overheid geldende termijnen niet worden gehaald?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de verlengde termijnen gaan gelden voor alle nieuwe aanvragen die ingediend worden wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt. Om hoeveel gevallen gaat dit naar inschatting van de regering? In welke mate verwacht de regering dat door dit voorstel de daadwerkelijke behandeltermijn zal afnemen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat door de aanpassing van de beslistermijn, medewerkers die niet meer nodig zijn om de beroepen niet tijdig beslissen af te wikkelen op andere plekken binnen de hersteloperatie kunnen worden ingezet. Kan de regering dit nader toelichten? Op welke plekken binnen de hersteloperatie zijn deze medewerkers beschikbaar om in te zetten en hoeveel fte bedraagt deze groep? Wat betekent dit concreet voor de doorlooptijd van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade?

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om de beslistermijn ten aanzien van aanvragen voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade te verlengen. Er wordt voorgesteld om deze te wijzigen van zes maanden na indiening van de aanvraag (met een mogelijke verlenging van maximaal zes maanden) naar twaalf maanden na indiening van de aanvraag (met een mogelijke verlenging van maximaal twaalf maanden). Deze leden merken op dat dit een substantiële verlenging is van de beslistermijn, die bovendien mogelijk tot meer rechtsonzekerheid leidt bij de aanvragers en de rechtspositie van aanvragers verzwakt. Deze leden wijzen in dit kader ook op diverse (zeer) kritische reacties van onder meer de Raad voor Rechtsbijstand, de Nederlandse orde van advocaten en het Adviescollege toetsing regeldruk. Ook in deze reacties wordt aandacht gevraagd voor de rechtsonzekerheid van aanvragers. De Nederlandse orde van advocaten geeft bovendien aan dat het niet halen van beslistermijnen is gelegen in het niet op orde zijn van de werkprocessen en dat dit voorstel slechts symptoombestrijding is. Deze leden kunnen de redenering van de regering volgen dat de beroepen niet-tijdig beslissen veel tijd van de rechtspraak in beslag nemen die vervolgens niet aan andere toeslagzaken kan worden besteed. Echter, de kans bestaat mogelijk ook dat in de uitvoering minder druk wordt ervaren als er minder beroepen niet-tijdig beslissen worden ingediend en dat dit de doorloop nog verder vertraagt. Kan de regering de verzwakte rechtspositie van aanvragers expliciet afwegen tegen de voordelen die de regering verwacht te bereiken met het onderhavige voorstel, waarbij bovenstaande bezwaren worden meegenomen en specifiek wordt ingegaan op de druk die de beroepen niet-tijdig beslissen thans op de rechtspraak leggen en hoeveel deze naar verwachting gaat afnemen als het voorstel in werking treedt? Kortom: kan een concretere toelichting worden gegeven op de achterliggende gedachte van de voorgestelde wijziging?

De leden van de NSC-fractie merken op dat, los van de hierboven genoemde aspecten, het verlengen van de beslistermijn ook van invloed kan zijn op het vertrouwen in de hersteloperatie, in negatieve zin. Heeft de regering oog voor dit risico? Wat zouden hier eventuele gevolgen van kunnen zijn en hoe gaat de regering voorkomen dat het vertrouwen daalt?

1.2 Mogelijke beleidsalternatieven

De leden van de VVD-fractie lezen dat een aanzienlijke groep vermoedelijk niet-gedupeerde ouders een versnelde integrale beoordeling krijgt en dat daardoor de wachtrij voor andere ouders kleiner wordt. Hoe groot is de afname in wachttijd voor ouders naar inschatting van de regering?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering nog onder welke voorwaarden een schikkingsvoorstel zal worden gedaan wanneer in bezwaar wordt gegaan. Deze leden gaan ervan uit dat in eerste instantie tot een beschikking gekomen is die past bij de voor de regering bekende feiten. Deze leden vragen onder welke omstandigheden een schikkingsvoorstel logisch is en willen de regering vragen hoe wordt voorkomen dat personen in bezwaar gaan met als enkel doel het krijgen van een schikkingsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering voornemens is om de beslistermijn van de huidige 6+6 maanden aan te passen naar 12+12 maanden. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of met deze aanpassing alle aanvragen van compensatie voor werkelijke schade binnen de (nieuwe) termijn kunnen worden afgehandeld, mede gelet op de huidige wachttijd van in totaal 22 maanden en het toenemend aantal aanvragen. Zijn daarnaast andere termijnen onderzocht? Kan de regering daarnaast aangeven wat momenteel de status is van de uitvoering van de regeling voor aanvullende compensatie van werkelijke schade voor ex-partners? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de beslistermijn voor ex-partners in lijn zal worden gebracht met dat van andere gedupeerde aanvragers, maar gezien de «first in, first out»-systematiek vragen deze leden of de voorgestelde aanpassing van de beslistermijn voldoende zal zijn. Kan de regering hier een nadere toelichting op geven?

De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er op diverse manieren wordt ingezet op het versnellen van bezwaarafhandelingen, onder andere door pogingen om de instroom van nieuwe bezwaarzaken te verlagen. Deze leden juichen toe dat er in dat kader bijvoorbeeld betere uitleg wordt gegeven aan ouders over hun beschikking, dat zij de ruimte krijgen om vóór de definitieve beschikking hun zienswijze te geven en dat er wordt ingezet op alternatieve afhandelingswijzen, bijvoorbeeld door middel van mediation. Kan de regering aangeven of dit tot op heden succesvol verloopt? Heeft de regering zich erin verdiept hoe betrokken ouders dergelijke maatregelen ervaren en zo ja, kan zij hierover een toelichting geven?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er wordt gesproken over een pakket van deels meer onconventionele maatregelen die eraan moeten bijdragen dat de ouder die bezwaar aantekent sneller duidelijkheid heeft. Deze leden willen graag weten wat deze maatregelen zijn en de garantie dat deze de rechten van ouders niet inperken.

Bij de mogelijke alternatieven lezen de leden van de CDA-fractie over de meer gerichte inzet van de BAC. Deze leden vragen hoe het staat met de uitvoering van motie met Kamerstuknummer 31 066, nr. 1358 van de leden Stultiens en Inge van Dijk. Is de regering reeds in overleg getreden met de BAC en zijn oplossingen gevonden voor situaties waarin de inperking van de BAC leidt tot nadelige gevolgen voor de gedupeerde ouders?

Ook vragen deze leden hoe het staat met de inspanningen van de regering om het zienswijzegesprek tijdens de integrale beoordeling beter in te richten en daarmee bezwaren te voorkomen.

2 De termijn verlengen voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade voor aanvrager van kinderopvangtoeslag

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om toe te lichten in hoeverre de huidige deadline van 1 januari 2024 voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade wordt nageleefd. Klopt het dat gedupeerde ouders van wie de integrale beoordeling vóór 1 juli 2023 is vast komen te staan op dit moment géén aanvraag kunnen doen voor aanvullende compensatie, maar na inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel (indien dat vóór 1 januari 2025 is) wel?

In dit kader zijn deze leden benieuwd wanneer de regering verwacht dat het voorliggende wetsvoorstel in werking treedt. Is de regering het met deze leden eens dat dat waarschijnlijk pas zeer kort vóór 1 januari 2025 zal zijn en dat er daarom een zeer kort tijdsvenster ontstaat waarin de hierboven genoemde groep gedupeerden (weer) een aanvraag voor aanvullende compensatie kan indienen? Hoe gaat de regering hierover communiceren richting gedupeerden? Hoe gaat de regering voorkomen dat hierover verwarring ontstaat? In hoeverre verwacht de regering dat deze maatregel zal leiden tot meer gedupeerden die een aanvraag doen voor aanvullende compensatie?

Voorts zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe de regering aankijkt tegen het scenario waarin het voorliggende wetsvoorstel pas na 1 januari 2025 in werking treedt. Klopt het dat het verschuiven van de bovengenoemde deadline van 1 januari 2024 naar 1 januari 2025 dan praktisch niets betekent? Zo nee, kan de regering toelichten voor welke groepen gedupeerden deze maatregel dan nog praktisch nut heeft?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering om de termijnen voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade te verlengen en hebben hiervoor begrip gezien het openstellen van meerdere alternatieve schaderoutes. De regering geeft aan dat hierdoor ook betere spreiding bij de schadeafhandeling kan worden gerealiseerd. Kan de regering aangeven in hoeverre door het verlengen van bovenstaande termijn de druk op de hersteloperatie wordt verminderd? En hoe worden ouders geholpen bij oriëntatie op de verschillende alternatieve schaderoutes? Verwacht de regering daarnaast dat het verlengen van deze termijn ervoor zorgt dat de totale duur van de hersteloperatie langer wordt?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering voornemens is de aanvraagtermijn van 1 januari 2024 voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade te verruimen met twaalf maanden. Aanleiding hiervoor is de wens om gedupeerden de mogelijkheid te geven gebruik te laten maken van mogelijke alternatieve schaderoutes. Deze leden onderstrepen het belang hiervan en kunnen zich vinden in de gedachte van de regering. Deze leden lezen ook dat is gekozen voor een termijn van twaalf maanden omdat dit gedupeerden voldoende tijd geeft zich te oriënteren op andere routes. Kan worden toegelicht waar deze termijn op is gebaseerd? Is met voldoende zekerheid te zeggen dat een verlenging van twaalf maanden gedupeerden daadwerkelijk genoeg ruimte biedt?

De leden van de NSC-fractie zouden in zijn algemeenheid willen weten voor elke termijn van het voorliggende wetsvoorstel hoeveel bezwaren etc. er nog verwacht worden en door dit voorstel geraakt zullen worden.

De leden van de D66-fractie delen de opvatting van de regering dat het wenselijk is om eerst een overzicht van aanvullende schaderoutes te bieden vooraleer de aanmeldtermijn voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade verstrijkt. Het stelt deze leden teleur dat het nog onvoldoende gelukt is om de verschillende schaderoutes te voltooien. De leden van de D66-fractie vragen de regering op basis waarvan zij voorziet dat voor 1 januari 2025 wel voldoende helderheid zal bestaan over de verschillende schaderoutes. Deze leden vragen de regering of zij alternatieven heeft overwogen voor een wettelijk vastgelegde datum, zoals een datum die per beleidsbesluit ingevuld kan worden, en waarom de regering de voorkeur heeft gegeven aan een vastgeprikte datum die wellicht in de toekomst weer met terugwerkende kracht aangepast moet worden, met grote onzekerheid als gevolg.

De leden van de CDA-fractie vragen of de verruiming van de aanvullende schaderoutes tot 1 januari 2025 betekent dat ook gedupeerden die al een schaderoute hebben doorlopen, bijvoorbeeld bij de CWS, alsnog een aanvraag kunnen doen voor beoordeling binnen een andere schaderoute, of dat dit alleen mogelijk is voor gedupeerde ouders van wie de beoordeling nog niet is afgerond.

3 Aanpassing van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat termijnoverschrijding bij het indienen van een bezwaar tegen beschikkingen die zijn genomen vóór 1 juli 2024 alleen tegengeworpen wordt indien een bezwaar onredelijk laat wordt ingediend. In de beleidsregels van de Dienst Toeslagen waarnaar de regering verwijst is opgenomen dat indiening in ieder geval niet als onredelijk laat wordt beschouwd als het bezwaarschrift uiterlijk 31 december 2024 is ingediend, of niet meer dan één jaar na dagtekening van de beschikking in het geval dat de beschikking is afgegeven na 31 december 2023. Kan de regering bevestigen dat bezwaren op beschikkingen die zijn genomen vóór 1 juli 2024 daarmee uiterlijk tussen 31 december 2024 en 1 juli 2025 kunnen worden ingediend, afhankelijk van de exacte dagtekening van de beschikking? Klopt het dat bezwaren op beschikkingen die zijn genomen vóór 1 juli 2024 in veel gevallen later ingediend kunnen worden dan bezwaren op beschikkingen die na die datum zijn genomen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om toe te lichten waarom de regering hiervoor heeft gekozen, en of zij dit een evenwichtige uitkomst van het beleid vindt. Voorts vragen deze leden waarom de regering er niet voor heeft gekozen deze beleidsregels in het voorliggende wetsvoorstel op te nemen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering voornemens is om ta gaan handhaven op de termijn om een bezwaar in te dienen en dat deze termijn van zes naar zestien weken gaat. De leden van de VVD-fractie vragen wat dit betekent voor gedupeerden die toch langer dan zestien weken nodig hebben om een bezwaar in te dienen. Is er voor hen nog coulance mogelijk en zijn er uitzonderingssituaties denkbaar? Kan de regering een aantal voorbeelden hiervan geven? Waarom is gekozen voor specifiek 16 weken, terwijl dit de tijd is die gedupeerden gemiddeld nodig hebben voor het opstellen van een bezwaarschrift? Betekent dit dat veel gedupeerden belang hebben bij een langere termijn? Hoe reflecteert de regering daarnaast op de kritiek van de Nederlandse orde van advocaten dat een wetswijziging niet noodzakelijk is?

De leden van de NSC-fractie lezen dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in het voorstel wettelijk wordt vastgesteld op zestien weken en dat deze termijn zal worden gehandhaafd. Deze leden wijzen erop dat voor beschikkingen die zijn genomen vóór 1 juli 2024 de termijnoverschrijding alleen wordt tegengeworpen als een bezwaar onredelijk laat wordt ingediend en dat in de praktijk dus in feite geen termijn wordt gehanteerd. Deze leden lezen dat thans een bezwaartermijn van zestien weken is voorgesteld omdat dit de gemiddelde tijd is die ouders nodig hebben om hun bezwaar in te dienen, maar deze leden kunnen zich voorstellen dat er ook veel ouders (veel) later waren dan zestien weken, aangezien het om een gemiddelde gaat. Ten opzichte van de situatie waarin in feite geen termijn wordt gehanteerd, leidt de voorgestelde regeling in de ogen van deze leden tot een zwakkere rechtspositie van ouders. Per juli 2024 wordt het uitvoeringsbeleid al aangepast, waardoor er geen sprake meer is van de situatie dat ieder te laat bezwaarschrift alsnog in behandeling wordt genomen. Vanaf die datum geldt een bezwaartermijn van zes weken + tien weken coulance en dus in feite ook zestien weken. Is de regering bereid de komende tijd te bezien hoe de situatie verloopt onder die nieuwe regeling en wat de verhouding is tussen ontvankelijke en niet-ontvankelijke verzoeken? Is de regering tevens bereid de vaststelling van een wettelijke termijn van zestien weken te heroverwegen als in de praktijk blijkt dat zestien weken toch voor veel ouders te kort is?

De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe zij om zal gaan met bezwaarschriften die na 16 weken ingediend worden. Deze leden vragen de regering tevens of het gevolg van deze maatregel is, zoals de Nederlandse Orde van Advocaten opmerkt, dat de afhandelingstermijn van bezwaren hiermee in feite verlengd wordt omdat deze aanvangt na het einde van de bezwaartermijn. Deze leden vragen de regering om nader toe te lichten welk belang van gedupeerden bediend wordt met deze maatregel en welk belang van de uitvoering.

4 Aanpassing van de regeling voor nabestaanden van overleden gedupeerden

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om een inschatting te maken van hoeveel mensen gebruik gaan maken van de nabestaandenregeling en hoeveel daarvan een verzoek zullen doen voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. Daarnaast vragen deze leden de regering of nabestaanden voor dergelijke compensatie niet alleen bij de CWS terechtkunnen, maar ook bij de Stichting Gelijkwaardig Herstel. Als dat niet het geval is: kan de regering toelichten waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft dat uit de uitvoeringstoets van het amendement-Leijten blijkt dat het niet mogelijk is om de stappen voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade in één dag uitmondend in één beschikking uit te voeren. Kan de regering aangeven wat hiervoor wel een realistische termijn is? Daarnaast geeft de regering aan dat de Dienst Toeslagen wel de rol van coördinator van binnen de hersteloperatie betrokken partijen kan vervullen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of de regering verdere invulling kan geven aan deze coördinerende rol en vragen of hiervoor extra capaciteit nodig is, of dat dit door de bestaande capaciteit, bestaande uit teams van persoonlijk zaakbehandelaars, een screeningsjurist werkelijke schade en een expert werkelijke schade die reeds werkzaam zijn bij de Dienst Toeslagen, gedaan zal moeten worden. Hoe staat dit in verhouding tot personen werkzaam bij de ketenpartners? Wat is de verwachting van het aantal persoonlijk zaakbehandelaars nabestaanden dat nodig zal zijn?

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijzigingen omtrent de nabestaandenregeling. Deze leden merken op dat de verzoeken van nabestaanden om aanvullende compensatie voor de werkelijke schade met voorrang worden behandeld. Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat dit zal leiden tot verdringing van andere gedupeerden, maar dat de regering met deze keuze zoveel mogelijk wil aansluiten bij het uitgangspunt van het amendement-Leijten. Deze leden begrijpen de wens om zoveel mogelijk aan te sluiten bij dit amendement, maar vragen hoeveel langer andere groepen gedupeerden door deze nabestaandenregeling naar verwachting zullen moeten wachten. Kan de regering dat inschatten? Kan de regering verder aangeven hoe lang een proces normaal en in het uiterste geval gaat duren als de regering iedere keer de wettelijke termijnen precies haalt, dus inclusief werkelijke schade en beroep? Uitgaand van de situatie dat iemand bijvoorbeeld op 1 januari 2025 een aanvraag zou doen, hoeveel jaar zou het dan nog duren? Vindt de regering deze termijnen acceptabel of niet? Verder lijkt het erop dat de Dienst Toeslagen de nabestaandenregeling gaat uitvoeren. Waarom is daarvoor gekozen en niet voor UHT?

De leden van de CDA-fractie lezen het voorstel voor de uitvoering van amendement Leijten, waarin een nieuw type persoonlijk zaakbehandelaar een team gaat vormen met een gewone persoonlijk zaakbehandelaar, een screeningjurist werkelijke schade en een expert werkelijke schade die vanaf het begin van integrale beoordeling betrokken zijn. Zij hoeven maar één keer hun verhaal te doen, dat vervolgens door de «persoonlijk zaakbehandelaar nabestaanden» door het proces geleid wordt. Allereerst vragen deze leden op basis van welk dossier de processen worden doorlopen en wat daarin de verhouding is tussen het verhaal van de nabestaande en het aangelegde dossier. Vervolgens vragen deze leden als niet één integrale beoordeling kan worden ingericht, maar vastgehouden wordt aan de verschillende processtappen die zo snel mogelijk achter elkaar zullen worden uitgevoerd, waarom alleen de mogelijkheid tot CWS voor deze nabestaanden openstaat en niet de andere aanvullende werkelijke schaderoutes, omdat die ook de overleden gedupeerde ouders ter beschikking zouden staan. Ook vragen deze leden, gezien de huidige vertraging door het stil komen liggen van CWS, wat de verwachting is wanneer dergelijke processen kunnen worden uitgevoerd door CWS.

Het principe van maar één keer je verhaal hoeven doen dient in de ogen van deze leden op een manier plaats te vinden zodat er op basis van dat verhaal vervolgens ook een goede beoordeling plaats kan vinden. De leden van de CDA-fractie merken op dat de ervaringen bij SGH hiermee goed zijn en vragen in hoeverre deze manier van «het verhaal doen» wordt overgenomen in deze route.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er drie beslistermijnen worden gehanteerd ten aanzien van de integrale beoordeling, aanvullende compensatie en overnemen van private schulden, van drie keer 6 + 6 maanden. Hoewel het sneller kan, laat dit ruimte voor processen van 1,5–3 jaar en doet daarmee geen recht aan een snelle behandeling. Deze leden vragen wat de kortst mogelijke periode is waarin volgens de regering een dergelijk proces kan worden afgerond.

De leden van de CDA-fractie lezen verder dat er dus drie beslissingsmomenten zijn, waartegen bezwaar openstaat, maar ook dat de BAC in principe geen rol heeft bij bezwaren van nabestaanden. Kan de regering nader toelichten waarom de BAC geen rol heeft en of het klopt dat deze situatie onder paragraaf 6 van het voorliggende wetsvoorstel wordt opgelost?

5 Peildatum brede ondersteuning ouders in het buitenland

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de praktijk is gebleken dat na 7 juli 2020 enkele tientallen gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag naar het buitenland zijn vetrokken. Om ondersteuning voor de groep gedupeerde ouders in het buitenland mogelijk te maken, is de regering voornemens om de voorgestelde peildatum van 7 juli 2020 te verschuiven naar 31 december 2021. Op basis van welke gegevens is deze nieuwe datum tot stand gekomen? Welke afwegingen zijn gemaakt in deze datumbepaling? Hoe groot is de kans dat er alsnog gedupeerde ouders in het buitenland pas na deze datum naar het buitenland zijn vertrokken? Hoe denkt de regering in een dergelijke – wellicht uitzonderlijke – situatie deze ouders toch te kunnen ondersteunen?

6 Grondslag voor commissies bij de uitvoering van de aanvullende regelingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat op grond van de Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen de Dienst Toeslagen in bepaalde gevallen bezwaren zelf af kan doen zonder deze ter advisering aan de BAC voor te leggen. Kan de regering voorbeelden geven van deze bepaalde gevallen? Welke criteria worden er gehanteerd in deze beslissing? Wordt deze speciale afhandeling door de Dienst Toeslagen gecommuniceerd?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld om ook de uitvoering van de werkelijke schaderegeling voor nabestaanden en ex-partners neer te leggen bij de Dienst Toeslagen. Hoeveel fte zal hiervoor benodigd zijn binnen de Dienst Toeslagen? Hoe verhoudt zich dit tot het toch al toenemende personeelstekort bij de Dienst Toeslagen? Hoe gaat er voorkomen worden dat de tekorten zullen zorgen voor uitgestelde schaderegelingen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de wet niet bepaalt wanneer de commissies worden ingezet en dat de specifieke taken van deze commissies worden geregeld in de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen. Op basis van een nadere afweging kan in de respectievelijke instellingsregelingen worden geregeld of de desbetreffende commissies een taak krijgen en zo ja, welke? Wanneer en door wie wordt deze nadere afweging gemaakt? Welke partijen en instanties zijn betrokken bij deze nadere afweging? De leden van de VVD-fractie willen voor de beoordeling van dit onderdeel van het wetsvoorstel graag een duidelijkere invulling krijgen van deze afweging en vragen de regering om te delen welke specifieke taken in de regelingen opgenomen gaan worden.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er een stevige no-go van de Nederlandse Orde van Advocaten ligt, met name als het gaat om een onaanvaardbare inbreuk op de rechten van gedupeerde ouders. De leden van de CDA-fractie delen dit gevoel ondanks de toelichtingen van de regering met betrekking tot de voordelen in de afhandeling. Met name omdat het hier een groep betreft die je niet iedere keer wil vragen concessies te doen, terwijl de regering dit nu wel weer voorstelt. Deze leden vragen hoe zwaar dit aspect weegt in het uiteindelijke voorstel wat nu aan de Kamer voorligt met betrekking tot aanpassing van de termijnen.

7 Budgettaire aspecten

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vraag met betrekking tot de budgettaire aspecten. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat budgettaire aspecten geen enkele rol hebben gespeeld bij de voorstellen in het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden vragen de regering om deze stelling nader toe te lichten en de budgettaire aspecten alsnog te kwantificeren waar mogelijk. Te meer nu de budgettaire omvang, samenhangend met bezwaarschriften, ingebrekestellingen, dwangsommen en beroepen niet tijdig beslissen, de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor het aanpassen van de nabestaandenregeling circa 200 IV-dagen nodig zijn. Is deze capaciteit beschikbaar bij de Dienst Toeslagen? Wanneer kunnen deze werkzaamheden worden ingepland? Is dit tijdig voor inwerkingtreding van de regeling?

De leden van de NSC-fractie merken op dat zij nog nooit een paragraaf budgettaire aspecten gezien hebben zonder schatting van die budgettaire effecten en nodigen de regering uit die ramingen alsnog te doen. Met die ramingen wordt ook duidelijk hoeveel mensen door dit voorstel geraakt zullen worden en dat is belangrijke informatie.

Het voorliggende wetsvoorstel lijkt ook budgettaire gevolgen te gaan hebben omdat er vermoedelijk minder dwangsommen betaald moeten worden, zo constateren de leden van de SGP-fractie. Wat is op dit moment de inschatting van de regering over de hoogte van deze budgettaire gevolgen?

8.1 Dienst Toeslagen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de inwerkingtreding van de schaderegeling ex-partners zal worden afgestemd op de capaciteit bij de Dienst Toeslagen en de CWS. Tegelijkertijd wordt gekeken op welke manier de druk op de Dienst Toeslagen en de CWS kan worden verminderd. Op welke termijn wordt de inwerkingtreding van de schaderegeling ex-partners verwacht? Hoeveel fte is er nodig om deze inwerkingtreding door te voeren? Hoeveel fte is er op dit moment beschikbaar bij de Dienst Toeslagen voor deze inwerkingtreding? Welke stappen worden er gezet om de druk op de Dienst Toeslagen en de CWS te verminderen? Wat is de stand van zaken van de aanpak om de druk te verminderen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat uit de uitvoeringstoets blijkt dat de huidige nabestaandenregeling niet uitvoerbaar is. Deze regeling is wel uitvoerbaar indien de Dienst Toeslagen de coördinatie van de werkzaamheden van de uitvoerders binnen de hersteloperatie toeslagen voor zijn rekening neemt. Zorgt deze extra taak voor nog meer druk op de Dienst Toeslagen? Hoeveel fte is er nodig voor deze coördinatie? Zorgt deze extra coördinatietaak voor vertraging op andere onderdelen? Hoe worden ex-partners die voor de schaderegeling in aanmerking komen geïnformeerd? Wat wordt er in de tussentijd voor deze groep gedaan?

8.2 Commissie Werkelijke Schade (CWS)

De leden van de VVD-fractie lezen dat de CWS verwacht dat het voor nabestaanden moeilijk kan zijn om het verhaal van de overledene te vertellen en dat aannemelijk te maken. Dat zou ertoe kunnen leiden dat de CWS in veel gevallen geen advies kan geven over de hoogte van de werkelijke schade. Wat is de vervolgprocedure voor gevallen waarover de CWS geen advies kan geven? Op basis van welke gegevens wordt de hoogte van de werkelijke schade dan bepaald? Welke alternatieve mogelijkheden bij de CWS zijn er voor deze gevallen?

8.3 Ondersteuningsteam ouders in het buitenland (OTB)

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang dat ouders niet op een wachtlijst komen, maar vragen de regering wel nader toe te lichten onder welke voorwaarden 4 fte extra nodig is. Hoeveel fte werkt momenteel bij OTB en hoeveel ouders worden daardoor ondersteund? Hoeveel extra toestroom wordt verwacht?

9 Doenbaarheid van de maatregelen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de regering erkent dat het aanpassen van de beslistermijnen voor de doelgroep lastig te volgen kan zijn en zodoende wil inzetten op zorgvuldige communicatie. Waaruit zal deze communicatie bestaan? Op welke manier worden gedupeerden van de toeslagenaffaire hierin meegenomen? Zal dit proactief gebeuren en in begrijpelijke taal? In hoeverre zal de regering in de communicatie rekening houden met het mogelijke gevoel bij gedupeerden dat er opnieuw een inbreuk op hun rechtsbescherming en rechtszekerheid wordt gedaan? Wat zegt de regering tegen gedupeerden die dit voelen? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat het pijnlijk is dat juist deze groep mensen te maken krijgt met een aanpassing op het gebied van hun rechtsbescherming?

Deze leden vragen de regering daarnaast in hoeverre gedupeerden van de toeslagenaffaire meegenomen zijn in de voorbereiding en uitwerking van het voorliggende wetsvoorstel. Is de Oudercommissie Kinderopvangtoeslag meegenomen in de voorbereiding en uitwerking van het voorliggende wetsvoorstel? Zo ja, wat was hun advies en wat heeft de regering met dit advies gedaan? Zo niet, waarom zijn zij niet meegenomen?

De leden van de NSC-fractie zijn van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen, mochten deze worden aangenomen, op een duidelijke wijze onder de aandacht gebracht moeten worden van de betrokkenen. Deze leden lezen dat via de communicatiekanalen van de Dienst Toeslagen zal worden ingezet op communicatie rondom inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Hoe gaat de regering waarborgen dat alle betrokkenen tijdig en op begrijpelijke wijze zijn voorgelicht over concrete gevolgen voor hun eigen situatie?

11.2 Raad voor de rechtsbijstand

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering waarom gedupeerden geen gebruik kunnen maken van de bijzondere regeling voor rechtsbijstand bij een beroep niet tijd beslissen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad voor Rechtsbijstand meegeeft dat de substantiële verruiming van beslistermijnen zoals voorgesteld in principe de rechtszekerheid negatief kan beïnvloeden. Welke stappen zijn er gezet om de rechtszekerheid te waarborgen? Welke extra stappen worden er gezet om de rechtszekerheid te waarborgen ondanks de verruiming van de beslistermijnen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de mogelijke effecten van de pilot alternatieve schaderoute niet ingecalculeerd zijn bij de aanpassing van de beslistermijn voor aanvragen voor aanvullende compensatie van werkelijke schade. Dit omdat de effecten nog niet bekend zijn. Op welke termijn zal er een besluit worden genomen rondom de alternatieve schaderoutes? Welke concrete stappen zijn er gezet om ervoor te zorgen dat besluitvorming in de praktijk voor iedere gedupeerde zo spoedig mogelijk plaatsvindt?

11.3 Nederlandse orde van advocaten

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Nederlandse Orde van Advocaten negatief adviseert over bepaalde aanpassingen omdat die een onaanvaardbare inbreuk maken op de rechten van ouders en de ouders hiermee (weer) rechtsbescherming wordt ontzegd. Waarom acht de regering het voorliggende wetsvoorstel géén onaanvaardbare inbreuk op de rechten van ouders? Klopt het dat de regering met dit wetsvoorstel uitvoering boven rechtsbescherming stelt? Zo ja, kan de regering deze leden meenemen in de belangenafweging die hierbij is gemaakt? Hoe reflecteert de regering op de uitspraak van de Nederlandse Orde van Advocaten dat er voor de Dienst Toeslagen door het voorliggende wetsvoorstel geen enkele prikkel meer bestaat om wel te voorzien in een goede procedure om termijnen te halen?

De leden van de VVD-fractie schrikken van de uitspraak van de werkgroep waarin de werkgroep aangeeft dat de oorzaak van het niet halen van de beslistermijnen is gelegen in het niet op orde zijn van de werkprocessen. Welke werkprocessen binnen de Dienst Toeslagen zijn niet op orde? Komt dit door een tekort in fte? Staan deze werkprocessen onder hoge druk? Welke stappen worden er gezet om deze werkprocessen op orde te krijgen? Welke maatregelen worden er nog meer genomen naast deze symptoombestrijding?

11.4 Adviescollege toetsing regeldruk

De leden van de VVD-fractie lezen dat de ATR de voorgestelde verlenging kwalificeert als «een tussentijdse wijziging van de spelregels». Hoe gaat de regering voorkomen dat in de toekomst spelregels opnieuw moeten worden aangepast? Welke maatregelen worden er genomen om het vertrouwen in de hersteloperatie niet verder aan te tasten als gevolg van het steeds weer wijzigen van de spelregels? Hoe denkt de regering gedupeerden maximaal te kunnen ontzorgen en de ervaren regeldruk te minimaliseren?