Verslag van een notaoverleg, gehouden op 27 mei 2024, over de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (Kamerstuk 36272)
Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap
Verslag van een notaoverleg
Nummer: 2024D28756, datum: 2024-07-12, bijgewerkt: 2024-08-20 10:45, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36272-18).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (SP)
- Mede ondertekenaar: A.M. Brood, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36272 -18 Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap.
Onderdeel van zaak 2022Z24971:
- Indiener: U. Ellian, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M.H. Bikker, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-12-21 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-21 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-20 14:00: Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (36272) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-02-15 11:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-05-27 13:30: Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (36272) (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-05-27 13:30: Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (36272) (Notaoverleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-05-30 15:54: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-06-12 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 272 Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap
Nr. 18 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 12 juli 2024
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 27 mei 2024 overleg gevoerd met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:
– de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (Kamerstuk 36 272);
– de brief van de fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid d.d. 1 februari 2024 inzake verslag van een schriftelijk overleg met antwoorden op vragen commissie over de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (Kamerstuk 36 272, nr. 2) (Kamerstuk 36 272, nr. 5).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Van Nispen
De griffier van de commissie,
Brood
Voorzitter: Boswijk
Griffier: Van Tilburg
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Bamenga, Becker, Bikker, Boon, Boswijk, Ceder, Diederik van Dijk, El Abassi, Ellian, Koekkoek, Palmen en Westerveld,
en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 13.31 uur.
De voorzitter:
Het is inmiddels 13.30 uur geweest. Mijn voorstel is om meteen te beginnen met de behandeling van de initiatiefnota van collega's Ellian en Bikker over antisemitisme. Dat is een belangrijk onderwerp. Het is helaas ook een actueel onderwerp, zeg ik er meteen bij.
Ik wil allereerst het woord geven aan mijn collega, meneer Ceder van de ChristenUnie. U heeft drie minuten spreektijd.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Het bizarre aan antisemitisme, haat tegen Joden, is dat het van alle tijden is. Denk aan het einde van de klassieke oudheid en delen van wat door het christendom is bestempeld als de middeleeuwen. Daarna waren er de huiveringwekkende verschrikkingen van de vorige eeuw, die culmineerden in de Shoah. Antisemitisme lijkt een altijd aanwezige factor op het Europese continent en daarbuiten. In dat licht geeft het zeer te denken dat antisemitisme vóór, maar zeker ook na de gebeurtenissen van 7 oktober 2023 weer stevig opleeft in onze samenleving. Het is terug van nooit weggeweest. Dat vraagt iets van alle Nederlanders: de moed om op te staan als Joodse landgenoten gediscrimineerd, uitgescholden, bedreigd of aangevallen worden. Het vraagt ook iets van de overheid, of het nu gaat om educatie, handhaving, bestraffing of wat dan ook nog meer.
Daarom is het goed dat deze initiatiefnota er is. Naar aanleiding daarvan heb ik een aantal vragen. In de nota, waar ik de indieners hartelijk voor dank en mee complimenteer, las ik tot mijn ontzetting dat van alle discriminatiezaken bij het Openbaar Ministerie in 2021 antisemitische discriminatiezaken maar liefst 31% van het totaal uitmaakten, terwijl de Joodse gemeenschap slechts 0,25% van de Nederlandse bevolking uitmaakt. Bovendien is deze statistiek een onderrepresentatie van de werkelijkheid. Men maakt vaak niet eens meer melding van antisemitisme, of doet hier geen aangifte van, omdat mensen uit de Joodse gemeenschap de hoop en het vertrouwen zijn verloren dat de overheid het tij nog kan keren. Is de Minister net als ik geschrokken van die constatering? Welke mogelijkheden ziet zij om in elk geval de aangiftebereidheid te verhogen en slachtoffers weer het gevoel te geven dat zij hun recht kunnen halen bij de politie, het OM en de rechtspraak?
Voorzitter. Ik heb verder begrepen dat de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding nog steeds geen zicht heeft op een structurele financiering van het werkplan, ondanks de aangenomen motie daarover tijdens de begrotingsbehandeling. Kan de Minister toelichten waarom dit niet gebeurd is? Kan zij wellicht toezeggen dat zij de ambtenaren aan het werk gaat zetten, zodat dit straks, bij de ontwerpbegroting, netjes geregeld is, zoals de meerderheid van de Kamer de regering verzocht heeft?
Voorzitter. Onbekend maakt onbemind. Daarom staat in het Europese mandaat rondom antisemitisme «fostering Jewish life», ofwel het stimuleren van bekendheid van de Joodse manier van leven in al haar diversiteit en veelzijdigheid. Dat mist nu in het mandaat van de nationale NCAB. De indieners hebben hiervoor geen aanbeveling opgenomen. Zouden zij het een goed idee vinden om dit toe te lichten in het mandaat? Diezelfde vraag stel ik aan de Minister.
Voorzitter, tot slot de laatste vraag. Minister Dijkgraaf liet eerder weten dat in mei de laatste hand wordt gelegd aan het Nationaal Plan versterking Holocausteducatie. Kan de Minister daar inmiddels iets meer over delen? Organisaties die bijdragen aan onderwijs over de Holocaust en antisemitisme zijn voor een groot deel afhankelijk van financiering van OCW. Ik zou de Minister willen vragen om snel duidelijkheid te geven aan organisaties over die financiering, uiteraard het liefst in samenhang met het Nationaal Plan. Wanneer zou ze die duidelijkheid kunnen bieden?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Palmen van NSC. U heeft vijf minuten. Zet u uw microfoon aan, alstublieft.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met het bedanken van de initiatiefnemers voor hun werk wat betreft het schrijven van de initiatiefnota en de beantwoording van de vragen. De fractie van Nieuw Sociaal Contract onderschrijft het doel van de initiatiefnota om te komen tot een intensivering en aanscherping van de bestrijding van antisemitisme. Daarbij merk ik op dat we 28 april jongstleden een plenair debat over antisemitisme hebben gevoerd. Ook hierbij zijn mooie en constructieve voorstellen gedaan, die aansluiten op de beslispunten van de initiatiefnota. Zo heeft ook Nieuw Sociaal Contract een breed gesteunde motie ingediend over het toevoegen van een kerndoel in het onderwijs waardoor er op elke school op een waardige manier aandacht wordt geschonken aan antisemitisme. Ik noem een aantal andere voorbeelden, zoals de gewijzigde motie van de initiatiefnemers, mevrouw Bikker en de heer Ellian, over met politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak verkennen wat er nodig is om de inzet van snelrecht tegen antisemitische misdrijven te bevorderen. Ook is er de motie van het lid Bamenga en anderen over in samenspraak met Joodse organisaties, reclassering, Openbaar Ministerie en de rechtspraak verkennen welke belemmeringen er zijn voor het opleggen van een educatieve maatregel als bijzondere voorwaarde bij een op te leggen straf. Zo zijn er nog meerdere mooie moties en initiatieven aangenomen. Daarom zouden wij aan de initiatiefnemers willen vragen of zij vinden dat deze reeds aangenomen moties wellicht een aantal voorstellen en initiatieven deels of helemaal hebben ingevuld.
Voorzitter. Antisemitisme is nooit weggeweest en duikt nu weer massaal op. We kunnen niet meer spreken van incidenten; het is een golf van haat. Ik noem de verstoring en het roepen van antisemitische leuzen bij de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam, het annuleren van een Holocaustherdenkingsdag op de Hogeschool Utrecht en de rabbijn die werd belaagd omdat hij Joods was. Naast de vele vormen van geweld, beledigingen en andere kwetsende voorbeelden van antisemitisme, laat het volgende voorbeeld zien waar de pijn nog meer zit, namelijk dat Joodse Nederlanders zich niet veilig voelen om hun identiteit te uiten. Ze dragen een pet over hun keppeltje, versturen Joodse weekbladen in witte enveloppen en durven geen Joodse uitingen in hun vensterbank neer te zetten. Het gaat hier over Nederland, waar juist vrijheid en het in veiligheid kunnen zijn wie je bent zo van belang zijn. Daarom is het belangrijk dat Joden in Nederland weten dat de urgentie in het aanpakken van antisemitisme overal wordt gevoeld.
Hoewel de fractie van Nieuw Sociaal Contract positief is over het merendeel van de beslispunten, vragen we ons wel af hoe de meldingsbereidheid kan worden verhoogd. Zowel in de initiatiefnota als in de verschillende rapporten staat dat de meldingsbereidheid onder de Joodse gemeenschap laag is. Daarom is mijn vraag: wat wordt er concreet aan acties ondernomen om ervoor te zorgen dat de meldingsbereidheid wordt verhoogd? Daarnaast is het van cruciaal belang dat de overheid en de burgers er samen alles aan doen om antisemitisme tegen te gaan.
Voorzitter. Als laatste puntje voor de eerste termijn, de fractie van Nieuw Sociaal Contract heeft wel zorgen over de voorstellen die budgettair beslag leggen op de begroting, aangezien we te maken hebben met een bezuinigingsopgave.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan collega Van Dijk van de SGP. U heeft drie minuten.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Met een verwijzing naar een Bijbeltekst uit Jesaja werd in 1953 het Yad Vashem opgericht als centrum voor documentatie, onderzoek, onderwijs en als herinnering aan de Holocaust. Die tekst luidt: «Ik – dat is God – zal hen ook in Mijn huis en binnen Mijn muren een plaats en een naam geven, beter dan der zonen en dan der dochteren; een eeuwige naam zal Ik een ieder van hen geven, die niet uitgeroeid zal worden.» De herinnering levend houden en onderzoek blijven verrichten naar de Holocaust; dat is vandaag de dag in Nederland ook hard nodig. Met uit de hand gelopen protesten aan de universiteiten omwille van de schandalige eis dat de namen van Israëlische Joodse wetenschappers gepubliceerd moeten worden en de banden doorgesneden moeten worden, is een grens overschreden. De SGP moedigt dan ook het dappere optreden van de TU Delft aan om niet tegemoet te komen aan deze eisen. Immers, samenwerking met bijvoorbeeld het Yad Vashem en het Simon Wiesenthal Center wordt hiermee onmogelijk gemaakt. Ik vraag de Minister om alles op alles te zetten om niet aan deze eisen tegemoet te komen, die nota bene op zeer intimiderende wijze gesteld worden.
Voorzitter. De SGP juicht de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker toe. Het koesteren van Joods leven is van groot belang en hoort ook in de taakomschrijving van de NCAB thuis. Don Ceder verwees daar ook al naar. Gaat de Minister het voorbeeld van haar Duitse en Oostenrijkse collega's volgen? Daar hoort ook structureel budget voor de uitvoering van het werkplan bij, conform mijn eerder aangenomen motie. Graag ontvang ik een reactie hierop van zowel de initiatiefnemers als de Minister. De SGP legt ook graag de vinger bij het ongestoord doorgang laten vinden van de joodse eredienst. De veiligheid van joodse synagogen moet gewaarborgd blijven. Met name kleine gemeenten kunnen de kosten voor beveiliging niet langer zelf ophoesten. Kan de Minister toezeggen hierover met de lokale driehoeken en de NCAB in gesprek te gaan? Wat de SGP betreft mogen we nimmer buigen voor terreur.
Voorzitter. Al eerder heeft de SGP aandacht gevraagd voor het hanteren van de IHRA-definitie bij aangiftes van antisemitisme. In hoeverre wordt hier aandacht aan geschonken in de politieopleiding? Kan de Minister toezeggen dat aangiftes van antisemitisme niet zomaar op één hoop worden gegooid met andere vormen van discriminatie? En is de Minister bereid om met het OM in gesprek te gaan over het al dan niet toereikende wettelijk kader om in te grijpen bij antisemitische demonstraties en om antisemitisme adequaat aan te pakken, of is hiervoor een aparte wettelijke grondslag nodig?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan collega Boon van de PVV. U heeft zes minuten de tijd.
De heer Boon (PVV):
Voorzitter, dank u. Ik wil namens de PVV de initiatiefnemers van deze nota bedanken voor hun inzet. Helaas moeten we opnieuw over antisemitisme spreken, want wat ooit een smeulende veenbrand was, is na 7 oktober een grote brand geworden. Op onze straat zien we tegenwoordig een bont gezelschap van academisch links, anarchisten, buitenlandse studenten en migranten die openlijk antisemitische leuzen verspreiden. Iedereen ziet hoe deze mensen tekeergaan tegen onze politieagenten en journalisten. Iedereen ziet hoe ze onze universiteiten kort en klein slaan. Iedereen ziet en hoort hoe het antisemitisme daar wordt gevierd. Ik heb het zelf ook gezien. Ik ben gaan kijken bij de bezetting van het gebouw van de Universiteit Leiden. Het eerste wat ik hoorde, was dat er werd opgeroepen tot een intifada op het Joodse volk. Een intifada is niet zomaar iets. Een intifada is een oproep tot zwaar terroristisch geweld. Daarna hoorde ik meerdere andere antisemitische leuzen. Ik zag een massa mensen, waarvan velen gemaskerd waren. Dit zogenaamd vreedzaam protest kwam op mij en andere voorbijgangers als heel intimiderend en agressief over. Laat staan hoe dat overkwam op Joodse of Israëlische studenten en leraren. Ik snap dat zij doodsbang zijn op dit moment.
De initiatiefnota bevat goede maatregelen in de strijd tegen antisemitisme. Volgens mijn partij, de PVV, kan er echter wel een tandje bij. De eerste vraag is: welke van de voorgestelde maatregelen zijn nog actueel gezien de aangenomen moties tijdens het antisemitismedebat en de voorgestelde maatregelen in het hoofdlijnenakkoord? Daarnaast willen we weten welke onderdelen van de eerste initiatiefnota, Over een effectievere aanpak van antisemitisme, nog niet zijn uitgevoerd. Een van de voorgestelde maatregelen is het uitbreiden van het mandaat van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding door ook het bevorderen en ondersteunen van het Joodse leven hierin op te nemen. Kunnen de indieners specificeren wat de NCAB gaat doen om het Joodse leven te bevorderen en te ondersteunen? Wat is het verschil met het vieren en koesteren van het Joodse leven, dat nu al in het werkplan staat? Verder wil de PVV ...
De voorzitter:
Een ogenblik. U heeft een interruptie van collega El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Uit het verhaal van de PVV haalde ik dat ze het in ieder geval belachelijk vinden dat joodse gebedshuizen beklad worden. Heb ik dat goed begrepen?
De heer Boon (PVV):
Ik ben tegen het bekladden van alles waarop dat niet is toegestaan.
De heer El Abassi (DENK):
Recent heb ik zelf een motie ingediend om dit bij alle gebedshuizen tegen te gaan, maar de PVV heeft daartegen gestemd. Kan de PVV uitleggen waarom ze tegen die motie heeft gestemd?
De heer Boon (PVV):
Ja, dat kan ik zeker uitleggen. We hadden een antisemitismedebat en het ging over de Joodse mensen in Nederland die gewoon echt in de verdrukking zitten, en dan wordt er weer zo'n motie bij gesleept. Ik vond het eigenlijk niet gepast dat die motie werd ingediend. Daarom hebben wij op dat moment tegen die motie gestemd.
De voorzitter:
Meneer El Abassi, ik wil u er wel op wijzen dat u ongeveer vier interrupties heeft.
De heer El Abassi (DENK):
Ik moet helaas toch interrumperen, want volgens mij heeft de PVV niet helemaal door over welke motie ik het heb. Die motie is namelijk niet bij het antisemitismedebat ingediend, maar bij het politiedebat. Dat zeg ik even ter verheldering. Mijn vraag blijft dus staan. We hebben deze motie bij het politiedebat ingediend en de PVV heeft tegen deze motie gestemd. Ik vraag me af waarom de PVV, als partij die opkomt voor de Joodse gemeenschap, tegen deze motie heeft gestemd.
De heer Boon (PVV):
Ik herinner me alleen de motie die tijdens het antisemitismedebat is ingediend. Ik weet niet of die dezelfde strekking heeft. De motie waarover u het heeft, heb ik op dit moment niet gezien. Ik kan daar op dit moment dus eigenlijk niks over zeggen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u zo meteen in de schorsing de moties even met elkaar deelt. Gaat u verder met uw betoog, meneer Boon.
De heer Boon (PVV):
Ik weet niet precies waar ik was gebleven, maar een van mijn vragen is: wat is het verschil tussen het vieren en koesteren van het Joodse leven? Dat staat nu al in het werkplan. Ik weet niet of ik dat al gevraagd had.
Verder wil de PVV weten wat er precies wordt bedoeld met de versterking van de samenwerking tussen de Koninklijke Marechaussee, politie, gemeenten en de organisatie Bij Leven en Welzijn. Zijn de indieners van mening dat de beveiliging van Joodse instellingen en bijeenkomsten op dit moment voldoende is?
Veel van de voorgestelde maatregelen hebben betrekking op het onderwijs. En terecht. Ook op scholen waar geen demonstraties plaatsvinden, viert antisemitisme namelijk hoogtij. Joodse kinderen worden bespuugd, weggepest en zelfs mishandeld. Dit laat zien dat een dringende aanpak van antisemitisme nu keihard nodig is. In de eerste initiatiefnota staat dat uit een onderzoek uit 2015 blijkt dat 6% van de geschiedenisleraren in het voortgezet onderwijs antisemitisme nooit bespreekt. Voor de Holocaust is dat percentage zelfs 12%. Dit is in strijd met de wettelijke verplichting. Kunnen de indieners aangeven of deze cijfers nog actueel zijn? Hoe kijken de indieners naar leraren die deelnemen aan demonstraties waarbij wordt opgeroepen tot geweld tegen het Joodse volk? Hoe kunnen deze leraren antisemitisme op een school of universiteit bestrijden als ze zelf bij oproepen tot de vernietiging van het Joodse volk staan?
De voorzitter:
Meneer Boon, u heeft nog een interruptie van collega Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Die interruptie gaat specifiek over dit punt. Laat ik heel duidelijk zijn: bij geen enkele demonstratie, of waar dan ook, zouden politici of anderen antisemitische leuzen moeten goedpraten. Maar dat is natuurlijk wat anders dan iedereen die meedoet aan een demonstratie, bijvoorbeeld vanuit zorg over wat er nu in Gaza gebeurt, wegzetten als antisemieten of als mensen die dat allemaal maar zouden goedkeuren. Ik zou de heer Boon van de PVV willen vragen of hij het met mij eens is dat het deelnemen aan een demonstatie, bijvoorbeeld een demonstratie die de Israëlische regering vraagt te stoppen met het geweld of die de Nederlandse regering vraagt daar stelliger afstand van te nemen, echt wat anders is dan antisemitisme en dat je dus ook niet alle demonstranten op die manier op één hoop kan gooien.
De heer Boon (PVV):
Ik deel de zorgen van mevrouw Westerveld. Ik ben het helemaal met u eens dat deze demonstraties zeker moeten kunnen en dat we die zeker ook moeten faciliteren. Maar een demonstratie waarbij wordt opgeroepen tot de intifada ... Weet u wat de intifada is? Dat betekent opgeblazen bussen waar het vlees van kinderen gewoon naar beneden dwarrelt. Dat is verschrikkelijk. Er wordt een vreselijke leus geroepen, namelijk «From the river to the sea». Dat is gewoon de vernietiging van het gehele Joodse volk. Als je op zo'n moment bij een demonstratie loopt, moet je daarvan ook afstand kunnen nemen en er gewoon uit stappen. Demonstreren mag, graag. Als democratisch land moeten we er ons altijd hard voor maken dat iedereen mag en moet kunnen demonstreren, maar er zijn grenzen. De grens is bij ons oproepen tot geweld. De voorbeelden die ik genoemd heb, roepen op tot geweld. Dan wil ik zeggen: mensen, trek dan een streep in het zand en vertrek van die demonstratie; organiseer een eigen demonstratie waarbij dat niet gebeurt.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mijn grens en de grens van mijn partij ligt ook heel duidelijk bij oproepen tot geweld. Dat is heel duidelijk. Wij mogen op geen enkele manier geweld goedkeuren, op geen enkele manier. Maar het kan natuurlijk wel zo zijn dat je meedoet aan een demonstratie en dat een aantal mensen iets roepen wat jij niet hoort omdat je op een andere plek staat. Of je doet mee aan een demonstratie waar ook mensen aan meedoen wier boodschap je niet helemaal steunt. Dat kan gebeuren. Of het gebeurt dat je zelf zo'n demonstratie organiseert waar groepen zich bij aansluiten die zaken zeggen waar je totaal niet achterstaat. Ik wil heel graag ook in dit gesprek wel die nuance houden, want ik begrijp de zorgen die er bij zoveel mensen in Nederland zijn, heel goed. Daar zitten inderdaad ook docenten tussen; er zitten ook jongeren tussen en ook mensen op onze universiteiten. Die maken zich net als ik enorm veel zorgen over het enorme leed dat er is. Maar ik wil er echt niet in meegaan om hen allemaal weg te zetten als mensen die antisemitisme zouden goedkeuren. Ik hoop echt dat we die nuance en dat verschil kunnen zien, en dat we mensen ook mogen vertellen dat ze hun zorgen kunnen uiten, want dat moet kunnen in een land als Nederland.
De heer Boon (PVV):
Ik wil even iets rechtzetten, want dat hebben wij nooit op die manier gezegd of bedoeld. Maar er zijn wel echt zorgelijke voorbeelden waarbij het wel gebeurt. Er is bijvoorbeeld een workshop geweest door leraren van kunstacademies. Die gingen tasjes en T-shirtjes maken waar molotovcocktails op werden geprint. Daaronder stond dan in het Arabisch «intifada» geschreven. Dat is gewoon een oproep tot geweld. Dan staan Joodse studenten te kijken hoe hun leraar die oproep tot geweld verspreidt naar andere leerlingen, of hoe leraren meezingen met «From the river to the sea» of met intifada-liederen. Ik heb het over die gevallen en die moeten we hier zeker verwerpen. Alle leraren die bij een vreedzame, geweldloze demonstratie meelopen, hebben mijn steun.
De voorzitter:
U heeft nog een laatste interruptie van collega El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, sorry, maar ik kan het niet laten om toch te interrumperen, al zou dit mijn laatste interruptie moeten zijn. Het is toch de wereld op z'n kop. De PVV beweert dat er bij hoogleraren, professoren en studenten op universiteiten sprake is van antisemitisme, een vorm van discriminatie, racisme. Het is de omgekeerde wereld. Ik hoorde de PVV aangeven dat de uitspraak «Van de rivier tot aan de zee» antisemitisch is. Daarbij wordt gezegd dat de Palestijnen in dat gebied vrij moeten zijn. Hoe duidelijk kun je zijn? Kan de PVV mij uitleggen waarom de PVV dit antisemitisch vindt, zeker gezien het gegeven dat de eigen partijleider aanzet tot illegale nederzettingen? Wat Wilders betreft mogen overal in Palestijns gebied illegale nederzettingen neergezet worden. Netanyahu zegt dat heel de regering, heel Israël van de rivier tot aan de zee van de Israëlieten moet zijn. Hoe rijmt de PVV dat met «From the river to the sea»? Ik hoor daarop graag een reactie van de PVV.
De heer Boon (PVV):
Vorige week dinsdag, 21 mei, nam de Tweede Kamer in meerderheid een motie aan waarin werd uitgesproken dat «From the river to the sea» een oproep tot geweld is, een oproep tot geweld tegen alle Joden wereldwijd. Dat is dus niet alleen mijn mening; dat is de mening van dit huis waar u deel van uitmaakt. Als u democraat bent, accepteert u dit ook. Maar ik heb wel een vraag aan u. Wat doet uw voorzitter daarna? Hij veroordeelt deze boodschap van haat en geweld niet, nee, die plaatst hij op de antisemitische instagrampagina cestmocro. Dit is schokkend en verwerpelijk. Waarom zou je als politicus deze gewelddadige boodschap verspreiden, net nadat ons parlement waarvan hij en u ook deel uitmaken, zich hiertegen heeft uitgesproken? Het lijkt erop dat de fractieleider van DENK – of misschien geldt dat voor de hele partij; dat weet ik niet – de ernst van antisemitisme in Nederland niet begrijpt. Erger nog ...
De voorzitter:
Het is een beetje onmogelijk om interrupties terug te plaatsen. Ik wil de heer El Abassi nog één keer de gelegenheid geven om kort te reageren. Daarna heeft de heer Boon nog een volgende interruptie, van mevrouw Palmen. Een korte reactie op de heer Boon.
De heer El Abassi (DENK):
Het voordeel is dat ik, aangezien het gaat over een vorm van discriminatie, enorm in mijn comfortzone zit, misschien in tegenstelling tot een aantal andere partijen. De liefdevolle boodschap die mijn partijleider inderdaad heeft geplaatst, heeft te maken met een discrepantie tussen wat de rechtse coalitie hier vindt versus wat de rechter vindt. De liefdevolle boodschap dat de Palestijnen vrij moeten zijn van de rivier tot aan de zee, wordt steeds breder gedragen, door steeds meer instanties en door steeds meer studenten. Ik hoop dat die ook een keer binnen gaat druppelen in dit huis.
Mevrouw Palmen (NSC):
De heer Boon geeft aan dat de motie over «from the river to the sea» vorige week dinsdag in stemming is gebracht. Er is hoofdelijk over gestemd. Met één stem verschil is deze motie aangenomen. Ik heb daarbij een stemverklaring moeten geven. Die wil ik nu nog een keer herhalen. Natuurlijk vinden wij allemaal, ook Nieuw Sociaal Contract, dat de situatie in Gaza verschrikkelijk is en dat het menselijk leed dat daar plaatsvindt afschuwelijk is. We vinden ook dat we moeten stoppen met het op laten laaien van haat en geweld. Het gaat ons te ver om woorden te kwalificeren als oproep tot geweld en te zeggen dat die strafbaar gesteld moeten worden en opgenomen moeten worden in het Wetboek van Strafrecht. Wij kennen in Nederland geen lijst met verboden uitspraken. Ik vind het echt heel jammer dat niet iedereen vorige week aanwezig was, waardoor deze motie met net één stem verschil is aangenomen. Ik hoop echt dat mijn collega van de PVV ook verder wil kijken dan alleen deze oproep, want zoals ook mijn collega El Abassi heeft aangegeven, heeft deze oproep, deze leus, ook andere ladingen. En wat dacht u van de vrijheid van onderwijs? Je wilt als docent je leerlingen laten weten welke leuzen er zijn en je gebruikt daarbij de term «from the river to the sea». Moet je dan meteen straf krijgen? Dat bedoelt u daar niet mee, nee, maar ik wil dat wel even benadrukken. Dat was ’m.
De voorzitter:
Ik hoorde niet echt een vraag, maar meer een oproep. Ik wil de collega's ook vragen om de interrupties iets korter te houden, want er moeten nog best wat mensen door. Meneer Boon, vervolgt u uw betoog.
De heer Boon (PVV):
Ja. Ik wil hier nog heel kort op reageren. De meerderheid van deze Kamer, waar wij allemaal deel van uitmaken, heeft deze motie aangenomen. Ik ga deze motie dus niet verdedigen. Het is een democratisch besluit en als democraten horen wij ons daar dus bij neer te leggen. Ik hoor dat er gezegd wordt dat «from the river to the sea» meerdere betekenissen heeft. Iedereen heeft op 7 oktober gezien wat de werkelijke betekenis is van «river to the sea». Daarom heeft de meerderheid van deze Kamer zich luid en duidelijk tegen deze gewelddadige boodschap uitgesproken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Boon (PVV):
Verder zie ik in de nota geen vermelding van informeel onderwijs. De AIVD stelt vast dat op bepaalde weekendscholen een onverdraagzame en antidemocratische leer wordt onderwezen. Hoe contraproductief is het als kinderen op reguliere scholen leren dat antisemitisme verkeerd is maar ze in de negen uur per week die ze op een weekendschool doorbrengen iets anders horen? Verder merkt de PVV op dat antisemitisme zich steeds vaker verschuilt achter de term «antizionisme». Hoe kijken de indieners hiernaar?
De indieners stellen in de nota voor dat als het Openbaar Ministerie niet wil optreden bij herhaalde antisemitische uitingen online, de politie een berispend gesprek kan gaan voeren. De PVV vindt dit echter te slap. Hoe kijken de indieners hiernaar? Vanuit bepaalde delen van de Joodse gemeenschap krijgt de PVV signalen te horen dat zij zich nog steeds niet serieus genomen voelen door de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtbank. De Minister heeft tijdens het debat over antisemitisme al toezeggingen gedaan, maar zijn de indieners van mening dat dit voldoende is? De Tweede Kamer heeft met meerderheid van stemmen een motie aangenomen waarin wordt gesteld dat de uiting «river to the sea» een oproep tot geweld is, gericht tegen alle Joden wereldwijd. Hoe kijken de indieners hiernaar? Welke maatregelen zouden er moeten volgen uit het aannemen van deze motie?
Afsluitend, voorzitter. Antisemitisme is een giftig kwaad, dat we keihard moeten stoppen. De PVV vindt dat dit niet langer getolereerd mag worden. We moeten als samenleving wakker blijven en ervoor zorgen dat de zwarte bladzijdes in onze geschiedenis zich nooit meer herhalen, en dat «nooit meer» ook echt nooit meer is.
Tot zover.
De voorzitter:
Nog een interruptie van collega Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Duidelijke uitspraken van meneer Boon van de PVV: antisemitisme is een giftig kwaad. Is hij het met me eens dat we ons tegen deze vorm van racisme moeten verzetten maar eigenlijk ook tegen alle andere vormen van discriminatie, racisme en geweldsuitingen tegenover welke minderheidsgroep dan ook? En zo ja, als hij dat dus met mij eens is, waaraan gaan we dat dan de komende tijd merken in bijvoorbeeld het stemgedrag van de PVV?
De heer Boon (PVV):
De vraag stellen is ’m beantwoorden. Natuurlijk ben ik het met u eens. En op welk stemgedrag doelt u? Misschien kan ik u dan wat uitleg geven.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ben hier niet om een welles-nietesdiscussie over moties te herhalen, maar er werd zonet terecht een motie aangehaald. Maar ik heb het bijvoorbeeld ook over de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Die zou wat ons betreft ook moeten kunnen doorgaan met zijn werk. Kunnen we de komende jaren ook op dat soort vlakken, dus bij welke vorm dan ook van uitsluiting, van bekladding van gebouwen of van het wegzetten van een groep in Nederland, op de steun van de PVV rekenen? Antisemitisme moeten we namelijk bestrijden, net als alle andere vormen van uitsluiting, racisme en discriminatie. Laten we dat allemáál bestrijden. Dat is mijn oproep aan de PVV.
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie, mevrouw Westerveld. Collega Boon.
De heer Boon (PVV):
Ik zal het nog eens herhalen: alles wat strafbaar is, daar zijn we op tegen en dat moet worden aangepakt. Alleen kun je soms van mening verschillen over de vraag hoe je dat aanpakt. Pak je het aan via het strafrecht, zet je er weer een coördinator tussen of ga je allemaal bureautjes openen? Dat is de vraag. Wij zijn meestal van het strafrecht: breng het bij de politie en kom tot een veroordeling. Dat vinden wij meestal de beste manier. Maar we gaan het in de toekomst zien.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan collega Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Een paar jaar geleden bezocht ik met een van mijn Duitse vrienden het concentratiekamp Dachau. Dat is het eerste grootschalig opgezette concentratiekamp in Duitsland. Dat begon al ver voordat, in ieder geval in Nederland, de Tweede Wereldoorlog begon. Aanvankelijk werd het opgezet voor politieke tegenstanders van het naziregime. Later werden hier ook Roma, homoseksuelen, misdadigers en Joodse mensen gevangengezet, mishandeld, gemarteld en vermoord. Iedereen die weleens een concentratiekamp heeft bezocht, zal het misschien herkennen: voor mij voelde het echt alsof de pijn, de uitzichtloosheid en de ellende nog in de grond zaten waarop wij liepen. Het was alsof die nog voelbaar waren in de muren, en eigenlijk overal.
Maar «nooit meer» zijn lege woorden als we daar geen betekenis aan geven. We moeten met elkaar niet wegduiken voor de morele vragen daaronder. We moeten die vertalen naar de huidige tijd. Specifiek staat mij daarom ook bij dat in Dachau onderzoek werd gedaan naar de omgeving, bijvoorbeeld naar de vraag of ook buurtbewoners wisten wat voor leed zich daar afspeelde en of er werd ingegrepen. De voorlopige bevindingen waren heel treurig, maar ook meteen ontzettend confronterend. Want ja, er waren inderdaad dappere mensen die in verzet kwamen, maar er waren ook heel veel mensen die wegkeken. Dat gebeurde ook in Nederland. Dat was vaak uit angst, omdat ze bang waren zelf het volgende slachtoffer te worden. Of het was uit angst over wat er met hun familie of hun naasten zou gebeuren. Ik merk dat het makkelijk is voor ons om dat te veroordelen, maar ik vind dat daar altijd de morele vraag aan onszelf bij hoort hoe wij zouden hebben gehandeld en hoe we nú handelen, in deze tijd. Daar gaat natuurlijk ook de initiatiefnota over.
Onderwijs en onderzoek zijn belangrijk. Het is relevant dat kinderen de verhalen blijven horen met die morele vraag daarbij. Dank aan de initiatiefnemers dat zij ons vandaag de mogelijkheid geven om het daarover te hebben. Het is ontzettend beangstigend dat mensen worden aangevallen om wie zij zijn. Daarom vraag ik aan de initiatiefnemers en de Minister of we dit voldoende in beeld hebben. Veel referenties die ik zie, gaan uit van meldingen. Het is goed dat meldingen in kaart worden gebracht en dat mensen een plek hebben waar zij meldingen kunnen doen, als zij dat al durven en kunnen, maar is er ook breed wetenschappelijk onderzoek naar antisemitisme in relatie tot andere vormen van racisme? Is er onderzoek naar oorzaken en een echt effectieve aanpak? Antisemitisme gedijt namelijk in een intolerant klimaat, waar je minderheden weg kan zetten en kleineren. Dit giftige klimaat moeten we bij de wortel aanpakken door ervoor te zorgen dat er geen enkele ruimte is voor wat voor soort discriminerende uitingen dan ook, want haat en intolerantie versterken elkaar.
In het verlengde hiervan het volgende. De indieners geven aan dat ze de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding beschouwen als een essentiële drijvende kracht en schakel in de aanpak van antisemitisme. Maar datzelfde geldt wat mij betreft ook voor de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Ik hoor graag een reactie van de initiatiefnemers en van de Minister daarop.
Voorzitter. Woorden, hun betekenis en context, zij enorm belangrijk. Daarom benadruk ik graag nog eens dat we echt keihard moeten opstaan tegen antisemitisme. Maar ik wil ook helder zijn over het feit dat kritiek op een land of op een regime echt wat anders is. In dat kader heb ik een vraag over het aanwijzen van het Wob-verzoek van The Rights Forum als «antisemitisch». Het doel was namelijk om contacten met specifieke instellingen in beeld te brengen om een overzicht te krijgen van mogelijke betrokkenheid van academische instellingen bij illegale kolonisering van Palestijns gebied en bij de Israëlische wapenindustrie. Daarom hoor ik graag of de indieners kunnen toelichten waarom het verzoek volgens hen een «intimiderend en antisemitisch karakter» had. Vragen naar institutionele banden met bedrijven en organisaties lijkt me ook in het belang van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en transparantie namelijk niet per definitie antisemitisch. Zeker als het gaat om het belang van het bestrijden van antisemitisme kan onzorgvuldigheid zelfs schadelijk zijn.
Voorzitter. Ik heb ook een vraag over de definitie van «antisemitisme» die in de nota is gekozen. Waarom is specifiek voor deze definitie gekozen?
Als laatste wil ik nog vragen aan de initiatiefnemers of ze het met me eens zijn dat we die zorgvuldigheid met woorden ook moeten betrachten bij de term «het Joodse volk», alsof het één geheel is, alsof we door te spreken met een aantal mensen ... Ik weet trouwens dat de initiatiefnemers niet slechts met een aantal mensen, maar met grote groepen hebben gesproken. Laten we uitkijken met het Joodse volk neerzetten als één groep. Ik zeg er in alle eerlijkheid bij: ik en mijn partij moeten daar ook zorgvuldig in zijn. Ook deze benadering leidt namelijk per definitie tot uitsluiting, waardoor veel Joodse personen zich niet gehoord voelen. Zeker in de discussie over antisemitisme is dat enorm pijnlijk.
De heer Boon (PVV):
Ik hoorde mijn collega van GroenLinks-PvdA zeggen dat het moed vergt om je uit te spreken tegen antisemitisme. Daarom wil ik echt een compliment maken aan die partij. We herinneren ons allemaal het laatste congres van GroenLinks-PvdA, waar een schandelijke antisemitische motie werd ingediend, die door een groot gedeelte, ongeveer 40%, van haar partij werd gesteund. Linda Voortman heeft toen ten overstaan van haar partij de microfoon afgepakt van een spreker die bezig was zich antisemitisch te uiten. Ze werd er zelfs fysiek bij belaagd. Ze ontving zelfs boegeroep vanuit de partij. Toch hield ze stand. Daarvoor wil ik vanuit hier een compliment aan haar uitspreken. Zij is een van de weinigen die zich op dat moment tegen antisemitisme uitsprak en ervoor durfde op te staan.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben een partij waarin we met elkaar in gesprek gaan over onderwerpen die soms best moeilijk kunnen liggen – dat is om redenen die ik net al in mijn inbreng noemde – en waar verschillende meningen over kunnen bestaan. Nogmaals, laten we uitkijken met verzet tegen het beleid tegen de regering van Israël op één hoop gooien met antisemitisme.
Dan even over ons congres. Wij hebben inderdaad een partijcongres, waar leden hun mening kunnen geven, mensen kunnen inspreken en moties ingediend kunnen worden. Ik keek wel op van de beeldvorming na dit congres. Wat gebeurde er bij deze betreffende motie? Een inspreker op het podium zei dat zionisme een vorm van racisme was. Daarop is die persoon het woord ontnomen. Als ik terugkijk naar hoe dit wordt geframed door andere partijen, ook hier in de Tweede Kamer, dan denk ik dat dit de goede discussie die we hier met elkaar moeten voeren over de aanpak van antisemitisme en alle vormen van racisme en discriminatie, niet ten goede komt. Dus ik doe ook hier een oproep: laten we nou uitkijken met elkaar framen op een manier die geen recht doet aan wat er is gezegd, die geen recht doet aan wat partijen en volksvertegenwoordigers van die partijen vinden. Laten we met elkaar samen de handschoen oppakken om keihard antisemitisme en alle andere vormen van uitsluiting tegen te gaan, in plaats van te gaan zitten op beeldvorming. Dat is namelijk alleen maar schadelijk voor deze hele discussie.
De voorzitter:
Er is een vervolginterruptie van collega Boon.
De heer Boon (PVV):
Ik wil even een opmerking maken voor de mensen die meekijken. Het is niet alleen beeldvorming. Het was echt een puur antisemitische motie. Ik heb ’m hier voor me. Ik ga er nu niet een discussie over voeren. Het enige wat ik wil zeggen, is: hulde dat ze daar tegen een best wel vijandelijke massa durfde op te staan. U zegt zelf: het is niet altijd makkelijk om op te staan tegen antisemitisme. Nogmaals, voor de mensen die dat doen, moeten we hulde uitspreken.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb die motie natuurlijk ook gezien. Die motie is uiteindelijk ontraden door het partijbestuur. Daar heeft een meerderheid van ons congres tegen gestemd. Maar dan nog zou ik de heer Boon willen zeggen dat onze partij geen moties of uitingen toelaat die per definitie antisemitisch van aard zijn. Maar we hebben wel in onze partij het gesprek met elkaar. Soms schuurt een gesprek. Soms is een gesprek best ingewikkeld, omdat er verschillende meningen zijn over terminologieën. We hebben buiten dit congres ook binnen onze partij een aantal gesprekken georganiseerd, juist om elkaar te blijven ontmoeten en het er met elkaar over te hebben. Ik ben trots op een partij die dat doet. Het is namelijk inderdaad niet altijd makkelijk om met elkaar dit soort gesprekken te blijven voeren, zeker omdat je weet hoe makkelijk je op sociale media en andere plekken nog weleens geframed kan worden. Ik ben wel heel blij dat we dit als partij blijven doen, dat we elkaar blijven opzoeken en het gesprek met elkaar blijven voeren. Ik zou de heer Boon misschien toch willen meegeven dat het heel gezond is om in een partij te zitten waarin ook leden een mening kunnen geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft collega Van Dijk nog een interruptie op collega Westerveld.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mevrouw Westerveld zei een aantal hele rake dingen over het kwaad van antisemitisme. Wat bij mij even bleef haken, was: laten we oppassen voor en strijden tegen een klimaat van intolerantie en racisme waarin antisemitisme kan gedijen. Zo vat ik u volgens mij goed samen. Dat bleef even haken omdat onze universiteiten bij uitstek instellingen zijn waar al sinds jaar en dag wordt ingezet op inclusie, diversiteit en non-discriminatie. En toch zagen we uitgerekend daar gebeuren wat we hebben zien gebeuren. Zou mevrouw Westerveld daarop kunnen reflecteren? Hoe kan dat dan?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Onze universiteiten zijn natuurlijk ook al van oudsher de plekken waar mensen meer opstaan, waar mensen in actie komen als zij onrecht zien. Ik heb inderdaad verschillende beelden gezien, maar ik ben bijvoorbeeld ook eens bij de universiteit in Nijmegen geweest, waar ik zelf woon. Daar kamperen demonstranten ook al een hele tijd in een tentenkamp, maar de burgemeester ziet geen enkele aanleiding om in te grijpen. De jonge mensen met wie ik daar praat, maken zich zorgen omdat niet eens zo heel ver van ons vandaan een grote oorlog woedt, omdat onschuldige mensen daar massaal worden aangevallen, omdat burgers die er niets aan kunnen doen, terechtkomen in een oorlog waarin ze eigenlijk op geen enkele wijze partij in zouden moeten zijn en waaraan ze op geen enkele manier schuldig zijn. Ik ben dan ook trots op onze jonge mensen die voor hen opstaan, die aangeven dat ze zich zorgen maken en die ook tegen onze regering zeggen dat ze willen dat onze regering daartegen harder stelling neemt. We kunnen natuurlijk ook door die bril naar die protesten kijken. Ik keur het nog steeds op geen enkele manier goed als daar antisemitische leuzen worden geroepen, als daarbij zaken worden vernield of als daarbij op welke andere manier dan ook geweld plaatsvindt. Maar ik vind wel dat we niet moeten doen alsof onze universiteiten nu alleen maar één broeinest van geweld zouden zijn, want dat zijn ze niet. Ik zie daar vooral heel veel bezorgde jonge mensen rondlopen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mijn zorg ging natuurlijk niet allereerst over kritiek op de Israëlische politiek. Als er ergens sterke zijn, dan is het wel in Israël zelf. Dat moet absoluut kunnen; geen misverstand daarover. Mijn zorgen gingen uiteraard over de uitingen die ten minste raken aan antisemitisme. Zou de les uit wat we hebben gezien, niet kunnen zijn dat antisemitisme in ieder geval niet «maar een algemeen onderdeel» kan zijn van de inzet tegen discriminatie en voor inclusie en diversiteit, maar dat het echt specifiek maatregelen behoeft om dat kwaad de kop in te drukken, zoals ook terecht in deze initiatiefnota centraal wordt gesteld?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Jazeker, maar dat geldt wat mij betreft ook voor allerlei andere vormen van racisme, discriminatie en uitsluiting. We zien bijvoorbeeld dat geweld tegen transgenderpersonen is toegenomen. Dat tegengaan vraagt natuurlijk om andere middelen dan de voorstellen die de initiatiefnemers in deze nota doen. Mensen met een beperking worden bijvoorbeeld ook op allerlei manieren achtergesteld in beleid. Dat vraagt ook om andere maatregelen. Dus ja, dat zijn allemaal verschillende onderdelen die vragen om een eigen, specifieke aanpak. Maar het zijn wel allemaal onderdelen van discriminatie, van intolerantie en soms van geweld tegen groepen die soms wat minder een stem hebben. Dat zien we ook in ons beleid terug. Dus ja, maar wat mij betreft is de les ook dat we hier in de Kamer heel zorgvuldig moeten zijn met woorden en dat we heel goed onderscheid moeten maken tussen antisemitisme en kritiek op het beleid van een regering of een regime. Ik merk dat die twee overal in onze samenleving, en als we niet uitkijken ook hier, door elkaar lopen. Je kan heel legitiem grootschalige en goede kritiek hebben op het beleid van regeringen van andere landen zonder dat je daarmee meteen een hele bevolkingsgroep wegzet. Dat zijn twee gescheiden zaken die soms in elkaar overlopen; dat zeg ik er eerlijk bij. Soms is antisemitisme inderdaad vermomd, maar laten we wel uitkijken met deze al te snel in één adem te noemen. Dat zie ik ook veel te snel gebeuren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan collega Becker van de VVD. U heeft vijf minuten.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Nadat in 2019 het Joodse restaurant HaCarmel in Amsterdam voor de derde keer belaagd werd, schreven de toenmalige Kamerleden Dilan Yeşilgöz en Gert-Jan Segers een initiatiefnota tegen antisemitisme. In 2022 schreven Ulysse Ellian en Gert-Jan Segers een vervolg. Vandaag verdedigt de heer Ellian deze samen met mevrouw Bikker. Daarvoor wil ik hen ontzettend bedanken, want opkomen tegen antisemitisme is helaas nog steeds ontzettend nodig.
Jodenhaat is sinds het binnenvallen van terreurorganisatie Hamas in Israël op 7 oktober explosief toegenomen. Ik hield het voor onmogelijk dat het in 2024 zou gebeuren dat herdenkingen worden afgelast, Joodse scholen de deur sluiten, Joodse studenten belaagd worden op Nederlandse universiteiten en dat er lijsten worden opgevraagd. Toen ik een jaar of 11 was kreeg ik van mijn ouders het dagboek van Anne Frank. Dat maakte veel indruk. Als er een werkstuk of spreekbeurt moest komen, keken mijn vriendinnen me al aan: o, Bente doet het zeker weer over Anne Frank. Het liet me niet los. Hoe kon het dat zij met haar hele familie werd weggevoerd en nooit meer terug zou komen? Ze was met dezelfde meisjesdingen bezig als ik. Ze droomde over later, over trouwen. Ze wilde schrijver worden. Maar het mocht nooit zo zijn. En waarom? Alleen maar omdat ze Joods was.
Het was voor mij toen in één klap duidelijk dat wij samen een belangrijke opdracht hebben, namelijk zorgen dat Joden nooit meer onveilig hoeven te zijn om wie ze zijn. Over de Holocaust zouden we altijd blijven vertellen. Dat was logisch voor mij. Maar helaas. Nu worstelen docenten met het bespreken van de Tweede Wereldoorlog. Bijna een kwart van de jongeren schijnt te denken dat de Holocaust niet echt gebeurd is of plaatst vraagtekens bij het hoge aantal slachtoffers. In stadions klinken vreselijke spreekkoren en je veilig voelen op straat en zichtbaar het Joodse leven kunnen leven, zit er voor de meeste Joden niet in. Ik vind het ontzettend goed dat zowel het kabinet als de indieners er met deze nota alles aan willen doen om de veiligheid terug te brengen en om de verhalen wél te blijven vertellen, ook onder de jonge generaties. Ik heb een aantal vragen over hun voorstellen.
Ten eerste is het erg dat de aangiftebereidheid bij de Joodse gemeenschap zo laag is. Slechts een kwart doet aangifte, want men heeft vaak het gevoel dat het zinloos is. Er is bij de politie nu een aparte projectcode voor discriminatie, maar kan die er ook komen voor specifiek antisemitische incidenten? Ik vraag aan de indieners of zij dat inderdaad bedoelen en ik vraag aan het kabinet of het mogelijk is dat te doen. Is de uitgave Jodendom en antisemitisme al aan iedere politie-eenheid uitgedeeld, zoals gevraagd?
Ten tweede kom ik op de onderwijswereld. Het is goed dat Minister Paul recent een handreiking over antisemitisme heeft gemaakt voor scholen, maar ik zie niets over antisemitisme in de integrale aanpak voor het verbeteren van de sociale veiligheid in het hoger onderwijs. Kan het kabinet toezeggen dat antisemitisme alsnog ook specifiek in die plannen komt en dat er op scholen en universiteiten een aanspreekpunt komt voor studenten en personeel voor als zij te maken hebben met antisemitisme? Verder vindt de VVD het een goed idee dat ieder kind op school minimaal één keer een ervaringsverhaal te horen krijgt over de Tweede Wereldoorlog, maar begrijp ik nu goed dat het kabinet dat niet kan doen, omdat dat in strijd zou zijn met de onderwijsvrijheid? Graag een reactie van de indieners en het kabinet. Wanneer wordt het curriculum voor lerarenopleidingen herijkt en kan het kabinet daarin expliciet opnemen dat ervaringsverhalen over de Tweede Wereldoorlog een plek krijgen?
Ten derde. Hoe bestrijden we de voedingsbodem van antisemitisme? We hebben al vaker het debat gevoerd over wat de invloed is van organisaties als Samidoun, PFLP en Hizb ut-Tahrir op het aanwakkeren van antisemitisme en over het feit dat deze organisaties hier niet verboden worden en in andere landen wel. Mijn fractie weet dat het OM en de rechter hierover gaan, maar toch, is dat nu echt het laatste antwoord? Zou het kabinet nu eens voor de Kamer in beeld kunnen brengen welke juridische handvatten er zijn om in te kunnen grijpen bij organisaties die onvrije en antisemitische boodschappen verspreiden en hoe dit nu verschilt van de situatie in Duitsland en Frankrijk? Kan het kabinet daarbij ingaan op de aanscherping van artikel 2:20 BW en op de mogelijkheden die dit biedt? Kan een juridische definitie van problematisch gedrag misschien soelaas bieden? Helpt het voor het OM als de Kamer in elk geval uitspreekt dat deze organisaties met antisemitische boodschappen een onwenselijke en schadelijke rol spelen?
Ten vierde. Hoe staat het met de aanpak van online antisemitisme? Die zou er voor de zomer zijn. Is die er bijna? En hoe kijken de indieners hiertegen aan? Zijn er al gesprekken gevoerd met socialmediaplatforms, zoals was toegezegd?
Helemaal tot slot, voorzitter. Hoe kijken de indieners en het kabinet naar de haalbaarheid van het uitbreiden van het mandaat voor de Nationaal Coördinator naar «het koesteren en bevorderen van het Joodse leven»? En hoe zit het dan met zijn structurele financiering?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zou ik graag het woord willen geven aan collega Koekkoek van Volt. U heeft drie minuten.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u, voorzitter. Ook van mijn kant veel dank aan de initiatiefnemers voor de aanhoudende inzet op dit onderwerp, en ook aan hun voorgangers, van wie er een aanwezig is. Ik vind het heel inspirerend om te zien hoe een liberale en een christelijk-sociale partij de handen ineenslaan. Ik hoop dat we in de toekomst meer van dit soort initiatieven zullen zien voor het beschermen van minderheden en van fundamentele rechten en waarden. We hebben in de schriftelijke ronde al veel vragen gesteld. Ik heb niet heel lang de tijd. Ik wil dus nog doorvragen op twee onderwerpen: Europa en de onlinecontext.
Voorzitter. De initiatiefnemers hebben bij het opstellen van de nota nadrukkelijk gekeken naar de – ik verzin de namen van dit soort strategieën ook niet – «EU Strategy on combating antisemitism and fostering Jewish life». Ik vind die verwijzing wel heel mooi. Nog mooier: de initiatiefnemers moedigen verdere overname van elementen van de Europese strategie ook van harte aan. Dat klinkt mij, als iemand van Volt, natuurlijk als muziek in de oren. Ik overweeg dan ook een motie in te dienen waarin we het demissionaire kabinet vragen om te onderzoeken in welke mate EU-fondsen kunnen worden gevonden voor bekostiging van de doelen uit de nota. Staan de initiatiefnemers hiervoor open? Zijn zij ook bereid om een dergelijke motie te steunen?
Voorzitter. Dan over de onlinecontext. Uit de beantwoording van de vragen wordt mij duidelijk dat de initiatiefnemers de digitale dimensie van antisemitismebestrijding herkennen. Ik heb begrepen dat het voor organisaties als Meld.Online Discriminatie en Discriminatie.nl belangrijk is dat zij voldoende capaciteit hebben om meldingen te verwerken.
Ik heb daarover twee vragen. Zijn de Digital Services Act – zij verwijzen daar zelf naar – en aanpalende maatregelen om antisemitisme online te bestrijden naar het oordeel van de initiatiefnemers voldoende? Of vinden zij dat er strenger en strikter moet worden opgetreden tegen antisemitisme? Zo ja, zouden zij aanvullende, nationale regels bepleiten? De tweede vraag is of de initiatiefnemers ervoor openstaan om geld vrij te maken om de digitale meldpunten voor online en offline discriminatie beter te financieren, zodat die meldpunten verder kunnen professionaliseren en intensiveren. We weten namelijk dat het überhaupt herkennen en het online zien vaak een obstakel is.
Voorzitter, dan ter afronding. Ik wil mijn woorden zorgvuldig kiezen. Zoals ik al aangaf, heb ik heel veel respect en waardering voor deze nota. Ik denk dat Nederland terecht bekendstaat als een tolerant, verwelkomend en vrijzinnig land. Dat is een traditie om trots op te zijn. Maar ik zie ook dat die waarden nog weleens onder druk komen te staan wanneer we spreken over de bestrijding van antisemitisme. In de afgelopen weken zijn er meerdere momenten geweest waarop antisemitisme als een probleem van een beperkt aantal groepen werd weggezet. Op enig moment werd hierbij ook gesteld dat antisemitisme een fundamenteel onderdeel is van de islamitische cultuur. Ik vind dat kwalijk. Dat is namelijk onwaar en ongenuanceerd. Het werkt polariserend en het helpt niet bij de bestrijding van het kwaad dat antisemitisme heet. Ik ben ervan overtuigd dat we meer bereiken door elkaar te ontmoeten en door elkaar uit te dagen, ook als we van mening verschillen. Daarom wil ik aan de initiatiefnemers vragen of zij ruimte zien voor het intensiveren van initiatieven zoals het in Amsterdam opgerichte Bekend maakt Bemind, een initiatief van twee Amsterdamse gemeenteraadsleden van Volt en DENK, zodat we juist in die ontmoeting meer in de samenleving komen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan collega ... O, er is een interruptie van collega Van Dijk van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil even aanhaken op het laatste punt van collega Koekkoek over antisemitisme en de islam. Ik ben het helemaal met haar eens dat het geen enkele zin heeft om olie op het vuur te gooien, want er zijn al genoeg brandjes in ons land. Wegkijken van gewoon feitelijke problemen die er wel zijn, is natuurlijk iets anders. In het verleden kon dat bijvoorbeeld extreemrechts zijn. Ook dat staat heel helder in de notitie. De christelijke traditie heeft helaas ook een lelijke geschiedenis als het gaat om antisemitisme. Zo zie ik op dit moment wel degelijk een relatie tussen antisemitisme en het islamitische gedachtegoed. We horen ook wat er door Arabische leiders via preken en dergelijke wordt uitgegalmd. Erkent mevrouw Koekkoek wel dat daar een probleem ligt? Erkent zij ook dat dit iets vergt?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
De initiatiefnemers identificeren een aantal zaken. Ik denk dat de manier waarop zij in de nota omschreven hebben waar de bronnen van antisemitisme voornamelijk liggen een goede en wetenschappelijk onderbouwde manier is om ernaar te kijken. Daarin wordt ook de islamitische cultuur genoemd, maar ook rechts-extremisme. Ik hoop dat ik nu de nota goed citeer, maar als ik het samenvat, staat er volgens mij: als de religieuze overtuiging extremistischer wordt, dan is de kans op antisemitisme groter. Zo heb ik het opgevat. Ik denk dat daar een probleem zit en dat je daar inderdaad beleid op kan maken. De initiatiefnemers stellen voor elkaar te ontmoeten. Daarom geef ik ook het voorbeeld van Bekend maakt Bemind. Daarbij zoeken een Volt-raadslid en een DENK-raadslid elkaar op vanuit een identiteit als Jood en moslim en voeren zij het gesprek op scholen. Ik denk dat daar heel veel in zit. Waar ik aan refereer in mijn inbreng – u hoort het, voorzitter, ik probeer mijn woorden zorgvuldig af te wegen – is het risico dat we lopen om een beperkt aantal groepen aan te wijzen als «het probleem». Dan gaat de oplossing zich namelijk op één bepaalde groep richten en dat lijkt me ongezond. Daarom gaf ik aan dat ik het een probleem vind als er wordt gezegd dat het een fundamenteel onderdeel is van een cultuur. Dan ga je namelijk die cultuur als een probleem bestempelen, in plaats van de onderliggende dynamiek van ongezien zijn en van haat en polarisatie richting elkaar. Dat wilde ik hier uitgesproken hebben, omdat ik denk dat het niet alleen groepen kwaad doet, maar ook het kwaad dat antisemitisme heet niet bestrijdt. Dat vind ik een zeer groot probleem.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Van Dijk, of niet?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja, toch wel. Ik waardeer de zorgvuldigheid waar mevrouw Koekkoek mee probeert te antwoorden. Ik hoor een aantal dingen waarvan ik denk: u erkent dus wel dat er in ieder geval ook in islamitische hoek, om het zo maar te zeggen, een probleem is. Tegelijkertijd hoor ik bij uw slot ... Stel dat we feitelijk constateren dat de islamitische leer toch bepaalde handvaten biedt die in ieder geval radicale mensen een handvat bieden voor antisemitisme. Dan moeten we dat eerlijk onder ogen zien, ook al raakt dat een bepaalde cultuur. Bent u het daarmee eens?
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Daarom refereer ik aan de manier waarop de initiatiefnemers het aangepakt hebben. Zij refereren er bijvoorbeeld ook aan dat er in de christelijke cultuur handvatten zitten voor antisemitisme. Maar ik vind het mijlen te ver gaan om te zeggen dat bij alle christenen ergens in de kern antisemitisme zit, want dat is onzin. Hetzelfde geldt voor wat in de nota genoemd wordt, namelijk dat in de voetbalcultuur antisemitisme soms gelaten wordt voor wat het is, terwijl je daar ook een aanpak voor zou moeten hebben. Excuus, voorzitter, mijn microfoon galmt. Daarom wil ik af van een hele cultuur of een hele groep bestempelen als zodanig. We weten niet waar de galm vandaan komt, dus excuus voor de luisteraars. Maar ik wil dus af van een hele groep of een cultuur als zodanig te betitelen of te bestempelen als «een groter risico dan de ander». Maar tegelijkertijd – daarom zeg ik dat het goed is dat in de nota alles genoemd wordt – wil ik niet wegkijken. Daarom vind ik Bekend maakt Bemind een goed voorbeeld, omdat ze daarbij juist vanuit hun Joodse en islamitische identiteit proberen het gesprek te openen. Dat is een goed voorbeeld voor ons allen, denk ik.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu wel aan collega Bamenga van D66. U heeft vier minuten spreektijd.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag beginnen met een woord van dank aan de initiatiefnemers en hun ondersteuning voor de tijd en het werk die zij gestoken hebben in hun voorstellen. Het recht van initiatief van de Kamer is een groot goed, dus het is altijd goed om hierover met elkaar van gedachten te wisselen.
Voorzitter. Hoewel de nota er al even ligt, is het onderwerp helaas actueler dan ooit. Enkele weken geleden spraken we elkaar ook al over het toenemende antisemitisme. Ik sprak toen onder andere over de kinderen die op school worden uitgescholden, alleen omdat zij Joods zijn. Antisemitisme is verwerpelijk.
Voorzitter. De initiatiefnemers stippen terecht aan dat de drempel om melding te maken van antisemitisme vaak hoog is. D66 ziet dit probleem ook en deelt dan ook de inzet om die drempels te verlagen. De Minister schrijft daarbij over de rol van de gemeenten in het betekenisvol afdoen en voorkomen van antisemitisme en benoemt daarbij ook de antidiscriminatievoorzieningen, de ADV's, waar incidenten gemeld kunnen worden. Delen de initiatiefnemers deze conclusie met de Minister? Zien de initiatiefnemers ook een preventieve rol voor deze ADV's weggelegd? Zo ja, hebben ze een suggestie om mee te geven aan het kabinet? Helaas zien we dat minder dan 40% van de gemeenten een ADV heeft ingericht, terwijl het juist van belang is dat deze laagdrempelige meldingen over antisemitisme overal gedaan kunnen worden. Hoewel ik weet dat dit niet primair onder de verantwoordelijkheid van deze Minister valt, vraag ik haar toch of zij het met D66 eens is dat het juist in deze tijd van toenemend antisemitisme van belang is dat er zo snel mogelijk een landelijk dekkend netwerk van ADV's komt. Kan zij toezeggen vanuit haar rol als Minister met de VNG in gesprek te gaan om te zorgen dat elke gemeente de verantwoordelijkheid voor de ADV's expliciet belegt bij een burgemeester of wethouder?
Voorzitter. We zien niet alleen een toename van antisemitisme in de fysieke wereld maar ook online. In een tijd dat veel Nederlanders en zeker jongeren hun informatie steeds meer van sociale media halen, is het dan ook heel belangrijk om maatregelen tegen grote platforms te nemen. De initiatiefnemers noemen hierbij de Digital Services Act, de DSA, waardoor dergelijke platforms een grote verantwoordelijkheid krijgen. D66 staat hier positief tegenover en is het met de initiatiefnemer eens dat bij de uitvoering van de DSA ook expliciet aandacht moet worden besteed aan het bestrijden van onlineantisemitisme. De DSA is nu al enige tijd in werking. Kan de Minister toelichten wat de ervaringen tot nu toe zijn in het kader van antisemitismebestrijding? Welke lessen heeft het kabinet hier tot nu toe uit geleerd? Welke verbeteringen ziet de Minister zowel voor antisemitisme specifiek als voor andere vormen van onlinehaat?
Voorzitter. Tot slot nog een vraag over financiële consequenties van de voorstellen. Ik zie in de nota een bescheiden financiële claim, maar deze is nog niet volledig gedekt. In het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie heb ik ook niet gezien dat er extra financiering is uitgetrokken voor de bestrijding van antisemitisme. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke financiële dekking zij in hun hoofd hebben?
Voorzitter, ik rond af. Het is ontzettend belangrijk dat we met elkaar opstaan tegen antisemitisme. Ik dank de initiatiefnemers nogmaals en kijk uit naar de rest van het debat.
De voorzitter:
Dank u wel, netjes binnen de tijd. Ten slotte collega El Abassi van DENK. U heeft drie minuten.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Een groep Nederlanders wordt al jaren gediscrimineerd vanwege hun religie, het spreken van een vreemde taal, de rituele slacht van dieren, het dragen van een hoofddeksel en het doen van besnijdenissen. Hun gebedshuizen worden beklad en rassentheorieën worden op ze toegepast. Hoewel sommigen zouden denken dat ik het over moslims heb, heb ik het over onze Joodse broeders en zusters. Vanwege dit soort stereotyperingen zijn Joodse Nederlanders eeuwenlang verdacht gemaakt en verketterd. Hun heilige boeken zijn verbrand en op het dieptepunt van onze geschiedenis zijn ze voor slechts 7,50 gulden verraden aan de nazi's. Het baart de fractie van DENK zorgen dat het hardnekkige gezwel van antisemitisme nog altijd onder ons leeft. DENK zal altijd voor een grondige aanpak van antisemitisme staan. Daarom steunen we veel voorstellen uit de initiatiefnota.
Tegelijkertijd maken we ons ook ontzettend veel zorgen over het misbruik van antisemitisme. Zo worden moslims tegen Joden opgezet door islamofobe partijen die aan de lopende band beweren dat Jodenhaat in de islamitische ziel zou zitten. Ook de nota schetst zo'n eenzijdig en belastend beeld van de moslimgemeenschap. Waarom, vraag ik de initiatiefnemers. Wat kan de Minister doen om de dialoog tussen de Joodse en islamitische gemeenschap juist te bevorderen? Want dat is heel belangrijk.
Antisemitisme wordt bovendien gebruikt om pro-Palestinademonstranten de mond te snoeren, zelfs door een Staatssecretaris die demonstranten walgelijke uitingen heeft toegedicht, zonder enig bewijs om het te staven.
Maar, voorzitter, het gaat helaas veel verder dan dat. Ook Joodse mensen zelf, waaronder kleinkinderen van de Holocaustoverlevenden worden schaamteloos voor antisemieten uitgemaakt, omdat ze tegen de Israëlische genocide in Gaza durven te demonstreren.
Wat vindt de Minister van dit misbruik van antisemitisme? Kan zij hier bevestigen dat antizionisme nooit bewust verhaspeld mag worden met Jodenhaat? Wat vindt zij bijvoorbeeld van de kritiek van de auteur van de IHRA-definitie, die zegt dat zijn definitie wordt misbruikt door wetgevers om pro-Palestijnse activisten de mond te snoeren.
Kan de Minister in gesprek gaan met partijen zoals Een Ander Joods Geluid en Erev Rav? Waarom is er nooit ruimte geweest, zou ik aan de initiatiefnemers willen vragen, voor hoor en wederhoor met partijen als The Rights Forum, die pagina na pagina in de initiatiefnota wordt beschuldigd van antisemitisme.
Tot slot, voorzitter. Ik begon mijn bijdrage al met de reeks discriminatoire voorbeelden die de moslimgemeenschap op dit moment ook teisteren. Moskeeën worden beklad. Korans worden verbrand. Vrouwen met hoofddoeken worden steeds meer geweerd uit openbare ruimtes. Ik zou de Minister en de initiatiefnemers willen vragen of ze punten zien in de nota die wel of niet kunnen worden toegepast op de moslimgemeenschap. Zouden ze dat willen toelichten?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van collega Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Volgens mij zijn DENK en de VVD het er helemaal over eens dat mensen uiteindelijk moeten worden beoordeeld op hun eigen gedrag en dat je nooit een hele religie of een hele cultuur op iemand kunt plakken en zeggen: als jij moslim bent, dan zul je wel antisemitisch zijn. Dat mag volgens mij nooit gezegd worden en dat is volgens mij ook niet zo. Maar ik ben wel benieuwd of DENK het er andersom mee eens is dat er in islamitische kring soms wel antisemitische geluiden zijn. Is hij het ermee eens dat het juist in het belang is van mensen die islamitisch zijn dat, daar waar het wel gebeurt en daar waar hiervoor wel een voedingsbodem wordt gecreëerd, daartegen wordt opgetreden? Ik heb een aantal vragen gesteld over een aantal organisaties die proberen in de hoofden van jonge mensen te komen met antisemitische geluiden. Er zijn ook zorgen over wat daarover soms in moskeeën wordt gezegd. Ik verbaas mij er zo over dat, als ik daar vragen over stel aan DENK, zij er eigenlijk niet voor openstaan om mij daarin te steunen. Ik wil DENK heel graag steunen in «we moeten mensen niet over één kam scheren», maar wil DENK mij ook steunen waar het gaat om het tegengaan van antisemitische geluiden, als die zich voordoen in de islamitische gemeenschappen?
De heer El Abassi (DENK):
Ik denk dat het enorm meevalt of tegenvalt qua overeenkomsten die we met de VVD hebben. Ik zou hier inderdaad wel een antwoord op willen geven, dus ik ben ook blij met die vraag. Ook vanuit de SGP werd net aangegeven dat er Arabische leiders en imams zijn die bepaalde uitlatingen doen. Wat mij opvalt bij de VVD is dat er geen kritische vragen komen als bijvoorbeeld leiders van Israël uitlatingen doen. Wat zou de VVD ervan vinden als we uitlatingen van de regering, van leiders in dit geval – geen Arabische leiders, maar leiders van de Israëlische regering – zouden projecteren op de hele groep; de Joodse gemeenschap bijvoorbeeld? Ik zou dat walgelijk en smerig vinden. Dat is niet hoe onze partij werkt.
Mevrouw Becker (VVD):
Dit is volgens mij echt geen antwoord op mijn vraag. Ik heb het niet over één uitspraak projecteren op een hele gemeenschap. Ik zei juist dat ik vind dat je dat niet moet doen. Dus laten we het even niet hebben over de hele gemeenschap, maar wel over geluiden die er soms zijn binnen een gemeenschap. Een tijd geleden heb ik er een punt van gemaakt dat iemand als president Erdogan gewoon op de Turkse televisie heeft gezegd: «Hamas? Dat zijn vrijheidsstrijders. Die verdienen steun.» Ik maak me zorgen over een voedingsbodem die kan leiden tot antisemitisme. Dan heb ik het niet over een hele groep wegzetten, maar dan heb ik het wel over er juist voor zorgen dat we zo'n gemeenschap sterk houden en dat antisemitisme daar geen voet aan de grond krijgt. Ik vind het jammer dat u geen antwoord geeft op de vraag. Ik vind het ook jammer dat als we dan hier in het parlement, bijvoorbeeld met alle fractievoorzitters, een verklaring tekenen die even niet over al die andere dingen gaat, maar gewoon zegt dat Jodenhaat niet kan, DENK niet onder zo'n verklaring staat. U zegt de strijd te willen steunen, maar als het gaat over het tegengaan van specifieke geluiden in de islamitische wereld of je specifiek uitspreken tegen Jodenhaat, dan geeft u toch geen thuis. Waarom heeft u die verklaring niet getekend?
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoor dat de vraag niet beantwoord is, maar volgens mij zat er ook een wedervraag in. Wij zien gewoon dat de VVD selectief omgaat – de initiatiefnota is daar misschien een voorbeeld van – met andere vormen van haat, waarover ik ook vragen heb gesteld over hoe we daarmee omgaan. Een goed voorbeeld van de heel erg dubbele maat vanuit de VVD is een aantal moties die hier in dit huis zijn ingediend, namelijk – ik pak ze er even bij – om het verbranden van een thora te verbieden, om keppeltjes toe te laten bij een politieorganisatie en om toe te staan dat gebedshuizen, waaronder dus ook synagoges, worden beveiligd zodat er geen rampzalige dingen gebeuren. De VVD heeft tegen al die moties gestemd. Wat de VVD wél belangrijk vindt, is bijvoorbeeld een «from the river to the sea»-uitspraak. Ik kan mij daar enorm aan storen. Ik heb de VVD nooit vragen horen stellen voor een bepaalde groep, terwijl de VVD dat wel doet voor een andere groep. Ik ben gewoon klaar met die dubbele maat. DENK steunt daarom heel veel vragen van de VVD niet.
Mevrouw Becker (VVD):
Waar het de veiligheid van de islamitische gemeenschap in moskeeën betreft, hebben wij allerlei initiatieven gesteund, bijvoorbeeld om hier een rondetafel te houden met vertegenwoordigers van de islamitische gemeenschap die zich zorgen maken over de veiligheid. Wij zullen altijd opkomen tegen geweld, waar dan ook. Het is alleen wel zo dat we in dit land ook een NCTV en een lokale driehoek hebben die analyses maken van welke gebedshuizen beveiligd moeten worden omdat er sprake is van concrete dreiging. Als DENK hier moties indient en denkt op de stoel van de NCTV of van de driehoek te moeten gaan zitten door te zeggen dat er in een bepaalde hoek meer beveiliging moet komen, dan stemmen wij daartegen, omdat dat de hele structuur van de besluitvorming van de lokale driehoek doorkruist. Daar stemmen we niet tegen omdat wij geweld in de ene hoek zouden willen veroordelen en geweld in de andere hoek niet. Daar neem ik dus afstand van. Ik constateer alleen maar het volgende. We hebben hier vandaag een speciaal debat over antisemitisme, omdat een hele kleine groep van zo'n 50.000 mensen in Nederland zich dagelijks zwaar bedreigd voelt en zich dagelijks niet veilig voelt. Op scholen in Nederland kunnen we al niet eens meer over de Holocaust praten. We zeggen met elkaar «tot hier en niet verder». Hier zitten twee initiatiefnemers die een fantastische nota hebben neergelegd om daar aandacht voor te vragen. Ik constateer dat DENK, als het er echt op aankomt, geen steun daarvoor en voor maatregelen kan uitspreken, maar ons de maat neemt over de vraag of wij wel opkomen tegen geweld als het gaat om mensen in de islamitische gemeenschap. Het antwoord op die laatste vraag is ja, maar ik zou het waarderen als de steun voor de Joodse gemeenschap dan ook echt vanuit de hoek van DENK komt. Ik heb nog geen concrete maatregel gezien die DENK bereid is te steunen en dat vind ik heel jammer.
De voorzitter:
Tot slot de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Het is onzin wat hier wordt gezegd. Ik zou het zelfs willen omdraaien. Wij hebben nog nooit maatregelen níet gesteund. Dat hebben we vandaag ook niet gezegd. Sterker nog, ik heb in mijn bijdrage aangegeven hoe verschrikkelijk ik het vind wat de Joodse gemeenschap wordt aangedaan. Ik heb gezegd dat ik bij de Joodse gemeenschap heel veel dingen terugzie die ook bij andere gemeenschappen voorkomen, dus ik weet hoe ernstig dat is. Ik zal ook alle maatregelen daartegen ondersteunen. Ik merk alleen bij de VVD dat alle moties ... Ik zou de VVD willen uitdagen een motie te noemen die wij niet gesteund hebben. Vanuit DENK steunen wij alle moties, maar andersom merken we dat niet, en dat vind ik nog steeds jammer.
De voorzitter:
Dank u wel. Omwille van de tijd zal ik van mijn termijn afzien, omdat al mijn vragen al zijn gesteld en al mijn opmerkingen al zijn gemaakt. Ik zou nog wel extra complimenten willen uitspreken aan de indieners, en aan de ondersteuning, niet te vergeten. Dank aan mijn collega's voor het inhoudelijke debat. Er is zelfs een compliment gemaakt. Ik moet wel zeggen: ik kreeg als woordvoerder Landbouw ook weleens complimenten vanuit de natuurbeschermers dat ik zo'n goede woordvoerder Landbouw was. Daar was ik niet altijd heel blij mee. Maar wel fijn dat het nog af en toe gebeurt.
Ik wil schorsen tot 15.15 uur. Dan hebben de initiatiefnemers en de Minister de tijd om de antwoorden voor te bereiden en hebben de collega's ook tijd om moties uit te wisselen.
De vergadering wordt van 14.41 uur tot 15.19 uur geschorst.
De voorzitter:
Kijk, daar is mevrouw Bikker. We gaan vijf minuten te laat beginnen. De ChristenUnie zit ook zo ver weg! Voor de luisteraars thuis: dat is de reden.
In de eerste termijn van de initiatiefnemers wil ik tegen mijn collega's zeggen dat ze twee interrupties hebben. Dat is wat weinig, maar we hebben een harde deadline om 16.30 uur. We hebben dus iets meer dan een uur. Ik wil mijn collega's dus vragen om kort en to the point te zijn. Ik vraag de initiatiefnemers om dat ook in de beantwoording te zijn. Jullie hebben een hele mooie en belangrijke initiatiefnota geschreven. Ik wil daarom vragen om bijna staccato de antwoorden te geven, als dat zou kunnen. Na de initiatiefnemers geef ik de Minister nog het woord, als adviseur van de Kamer. Dan kunnen we vervolgens hopelijk de tweede termijn doen. Maar dat is afhankelijk van hoeveel tijd we hebben.
Bij dezen wil ik als eerste het woord geven aan, denk ik, de heer Ellian?
De heer Ellian (VVD):
Collega Bikker heeft de blokjes. Wij dachten: we gaan ook een keertje met blokjes werken.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat lijkt ons rustgevend als je maar twee interrupties hebt.
Dank u, voorzitter. Zo meteen gaat u van collega Ellian inleidende woorden horen. Daarna zal hij vragen behandelen met betrekking tot justitie en veiligheid, de politie, de definitie die we gebruikt hebben in deze nota, de verzoeken die daaromtrent zijn binnengekomen en hoe we daarmee omgaan en de Wob- en de Woo-verzoeken. Vanzelfsprekend zal hij het, zoals het een goed liberaal betaamt, hebben over de financiën. Dan bespreekt hij onze samenwerking en hoe we het verdeeld hebben. Vervolgens zal ik ook enkele inleidende woorden spreken. Daarna kom ik op de volgende punten: OCW, Binnenlandse Zaken, fostering Jewish life, voor zover de heer Ellian daar dan nog niet over gesproken heeft, en het beroemde kopje overig.
De heer Ellian (VVD):
De voorzitter is streng. Ik ga de antwoorden dus snel langslopen. Ik ga uiteraard proberen om dat per partij te doen. Als u mij dat toestaat, leg ik uit waarom wij deze nota hebben geschreven. Dat kan ik in één minuut doen. Toen ik net Kamerlid was, deed zich de mogelijkheid voor om antisemitisme als onderdeel van mijn portefeuille te krijgen. Dat kwam omdat Dilan – ik moet trouwens officieel mevrouw Yeşilgöz zeggen – al in het kabinet zat. Zij had natuurlijk een initiatiefnota geschreven met meneer Segers, toen nog Kamerlid. Inmiddels doet hij mooie andere dingen. Inmiddels is hij podcastmaker! We hopen dat hij kijkt.
Collega Bikker zal zo de vragen van de PVV beantwoorden over welke punten uit die eerste initiatiefnota nog niet uitgevoerd zijn. Maar die eerste initiatiefnota was een geweldige nota die, zeker op dat moment, dit probleem heel uitdrukkelijk onder de aandacht bracht. Het was op dat moment namelijk een sluimerend vraagstuk, dat niet altijd op aandacht kon rekenen. Dat is waarom mevrouw Yeşilgöz en meneer Segers dat hebben gedaan, op geweldige wijze. Toen ik Kamerlid werd, dacht ik: nu is het de kunst om ervoor te zorgen dat dit dan op de agenda blijft, dat deze aanpak bestendigd wordt en niet ergens in een la verdwijnt. Daarom heb ik met Gert-Jan Segers een vervolg geschreven, wat mevrouw Bikker daarna heeft overgenomen. Waarom? Dat kan ik in een paar zinnen toelichten. Ik beveel De Joodse Raad van harte aan aan degenen die het niet hebben gekeken. Volgens mij is het te zien op NPO Start. Maar toen ik dat zag, vijf weken lang, greep een bepaald gevoel mij na elke aflevering bij de keel. Daar had ik eigenlijk elke nacht nog last van. Toen zei ik tegen mezelf: als ik later terugkijk op dit Kamerlidmaatschap wil ik in ieder geval kunnen zeggen dat ik er alles aan heb gedaan om de Joodse gemeenschap veilig te houden. Dat is in ieder geval het minste wat ik vanuit mijn rol kan doen. Het is ook de plicht die ik al voelde voordat ik de serie keek, maar toen ik die serie keek dacht ik: dit is een morele plicht die op mij rust.
Voorzitter, gelet op de tijd ga ik de vragen langs. In het algemeen wil ik iedereen bedanken voor alle aardige woorden. Dat wordt erg gewaardeerd. We waarderen het ook enorm dat zovelen van jullie hier vandaag aanwezig zijn en de moeite hebben genomen om hier te zijn.
De ChristenUnie vroeg naar het toevoegen van «fostering Jewish life» aan het mandaat van de Nationaal Coördinator. Ja, want in het instemmingsbesluit van de Nationaal Coördinator staat dit nu expliciet niet opgenomen. Volgens mij weten we allemaal dat hij dit wel tot zijn verantwoordelijkheid en takenpakket rekent, maar het staat er niet. Artikel 13 is volgens mij de mandaatomschrijving. Daar zou dit gewoon aan toegevoegd kunnen worden, zodat je het ook in lijn brengt met zijn collega's in andere landen en met de EU-strategie, die net ook al werd gememoreerd. Daar staat het namelijk ook uitdrukkelijk in. Dus ja, wat ons betreft kan het mandaat uitgebreid worden.
Nieuw Sociaal Contract vroeg hoe de meldingsbereidheid kan worden verhoogd. O, ze hadden nog de vraag over een aangenomen motie: zijn alle beslispunten ingevuld? Een groot deel van de beslispunten zijn absoluut ingevuld. Het kabinet heeft daar overigens, waarvoor dank, zeer ruimhartig en positief op gereageerd. Er zijn naar onze mening enkele die nog niet overgenomen worden. Die noem ik even op. Beslispunt 1 is het uitbreiden van het mandaat. Beslispunt 4 vatten wij samen als de samenwerking met Bij Leven en Welzijn bestendigen. Het kabinet heeft hier «aandacht» voor, maar reageert niet echt op wat we vragen. Het is ook nog niet echt duidelijk of ervaringsverhalen voor de klas gaan gebeuren. Voor de collega's: dat is beslispunt 8. Beslispunt 12 vraagt om aandacht te besteden aan Joods leven. Dat is ook nog niet uitdrukkelijk overgenomen. Dat zijn de vier beslispunten waarvan wij zeggen dat die nog echt openstaan en graag zouden zien dat ze een vervolg krijgen en overgenomen worden in beleid. Dat was die vraag van mevrouw Palmen.
Hoe kan de meldingsbereidheid worden verhoogd? De eerlijkheid gebiedt te zeggen en de realiteit is dat dat alleen kan als de Joodse gemeenschap ook echt het gevoel heeft dat er iets gebeurt met die meldingen, waarmee ik niet wil zeggen dat er nooit wat gebeurt met de meldingen. Maar hoe vaak heb ik tijdens het schrijven van deze nota, die de afgelopen maanden natuurlijk heel actueel is geworden, niet van Joodse mensen gehoord: het heeft geen zin om naar de politie te gaan, want men snapt het antisemitische karakter niet of men geeft er gewoon geen prioriteit aan? Ik heb ook echt verhalen gehoord ... Ik ga ze hier niet herhalen, maar iedereen kan zich indenken wat voor scheldwoorden er gebezigd woorden: «puntje puntje Jood». Hoe pijnlijk is het dan als je op een politiebureau komt en moet uitleggen waarom dat antisemitisch is? Ik zal nooit vergeten dat iemand uit de Joodse gemeenschap tegen mij zei: dan voel je je een beetje vernederd, terwijl je juist wil rekenen op de politie.
Ja, hoe verhoog je dat? Door ervoor te zorgen dat ... Dat is ook het uitgangspunt van deze mooie politie-uitgave: Jodendom en antisemitisme in Nederland. De Minister kent hem ook. Dat valt onder het vakmanschap van de politie. Ik vind het heel mooi dat de politie vindt dat vakmanschap betekent dat je kennis moet hebben – dan kijk ik ook even naar meneer El Abassi – van alle culturen en dat je met alle culturen moet kunnen omgaan. Ik vind het mooi dat het aangevlogen is vanuit het vakmanschap. Men zegt dus niet: wij vinden het een prioriteit dat je weet wat antisemitisme is. Nee, bij vakmanschap kan horen dat je begrijpt wat deze meldingen inhouden.
Hier staat ook in dat je altijd aangifte moet opnemen en dat feiten met een discriminatoir karakter in de regel tot vervolging leiden. Dus dit is echt een mooi boekje, ook met een stukje geschiedenis, met uitleg. Ik ben hier erg van onder de indruk. Chapeau voor de politie dat ze dit gedaan heeft. Dus dit helpt wel. Het helpt dat, als iemand bij de balie komt, de politie het begrijpt en denkt: «Oké, wacht even. Dit is wat ik moet doen. Ik moet de discriminatieofficier meteen inschakelen et cetera.» Je kunt dit bijna als naslagwerk gebruiken.
Ondertussen gaat de schermbeveiliging aan.
Dan de financiële vraag van mevrouw Palmen. De collega's vergeven mij vast dat ik even memoreer dat het hoofdlijnenakkoord geen enkele bezuiniging op Justitie bevat; dat is voor mijn partij natuurlijk erg belangrijk. Zorgen hebben over de financiële consequenties hoeft dus niet. Dat is een vraag van meerdere collega's, die ik bij dezen in één keer beantwoord. Er ligt een aangenomen motie van collega Diederik van Dijk van tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid. Die motie verzoekt de regering – ik doe het even uit mijn hoofd – om structurele middelen beschikbaar te maken voor de uitvoering van het werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Dat is een aangenomen Kamermotie, dus dat zal de regering moeten doen, tenzij we onder goede argumentatie anders horen. Wat ons betreft is het enige wat resteert de € 250.000 voor de uitbreiding van het mandaat voor fostering Jewish life, voor het koesteren van Joods leven. Dat zit dus al in het plan van de Nationaal Coördinator en in die motie. Zoals de collega's zullen begrijpen, ben ik dus heel benieuwd naar het antwoord van de Minister hierop. Wat ons betreft is er geen aanvullend geld nodig. Het zou moeten kunnen binnen de huidige opdracht van de Kamer. De motie over de financiën heb ik daarnet genoemd.
Dan de vraag van de SGP. Wordt de IHRA-definitie bij de politieopleiding gebruikt? Vergeeft u mij, want ik moet het antwoord hierop schuldig blijven. «De politieopleiding» is ook wel een breed begrip, want je hebt natuurlijk allerlei gradaties in de politieopleiding. Maar in dit boekje staat het absoluut uitgelegd. De essentie is natuurlijk dat de IHRA-definitie al door meer dan twintig EU-lidstaten is omarmd. Dit is dus internationaal eigenlijk de gangbare werkdefinitie. In dit boekje legt onder anderen Bart Wallet – dat is volgens mij een autoriteit in Nederland en een geleerd man op het gebied van de Joodse geschiedenis, taal en cultuur – dit uitgebreid en uitstekend uit. Het gaat ook over stereotyperingen. Maar ik weet niet of dit als zodanig wordt benoemd in de politieopleidingen. Ik weet in ieder geval dat de informatie voorhanden is voor de politie. De Minister kan die vraag beantwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Ik word blij als ik hoor dat mensen vooral ook kijken naar vakmanschap, zeg ik richting de heer Ellian. Dus dank daarvoor. Over vakmanschap gesproken: de auteur van de IHRA-definitie, Kenneth Stern, is zelf zeer kritisch over het toepassen van die definitie. Hij zegt eigenlijk dat we dit niet moeten doen. Wat vindt de heer Ellian ervan dat wij binnen de Kamer wel van plan zijn om dat te doen?
De heer Ellian (VVD):
Volgens mij zegt de auteur van de definitie dat het wat hem betreft van groot belang is om ervoor te zorgen dat onder de kapstok van die definitie niet kritiek op een staat of een debat onmogelijk wordt gemaakt. Volgens mij is dat de essentie van wat hij zegt. Daar gaan meerdere vragen van collega's over, ook van meneer El Abassi zelf, volgens mij. De definitie is heel gangbaar en wordt in heel veel lidstaten van de EU gebruikt. Het is een vrij omvangrijke definitie. Ik heb die hier ook voor me. Het gaat onder andere om het ontkennen van de doelmatigheid van de genocide op het Joodse volk tijdens de Holocaust, Joden als volk ervan beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor de handelingen van één individu en de stereotyperingen. Ik denk dat de definitie heel goed werkbaar is. Dat blijkt ook uit het feit dat veel coördinatoren die belast zijn met de bestrijding van antisemitisme deze definitie gebruiken. Ik denk dus dat die goed werkbaar is.
Meneer El Abassi, ik kom zo nog op de kritiek op een staat. Maar met de definitie wordt natuurlijk niet bedoeld dat je geen kritiek mag hebben op bijvoorbeeld het beleid van Netanyahu. Dat moet je wel van elkaar onderscheiden. Het lastige is dat kritiek op Israël wel over kan gaan in antisemitisme doordat stereotyperingen over Joden worden gebruikt. Dat is het ingewikkelde aan het vraagstuk. Maar de definitie op zichzelf gaat over welke omschrijvingen, beschrijvingen en handelingen leiden tot antisemitisme. Natuurlijk moet antisemitisme geen kapstok zijn voor het onmogelijk maken van een discussie over een internationaal conflict. Het speelt helaas wel een rol.
De voorzitter:
Meneer El Abassi, dit is uw laatste interruptie. Graag via de voorzitter spreken. Dat geldt ook voor de beantwoording.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, is dit de laatste interruptie in totaal? Dan spaar ik ’m namelijk liever.
De voorzitter:
Oké. U vervolgt uw betoog, meneer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Sorry, voorzitter. Het is zo leuk om aan deze kant te zitten dat ik dacht: ik neem gewoon alle vrijheid die ik heb.
De voorzitter:
Wie weet waarmee wij worden verrast.
De heer Ellian (VVD):
Ik ga snel verder, want anders wordt voorzitter Boswijk boos op mij. Even kijken, ik ben bij de vragen van collega Boon van de PVV over het beveiligen van bijeenkomsten van de Joodse gemeenschap. Het allerleukste zou natuurlijk zijn om te zeggen: de Minister van Justitie en Veiligheid zit naast mij; die gaat het dus nu helemaal uiteenzetten. Maar de vraag was gericht aan de indieners; daarop gaan we dus ook antwoorden. Kijk, er is hiervoor in Nederland een heel systeem – zo noem ik het maar – opgezet. Dat bestrijkt het werk van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid tot en met het gezag van de burgemeesters, en bijna alles ertussenin, zou ik willen zeggen. Ik ben regelmatig op de Joodse scholen geweest. Zoals collega Boon weet, spreek ik echt op dagelijkse basis mensen uit de Joodse gemeenschap. Ik weet dat dit een punt is dat hen al jaren erg bezighoudt. Wat ik nu zeg, zeg ik niet omdat ik mevrouw Yeşilgöz zo aardig vind. Dat vind ik overigens wel, maar dat doet er op zich niet toe. Ik twijfel er niet aan dat nu vanuit de overheid echt alles op alles wordt gezet om waar nodig, gebaseerd op de relevante informatie, de Joodse gemeenschap veilig te houden.
Dat is niet eenvoudig. Je kunt, denk ik, ook niet altijd voldoen aan het gevoel dat mensen hebben. Ik weet dat overigens als geen ander, en mevrouw Yeşilgöz zelf ook. Je gevoel kan anders zijn dan de informatie die er is en wat daarbij hoort. Vind ik het belangrijk? Ja. Vind ik het erg dat de eerste vraag bij een bar mitswa is – mevrouw Yeşilgöz gebruikt dat voorbeeld ook vaak – wie het potje aanvult om de beveiliging te regelen? Dat is buitengewoon triest. Ik twijfel niet aan de inspanningen van de overheid, maar ik ben wel blij met de vraag van collega Boon. Op dit punt mogen we niet verslappen. Er is op dit moment volgens mij wereldwijd een reële dreiging richting de Joodse gemeenschap, dus dit vraagt continue alertheid. Ik reken daarbij wel op de Minister van Justitie, deze of haar ambtsopvolger, de NCTV en de burgemeesters, die ook gewoon een verantwoordelijkheid hebben voor bijvoorbeeld synagogen in een stad, maar ook voor grotere Joodse bijeenkomsten. Ik hoop dus dat dat de vraag beantwoordt.
Over «From the river to the sea» en wat in het verlengde daarvan ligt. Ons beslispunt ziet met name op de bestendiging. De jongens en meisjes van Bij Leven en Welzijn zijn gewoon vrijwilligers. Tegen sommigen wordt door vader- of moederlief gewoon gezegd: je bent nu 18; je gaat dit doen. Dat is echt top. Er is een hele nauwe samenwerking met de Koninklijke Marechaussee en natuurlijk vaak met de politie. Ons beslispunt ziet er met name op dat we dit wel moeten koesteren, want die gemeenschap doet dus zelf heel veel. Ze staan vaak buiten bij diensten of worden ingehuurd. Maar het is van belang dat er aandacht blijft voor wat Bij Leven en Welzijn in de toekomst nodig kan hebben, want het zijn wel gewoon vrijwilligers die potentieel best wel gevaarlijk werk doen.
Over «From the river to the sea» ligt er een aangenomen motie. Collega Boon vroeg: wat nu? Dat is op zich niet aan mij. Een motie richt zich natuurlijk tot de regering. De motie is volgens mij een signaal van de Tweede Kamer, de hoogste volksvertegenwoordiging in dit land. In de motie staat letterlijk de tekst «verzoekt te beschouwen». Dat laat gelukkig ruimte aan het kabinet; daarom konden wij – ik spreek nu even namens de VVD – er ook voor zijn. Het laat ruimte aan het kabinet om daarmee in ieder geval iets te doen. Maar de motie geeft in ieder geval weer, en dat is volgens mij niet nieuw, wat de Kamer vindt van deze uitspraak. Ik hoop wel dat het nu dan ook een keer verder komt, dat het hier niet bij blijft. Ik lees soms in de media dat we iets hebben verboden; dat hebben we niet gedaan. Maar volgens mij vragen we wel aan degenen die zich hierover mogen buigen om dit alsjeblieft serieus te nemen.
Antisemitisme versus antizionisme. Daar heb ik net al wat over gezegd. In algemene zin kan het een overgaan in het ander. In de initiatiefnota staat daar ook iets over. Het gaat erom dat de realiteit nu vaak is dat mensen hier, omdat ze Joods zijn, op intimiderende en gewelddadige wijze ter verantwoording worden geroepen voor handelingen van een buitenlandse regering. Dat kan en mag nooit gebeuren. Wat ook gebeurt, is dat de Joodse gemeenschap nu specifiek doelwit is door het conflict. Dat is een vreselijk conflict; volgens mij vinden we dat allemaal. Enkel het feit dat je Joods bent, rechtvaardigt nooit dat je bewust een doelwit kan zijn. Dat was overigens al zo voor 7 oktober. Ik roep graag in herinnering dat we al voor 7 oktober op scholen in Amsterdam met jonge Joodse jongens en meisjes spraken die zeiden «mijn davidster verberg ik», of «mijn keppeltje doe ik in mijn rugzak». Dat is iets waar we ons in een vrij land altijd tegen zouden moeten verzetten.
Ik dank mevrouw Westerveld van GroenLinks-PvdA voor haar mooie inleiding. U had het over de omstanders. Mijn gedachten dwaalden af naar de Franse priester Patrick Desbois – ik weet niet of mevrouw Westerveld hem kent – die het altijd heeft over de bystanders en daar uitgebreid onderzoek naar heeft gedaan. Hebben we voldoende in beeld ... De referenties gaan uit van meldingen, zegt mevrouw Westerveld. Ja, omdat de makke is dat de opvolging vaak toch wel achterwege is gebleven. Daarom zie je zo'n verschil tussen het aantal geregistreerde meldingen en incidenten en de opvolging. Er wordt veel minder opvolging aan gegeven. De Europese Commissie heeft ook allerlei cijfers. Die zijn om te huilen als je kijkt naar de hele EU. Er is heel veel goed gevalideerd materiaal voorhanden waaruit blijkt dat antisemitisme door het dak gaat, variërend van gescheld tot belaging en nog erger. We hebben het niet meer aangevuld in de beantwoording, maar er liggen allerlei onderbouwingen. Liggen er onderzoeken naar een effectieve aanpak? De EU-strategy werd al gememoreerd. Die biedt ontzettend veel handvatten en is gebaseerd op eigenlijk alles wat in alle lidstaten gebeurt. Volgens mij omarmt het kabinet die strategie ook, maar dat gaan we zo horen van de Minister.
Dan kom ik bij het Woo-verzoek; meerdere Kamerleden hebben daarnaar gevraagd. Ik ga er snel doorheen, voorzitter. Volgens mij staat in de initiatiefnota dat het verzoek bij mensen uit de Joodse gemeenschap als antisemitisch is overgekomen. Mevrouw Westerveld stelde ons de vraag: als iemand vraagt welke banden er zijn tussen universiteiten en bijvoorbeeld het deel van Israël met nederzettingen of bijvoorbeeld de wapenindustrie, mag dat dan niet? Ja, die mogelijkheid heb je. Is dat antisemitisch? Nee. Maar wat zorgt nou voor het antisemitische karakter? Dat heb ik eerder ook al gezegd en ik hoop dat mevrouw Westerveld daar kan inkomen. Het is ook de manier waarop het geformuleerd is, hè. Kijk, er wordt gevraagd om álle documenten en/of álle correspondentie tot in detail, en om contacten met het CIDI, het Centraal Joods Overleg, de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, de EU Coordinator on combating antisemitism en met het Simon Wiesenthal Center, dat gewoon alleen te maken heeft het herdenken van de Holocaust. Daar komt dat gevoel vandaan dat het is gericht op het moeten openbaren van al je Joodse contacten, terwijl ik me best kan voorstellen dat iemand vraagt of een universiteit banden heeft met Israel Aircraft Industries. Die vraag kan ik me best voorstellen. Ik zeg er wel bij dat je die vraag natuurlijk ook zou kunnen stellen bij een heleboel andere landen. Dat is vandaag ook weer actueel nu het CIDI met een tegenreactie is gekomen.
De heer El Abassi (DENK):
Volgens mij zou Dries van Agt zich omdraaien in zijn graf als hij zou horen dat hij met zijn organisatie op dit moment uitgemaakt wordt voor antisemiet, na al het mooie werk dat ze gedaan hebben in een hele mooie periode. Maar het ging dus om de hoeveelheid, de kwantitatieve vraag, als ik het goed heb begrepen. Uit het feit dat ze om zo veel documenten hebben gevraagd, kun je dus afleiden dat het een antisemitisch karakter heeft. Nou is er om 15.00 uur vanmiddag een tweet de wereld in gestuurd waarin een afdruk staat over het CIDI. Het CIDI verzoekt namelijk alle relaties naar buiten te brengen van medewerkers van de universiteit met organisaties die zich beijveren voor een boycot van Israëlische instituties. Wat vindt de Ellian dan van het CIDI, dat dit nu aan het uitpluizen is en dat alle documenten aan het opvragen is?
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was uw laatste interruptie.
De heer Ellian (VVD):
Ik ga die beantwoorden, voorzitter. Het gaat niet alleen om de kwantiteit. Het gaat om de aard van de informatie waarnaar gevraagd werd en om het detailniveau, nadat diverse hoogleraren en ook diverse geluiden uit de gemeenschap zeiden: dit komt op ons beklemmend over. Ik kreeg ook de vraag: waarom geen wederhoor? Als iemand mij had gemaild «meneer Ellian, waarschijnlijk is dit een misverstand; kunnen we praten?» dan zou ik dat natuurlijk gedaan hebben. Maar het was meteen: boem, jullie maken ons uit voor rotte vis en wij maken jullie terug uit voor rotte vis. Tja, welk gesprek moet ik dan voeren? U vraagt naar wat het CIDI vandaag doet. Ik ga niet over het CIDI. Ik begrijp wel dat als een verzoek ... Dit wordt tot aan de rechtbank doorgezet, hoewel diverse universiteiten hebben gezegd: jongens, laten we dit niet op deze manier doen; we zijn bereid om op een bepaalde manier inzicht te geven, maar laten we het nou niet op deze manier doen. Nee, ze willen toch alles weten. Ik heb hoogleraren gesproken die zeggen: dit betekent gewoon dat jullie van mij willen weten met welke Joodse mensen ik contact heb en ik doe daar niet aan mee. Ik begrijp dat, want ik roep ook de Joodse Raad in herinnering, en de lijsten die daar gemaakt werden. Nogmaals, ik begrijp sommige vragen. Dat zei ik zonet ook in antwoord op mevrouw Westerveld. In een open samenleving mag je dat soort vragen best stellen. Wat het CIDI doet, is dan een tegenreactie. Ik ga het CIDI niet recenseren, maar ik begrijp wel dat mensen vragen waarom er niet wordt gevraagd naar de samenwerking met Rusland of China. Dat is wat het CIDI nu ook doet. Dat zegt: dan moet je dat toch ook allemaal openbaar maken? Dat is het jammere van de manier waarop door The Rights Forum het debat eigenlijk ontweken is. Met wat toenadering en begrip voor wat ze veroorzaakt hebben, had dit misschien voorkomen kunnen worden. Maar goed, wie ben ik? Ga ik verder, voorzitter?
De voorzitter:
Dat was een goede vraag. Nee, u hebt nog een interruptie van collega Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer het even heel precies te verwoorden. We hebben deze vraag ook eerder gesteld, en de initiatiefnemers schreven ons in hun antwoorden wat ik de heer Ellian nu ook hoor zeggen. Ze schreven: «Het Wob-verzoek is overduidelijk gericht op het feitelijk openbaar maken van alle contacten die een medewerker van de universiteit heeft met Joodse organisaties of personen.» Maar als ik dan het Wob-verzoek erbij pak, wat ik heb gedaan, dan zie ik in de vraag letterlijk staan: «Dit Wob-verzoek heeft dus geen betrekking op informele, incidentele onderzoekssamenwerking tussen individuele academici in hun individuele academische capaciteit, tenzij deze contacten uiteindelijk hebben geleid tot institutionele samenwerking.» Het Wob-verzoek vraagt dus uitdrukkelijk niet om informele, incidentele onderzoekssamenwerkingen tussen individuen. Dat wordt niet gevraagd. Wat ik me wel zou kunnen voorstellen, is het volgende. Als een universiteit deze aanvraag krijgt en deze vraag uitzet, dan kan dat bij een aantal medewerkers van de universiteit leiden tot een gevoel van «welke contacten moet ik nou openbaar maken?» en «wat wordt er nou van mij gevraagd?» Misschien leidt dat inderdaad wel tot een gevoel van intimidatie. Maar dat is wat anders dan dat het verzoek in essentie en in oorsprong een antisemitisch karakter heeft. Volgens mij is dat het onderscheid dat we hier wel zouden moeten maken. Hopelijk is dat ook een onderscheid waarmee we mensen gerust kunnen stellen. Als een verzoek is gericht op institutionele banden en institutionele samenwerkingen tussen universiteiten, andere universiteiten, instituten en bedrijven, is dat echt wat anders dan het bekendmaken van een lijst met bijvoorbeeld namen van mensen of contacten. Ik hoop toch echt dat we dat onderscheid kunnen maken. Ik lees dat wel heel uitdrukkelijk terug in het oorspronkelijke verzoek.
De heer Ellian (VVD):
Kijk, ik heb het verzoek uiteraard ook voor me, en overigens ook het vervolg daarop, nadat de gerechtelijke procedure was gestart. Volgens mij wordt hier letterlijk om alle correspondentie gevraagd. Ik ben geen persoon die bij een universiteit of een overheidsinstantie een Woo-verzoek moet beoordelen, maar ik kan me voorstellen dat het bijna onmogelijk is om aan zo'n specifiek verzoek te voldoen. Je moet alle organisaties onderzoeken, je moet onderzoeken of er contact is met iemand die verbonden is met die organisaties en dat moet dan gemeld worden. Dat is bijna geen doen. Volgens mij zien de universiteiten het ook zo. Laten we niet vergeten dat de koepel van universiteiten in eerste instantie heeft gezegd: dit is geen doen voor ons en we vinden ook dat we dit niet op deze manier zouden moeten doen. Ik blijf mijn standpunt verdedigen dat dit niet de manier is om om informatie te vragen als je misschien terecht iets wilt weten over banden met een wapenbedrijf of over banden en overeenkomsten met andere universiteiten. Ik denk dat de intentie achter dit verzoek in eerste instantie anders was. Weet u, mevrouw Westerveld, waarom zou je vragen naar de contacten met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding? Die man is op aarde om discriminatie van de Joodse gemeenschap in Nederland tegen te gaan. Wat doen die contacten er dan toe? Waarom vraagt men naar het Simon Wiesenthal Center? Daar is toch geen enkele rechtvaardiging voor? Ik denk dat de kou uit de lucht zou zijn geweest als er na het indienen van het verzoek uitleg was gekomen, zo van: dit is verkeerd begrepen en we willen gewoon even op institutioneel niveau de samenwerking zien met deze specifieke bedrijven. Maar men moest en zou als een pietje-precies alle specifieke contacten hebben. De universiteiten hebben daarvan gezegd: dit is geen doen en het lijkt erop alsof je alle contacten met Joodse mensen in kaart wilt brengen. Ik kan me die houding goed voorstellen.
De voorzitter:
Ik wijs u er nogmaals op dat ik graag zou zien dat u via de voorzitter spreekt. Laatste interruptie voor mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Waar we nu naartoe gaan, is een stukje invulling. Dat is eigenlijk wel mijn punt. De heer Ellian zegt dat hij geen specialist is als het over Wob-verzoeken gaat. Dat ben ik ook niet trouwens. Maar laten we dan heel voorzichtig zijn met het kenmerken van bepaalde verzoeken als «antisemitisch». Dat is mijn punt. Laten we heel voorzichtig zijn met hoe we organisaties en de mensen die daar werken, neerzetten. Wat mij betreft hoeven we nu niet een specificering van deze tekst te geven. Misschien kan ik de indieners vragen of ze met The Rights Forum in gesprek willen gaan. Als het zo is dat ze in dat gesprek nader tot elkaar komen, zou deze passage bijvoorbeeld uit de nota gehaald kunnen worden. Ik kan me namelijk wel voorstellen dat dit soort typeringen van organisaties de discussie ook niet per se ten goede komen. We zitten hier allemaal om antisemitisme aan te pakken, dus laten we vooral het oog daarop houden.
De heer Ellian (VVD):
Gelet op de tijd: laten we verdergaan. Nee, ik schrap niks. Dat heb ik eerder met collega Segers ook gezegd. Het «karakter» is iets anders dan dat het feitelijk zo is. Het heeft dat karakter door het noemen van die organisaties. Ook mevrouw Westerveld geeft geen antwoord op de vraag waarom het CJO genoemd wordt. Dat is gewoon een samenwerking van vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap. Ik krijg van niemand een antwoord waarom het relevant is om te weten of universiteiten contact hebben met die organisaties. Dus nee, ik neem het niet terug. Een gesprek ... Dat zou ik moeten bekijken met collega Bikker. Maar laten we verdergaan met de nota, zou ik willen zeggen. Maar daar gaat u over, voorzitter.
De voorzitter:
Dat klopt en aangezien u niet via de voorzitter spreekt, weer niet, geef ik heel kort het woord aan collega Westerveld. Echt heel kort, alstublieft.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het punt is nou juist dat ik niet precies weet waarom bepaalde organisaties wel of niet zijn gevraagd. Maar dat doet er in dit geval ook niet toe. Dat is helemaal mijn punt niet. Mijn punt is dat als zowel de heer Ellian als ik als anderen ook geen specialisten zijn als het gaat om Wob-verzoeken, we dan wel moeten uitkijken met het alvast geven van een interpretatie en met daar best een zware kwalificatie en conclusie aan hangen. Daar moeten we voorzichtig mee zijn. Dáár pleit ik voor.
De voorzitter:
Ik hoorde in principe een herhaling. Ik stel voor dat u met dezelfde snelheid als in het begin weer doorgaat.
De heer Ellian (VVD):
Ja, ik ga door, voorzitter. De VVD had het over een aparte projectcode. De Minister heeft geschreven dat het nu een rubricering achteraf is. Voor zover ik weet, is de specifieke projectcode aan de voorkant er nog steeds niet. Het kan enorm helpen als je een projectcode discriminatie maakt, zodat zodra iemand bij het bureau komt, je meteen met die projectcode allerlei subcategorieën hebt en het meteen op de goede plekken komt. Ik heb screenshots gezien van hoe het dan zou werken qua techniek. Ik hoop dat de Minister het wil doen. Als ze het niet wil doen, hoop ik dat ze dat kan uitleggen, wat ze vast kan.
Even kijken. Volt. Dank voor uw vriendelijke woorden, uiteraard. Staan we open voor EU-fondsen? Maar natuurlijk. Als die er zijn, houden we ons aanbevolen.
«Antisemitisme is een fundamenteel onderdeel van de islamitische cultuur.» Het waren niet mijn woorden, maar die van iemand anders. Laat ik, gelet op de tijd, mevrouw Koekkoek één ding voorhouden van de site van de Europese Commissie; dat is toch wel toepasselijk, dacht ik. «74% of people in the Middle East/North Africa region harbour antisemitic attitudes.» Dat is niet iets wat ik heb bedacht. Het is dan een keuze hoe iemand het debat aangaat. Wij hebben volgens mij in de nota juist geprobeerd om het breed te maken. De nota is geen anti-islamnota of zo. We hebben het breed gedaan. Ik noem extreemrechts, de christelijke traditie, en ja, de realiteit dat het in de – laat ik het maar zo noemen – conservatievere radicaal-islamitische hoek wel aan de orde is. Maar gelet op de tijd stel ik voor dat ik verderga. Het zijn ook niet mijn woorden. Die zijn van een collega-Kamerlid.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van collega Koekkoek.
Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ik stelde de vraag niet zozeer om een recensie van andermans woorden te horen. Ik gaf natuurlijk het voorbeeld van het bekendmaken van Bekend maakt Bemind in Amsterdam. Ik stelde de volgende vraag aan de initiatiefnemers. Op het moment dat je ziet dat enerzijds bepaalde zaken gezegd worden en anderzijds bepaalde initiatieven bestaan, zien zij dan ruimte voor het stimuleren van dit soort initiatieven? Ik denk persoonlijk dat daar de weg voorwaarts zit. Ik was ook wel benieuwd, juist omdat de initiatiefnemers hier onderzoek naar hebben gedaan, wat zij daarvan vinden.
De heer Ellian (VVD):
Daar gaat collega Bikker zo meteen op antwoorden.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Ellian (VVD):
Ja, dan ben ik er bijna. Een eenzijdig beeld van de moslimgemeenschap. Wij waren een beetje abuis. We hebben net nog even gekeken, maar volgens mij schrijven we het heel objectief op. De nota is juist niet specifiek gericht geschreven. We wilden juist laten zien dat het uit alle hoeken komt en dat je voor al die hoeken aandacht moet hebben; ze zijn allemaal even eng. Volgens mij is dat ook het kabinetsbeleid. Dat er een andersoortige dreiging bijvoorbeeld uit de islamitische terroristische hoek kan zijn, is denk ik een gegeven dat we allemaal zien.
Volgens mij ben ik er dan, voorzitter. Sorry dat ik niet via u sprak, maar het is even wennen als je aan deze kant zit.
De voorzitter:
Geen probleem. Collega Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dit meireces las ik het boek Hier woonden van Soesja Citroen. Dat is een heel bijzonder boek. Het kenmerkt zich door het herhaaldelijke, sobere «hier woonden» gevolgd door namen, adressen, geboorteplaats en een sterfplek, meestal een concentratiekamp. Het gaat over de Joodse inwoners in Gouda, die werden weggevoerd en nooit meer terugkwamen. Gouda is de stad waar ik woon. Het lezen ervan snijdt door je ziel, want je wandelt door je eigen stad en ziet hoe het helemaal misging. Het zijn verhalen die je stil maken, vervullen met verdriet, met verbijstering. Sommige verhalen raken je extra diep omdat ze zo akelig dichtbij komen, verhalen van kinderen die naar school gingen met andere kinderen uit de buurt, tot het niet meer mocht, die gingen zwemmen in het zwembad, tot het niet meer mocht, omdat ze Joods waren. Voor Joden verboden. Eén van de namen in dat boek is de naam Andries Samuel van Wijnbergen. Hij was, net als wij hier, actief in de politiek. In 1940 al werd hij enkel vanwege zijn Joodse achtergrond van zijn raadslidmaatschap ontheven. In de nacht van 23 oktober 1944 werd Andries thuis, in Gouda, gearresteerd door leden van de Landwacht. Hij zou overgebracht worden naar Rotterdam, keurig volgens het strafrechtelijk proces dat toen gold. Maar onderweg werd hij gefusilleerd, in Moordrecht, het dorpje waar ik naar school ging. Ik heb nooit geweten dat minder dan 40 jaar daarvoor, zomaar in het dorpje waar ik zo fijn naar school ging en juist leerde over de Grondwet, over de vrijheden en over de verschrikkingen van de oorlog, deze verschrikking voorkwam. Een Nederlandse SD'er schoot hem in koelen bloede dood, zonder proces, zonder verantwoording ten tijde van de bezetting. Rechteloos, redeloos.
Voor mij als lid van de commissie voor Justitie en Veiligheid zal dit altijd een aanmoediging zijn – en dan zeg ik het nog heel mild – om samen te staan voor de rechtsstaat. Want als dit is gebeurd op de plekken waar wij groot geworden zijn, dan garandeert niets ons dat het niet weer zal gebeuren.
Laten we wel wezen: van de Joodse gemeenschap die in Nederland voor de oorlog voluit het Joodse leven kende, resteerde na de oorlog maar een kleine groep. Voor de oorlog leefden naar schatting 140.000 Joden in Nederland; nu zijn er dat nog zo'n 40.000 tot 50.000. Die kleine groep, klein in zowel absolute als historische zin, krijgt relatief gezien buitensporig vaak te maken met een eeuwenoude vorm van racisme: antisemitisme. Daarom hebben wij allemaal de dure plicht om de verhalen van onze Joodse landgenoten die in de oorlog omgekomen zijn, te blijven vertellen, zoals Soesja Citroen dat doet in haar boek. Het is van belang om ons collectieve geheugen te blijven voeden met beelden uit het verleden, want wie niet leert van het verleden, zal dezelfde valkuilen niet opmerken. De recente opmars van antisemitisme onderstreept dat belang.
Met een Joodse stadsgenoot wandelde ik recent door Gouda om van hem over de Joodse historie van de stad te horen. Ik kan het iedereen aanraden om dat in de eigen stad of het eigen dorp te doen. Hij vertelde over de razzia in april 1943, over het Joods bejaardentehuis aan de Oosthaven, waar niemand kon ontsnappen, en over de dappere directrice, mevrouw Teixeira de Mattos, die meeging omdat ze haar mensen niet in de steek liet. Ze was een van de weinige overlevenden. We liepen langs de stolpersteine, gedenkstenen die herinneren aan de Joodse gemeenschap van voor de oorlog. We memoreerden dat die week de laatste stolpersteine in mijn stad, Gouda, geplaatst waren. Aan het eind van onze wandeling merkte mijn stadsgenoot op: «Mirjam, zo ver weg is het niet. Je bent zo terug in een spiraal waarin mensen tot schuldige en zondebok worden gemaakt.»
Daar hebben we allemaal tegen te waken. Daarom herhaal ik dat de Joodse gemeenschap een van de kleinste gemeenschappen in Nederland is en daarmee ook kwetsbaar. En juist wat kwetsbaar is, verdient onze bescherming het allermeest. Want ja, Nederland is een land van minderheden, gebouwd op de overtuiging dat onze democratische rechtsstaat eenieder bescherming biedt en ruimte en vrijheid geeft voor verschil. Wie wereldwijd rondkijkt en ziet wat er op de muren, op de socials en op de onlinefora wordt geschreven, wie de krant leest, weet het: zo vanzelfsprekend is die vrijheid niet. Ook deze tijd laat zien dat er momenten zijn waarop het erop aankomt. Dat besef drijft mij, collega Ellian, mijn voorganger Gert-Jan Segers en de voorganger van de heer Ellian, mevrouw Yeşilgöz, om deze initiatiefnota aan te bieden aan het parlement. Want voor antisemitisme is geen plek in onze samenleving. Op ons politici rust de verantwoordelijkheid om, voor zover dat in onze macht ligt, alles op alles te zetten om antisemitisme te voorkomen en te bestrijden.
Voorzitter. Dat wilde ik zeggen voordat we de diepte in gaan. Er zijn veel goede vragen gesteld en, eerlijk gezegd, raakte het mij ook dat een heel aantal indieners zelf vertelden wat ze wilden voor dit land: een plek waar geen Jodenhaat is, waar geen antisemitisme is.
Voorzitter. Ik zal met gezwinde spoed door de vragen heen gaan, maar ook proberen om de collega's recht te doen, want als je een goede vraagt stelt, verdien je ook een heel goed antwoord. Dat zult u begrijpen.
Ik begin natuurlijk bij het belang van onderwijs. Eigenlijk stond ik er in mijn inleiding al bij stil: het is belangrijk dat kinderen de verhalen horen achter de stolpersteine in hun stad, verhalen over wat er gebeurd is. Het is belangrijk dat zij horen dat het niet vanzelfsprekend is dat je in vrijheid leeft, maar ook dat je hebt op te staan op momenten, zoals nu, dat kinderen gepest worden om wie ze zijn.
Voorzitter. Juist daarom is het zo van belang dat het Nationaal Plan Holocausteducatie heel snel naar de Kamer komt. Verschillende Kamerleden vroegen daarnaar. Ik heb van het kabinet begrepen dat dat in mei zal komen. Nu duurt de maand mei nog maar kort, dus wij kijken met spanning uit naar wat de postkamer van het Ministerie van OCW deze kant op stuurt. Het zal u helder zijn dat deze initiatiefnemers daar net als de Kamerleden van harte om vragen bij het kabinet.
Voorzitter. Een tweede punt is natuurlijk: hoe zorg je ervoor dat docenten voluit spreken over antisemitisme, ook in de klas? Ik geloof dat collega Boon en collega Becker daarnaar vroegen. Hoe breng je kinderen in contact met een ervaringsverhaal en hoe verhoudt zich dat tot het curriculum? Kan het zo zijn dat scholen het vanwege het curriculum niet behandelen? Van dat laatste kan geen sprake zijn. Dat wil ik hier met nadruk onderstrepen. Dat hebben we ook nog gedubbelcheckt bij het Ministerie van OCW. Zij geven aan dat er op de lerarenopleidingen aandacht is voor antisemitisme en de Tweede Wereldoorlog en dat zij het gesprek voeren met de lerarenopleidingen om het onderwerp antisemitisme goed in het curriculum te verwerken. Zij geven ook aan dat in de herijking die gaande is opnieuw gekeken wordt hoe we in de kennisbasis – dat zijn de dingen waarop de lerarenopleidingen gebaseerd zijn – het antisemitismeonderwijs beter op orde kunnen krijgen, zowel het tegengaan van antisemitisme als de kennis erover. Het valt me op dat we meer en meer zien dat er heel veel heel goede lespakketten zijn. Ik geloof dat collega Ellian zo'n voorbeeld bij zich heeft. Ik kan de Kamerleden echt aanraden om dat na afloop nog even in te kijken. In dat voorbeeld vertellen achttien overlevenden hun verhaal. Het maakt diepe indruk als je zoiets leest, net als een bezoek aan Kamp Westerbork, de tien grote oorlogsmusea of het onlangs geopende Nationaal Holocaustmuseum. Dat zijn allemaal aanleidingen om dat onderwijs te brengen, vinden wij. Wij hopen dat heel veel scholen daar voortvarend mee aan de slag gaan. Laat helder zijn dat de landelijke richtlijnen daarvoor alleen maar aanmoedigend zijn, en niet belemmerend.
Voorzitter. Een vervolgvraag ging over het weekendonderwijs. Ik geloof dat collega Boon daarnaar vroeg.
De voorzitter:
Een interruptie van collega Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, want ik wou toch nog heel even doorgaan op het belang van ervaringsverhalen. Ik herken dat er in de kerndoelen en curricula staat dat er aandacht moet worden besteed aan de Holocaust en aan antisemitisme, maar ik las in de initiatiefnota dat de indieners zeggen dat het eigenlijk pas echt binnenkomt als je een keer een ervaringsverhaal hoort. Ik deel dat. Ik heb dat zelf ervaren door het dagboek van Anne Frank te lezen, maar ook doordat een nabestaande een keer bij mij in de klas is geweest. Ik denk dat voor ons allemaal geldt dat je er in abstracte termen over kan spreken, maar dat het pas binnenkomt als je weet wat het voor mensen betekend heeft. Hetzelfde geldt voor een serie als De Joodse Raad, waarover verteld werd. Ik begreep dat we nou weer net niet aan scholen kunnen voorschrijven dat zo'n ervaringsverhaal een plek moet krijgen in het onderwijs of in de lerarenopleiding, omdat dat over het «hoe» en niet over het «wat» gaat, waardoor het dus raakt aan de onderwijsvrijheid. Mijn vraag was hoe de indieners daarnaar kijken. Nu hoor ik mevrouw Bikker zeggen dat zij geen belemmeringen ziet. Of ligt het toch net iets genuanceerder?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Als mevrouw Becker het zo precies vraagt, dan moet ik ook met de nuance komen, want vanzelfsprekend vind ik het belangrijk dat kinderen voluit les krijgen over antisemitisme, de geschiedenis in Nederland en de Holocaust. Ik deel dat met haar. Zij noemde het dagboek van Anne Frank als voorbeeld. Ik heb dat ook bij onze eigen dochter gezien. Bij onze zoon sprak iets anders enorm aan: het Verscholen Dorp in Vierhouten. Voor ieder kind zal verschillen welke dingen aanspreken. Onze oudste heeft wel meegemaakt dat er een overlevende in de klas kwam vertellen, maar dat zal steeds ingewikkelder worden omdat de oorlog steeds langer terug was. Er zullen dus ook nieuwe vormen gevonden moeten worden.
Mevrouw Becker vraagt: bent u het met mij eens dat ieder kind echt indringend kennis moet nemen van wat er gebeurd is, ook met een voorbeeldverhaal, en dat dit bij de geschiedenislessen hoort? Ja, ik ben het daarmee eens. Als zij dan vraagt of ik vind dat de overheid aan scholen moet opleggen hoe dat specifiek moet, word ik iets terughoudender. Wij vinden elkaar dus op het doel. Eens. Over het middel zeg ik alleen wel: geef schoolbesturen de ruimte om dat te doen op een manier die past bij de populatie die zij in hun klas hebben. De ene groep kinderen kan heel goed luisteren naar het verhaal van een oorlogsslachtoffer, maar voor een ander is die spanningsboog te lang. Ik wil er juist – ik denk dat we elkaar daarin kunnen vinden – voor zorgen dat schoolkinderen er wel kennis van nemen en dat het hen ook raakt. Dat gesprek moet met docenten gevoerd worden.
Ik denk dat wij er gezamenlijk zorgen over hebben – dan kom ik weer terug bij de beantwoording, voorzitter – wanneer docenten en scholen het hele thema mijden omdat ze er in hun klas reacties op krijgen die ze ingewikkeld vinden. Dan zijn we ver van huis. Ik vind dat ook het moment dat schoolbesturen moeten opstaan, dat ze de ouders moeten aanspreken en ook dat ze het gesprek moeten aangaan over hoe ze ervoor gaan zorgen dat ze dit onderwijs wel kunnen geven. Ik vind dat het Ministerie van Onderwijs daarin ondersteunend kan zijn en dat schoolbesturen daarin een verantwoordelijkheid hebben. Maar dat is dus iets anders dan heel gericht en precies voorschrijven wanneer iets gegeven moet worden. Ik heb begrepen dat de onderwijsinspectie daar in de jaren tachtig meer op toezag en dat meer per uur bekeek. Inmiddels doen we dat meer doelgericht. Maar goed, ik ben geen onderwijswoordvoerder, dus alle verdere moeilijke vragen hierover ga ik doorspelen naar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De voorzitter:
Een laatste interruptie van collega Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Omdat het zo'n belangrijk punt is om nieuwe generaties mee te geven hoe belangrijk het is dat dat nooit meer kan gebeuren, wil ik er toch nog even op doorgaan. Ik deel met mevrouw Bikker dat we niet in detail het «hoe» aan scholen moeten voorschrijven. In gesprekken met scholen en docenten, in bepaalde wijken en op bepaalde scholen zie ik wel dat het onderwerp Holocaust überhaupt gemeden wordt, laat staan dat er ruimte wordt geboden in de klas voor een ervaringsverhaal. Is mevrouw Bikker het met mij eens dat we aan de Minister zouden kunnen vragen hoe de inspectie extra toezicht kan houden of in beeld kan brengen of de huidige kerndoelen en het huidige curriculum voldoende zijn om ervoor te zorgen dat een school en een docent er niet aan ontkomen om voldoende aandacht aan antisemitisme en de Holocaust te besteden? Als dat niet het geval is, welke verduidelijking of welke aanscherping zou er dan nodig zijn om dat wel te bewerkstelligen?
De voorzitter:
Ik begrijp de gevoeligheid. Het schuurt natuurlijk met de vrijheid van onderwijs. Ik snap dat we hier heel inhoudelijk op in willen gaan, maar omwille van de tijd wil ik ook vragen om korte antwoorden. Anders kunnen we zo meteen misschien geen moties indienen en dat zou zonde zijn.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, een kort antwoord vraagt even nadenktijd. Kort en goed. Volgens mij zijn er goede voorbeelden waar het wel lukt. Ik denk bijvoorbeeld aan een programma in Utrecht, waar ik zie dat juist in de wijken Overvecht en Tuinwijk dat gesprek gevoerd wordt. Laten we dus allereerst kijken wat wel werkt en laten we scholen daarmee in aanraking brengen. Natuurlijk is het aan de Minister van Onderwijs om te kijken of de curriculumdoelen worden bereikt en als dat niet zo is om te kijken op welke manieren dat beter kan. Ik denk dat ik zo overall het meest vredestichtende antwoord heb gegeven, wat ook nog recht doet aan de inhoud.
Voorzitter. Dan komen we bij het informeel onderwijs. Daar vroeg collega Boon naar. Hij vroeg: wat als daar antisemitisme wordt geleerd? Het is voor mij heel simpel: als er iets strafbaars wordt geleerd, dan heeft de strafrechtketen zijn werk te doen. Ik vind dat je vooral via die route moet kijken en dat je niet alle vormen van informeel onderwijs, van de scouting tot de weekendschool, onder één paraplu moet schuiven, wat ik ook weleens zie gebeuren. Namens de initiatiefnemers hier zeggen wij heel duidelijk dat als er sprake is van antisemitisme, dat opvolging moet krijgen, want dat mag niet geleerd worden aan onze kinderen.
Ik ben klaar met de vragen rondom onderwijs, voorzitter. Ik zou willen vervolgen met Binnenlandse Zaken en Digitale Zaken, tenzij iemand zegt dat ik een vraag ben vergeten. Dat is niet het geval. O, toch wel.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van collega Boon.
De heer Boon (PVV):
Dank u wel voor de eerdere antwoorden. In de eerste initiatiefnota wordt een onderzoek uit 2015 genoemd. Daar staan gegevens in. Ik vroeg: is het onderzoek waar de eerste initiatiefnota naar verwijst uitgevoerd en zijn de cijfers nog actueel?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Daar kom ik aan het einde nog even op terug, want dan zet ik de twee nota's bij elkaar. Dank u wel.
Dan vervolg ik met Binnenlandse Zaken en Digitale Zaken. Ik kom allereerst bij collega Westerveld. Zij wees ook naar de NCDR. Dat is de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Zij vroeg hoe de indieners dat zien, omdat wij de NCAB als essentieel beschrijven. Zij heeft gelijk. Wij vinden de NCDR ook essentieel, maar ik denk dat ik in mijn inleiding wel heb aangegeven waarom wij hebben gezegd dat wij ons specifiek sterk maken tegen antisemitisme. Dat is niet bedoeld om iets anders minder te maken, maar juist om te zeggen dat dit nu extra sterkte nodig heeft.
De tweede vraag was van collega Becker. Zij vroeg of de aanpak van online antisemitisme er al is en of er al gesprekken zijn met socialmediaplatforms. Laat helder zijn dat het volgens mij veel te lang duurt voor zaken offline gaan. Als ik zie wat ik als eenvoudig parlementariër af en toe al voor mijn kiezen krijg en hoelang het duurt voordat dat offline gaat, dan kunnen we dat voor heel veel andere accounts ook zeggen. Daarvoor is dus meer nodig. Ik weet dat de Digital Services Act daarin echt goede en vergaande bevoegdheden geeft, maar dat dat ook om implementatie hier vraagt. Wat mij betreft is het aan het kabinet om die vragen te beantwoorden, maar er moet wel stevig vaart worden gemaakt en het is ook belangrijk dat dat structureel wordt gedaan.
Voorzitter. Dan ga ik door op het thema antidiscriminatievoorzieningen. Daar vroeg collega Bamenga van D66 naar. Hij had trouwens ook een mooie inleiding. Dank u wel daarvoor. Hij vroeg hoe ik dat zie. Laat helder zijn dat de antidiscriminatievoorzieningen inderdaad waardevol zijn – dat zeggen wij als initiatiefnemers ook in onze nota – maar helaas nog onvoldoende resultaat opleveren, dus dat dat meer vraagt. Ik weet dat het kabinet voornemens is om dat te versterken. Vanuit deze rol is het lastig, maar ik denk dat het een verstandig plan is van het kabinet om dat te doen, inclusief een gesprek met de VNG. Maar dat is vervolgens natuurlijk aan het kabinet. Wat betreft de grootte en de onlineplatforms heb ik net al antwoord gegeven richting mevrouw Becker, maar dat was tevens richting de heer Bamenga.
Tot slot op het punt Binnenlandse Zaken de vraag van mevrouw Koekkoek van Volt. Zij vroeg heel terecht hoe ik kijk naar initiatieven waarbij mensen elkaar ontmoeten en met elkaar aan de slag gaan. Zij noemde concreet dat initiatief in Amsterdam. Ook de heer El Abassi verwees naar initiatieven waarbij mensen samen optrekken. Laat heel helder zijn: daar waar landgenoten, waar dan ook vandaan, elkaar in de ogen kijken en vrede zoeken, gebeurt er iets moois in ons land. Dat zeggen ook deze initiatiefnemers hier. Ik zou alle raadsleden waar dan ook aanmoedigen om die vrede te bevorderen, maar daarbij ook op te staan voor de moeilijkheden die de kleinste gemeenschap, soms bijna onzichtbaar, in je stad heeft. Daarom heb ik alleen maar waardering voor goede initiatieven op dat front.
Voorzitter, ik ga als de brandweer. Dat komt echt door u, dus dat compliment wil ik u geven. Volgens mij heb ik alle vragen over Binnenlandse Zaken beantwoord. Mijn collega Ellian heeft al het nodige gezegd over de «fostering Jewish life»-kant van de uitbreiding van het mandaat van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, namelijk dat wij dat echt zien in de Europese lijn, wat in andere landen wel gebeurt en hier nog niet. Daarom bepleiten wij die uitbreiding.
Dan kom ik toe aan de overige vragen. De belangrijkste vraag is natuurlijk die van collega Boon. Hij onderstreept terecht de urgentie. Er liggen nu al een aantal notities, wat is daar nou mee gebeurd? Ik kan hem zeggen dat een aantal dingen echt gevolgen hebben gehad. We hebben de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding gekregen. Toen collega's Segers en Yeşilgöz begonnen met deze nota leek antisemitisme iets wat nog kleinschalig voorkwam en vooral bij voetbalwedstrijden. Zij zeiden toen al terecht: het sluimert en het kan zomaar meer worden. Daarin hebben ze helaas gelijk gekregen. Er is een heel aantal aanbevelingen gedaan dat ook breder gaat. Ik noem bijvoorbeeld het vragen van de Minister van Onderwijs of Sociale Zaken om dingen in kaart te brengen. Dat is niet een opdracht in de trant van «vinkje erachter»; dat is een opdracht van telkens doorgaan. Ik hoop dus dat het kabinet met een bredere agenda gaat komen in het kader van de aanpak van antisemitisme, ook samen met de NCAB. Ik hoop ook dat dit verder opgepakt wordt naar aanleiding van wat ik hoor dat er is afgesproken in de Catshuisoverleggen. Maar ik zie ook wel aanmoediging in het volgende, zoals ook de initiatiefnemers in deze nota hebben gezegd. Wij zeggen dat het tweede doel van onze nota is dat het ook van belang is dat het parlement geregeld de stand van zaken bespreekt. Ik dank hem dus voor die aanmoediging.
Ik ga het niet maatregel per maatregel doorlopen, want collega Boswijk kijkt me dan net te intimiderend aan. We kunnen er op een later moment wel opnieuw naar kijken. Ik kijk nog even snel of ik iets anders heb laten liggen, want dat zou ik heel vervelend vinden. Volgens mij niet. Ik wil eigenlijk vooral de collega's bedanken. Zij hebben door ieder inleidend woord en hun aanwezigheid hier laten zien dat zij van harte met ons opstaan in de strijd tegen antisemitisme en dat het hoog tijd is dat we die waar het ook maar kan verder concreet vormgeven. Wij moeten allen die zich daarvoor inzetten aanmoedigen. Ik wil allen die zich daarvoor elke dag inzetten dan ook van harte danken. Zij hebben onze steun van harte.
De heer Bamenga (D66):
Ik zal het heel kort houden. Dank voor de beantwoording van beide initiatiefnemers. Ik heb natuurlijk ook een vraag gesteld over het financiële deel, waarvan ik dacht dat het nog niet helemaal gedekt was, namelijk wat de ideeën daarover waren. Ik heb net van collega Ellian begrepen dat er geen aanvullend geld nodig is en dat het moet kunnen binnen de kaders. Tegelijkertijd zie ik wel een extra bevoegdheid. Ik sta daar zeker helemaal voor. Maar ik denk dan toch: het moet uiteindelijk ergens vallen; je moet uiteindelijk iets anders wellicht níét gaan doen. Ik begrijp dus nog niet helemaal hoe dat niet ten koste gaat van iets anders. Misschien dat jullie dat, via de voorzitter, nog nader kunnen toelichten. Hoe gaat dat niet ten koste van iets anders?
De heer Ellian (VVD):
Ik durf niet anders dan niet via de voorzitter te spreken! Ik snap de vraag. Er is een amendement aangenomen, waar onze beide partijen onder staan, met geld voor dit kalenderjaar, voor 2024. Dat geld is zover ik weet overigens nog steeds niet ter beschikking gesteld van de Nationaal Coördinator. Je hebt dan ook nog de motie-Van Dijk die vraagt het werkplan structureel te financieren. In dat werkplan wordt op een aantal plekken denk ik wel «koesteren van Joods leven» genoemd. Alleen, die coördinator heeft daar het mandaat eigenlijk niet voor, dus wat die doet, beschouwen we maar als ... Hij gaat voortvarend te werk. Als het kabinet zegt «wij gaan dat werkplan structureel financieren», dan ben je er volgens mij. Volgens mij valt of staat het daarmee. De vraag of het kabinet dat gaat doen of niet kan ik niet beantwoorden, dus ik wacht natuurlijk in spanning af.
De voorzitter:
Ik kijk even. U heeft geen interrupties meer. Nee, we hebben allemaal twee interrupties, dus daar houd ik me strak aan. Jullie zijn klaar?
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, ik heb dan even een punt van orde. Volgens mij zijn er collega's die twee vragen aan de heer Ellian en ook twee vragen aan mevrouw Bikker hebben gesteld.
De voorzitter:
Nee hoor, dat is niet zo.
De heer El Abassi (DENK):
Oké, dan heb ik het verkeerd. Maar ik heb wel het antwoord op een vraag gemist. Ik weet niet of dat iets voor een andere termijn is?
De voorzitter:
Als u het lukt, kan u dat dan zo meteen in de tweede termijn proberen?
Dan wil ik nu het woord geven aan de Minister, als adviseur van de Kamer.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal mijn inleiding heel kort houden, zodat ik meteen naar de vragen kan. Om te beginnen spreek ik natuurlijk heel veel dank uit aan de initiatiefnemers voor al het werk dat zij hebben gedaan, zodat wij hier wederom over dit belangrijke onderwerp kunnen beginnen. Er is al naar verwezen dat ik hier een tijd geleden in een andere rol met de heer Gert-Jan Segers aan was begonnen. Indertijd hebben we echt gezocht, maar je kon het woordje «antisemitisme» nauwelijks terugvinden in de overheidsstukken. Als je in brede zin discriminatie aanpakt, is dat natuurlijk een ongelofelijk legitiem en goed standpunt, maar als je het zo algemeen doet, dan pak je eigenlijk niks aan. Dat was destijds mijn stelling en ik sta daar nog steeds achter. Ik ben dankbaar dat ik er nu vanuit deze rol een bijdrage aan mag leveren. Ik zou daar nog veel meer over willen zeggen, maar we gaan naar de mapjes, en als je mapjes maakt, leg je ze eerst op volgorde, zeg ik tegen de initiatiefnemers. Dus we beginnen met algemeen en dan aangifte/politie, beveiliging, onderwijs, het wettelijk kader en ten slotte de Nationaal Coördinator.
De voorzitter:
Hoeveel tijd verwacht u nodig te hebben?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Als ik nul interrupties krijg, jas ik het er zo doorheen.
De voorzitter:
Oké, want we hebben officieel nog tien minuten en ik verwacht dat er misschien nog een motie wordt ingediend.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik ga mijn best doen, maar dan is het ook aan u om op een gegeven moment te onderbreken.
Mevrouw Westerveld zei: veel referenties die we zien zijn meldingen, maar is er ook breed wetenschappelijk onderzoek gedaan en hebben we de data hieronder? Ik ben het helemaal met haar eens dat het inderdaad beangstigend is dat mensen worden aangevallen om wie zij zijn. Zo begon mevrouw Westerveld ook. Ik meen dat wij het zeker wel voldoende in beeld hebben. Ik noem het jaarlijks publiceren. Onlangs kwamen in inbrengen ook de gegevens van lokale antidiscriminatievoorzieningen langs. De politie en het Openbaar Ministerie doen het ook. Daar wordt met elkaar over gesproken. Dan gaat het over de discriminatiecijfers, waaronder specifiek antisemitisme. Die rapporten bevatten dan ook de kwalitatieve beschrijvingen. Ze plaatsen de cijfers dus in een bepaalde context. Omdat dit al een tijd wordt gedaan, kunnen we daar trends in zien. Daarnaast wordt heel veel onderzoek gedaan naar oorzaken van antisemitisme en discriminatie en naar de wijze waarop dit effectief kan worden aangepakt. Ik kom straks terug op wat we kunnen leren van landen om ons heen. Vanuit wetenschappelijk onderzoek kijken wij er ook naar. De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding is voornemens om jaarlijks onderzoek naar online antisemitisme in de Nederlandse taal te laten uitvoeren. Dat voegt weer extra data toe. Ik denk dat we op deze manier onze aanpak steeds steviger en gerichter maken. Het beleid van dit kabinet – en ik ga ervan uit van elk kabinet – is om ervoor te zorgen dat beleidsvorming altijd wordt onderbouwd met goede gegevens.
D66 vroeg of ik met gemeenten in gesprek wil om ervoor te zorgen dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk worden voor een landelijk dekkend netwerk van antidiscriminatievoorzieningen. Mijn collega van Binnenlandse Zaken is op dit moment druk bezig met een stelselherziening. Ik geef deze vraag graag langs deze weg door aan mijn collega, als het mag.
D66 vroeg ook naar de uitvoering van de Digital Services Act. De vraag was wat de ervaringen en lessen op dit moment zijn. Op 17 februari is de Digital Services Act in werking getreden. Deze verplicht de socialemediaplatformen om te acteren op gemelde illegale discriminatoire content. De uitvoering van de DSA moet nog in de Kamer worden behandeld. Om die reden is het nog te vroeg om hele concrete uitspraken te doen over het effect, maar ik sta absoluut in nauw contact met alle betrokken nationale en internationale stakeholders om zo effectief mogelijk de resultaten te kunnen monitoren. Zodra we die hebben, komen deze natuurlijk naar uw Kamer.
DENK vroeg of ik punten in de nota zie die wel of niet kunnen worden toegepast op de moslimgemeenschap. Als het gaat om de bestrijding van discriminatie, bestaat er natuurlijk zowel generiek beleid als specifieke maatregelen voor specifieke doelgroepen. Ik denk dat dit heel relevant is. Bepaalde punten uit de initiatiefnota gelden ook voor moslimdiscriminatie. Neem het voorbeeld dat de politie ook moslimdiscriminatie apart registreert. Vanuit het kabinet wordt specifiek ingezet op de aanpak van moslimdiscriminatie. Op dit moment vindt er in opdracht van het Ministerie van SZW een nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie plaats.
Dan de laatste vraag in dit mapje, ook van DENK. Wat kan de Minister doen om de dialoog tussen de Joodse en islamitische gemeenschap te bevorderen? We zien dat het enorm gewelddadige, oplopende conflict in Israël en de Palestijnse gebieden na 7 oktober, naar aanleiding van de brute aanval van Hamas, ook wordt terugvertaald naar onze straten en dat de spanningen toenemen. Dat is zeer zorgelijk en zeer onwenselijk. Diverse leden van het kabinet hebben op verschillende momenten gesprekken gevoerd met organisaties, vanuit verschillende achtergronden, zowel Joodse als islamitische organisaties. De Minister van Sociale Zaken is «in the lead» als het gaat om dat contact. Zij is eind 2023 een project gestart voor interreligieuze dialoogsessies tussen jongeren. Daar is zij dus ook druk mee bezig.
Dan ben ik nu bij het mapje aangifte en politie. Wat doet de Minister om de aangiftebereidheid te verhogen, was de vraag van veel leden. Het is ongelofelijk belangrijk dat de aangiftebereidheid verhoogd wordt en dat mensen zich veilig voelen maar ook weten dat als ze een melding of aangifte doen bij de politie, die ook serieus wordt opgepakt. De politie zet ook actief in op het verhogen van de aangiftebereidheid. Dat doet de politie onder andere op de manier die in de beantwoording al is langsgekomen, maar de politie investeert bijvoorbeeld ook in de bejegening van de melders of de mensen die aangifte willen doen. Er is een Expertisecentrum Aanpak Discriminatie. Er wordt binnen de eenheden aandacht besteed aan het landelijk op dezelfde manier benaderen en begeleiden van slachtoffers van discriminatie en racisme, waaronder antisemitisme. We hebben het Joodse Politie Netwerk, dat ook ongelofelijk goed werk doet. Die zorgen er ook voor dat zij hun kennis en expertise delen. Er valt veel meer over te zeggen, maar misschien is het goed om nog even toe te voegen dat zowel politie als justitie naar aanleiding van voorgaande debatten rondetafelgesprekken hebben aangeboden waarin ze met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap in gesprek gaan, omdat zij zich ook heel erg aangesproken voelen door het feit dat men zich daar afvraagt of het wel loont om aangifte te doen. Er wordt dus heel veel gedaan, maar dan nog wil je dat iedereen in de gemeenschap zich ook vertrouwd genoeg voelt om aangifte te kunnen doen. Het is dus en-en-en.
Dan heb ik hier vragen van de SGP en VVD. De vraag was of de Minister kan toezeggen dat aangiftes van antisemitisme niet zomaar op een hoop worden gegooid met andere vormen van discriminatie. Dat ligt in het verlengde van wat ik net zei. Het Expertisecentrum Aanpak Discriminatie-Politie speelt een essentiële rol bij deze aanpak en ook bij het expliciet uit elkaar trekken van wat hier gaande is en hoe het geregistreerd moet worden. Antisemitisme wordt apart geregistreerd als discriminatiegrond. Het Joods Politie Netwerk helpt er ook enorm bij om te zorgen dat dat goed gaat.
Van de heer Van Dijk van de SGP kwam nog de vraag in hoeverre er aandacht wordt geschonken aan de IHRA-definitie in de politieopleiding. Gedragingen die overeenkomen met bepaalde voorbeelden van de niet-limitatieve lijst van de IHRA kunnen voor de politie behulpzaam zijn om alert te zijn op feiten en omstandigheden die een indicatie zouden kunnen vormen voor discriminerende uitingen of delicten met een discriminatieaspect. De definitie biedt kort gezegd in concrete casuïstiek een helpende hand. U weet dat we de definitie in Nederland omarmd hebben. We hebben daar een Hollandse oplossing voor verzonnen. We hebben die niet geïmplementeerd, maar wel omarmd, dus we gebruiken die definitie niet altijd, maar wel als het nodig is; typisch Hollands. Maar ik denk dat dat heel erg goed werkt en dat die als een hulpmiddel ingezet kan worden.
Van de heer El Abassi kwam de vraag: kan de Minister bevestigen dat antizionisme niet mag worden verward met Jodenhaat? Absoluut. Antisemitisme valt ondubbelzinnig onder het discriminatieverbod en is per definitie strafbaar. Het moet absoluut onderscheiden worden van legitieme – of niet-legitieme – dat maakt niet uit – kritiek op een regime, regering, democratisch gekozen kabinet; dat maakt niet uit. Elke overheid moet dat kunnen ontvangen. Dat doen we hier in Nederland ook. Iedereen moet dat kunnen hebben. Kritiek op de Israëlische regering is dus altijd toegestaan. Kritiek op het beleid van de Israëlische regering valt daarmee onder de vrijheid van meningsuiting. Waar antizionisme overgaat in antisemitisme moet dan vervolgens uit de concrete casuïstiek blijken. Het werkt beide kanten op. Het is niet zo dat je antisemitische uitingen kunt doen en dan kunt zeggen: ja, maar dat was kritiek op de regering van Israël. En andersom kan je van kritiek op Israël ook niet zeggen: ja, maar dat is Jodenhaat. Het loopt in dit land heel vaak door elkaar. Dat gebeurt beide kanten op. Daar moeten we erg alert op zijn. Ik denk dat de IHRA-definitie daar ook echt bij kan helpen.
Dan ben ik bij beveiliging. Er was een vraag vanuit de SGP over het ongestoord doorgang vinden van de Joodse eredienst. De veiligheid van de synagoge moet gewaarborgd blijven. Met name kleine gemeenten kunnen de kosten voor beveiliging niet langer zelf ophoesten. Dat zei de heer Van Dijk. De heer Ellian ging daar ook al op in. In Nederland hebben we het zo geregeld – nu hebben we het trouwens over de Joodse gemeenschap, maar dat geldt voor elke gemeenschap en bij elke aanleiding die er kan zijn – dat de eerstverantwoordelijke voor de eigen veiligheid de organisatie of de persoon zelf is. Dan kan je stapsgewijs bij het Rijk uitkomen. Als het gaat over synagogen en andere Joodse objecten – dat klinkt heel erg ambtelijk, maar dan heb je het over scholen en noem maar op – dan is de eerstvolgende stap inderdaad de gemeente. Daar zijn ook eigenlijk in alle gemeenten goede gesprekken over. De heer Ellian gaf al aan dat het dan kan gaan over objectiveerbare data. Dat is informatie die wij niet altijd kennen of hier, in de openbaarheid, kunnen delen. Ik kan het hier niet altijd delen. Maar dat zijn dan data vanuit de politie en de veiligheidsdiensten. Als zij adviseren om daar echt op te handelen, dan zal er gehandeld worden. Dan kan je nóóit horen: er was geen capaciteit of er was geen geld, dus we kunnen een plek niet beveiligen. Dat bestaat niet. Dan neem je andere maatregelen. Je zorgt ervoor dat er beveiliging is. Maar het kan ook gaan om subjectieve onveiligheidsgevoelens. Dat zagen we, erg begrijpelijk, bijvoorbeeld direct na 7 oktober. We zagen dat ook op andere plekken. Dat is lastiger. Daar reageer je dan niet per definitie op met beveiliging. Dat doe je alleen als het objectiveerbaar is. Maar je kan wel in gesprek gaan en de NCTV kan, in overleg met de gemeente, met adviezen komen. Dat gebeurt altijd en dat moeten we volgens mij ook blijven doen. Helaas heeft Nederland een tamelijk unieke positie, omdat we al tien jaar beveiliging moeten bieden aan Joodse gebouwen, objecten, synagogen en scholen. Ik ben bang dat dat voorlopig misschien nog wel zo blijft.
Dan kom ik op onderwijs. Er was een vraag van de SGP over het publiceren van de namen van Israëlische of Joodse wetenschappers en het doorsnijden van de banden. De vraag was wat we daarmee gaan doen en of we alles op alles zetten om niet aan deze eisen tegemoet te komen. Ik vind persoonlijk – ik zit hier niet persoonlijk, maar ik gooi dit er toch maar even in – dat je je nooit moet laten intimideren. Je moet nooit buigen voor intimidatie. Als een groep gemaskerde personen bij een universiteitsbestuur aankomt en eisen neerlegt om bepaalde dingen openbaar te maken, zou ik zelf de neiging hebben om vooral niet op die manier daarmee in gesprek te gaan en daarnaar te handelen. Uiteindelijk ga ik niet over de manier waarop instellingen en universiteiten dat inrichten en wat ze daarmee doen. Ik zou er wel voor willen waken dat we in dit land op die manier ineens gaan toestaan dat er op een bepaalde wijze wordt gehandeld op basis van dit soort eisen. De academische vrijheid zorgt ervoor dat universiteiten dit zelf kunnen bepalen. Maar als ze mij om advies hadden gevraagd, dan had ik misschien wel iets in die richting geadviseerd.
Dan kom ik op de vraag van de ChristenUnie. Die ging over duidelijkheid over de financiering van maatschappelijke organisaties in het kader van antisemitismebestrijding via het onderwijs. We zijn druk bezig met het realiseren van extra maatregelen. Dat doet mijn collega. Voorbeelden daarvan zijn de recent gepubliceerde Handreiking omgaan met antisemitische incidenten en het definitief maken van het Nationaal Plan Holocausteducatie. Ik weet dat de collega's van OCW ernaar streven om voor het zomerreces duidelijkheid te geven over eventuele financiering en verdere inhoudelijke plannen. Dan was er ook nog een vraag vanuit de ChristenUnie over het Nationaal Plan. Daarvoor geldt hetzelfde: dat verwacht ik voor het zomerreces. Dat is al bijna.
Dan kom ik op de vraag van de heer Boon. Hij vraagt mij om een aanpak te realiseren tegen antisemitisme in het onderwijs. Zoals gezegd, is men sinds de opleving van het conflict erg druk bezig met het realiseren van extra maatregelen en extra plannen. Dat gebeurt ook vanuit het onderwijs. Voor de zomer wordt duidelijk hoe dat er concreet en specifiek uit kan zien.
Dan had de heer Boon ook een vraag over het informeel onderwijs. Hoe zit dat nou? Aan uw Kamer is toegezegd dat er op Prinsjesdag een wet gericht op toezicht in het informeel onderwijs in internetconsultatie zal gaan. Dat gebeurt vanuit Minister Paul. Middels deze wet zal kunnen worden ingegrepen als er binnen het informeel onderwijs aangezet wordt tot antisemitisme. Ik denk dat het in Nederland echt tijd wordt dat we ook op die manier kunnen handelen.
Dan kom ik op de vraag van mevrouw Becker. Zij vroeg of ervaringsverhalen in strijd zijn met de onderwijsvrijheid. Scholen besteden verplicht aandacht aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust. Ervaringsverhalen en deskundigen spelen daarbij een cruciale rol. Het gebruik daarvan is niet in strijd met artikel 23. Het is wel zo dat het initiatief altijd bij scholen ligt. Wij bemoeien ons vanuit de politiek niet met hoe zij dat inhoudelijk doen. Het moet passend zijn bij de context en het kennisniveau van een school, maar wij stimuleren absoluut de benutting van ervaringsverhalen en het gebruik van ervaringsdeskundigen. De enige grens zou het opleggen zijn, maar ik denk dat het stimuleren een heel goed idee is.
Dan ...
De voorzitter:
Lukt het om deze nog in de turbo te zetten? Excuus, ik zie uw pogingen om het heel snel te doen, maar we zitten nu al in de blessuretijd.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Even kijken. Ik denk dat we die dan hebben gehad. Laat ik naar het wettelijk kader gaan. Daarna hebben we nog één mapje, dat ik nog ietsjes sneller doe. Nu raak ik in paniek ...
De voorzitter:
Dat zal wel meevallen.
Mevrouw Becker (VVD):
Mag ik een kort punt van orde maken? Twee collega's hebben ontzettend veel moeite gedaan voor een goede initiatiefnota en het onderwerp is nogal van belang. Is het idee dat we even inventariseren of iedereen de tijd heeft voor een beetje uitloop, zodat de Minister ook een beetje recht gedaan kan worden? Misschien moet de Minister over tien minuten weg, dan is het een ander verhaal. Maar zouden we bijvoorbeeld nog een halfuur uitloop kunnen krijgen? Of is dat niet ...
De voorzitter:
Ik kan een inventarisatie doen, maar ik kan al meteen zeggen dat ik die uitloop niet heb. Ik zou meteen weg moeten en ik hoor nog een aantal collega's dat zeggen. Ik wil toch voorstellen dat de Minister snel gaat antwoorden en dat we daarna een razendsnelle tweede termijn doen. Ik snap het ongemak, want dat voel ik ook, maar dan hadden we een uur langer moeten plannen en dat is niet gebeurd. Excuus.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan de vraag of ik bereid ben om met het OM in gesprek te gaan over het al dan niet toereikend wettelijk kader om antisemitisme adequaat aan te pakken. Ik heb hier regelmatig over gesproken met het Openbaar Ministerie. Ik heb ook gesproken over het wettelijk kader, ook bij demonstraties. Mijn beeld is dat het OM nu alles in handen heeft en vooral vanuit de samenleving duidelijke kaders wil, dus ook vanuit universiteiten, werkgevers en noem maar op. Het OM wil gewoon duidelijkheid over de grenzen, zodat het er ook naar kan handelen. Dat is volgens mij ook precies wat we hier nu aan het doen zijn.
Dan de vraag van mevrouw Becker of de verkenning naar wetgeving omtrent antisemitisme in andere landen al is uitgevoerd. Die verkenning wordt voor de zomer uitgevoerd.
Ook vroeg ze nog of het kabinet in beeld kan brengen welke juridische handvatten er zijn om in te grijpen bij organisaties die antisemitische boodschappen hebben. Ik heb allerlei wetsartikelen waarmee het aangepakt kan worden, maar ik weet dat mevrouw Becker er ongelofelijk lang mee bezig is en die ook uit haar hoofd kent. Ze vraagt of ik daar nog dieper op kan ingaan. We zijn bezig met een rechtsvergelijkend onderzoek met landen als Duitsland en Frankrijk. Dat komt voor de zomer naar uw Kamer. Ik stel voor dat we in die brief nog nader ingaan op al die artikelen en ingaan op waar zij naar op zoek is. Anders ga ik een antwoord geven dat ze al weet; dat schiet niet op.
Dan de laatste map: de Nationale Coördinator. Dit gaat over de structurele middelen om het werkplan van de Nationale Coördinator blijvend te financieren. De aanpak van antisemitisme heeft onze prioriteit en blijft die hebben. De Nationale Strategie Antisemitismebestrijding, die uw Kamer na de zomer ontvangt, is het plan van het kabinet voor aanvullende maatregelen. Voor de agenda van de Nationaal Coördinator, voor het werkplan en voor wat er wordt gedaan, zijn gewoon structureel middelen beschikbaar. Dat gaat gewoon door. Willen we met elkaar aanvullende maatregelen die ook nog geld nodig hebben, dan zullen we dat met elkaar moeten bezien, maar we moeten eerst het plan met elkaar bespreken. Dat is de volgorde waarin het zou moeten gaan. Maar de Nationaal Coördinator beschikt over een eigen structureel budget voor de uitvoering van zijn taken als adviseur, aanjager en verbinder.
Dan bijna ten slotte: Joods leven in de taakomschrijving van de Nationaal Coördinator. Dat was een vraag van meerdere fracties. Het koesteren van Joods leven valt al onder het mandaat van de Nationaal Coördinator. De Nationaal Coördinator is organisatorisch geplaatst bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Degenen die dit ooit hebben geïnitieerd – ik en Gert-Jan Segers – waren daar niet per se voorstander van, maar het moest ergens onder hangen en dit vonden wij de beste plek, maar de bestrijding van antisemitisme raakt onderwerpen van alle bewindslieden. Zo is het ingericht en zo moet het ook uitgevoerd worden. In de brief van 28 maart is ook bevestigd dat de Nationaal Coördinator speciaal adviseur is van het hele kabinet.
Ten slotte. De Nationaal Coördinator wordt beschouwd als een drijvende kracht in de aanpak van antisemitisme, zeg mevrouw Westerveld. Ik hoorde haar vraag meer als: liggen de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding en de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme in elkaars verlengde, zijn er twee nodig, kan dat niet anders? Zoiets bedoelde zij volgens mij. De instelling van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding vloeit voort uit de afspraak in de Europese Unie dat iedere lidstaat een Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding aanwijst. In de eerste initiatiefnota over de bestrijding is het belang van de instelling van deze functie ook benoemd. De toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid heeft die toen ingesteld. Als je kijkt hoe weinig Nederlanders van Joodse komaf, Joodse mensen, er in Nederland zijn en wat voor onevenredig zware druk zij voelen ten aanzien van antisemitisme, discriminatie en racisme, is het gerechtvaardigd dat we het helaas voorlopig zo houden. Ik zou wensen dat al die nationale coördinatoren ooit niet meer nodig zijn, maar zover zijn we helaas nog niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Excuus, ik kan helaas geen interrupties meer toestaan, want we zitten al ver in de blessuretijd. Ik wil voorstellen om nu een hele korte tweede ronde te doen, waarin men, als men dat wil, een motie kan indienen of nog een laatste vraag kan stellen. Ik hanteer een spreektijd van één minuut. Appreciaties en antwoorden worden schriftelijk gegeven. Over de moties wordt volgende week dinsdag gestemd. Ik zeg er meteen bij dat ik ook liever langer de tijd had gehad. Ik heb daarom ook mijn eigen termijn opgeofferd. Dit is de enige manier om het te doen, want het is praktisch gewoon onmogelijk om dit debat op een ander moment deze week te vervolgen. Ik doe gewoon een tweede termijn. Er is een punt van orde.
De heer El Abassi (DENK):
Dank. Ik zou daar graag in mee willen gaan, maar ik heb vier moties. Ik wilde die inkorten, maar ik kan de vragen daarover hier niet stellen. Ik moet die moties dus indienen. Ten tweede zijn er twee vragen niet beantwoord. Ik wil die best reduceren tot één vraag. Ik vind het heel belangrijk om die vraag te herhalen, want die is niet beantwoord.
De voorzitter:
Die vraag zal schriftelijk worden beantwoord. U kunt ’m zo meteen stellen, aan het einde van uw tweede termijn. We gaan nu meteen beginnen bij collega Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik wilde een toezegging vragen aan de Minister, maar misschien kan het zo: ik dien geen motie in en vertrouw erop dat ik die toezegging gewoon krijg. Het gaat over het punt dat fostering Jewish life nog geen officieel mandaat heeft. Ik heb de indieners van de nota horen zeggen dat de Coördinator dat al doet, maar dat het nog geen officieel mandaat heeft. Is de Minister ook bereid om dat officieel aan het werkplan en de werkwijze toe te voegen? Ik denk dat dat meer kracht geeft aan waar de Coördinator goed mee bezig is. Ik heb verder geen moties. Ik wil de indieners bedanken voor de beantwoording en ik kijk uit naar de uitwerking ervan.
De voorzitter:
Dank u wel. Collega Palmen.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb ook heel kort een vraag. De initiatiefnemers geven aan dat ze discriminatie en racisme in algemene zin afwijzen, maar dat deze initiatiefnota zich specifiek richt op antisemitisme. Waarom hebben wij de verantwoordelijkheid bestuurlijk zo divers neergelegd als wij, zoals de Minister net ook aangaf, juist verbinding, samenhang en gedeelde verantwoordelijkheid willen onderschrijven? Discriminatie valt onder BZK. Antisemitisme valt onder JenV. Is dat wenselijk? De taken die organisaties als de Nationaal Coördinator Discriminatie en Racisme, de Nationaal Coördinator Antisemitisme en het College voor de Rechten van de Mens en noem maar op hebben, zijn allemaal belangrijk. Het zijn belangrijke taken van belangrijke instituties, maar ze zijn wel heel erg versnipperd. Die versnippering leidt niet bepaald tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid en uniforme aanpak. Hoe zien de initiatiefnemers dit?
Dat was het. Dank.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee beknopte moties.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verschillende recente onderzoeken laten zien dat ontkenning en bagatellisering van de Holocaust in het klaslokaal geen uitzondering is;
overwegende dat een bezoek aan het Holocaustmuseum voor scholen een waardevol hulpmiddel kan zijn om, zoals verplicht in de kerndoelen, de Holocaust aan de orde te stellen;
verzoekt de regering te verkennen hoe in het kader van het Nationaal Plan Holocausteducatie mogelijk gemaakt kan worden dat scholen gratis het Holocaustmuseum kunnen bezoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Dijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 6 (36 272).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dan de tweede motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op meerdere Nederlandse universiteiten studenten, academisch personeel en demonstranten op intimiderende wijze druk uitoefenen om de banden met Israëlische instellingen te verbreken vanwege de oorlog in Gaza;
overwegende dat het verbreken van banden met Israëlische universiteiten en onderzoeksinstituten ook het onderzoek naar de Holocaust kan ondermijnen;
verzoekt de regering er bij de instellingen voor hoger onderwijs op aan te dringen niet onder druk de banden met Israëlische instellingen te verbreken en duidelijk te maken dat het onderzoek naar de Holocaust ongehinderd voortgang moet kunnen hebben;
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Diederik van Dijk.
Zij krijgt nr. 7 (36 272).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een korte interruptie van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik hoef de discussie hier niet over te doen, maar is het niet juist zo dat we vanwege die academische vrijheid moeten uitkijken met het opleggen van zaken aan onze universiteiten? Ik wil dus niet die discussie overnieuw doen, maar zouden we hierbij niet heel zuiver moeten zijn in wat academische vrijheid is?
De voorzitter:
Een kort antwoord van collega Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik waardeer de academische vrijheid bijzonder, maar als er wordt gevraagd welke contacten er bijvoorbeeld zijn met het Simon Wiesenthal Center, Yad Vashem of met de Nationaal Coördinator Antisemitisme Bestrijding, nota bene, dan heeft dat niks te maken met academische vrijheid. Dat is echt een onheuse bejegening van Joodse wetenschappers en de Joodse contacten.
De voorzitter:
Dan collega Boon.
De heer Boon (PVV):
Voorzitter. Ik heb één laatste vraag, die ik al eerder had gesteld. In de eerste initiatiefnota wordt een onderzoek uit 2015 aangehaald waaruit blijkt dat 6% van de leraren in het voortgezet onderwijs antisemitisme nooit bespreekt; bij het onderwerp «Holocaust» is dat zelfs 12%. Dat is in strijd met de wettelijke verplichting. Mijn vraag is of dit nog steeds actueel is. Als het nog actueel is, kunnen we heel veel maatregelen in het onderwijs nemen, maar als ondanks de wettelijke verplichting de maatregelen niet uitgevoerd en de onderwerpen niet besproken worden, slaan we de plank mis. Daar wil ik dus echt een uitgebreide schriftelijke reflectie op. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Collega Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik zou de indieners nog willen vragen om in gesprek te gaan met de mensen van The Rights Forum, juist vanwege dat belang van die brede dialoog. Ik steun ook alle partijen die hier aan ons aangeven dat ze het met ons eens zijn dat antisemitisme moet worden aangepakt, maar dat we ook moeten zorgen dat discriminatie, racisme bij de wortel moet worden aangepakt, om ook de NCDR en diens rol door te laten blijven gaan. Ik steun dus de voorstellen die daarover worden gedaan en die nog op de plank liggen. Ik weet dat er hierover onder meer nog een motie van DENK ligt.
Als laatste punt heb ik een hartenkreet over het onderwijs, want ik steun echt alles wat hier wordt gezegd over het onderwijs. Het is ontzettend belangrijk dat kinderen die verhalen in de klas horen. Maar laten we dan ook zorgen dat die mensen, die leerkrachten, dat werk kunnen doen. Dat kan niet als er de komende jaren toch ook weer forse bezuinigingen plaatsvinden. Ik kan dat niet los van elkaar zien. Ik doe dus ook de oproep aan alle partijen: laten we ook zorgen dat we dus aan die kant het onderwijs steunen.
De voorzitter:
Collega Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Voorzitter.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Joodse gemeenschap in toenemende mate te maken heeft met antisemitisme;
van mening dat voor antisemitisme geen plek is in onze samenleving en dat de overheid alles op alles moet zetten om antisemitisme te voorkomen en te bestrijden;
overwegende dat de indieners van de initiatiefnota over de aanpak van antisemitisme in deze nota een aantal voorstellen doen en de Kamer vragen om in te stemmen met een aantal beslispunten om zo antisemitisme beter te bestrijden;
verzoekt de regering de voorstellen en beslispunten, voor zover dat nog niet gebeurd is, over te nemen en uit te voeren, en de Kamer met Prinsjesdag over de voortgang hiervan te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Becker en Ceder.
Zij krijgt nr. 8 (36 272).
Mevrouw Becker (VVD):
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat organisaties als Samidoun, Hizb ut-Tahrir en PFLP gedachtegoed verspreiden waarmee antisemitisme wordt aangewakkerd in de Nederlandse samenleving;
constaterende dat in het buitenland sneller kan worden overgegaan tot een verbod op dergelijke organisaties en die beslissing in Nederland ligt bij het OM en de rechter;
spreekt uit dat organisaties die antisemitisch gedachtegoed aanwakkeren in de Nederlandse samenleving, zoals Samidoun, PFLP en Hizb ut-Tahrir, onwenselijk zijn;
verzoekt de regering voor de begroting van JenV in kaart te brengen welke juridische mogelijkheden er zijn en verder ontwikkeld kunnen worden om tijdig in te kunnen grijpen bij organisaties die onvrij en antisemitisch gedachtegoed verspreiden, en daarbij in te gaan op rechtssystemen in andere landen, de grondslagen van de NCTV, artikel 2.20 van het Burgerlijk Wetboek en de mogelijkheid van het opstellen van een juridische definitie van «problematisch gedrag»,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Becker.
Zij krijgt nr. 9 (36 272).
Dank u wel. Collega Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank aan de Minister voor haar positieve reactie op antidiscriminatievoorzieningen bij gemeenten. Om die kracht bij te zetten, dien ik graag de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal antisemitische incidenten in Nederland toeneemt en dat we dit nooit mogen accepteren;
overwegende dat, zoals de Minister schrijft in reactie op de initiatiefnota, gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen een betekenisvolle rol kunnen spelen bij het afdoen en voorkomen van antisemitische incidenten;
constaterende dat uit onderzoek van het Kennisplatform Inclusief Samenleven blijkt dat slechts 37% van de gemeenten beschikt over dergelijke antidiscriminatievoorzieningen;
overwegende dat het college van burgemeester en wethouders de wettelijke verantwoordelijkheid heeft toegang te bieden tot lokale antidiscriminatievoorzieningen;
verzoekt de regering in overleg met de VNG ervoor te pleiten dat iedere gemeente een burgemeester of wethouder verantwoordelijk stelt voor het realiseren van antidiscriminatievoorzieningen als onderdeel van de strijd tegen antisemitisme,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bamenga.
Zij krijgt nr. 10 (36 272).
De heer Bamenga (D66):
Tot slot. Nederland heeft in Auschwitz een expositie gefinancierd over Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Ik kreeg dit weekend het bericht dat deze expositie al ruim een jaar niet te zien is, door defecte apparatuur. Dat is ontzettend zonde. Kan de Minister dit onder de aandacht brengen bij haar collega van VWS, die de verantwoordelijkheid hiervoor draagt?
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot collega El Abassi.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank. Ik kan maar niet begrijpen dat een mensenrechtenorganisatie wordt weggezet als antisemiet. Daarom even de volgende motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de initiatiefnota meerdere keren The Rights Forum van wijlen Dries van Agt beschuldigt van antisemitisme;
constaterende dat The Rights Forum hier al jaren bezwaar tegen maakt met onder andere een openbare brief van de Joodse medewerkers;
verzoekt de regering om ruimte te bieden voor hoor en wederhoor voor The Rights Forum of zich anders te distantiëren van deze ernstige beschuldigingen uit de initiatiefnota,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 11 (36 272).
Eén moment. Even een punt van orde van collega Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Als er wordt gezegd dat wij meerdere malen iets schrijven over een groep mensen en dat niet het geval is – in onze nota staan twee zinnen over hoe iets opgevat kan worden door Joodse medewerkers – wil ik daar wel een punt van orde over maken. Dit hebben de indieners zo namelijk niet gezegd in die initiatiefnota. Ik maak daar dus bezwaar tegen.
De heer El Abassi (DENK):
Ik zou daar uiteraard op willen reageren. The Rights Forum heeft meerdere malen weerlegd dat er sprake is van antisemitisme en wil graag met de initiatiefnemers in gesprek. Dat is keer op keer geweigerd. Ze zitten hier ook op de tribune, dus ga met ze in gesprek, zou ik zeggen. En ondersteun vooral de motie om tot een oplossing te komen.
De heer Ellian (VVD):
Ik word nu openbaar voor leugenaar uitgemaakt. Laat mij dan zien waar de uitnodiging is, op een normale manier: geachte heer Ellian, ik wil graag met u in gesprek over het Woo-verzoek. Ik heb het hier bekeken. Ik krijg een hele e-mail met beschuldigingen aan mijzelf. Daar kunnen we ook een motie over indienen. Maar weet u, ik ga naar de meneer toe, op een fatsoenlijke manier als het mag, want we zijn in het huis van de democratie, en dan gaan we een bakje koffie doen. Dan kan de motie ingetrokken worden.
De voorzitter:
Kijk, hier wordt de toezegging gedaan dat er zo gelijk koffie wordt gedronken.
De heer El Abassi (DENK):
Ik ben blij dat we met elkaar koffie gaan drinken. Wij hebben allemaal de mails ontvangen, ik ook, waarin meerdere keren weerlegd is dat er sprake is van antisemitisme, en ik zou die hier best willen delen ...
De voorzitter:
Ik wil dit debat niet opnieuw openen. U heeft zonet een motie ingediend waarin verzocht wordt om een overleg. Het verzoek is om die motie in te trekken. Dat laat ik aan u. Dan uw volgende motie. U heeft nog een halve minuut.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, dank.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat net zoals antisemitisme, moslimhaat een gif is dat in onze samenleving voorkomt;
verzoekt de regering om te verkennen welke punten uit de initiatiefnota ook toegepast kunnen worden voor de moslimgemeenschap,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 12 (36 272).
De heer El Abassi (DENK):
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat antisemitisme bestreden moet worden, waarbij antisemitisme niet gelijkstaat aan kritiek op de staat Israël;
constaterende dat de hoofdauteur van de IHRA-definitie van het antisemitisme scherpe kritiek en ernstige zorgen heeft geuit over de misbruikgevoeligheid van zijn definitie om pro-Palestijnse geluiden te smoren;
verzoekt de regering om, in lijn met de wens van de hoofdauteur van de IHRA-definitie, de definitie niet te gebruiken voor wetgeving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid El Abassi.
Zij krijgt nr. 13 (36 272).
Dank u wel.
De heer El Abassi (DENK):
En ten slotte een kleine motie ...
De voorzitter:
Nee, excuus. Ik moet daar hard in zijn.
De heer El Abassi (DENK):
We zijn van twee minuten naar één minuut gegaan.
De voorzitter:
Nee, de spreektijd is voorbij. U heeft uw motie nog kunnen afmaken buiten uw spreektijd. Dat is de regel. U kan geen extra moties meer indienen, want dan is het einde zoek.
Nogmaals excuus, want we hadden hier langer de tijd voor moeten plannen. Ik heb mijn eigen spreektijd opgeofferd. Ik hoop toch dat we een goed inhoudelijk debat hebben gehad. Ik wil nogmaals de initiatiefnemers, de ondersteuning en de Minister danken voor hun antwoorden en voor hun inbreng. Deze week komen de appreciatie van de moties en de antwoorden op de vragen nog schriftelijk naar de Kamer. Volgende week dinsdag wordt daarover gestemd. Bij dezen sluit ik de vergadering.
Sluiting 16.50 uur.