De regeling Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden
Schriftelijke vragen
Nummer: 2024D28944, datum: 2024-07-16, bijgewerkt: 2024-09-23 17:08, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2024Z12037).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.J. Flach, Tweede Kamerlid (SGP)
Onderdeel van zaak 2024Z12037:
- Gericht aan: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Indiener: A.J. Flach, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2024Z12037
Vragen van het lid Flach (SGP) aan de Minister van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur over de regeling Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden (ingezonden 16 juli 2024).
Vraag 1
Kunt u een inschatting geven van de deelname, zoals het aantal ondernemers, areaal, mate van extensivering en vernatting, aan de regeling onder categorie 2 (veenweidegebieden), respectievelijk categorie 3 (Natura 2000-overgangsgebieden) in de eerste openstellingsronde?1
Vraag 2
Kunt u een inschatting geven van de deelname van biologische bedrijven aan de regelingen?
Vraag 3
Kunt u een inschatting geven van de deelname in de verschillende veenweideregio’s (categorie 2) en de verschillende overgangszones rond Natura 2000-gebieden (categorie 3)?
Vraag 4
Hoeveel subsidie is in totaal aangevraagd voor categorie 2, respectievelijk categorie 3?
Vraag 5
Hoe groot acht u het risico dat vooral subsidie is/wordt aangevraagd door ondernemers die al extensief zijn en hun bedrijfsvoering maar heel beperkt hoeven aan te passen, waarbij de vergoeding veel hoger ligt dan de omzetderving? Is hier vooraf een inschatting van gemaakt?
Vraag 6
Deelt u de mening dat oversubsidiëring van extensieve bedrijven als biologische bedrijven, waarbij het extensieve karakter al is ingecalculeerd in het verdienmodel (melk- en pachtprijzen), moet worden voorkomen omdat het de lokale grondmarkt (prijsopdrijvend effect) en gebiedsprocessen verstoort en zorgt voor ondoelmatige besteding van schaarse middelen?
Vraag 7
In hoeverre wordt voldaan aan de staatssteunregels als vooral boeren inschrijven die op basis van al bestaande extensivering, bijvoorbeeld bij biologische bedrijven (ingecalculeerd in het verdienmodel), een extensiveringsvergoeding krijgen terwijl nauwelijks aanpassing van de bedrijfsvoering nodig is en derhalve sprake is van geen of een beperkte bijdrage aan het doelbereik?
Vraag 8
Hoe waardeert u het signaal dat terrein beherende organisaties extra grond verpachten aan boeren, zodat zij voor meer hectares aanspraak kunnen maken op de genoemde subsidieregeling? Is het de bedoeling van de regeling dat op deze wijze indirect geld naar terrein beherende organisaties vloeit?
Vraag 9
Waarom is niet gekozen voor onderscheiden, gerichte subsidietarieven voor biologische en niet biologische bedrijven?
Vraag 10
Waarom is niet gekozen voor een maximering van het aantal hectares waarvoor een bedrijf subsidie aan kan vragen, bijvoorbeeld als percentage van het totale bedrijfsareaal?
Vraag 11
Wilt u genoemde oversubsidiëring voorkomen? Zo ja, hoe?
RVO, 2 juli 2024, «Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden» (https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/samenwerking-veenweide-natura-2000)↩︎