Antwoord op vragen van het lid Van Meijeren over de betrokkenheid van de regering bij het strafproces tegen een Kamerlid en openbaarmaking van alle daarop betrekking hebbende documenten
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D29423, datum: 2024-07-24, bijgewerkt: 2024-07-25 15:26, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20232024-2215).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2024Z10872:
- Gericht aan: M. Rutte, minister-president
- Indiener: G.F.C. van Meijeren, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2215
Vragen van het lid Van Meijeren (FVD) aan de Minister-President over de betrokkenheid van de regering bij het strafproces tegen een Kamerlid en openbaarmaking van alle daarop betrekking hebbende documenten (ingezonden 19 juni 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 24 juli 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2069. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2193.
Vraag 1
Bent u, of zijn andere bewindspersonen, of zijn ambtenaren die ressorteren onder de regering (behoudens ambtenaren die werkzaam zijn voor het Openbaar Ministerie), voorafgaande aan de beslissing d.d. 12 september 2022 om mij strafrechtelijk te vervolgen al geïnformeerd over het voornemen om die beslissing te nemen?1 Zo ja, door wie, wanneer, waarom en op welke wijze? Zo ja, wat was daarop de reactie van de betrokkenen? Kunt u in uw antwoord zo specifiek mogelijk aangeven welke betrokkenen het betreft?
Antwoord 1
Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft mijn departement op 17 juli 2023 geïnformeerd over de beslissing om over te gaan tot strafrechtelijke vervolging. Dit is ter kennisgeving aangenomen. Het is gebruikelijk dat het OM de Minister van Justitie en Veiligheid krachtens artikel 129 van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet RO) informeert over gevoelige zaken. Hier is bijvoorbeeld uit de aard der zaak sprake van wanneer het een zaak tegen een Kamerlid betreft.
Het OM informeert de Minister van Justitie en Veiligheid in de regel vooraf over vervolgingsbeslissingen in gevoelige zaken vanwege diens politieke verantwoordelijkheid voor het OM. Op basis van deze informatie wordt de Minister effectief in staat gesteld deze verantwoordelijkheid te nemen. Immers, indien de Minister alleen achteraf wordt geïnformeerd, dan is het feitelijk onmogelijk de afweging te maken of het opportuun is om gebruik te maken van de aanwijzingsbevoegdheid krachtens artikel 127 Wet RO. De informatievoorziening van het OM aan de Minister over gevoelige zaken stelt de Minister bovendien in staat om over het handelen van het OM in deze zaken democratische verantwoording af te leggen.
Vraag 2
Kunt u een overzicht verstrekken van alle uitingen die u, of andere bewindspersonen, of ambtenaren die ressorteren onder de regering, publiekelijk hebben gedaan omtrent de (strafbaarheid van) gewraakte uitingen die ik heb gedaan? Kunt u per uiting aangeven hoe u deze uiting beoordeelt, met name in het kader van de scheiding der machten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Over een dergelijk overzicht beschik ik niet en om die reden is het niet mogelijk om dit te verstrekken.
Vraag 3
Kunt u een overzicht verstrekken van alle contacten die sinds 1 juli 2022 hebben plaatsgevonden omtrent deze strafzaak (waaronder de voorbereiding of nasleep ervan) tussen u, of andere bewindspersonen, of ambtenaren die ressorteren onder de regering, en het Openbaar Ministerie? Kunt u daarbij aangeven wie bij deze contacten betrokken waren, wat de aard en inhoud van deze contacten betreft en hoe u deze contacten beoordeelt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Over een dergelijk overzicht beschik ik niet en om die reden is het niet mogelijk om dit te verstrekken. Wel licht ik graag toe wat de achtergrond en aard is van de contacten tussen het OM en het Ministerie van Justitie en Veiligheid in dit soort zaken.
Het OM heeft de Minister van Justitie en Veiligheid, in het licht van artikel 129 Wet RO, over deze zaak op verschillende momenten inlichtingen verstrekt. Dit is gebruikelijk in strafzaken met een gevoelig karakter, waarvan bijvoorbeeld uit de aard der zaak sprake is wanneer het een zaak tegen een Kamerlid betreft. Het OM heeft de Minister van Justitie en Veiligheid geïnformeerd over de aangifte en de beoordeling daarvan en over de voorgenomen vervolgingsbeslissing. Het is niet gebruikelijk dat bij deze procedure andere bewindspersonen worden betrokken en dat is in dit geval ook niet gebeurd.
Het OM informeert de Minister van Justitie en Veiligheid in de regel vooraf over vervolgingsbeslissingen in gevoelige zaken vanwege diens politieke verantwoordelijkheid voor het OM. Op basis van deze informatie wordt de Minister effectief in staat gesteld deze verantwoordelijkheid te nemen. Immers, indien de Minister alleen achteraf wordt geïnformeerd, dan is het feitelijk onmogelijk de afweging te maken of het opportuun is om gebruik te maken van de aanwijzingsbevoegdheid krachtens artikel 127 Wet RO. De informatievoorziening van het OM aan de Minister over gevoelige zaken stelt de Minister bovendien in staat om over het handelen van het OM in deze zaken democratische verantwoording af te leggen.
De informatie die het OM in dit soort zaken aan de Minister, c.q. het ministerie, verstrekt is mededelend en feitelijk van aard, met de bedoeling om mee te delen welke beslissing het OM eigenstandig zal nemen. Geenszins met de bedoeling om met de Minister in overleg te treden over de wenselijkheid van deze voorgenomen beslissing. Deze mededelende aard van de informatievoorziening past bij de constitutionele verhouding tussen het OM en de Minister van Justitie en Veiligheid waarbij het aan het OM is om eigenstandig beslissingen te nemen in individuele zaken en waarbij het aan de Minister is om te bepalen of hij hiervoor wel of niet politieke verantwoordelijkheid voor kan dragen. Is dat laatste niet het geval, dan heeft de Minister de ultieme mogelijkheid om een bijzondere aanwijzing aan het OM te geven.
Vraag 4
Kunt u een overzicht verstrekken van alle contacten die sinds 1 juli 2022 hebben plaatsgevonden omtrent deze strafzaak (waaronder de voorbereiding of nasleep ervan) tussen u, of andere bewindspersonen, of ambtenaren die ressorteren onder de regering, en de rechterlijke macht? Kunt u daarbij aangeven wie bij deze contacten betrokken waren, wat de aard en inhoud van deze contacten betreft en hoe u deze contacten beoordeelt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Dergelijke contacten met de rechterlijke macht zijn er niet geweest. Gezien de machtenscheiding spreekt het voor zich dat de rechterlijke macht zijn werk doet zonder inhoudelijke bemoeienis van de uitvoerende macht.
Vraag 5
Zijn er interne richtlijnen of beleidsdocumenten binnen de overheid die zien op de aanpak van strafzaken tegen (bepaalde categorieën) politici? Zo ja, kunt u deze openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Wanneer sprake is van een ambtsdelict door een bewindspersoon of een Kamerlid, in hun betrekking als bewindspersoon of Kamerlid gepleegd, kan de Kroon op grond van artikel 119 van de Grondwet een opdracht tot vervolging geven. In dit verband is tevens het Protocol inzake de behandeling van aangiften bij een ministerie, het OM of de procureur-generaal bij de Hoge Raad tegen leden van de Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen, Ministerie van Justitie en Veiligheid relevant.2 Ten aanzien van de verdenking van commune delicten, zoals in de onderhavige strafzaak, bestaan binnen de rijksoverheid geen interne richtlijnen of beleidsdocumenten die zien op de aanpak van strafzaken tegen politici. Wel is het, als aangegeven in antwoord op vraag 1, gebruikelijk dat het OM de Minister van Justitie en Veiligheid krachtens artikel 129 Wet RO informeert over gevoelige zaken, waarvan uit de aard der zaak sprake is wanneer het een zaak tegen een Kamerlid betreft. Zie ook mijn antwoorden op vragen 1 en 3.
Vraag 6
Heeft er door of namens de regering op enig moment overleg plaatsgevonden met het Openbaar Ministerie of de rechterlijke macht over de publieke of politieke implicaties van de vervolging tegen mij? Zo ja, kunt u de details van dit overleg openbaar maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Dergelijk overleg heeft niet plaatsgevonden. De vervolgingsbeslissing is een beslissing die het OM eigenstandig neemt en waarin de Minister van Justitie en Veiligheid of andere vertegenwoordigers van de uitvoerende macht zich niet mengen. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 4 spreekt het bovendien vanzelf dat ook de rechterlijke macht zijn werk zonder inhoudelijke bemoeienis van de uitvoerende macht doet.
Vraag 7
Kunt u er zorg voor dragen dat alle documenten (waaronder in elk geval, doch niet uitsluitend, interne memo’s, notities, e-mails, aantekeningen, gespreksverslagen, notulen, etc.), die berusten bij de overheid, die direct of indirect betrekking hebben op deze strafzaak (waaronder de voorbereiding of nasleep ervan), openbaar worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3. Ook verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1, waarin ik de aard van de betrokkenheid van de Minister van Justitie en Veiligheid bij voorgenomen vervolgingsbeslissingen van het OM heb toegelicht. Deze betrokkenheid is gelegen in het informeren van de Minister door het OM ten behoeve van de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid voor het OM.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u, in het kader van de scheiding der machten, dat de Rijksrecherche, die onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie valt, op hetzelfde adres gehuisvest is als de rechtbank Den Haag? Kunt u nagaan welke contacten er hebben plaatsgevonden tussen (of onder verantwoordelijkheid van) het Openbaar Ministerie en de rechtbank omtrent deze strafzaak (waaronder de voorbereiding en nasleep ervan)?
Antwoord 8
De Rijksrecherche werkt vanuit vier locaties in Nederland: Amsterdam, Den Haag, Zwolle en Den Bosch. Het hoofdkantoor is gevestigd in Den Haag. Zowel de Rijksrecherche als de rechtbank Den Haag zijn professionele organisaties. Dat beide organisaties in het Paleis van Justitie in Den Haag gevestigd zijn, is van geen enkele invloed op de onafhankelijkheid of professionaliteit van deze organisaties. Daarnaast kan ik in algemene zin aangeven dat in het geval van een dagvaarding contact tussen het OM en de rechtbank gebruikelijk is, bijvoorbeeld ten aanzien van het verstrekken van een dossier of het plannen van een zitting.
Vraag 9
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en voordat er een nieuw kabinet aantreedt, beantwoorden?
Antwoord 9
Deze vragen zijn binnen de reguliere termijn beantwoord.