[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Publicatie verkenning rekenkundige ondergrens

Problematiek rondom stikstof en PFAS

Brief regering

Nummer: 2024D30725, datum: 2024-08-28, bijgewerkt: 2024-08-30 13:08, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35334-301).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35334 -301 Problematiek rondom stikstof en PFAS.

Onderdeel van zaak 2024Z12618:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 301 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2024

Zoals u weet is het voor mij van het grootste belang om een oplossing te zoeken voor de problemen rond vergunningverlening op het gebied van stikstof. In het bijzonder gaat het mij om PAS-melders, ondernemers die buiten hun schuld in problemen zijn gekomen. Als kansrijke oplossing zie ik het instellen van een rekenkundige ondergrens, evenals uw Kamer zoals uitgesproken in de motie-Holman c.s.1. In deze brief informeer ik u over de uitkomst van de verkenning van het Interprovinciaal Overleg (IPO) naar een modelwetenschappelijk onderbouwde rekenkundige ondergrens en de vervolgstappen die ik neem in dit proces.

De belangrijkste aanleiding voor de verkenning van het IPO is het willen voorkomen van schijnzekerheid in stikstofdepositieberekeningen bij de verlening van natuurtoestemmingen. Zodat AERIUS Calculator op wetenschappelijk verantwoorde wijze gebruikt kan worden, rekening houdend met het toepassingsbereik van de modellen. Ik sta daar achter; initiatiefnemers moeten kunnen vertrouwen op berekeningen die juist en voldoende zeker zijn. Dat er sprake kan zijn van schijnzekerheid bij de berekening van stikstofdepositie met de huidige ondergrens van 0,005 mol/ha/jaar is een conclusie van het rapport van de commissie-Hordijk.2 In deze context betekent schijnzekerheid dat niet met een nauwkeurigheid van 0,005 mol/ha/jaar kan worden bepaald of en waar stikstof van een project in de natuur terechtkomt. Een onderbouwde rekenkundige ondergrens kan bijdragen aan het verkleinen van deze schijnzekerheid.

Een rekenkundige ondergrens (nauwkeuriger: een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens) volgt uit wetenschappelijke argumenten dat een met een model berekende depositiebijdrage onder deze ondergrens niet meer met voldoende zekerheid aan een individuele bron kan worden toegerekend. In de verkenning is onderzocht of op basis van de model-/atmosfeerwetenschap een ondergrens kan worden onderbouwd. Hiermee verschilt een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens van een beleidsmatig gekozen drempelwaarde. Een drempelwaarde is een beleidsmatige keuze waarbij projecten met een depositiebijdrage onder deze waarde worden vrijgesteld van de natuurvergunningplicht.

De verkenning naar een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens is gecoördineerd door een interbestuurlijk projectteam onder leiding van IPO en met deelnemers van IPO, provincies, LVVN en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. De verkenning is opgesplitst in drie deelprojecten:

1. Wetenschappelijke onderbouwing;

2. Impactanalyse en beheersmaatregelen;

3. Juridische analyse.

Alle deelprojecten zijn nu afgerond. Het IPO heeft de resultaten aan mij aangeboden en heeft deze ook via zijn website gepubliceerd.3

In het deelproject wetenschappelijke onderbouwing is geen model-/atmosfeerwetenschappelijk onderbouwde ondergrens gevonden. Het wetenschappelijke onderzoek stelt dat het onontkoombaar is om met modellen te werken omdat er in het fysieke domein veel variabelen zijn en niet alles te meten is. Deze modellen kennen echter verschillende beperkingen, die ook in het onderzoek worden genoemd. Die beperkingen zijn voor mij een reden om toe te werken naar toestemmingverlening op basis van emissie in plaats van depositie. Dit pak ik met voorrang op maar het ontwikkelen van een dergelijke systematiek kost tijd. In de tussentijd zullen we moeten blijven werken met modellen en AERIUS is op dit moment het beste beschikbare rekeninstrument voor toestemmingverlening. Daar houd ik vooralsnog dan ook aan vast. Het onderzoek bevestigt overigens ook dat de stikstofmodellering voldoet aan de internationale wetenschappelijke standaard. Het rapport doet wel een aantal aanbevelingen om de toegepaste modelberekening te verbeteren en het gebruik ervan aan te scherpen.

Samen met de oplevering van de verkenning doet het IPO ook de aanbeveling om via een vervolgonderzoek mogelijk alsnog tot een wetenschappelijk onderbouwde ondergrens te komen, onder andere door expertise vanuit andere wetenschappelijke disciplines te betrekken. Ik neem zowel deze aanbeveling als de aanbevelingen uit het wetenschappelijk deelproject over en zet hiervoor op korte termijn verschillende onderzoeken uit. Ik ben namelijk van mening dat we alle mogelijkheden moeten aangrijpen om tot een juridisch houdbare ondergrens te komen, zeker gezien de urgente problematiek van PAS-melders. Ik sta voor beleid en vergunningverlening dat gebaseerd moet zijn op voldoende zekerheid.

Ik zal uw Kamer voor het einde van dit jaar over het vervolg op de hoogte stellen.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma


  1. Kamerstuk 30 252, nr. 133.↩︎

  2. Kamerstuk 35 334, nr. 132.↩︎

  3. https://www.ipo.nl/5541↩︎