Structureel verlieslatende bedrijven
Schriftelijke vragen
Nummer: 2024D30764, datum: 2024-08-28, bijgewerkt: 2024-09-24 18:43, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2024Z12629).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S. Maatoug, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van zaak 2024Z12629:
- Gericht aan: F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: S. Maatoug, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2024Z12629
Vragen van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Financiën over structureel verlieslatende bedrijven (ingezonden 28 augustus 2024).
Vraag 1
Hoe komt het dat uit het onderzoek naar structureel verlieslatende bedrijven naar voren komt dat 6% van alle bedrijven structureel verlieslatend is, terwijl in het rapport van de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals uit 2020 staat dat dit maar liefst voor 13% van alle bedrijven geldt? In hoeverre komt dit verschil voort uit het feit dat een andere onderzoeksperiode gehanteerd wordt (2010 t/m 2019 tegenover 2010 t/m 2017)? In hoeverre is er sprake van andere verklaringen voor dit verschil?
Vraag 2
Gaat het in bovengenoemd onderzoek om dezelfde groep bedrijven als in het genoemde rapport van de Adviescommissie Belastingheffing van multinationals?
Vraag 3
In hoeverre komt de definitie van «doorstroomvennootschappen» in het onderzoek naar structureel verlieslatende bedrijven overeen met de gehanteerde definitie in het rapport van de commissie Doorstroomvennootschappen?
Vraag 4
Wat is de verklaring voor het feit dat structureel verlieslatende bedrijven veel harder zijn gegroeid (24%) dan bedrijven die wel winst maakten (5%)?
Vraag 5
Wat is de verklaring voor het feit dat doorstroomvennootschappen veel vaker structureel verlieslatend waren dan andere bedrijven (22% versus 6%)?
Vraag 6
Welke concrete beleidsvoorstellen passen volgens u bij de suggestie in het onderzoeksrapport om bij nieuw beleid te focussen op inkomende stromen uit laagbelastende jurisdicties?
Vraag 7
Wat is de verklaring voor de grote toename aan bv’s die voor meer dan 70% van het balanstotaal schulden hebben bij buitenlandse moeder- en dochtermaatschappijen (van 950 in 2013 naar 1.411 in 2018)? Hoe komt het dat de totale uitstaande schuld van deze bedrijven richting het buitenland meer dan verdubbeld is tussen 2010 en 2018?
Vraag 8
Klopt het dat de generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) sinds 2019 niet tot een grote afname in uitstaande schuld richting het buitenland heeft geleid? Welke verklaring ziet u hiervoor?
Vraag 9
Hoe verklaart u het feit dat er nog altijd bovengemiddelde grote dividendstromen van Nederland naar het buitenland gaan?
Vraag 10
Welk effect verwacht u van de UNSHELL-richtlijn met betrekking tot de in het rapport over structureel verlieslatende bedrijven genoemde cijfers?